Toelichting
VerplichtingenDe mutaties in de verplichtingen op artikel 3.1 «Afdrachten aan de Europese Unie» en 3.5 «Europese Vredesfaciliteit» zijn gelijk aan de mutaties op de uitgaven die hieronder worden toegelicht.
Uitgaven
De realisatie van de Europese afdrachten (artikel 3.1) is in totaal EUR 167,8 miljoen hoger dan verwacht werd bij de 2e suppletoire begroting. Dit is het gevolg van onderstaande mutaties:
BNI-afdracht
– De BNI-afdracht is in totaal EUR 170,9 miljoen lager uitgevallen dan waarmee rekening werd gehouden in de raming bij de Najaarsnota. Dit komt grotendeels omdat de uitgaven van de EU in 2021 onder het jaarlijkse EU uitgavenplafond zijn gebleven. Het uitgangspunt van de raming van de Nederlandse afdrachten is het jaarlijkse uitgavenplafond uit het Meerjarig Financieel Kader 2021-2027 (MFK) plus de speciale instrumenten die boven dit plafond worden gefinancierd1. Een lagere realisatie betekent dat de marges voor onvoorziene omstandigheden in de EU-begroting 2021 niet volledig zijn uitgeput. Deze resterende middelen worden in 2022 bij de jaarlijkse technische aanpassing van het MFK in juni, via het Single Margin Instrument, toegevoegd aan de EU-begroting 2022.
– Bij Najaarsnota 2021 is de raming van de Nederlandse BNI-afdracht verlaagd met EUR 1,2 miljoen als gevolg van de bijstelling van de plasticraming op EU-niveau in de zesde aanvullende EU-begroting (Draft Amending Budget 6 (DAB6) 2021)2. Het budgettaire kaseffect slaat in tegenstelling tot verwacht, door late aanname van aanname DAB6, niet in 2021 maar in 2022 neer. Daarom valt de realisatie van de BNI-afdracht EUR 1,2 miljoen hoger uit dan bij Najaarsnota werd verwacht. Bij 1e suppletoire begroting 2022 wordt de raming van de BNI-afdracht alsnog met dit bedrag verlaagd.
BTW-afdracht
– De realisatie van de BTW-afdracht is circa EUR 4,3 miljoen lager uitgevallen dan bij Najaarsnota werd verwacht. Bij Voorjaarsnota 2021 is de raming van de BTW-afdracht met EUR 4,3 miljoen verhoogd naar aanleiding van DAB9 2020 waarin de VK-korting werd herberekend. Dit is abusievelijk op de BTW-afdracht geboekt in plaats van op de BNI-afdracht. Daarom valt bij Slotwet de realisatie van de BTW-afdracht EUR 4,3 miljoen lager en de BNI-afdracht EUR 4,3 miljoen hoger uit dan verwacht werd bij Najaarsnota.
Invoerrechten
– De realisatie van de invoerrechten is EUR 343 miljoen hoger uitgevallen dan bij Najaarsnota werd verwacht. Deze invoerrechten worden door Nederland geïnd en na aftrek van administratieve kosten (de perceptiekostenvergoeding, artikel 3.10) wordt het resterende deel afgedragen aan de EU. Het verschil is grotendeels te verklaren doordat enerzijds in de laatste maanden van 2021 de ontvangsten van de Nederlandse invoerrechten gestegen zijn ten opzichte van eerdere maanden. Anderzijds is de raming van de Nederlandse invoerrechten voor 2021 bij Miljoenennota eenmalig neerwaarts bijgesteld om te corrigeren voor het effect van de voorlopige betalingen in de zonnepanelenzaak.3
Op artikel 3.5 is het budget met EUR 6,2 miljoen verlaagd. Voor de Europese Vredesfaciliteit zijn uitgaven gedeeltelijk over de jaargrens heen geschoven. Daarom zijn deze middelen aangemeld voor de eindejaarsmarge, zodat de uitgaven in latere jaren kunnen worden gedaan.
Ontvangsten
De realisatie van de perceptiekostenvergoeding (artikel 3.10) komt EUR 63,1 miljoen hoger uit dan bij de 2e suppletoire begroting geraamd, op een totale realisatie van EUR 909,2 miljoen. Nederland heeft meer perceptiekostenvergoeding ontvangen dan eerder geraamd. Dit komt met name doordat de invoerrechten ook hoger zijn uitgevallen. Nederland mag 25% van de invoerrechten houden ter dekking van de administratieve kosten.