Introductie
Het COVID-19 virus houdt ons land en de rest van de wereld in zijn greep. Het virus heeft allereerst enorme gevolgen voor de volksgezondheid. En door alle maatregelen die nodig zijn, heeft het tegelijkertijd indringende gevolgen voor onze manier van samenleven, werken en reizen. Niet alleen Nederland, maar ook de Caribische delen van het Koninkrijk zijn hard geraakt. Er is veel onzekerheid, sociaal en economisch. De volledige impact van deze crisis zal gedurende de komende maanden steeds zichtbaarder worden en zal zich ook vertalen in ons beleid. We blijven bijsturen om de juiste maatregelen te nemen. Waar nodig actualiseren we afspraken en passen we maatregelen en beleid aan conform nieuwe inzichten. We staan voor een grote opgave om uit deze crisis te komen. Cruciaal hierbij is dat we kunnen terugvallen op een uitstekende infrastructuur. Deze biedt een goede uitgangspositie voor herstel, zowel nationaal als internationaal.
De beleidsagenda laat zien welke stappen het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) in 2021 samen met onze uitvoeringsorganisaties, kennisinstituten, medeoverheden, bedrijven en burgers zet. Veel opgezet beleid leidt het komende jaar tot resultaten. Daarnaast blijft ons vizier gericht op de lange termijn. Een veilig Nederland, zowel tegen overstromingen als tegen ongelukken, daar werken we aan. We pakken de opgaven op om Nederland bereikbaar te houden, waarbij niet alleen de verkeersveiligheid, maar ook de kwaliteit van de leefomgeving omhoog moet. Want we willen een aantrekkelijke leef- en werkomgeving. We ruimen bestaande vervuiling op en gaan toekomstige vervuiling tegen. Gezamenlijk zetten we ons in om ons land te laten herstellen van deze crisis en tegelijkertijd te werken aan de transities naar een veilig, slim en duurzaam mobiliteitssysteem, klimaatadaptatie en mitigatie en een circulaire economie. Dit alles binnen een veilige en schone leefomgeving. Net als tijdens de afgelopen jaren zijn veiligheid, bereikbaarheid, en leefbaarheid leidend bij onze keuzes, zowel nationaal als internationaal.
Bereikbaarheid
Ook in 2021 blijft IenW investeren in de bereikbaarheid van Nederland via de weg, het spoor, op het water en door de lucht. We bereiken verschillende mijlpalen.
Instandhouding Rijksinfrastructuur
De toekomstige instandhoudingsopgave van onze netwerken groeit, bijvoorbeeld door veroudering van het areaal en een zwaardere belasting. Hierdoor is eerder sprake van slijtage en storingen en nemen de kosten van het dagelijkse onderhoud toe. Investeren in instandhouding is voor ons een prioritaire opgave die, gezien de bijdrage aan de economie en de link met de Grond-, Weg- en Waterbouw (GWW)-sector, juist tijdens de COVID-19 crisis zeer relevant en actueel is. Bij de begroting 2020 is extra geld vrijgemaakt voor instandhouding. Door Rijkswaterstaat wordt in de jaren 2020 en 2021 voor €165 miljoen euro aan onderhoudswerkzaamheden versneld uitgevoerd en voor € 100 miljoen aan extra onderhoudsprojecten uitgevoerd. Bij ProRail gaat het om € 151 miljoen euro aan extra instandhoudingswerkzaamheden in de periode tot en met 2021. Aanvullend hierop wordt samen met de GWW-sector bekeken welke onderhoudsmaatregelen extra of versneld uitgevoerd kunnen. In het protocol ‘Samen veilig doorwerken’ zijn afspraken met de sector gemaakt om ook tijdens de COVID-19 crisis onze infrastructuurprojecten zoveel mogelijk te laten doorgaan en indien mogelijk zelfs te versnellen.
Daarnaast maakt het Kabinet ook in deze begroting meer budget vrij voor instandhouding. Uit de voorlopige resultaten van de externe audits2, blijkt dat substantieel meer budget nodig is voor instandhouding. De komende jaren zijn erop gericht om stapsgewijs toe te groeien naar de benodigde slagkracht om de forse opgave voor instandhouding langjarig aan te kunnen. De risicoreserveringen voor instandhouding in de periode 2022-2025 van € 1,5 miljard zijn aan de instandhoudingsbudgetten toegevoegd. Daarbovenop wordt aanvullend budget beschikbaar gesteld om extra instandhoudingswerkzaamheden uit te voeren (voor spoor € 340 miljoen en RWS-netwerken € 44 miljoen). Tevens is met extra budget voor gezorgd dat RWS beschikt over voldoende capaciteit om dit werk te kunnen uitvoeren. In totaal zijn de beheer-en onderhoudsbudgetten tot en met 2034 voor RWS toegenomen met € 950 mln. (exclusief overige netwerkgebonden kosten).
Weginfrastructuur
Tijdens de COVID-19-crisis is de drukte op de weg afgenomen. Inmiddels zit het autoverkeer al weer bijna op hetzelfde niveau als voor de crisis. Investeringen in het wegennet zijn echter gericht op de lange termijn. Ondanks mobiliteitsmaatregelen, zoals spreiden van verkeer over de dag, blijft de verwachting dat het wegverkeer in de toekomst toch substantieel zal toenemen. Het blijft dan ook belangrijk om het MIRT onverkort uit te voeren. In 2021 bereiken we o.a. de volgende mijlpalen in projecten:
• Voor de A1/A30 en de A2 Deil – ’s Hertogenbosch – Vught zijn eind 2020 de voorkeursbesluiten vastgesteld. In 2021 starten de planuitwerkingen en werken we toe naar een Tracébesluit.
• Voor het project A15 Papendrecht Gorinchem wordt in 2021 een voorkeursbeslissing vastgesteld.
• Ook voor het project A58 Tilburg Breda wordt in 2021 de voorkeursbeslissing vastgesteld.
• Onder meer de projecten A16 Rotterdam, A1 Apeldoorn – Azelo, A9 Badhoevedorp - Holendrecht en Blankenburgverbinding zijn in realisatie in 2021.
Goederenvervoer
Voor goederenvervoer wordt steeds vaker gezocht naar multimodale oplossingen om de druk op overbelaste netwerken te beperken en de ruimte op andere netwerken beter te benutten. In 2021 gaan we door met het stimuleren van extra vervoer van goederen via het spoor via het Maatregelpakket Spoorgoederenvervoer. Met een stimuleringsregeling voor het verplaatsen van containervervoer van de weg naar de binnenvaart, en het verbeteren van de bereikbaarheid van multimodale knooppunten, zetten we in op een substantiële reductie van het aantal vrachtwagen op de weg. De focus ligt daarbij op de grote transportstromen op de belangrijke nationale en internationale goederenvervoercorridors. Hierbij wordt een koppeling gelegd met de grote vervangings- en renovatieprojecten die zich daar de komende jaren voordoen.
Vaarweginfrastructuur
Vaarwegen zijn van groot belang voor een efficiënt en duurzaam goederenvervoersysteem. Betrouwbaarheid is daarbij een belangrijke eigenschap. Daarom wordt allereerst gewerkt aan adequaat onderhoud en tijdige vervanging van kunstwerken op de vaarwegen. Het betreft onder andere het Vervanging- en Renovatieproject Damwanden Eemskanaal. Ook wordt de capaciteits-uitbreiding overnachtingplaatsen Merwedes afgerond. In 2021 wordt opvolging gegeven aan de stresstesten die conform het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie zijn uitgevoerd op het hoofdvaarwegennetwerk en de uitkomsten van het onderzoek naar het klimaatbestendig en robuust maken van de vaarwegen op de goederencorridors.
Investeren in OV-verbindingen en stations
Het ministerie van IenW werkt samen met de decentrale overheden en OV-sector aan de uitwerking van het Toekomstbeeld OV. De eind 2020 vast te stellen ontwikkelagenda Toekomstbeeld OV 2040 geeft een nadere uitwerking aan de vastgestelde contouren3 en bevat keuzes en ambities voor het openbaar vervoer richting 2040. In 2021 worden stappen gezet in de doorvertaling van deze agenda in projectvoorstellen. Dit doen we door met ProRail, vervoerders, provincies en gemeenten afspraken te maken over de ontwikkeling van OV-knooppunten. Het ministerie van IenW borgt hierbij de landelijke samenhang en een zorgvuldige afweging.
Ook voor de internationale reiziger zetten we in 2021 samen met onze partners in op het stimuleren van treinvervoer als duurzaam alternatief. Eind 2020 gaat de nachttrein naar Wenen rijden. Dit najaar start Eurostar met de directe dienst van Nederland naar Londen en zal dit, afhankelijk van de situatie, uitbreiden naar vier diensten per dag in 2021. De vijfde service is reeds aangevraagd bij de Autoriteit Consument en Markt (ACM) per mei 2021. In 2021 vindt besluitvorming plaats over de aanbesteding van de directe verbinding Eindhoven-Düsseldorf en dragen we bij aan de totstandkoming van de volgende fases van de Drielandentrein en de Wunderline. Ook werken we afspraken met NS, ProRail, regionale en Duitse partners verder uit om te komen tot versnelling van de verbinding Amsterdam-Berlijn op de korte, middellange en lange termijn. Daarnaast zoeken we in Europees verband naar mogelijkheden om andere verbindingen en services voor internationale reizigers te versterken.
Om de doelstellingen uit de Green Deal uit 2019 te ondersteunen, heeft de EC 2021 aangewezen als 'Europees Jaar van het Spoor’. In vervolg op de Green Deal ambities vindt in 2021 besluitvorming plaats om een modal shift van weg naar binnenvaart en spoor te realiseren.
Structurele aanpak stikstof
De uitvoering van de projecten uit het MIRT moet zorgvuldig gebeuren, zeker ook om recht te doen aan de bescherming van Natura 2000-gebieden. Uit de uitspraak van De Raad van State van 29 mei 2019 volgt dat het Programma Aanpak Stikstof (PAS) niet langer als onderbouwing kan worden gebruikt bij tracébesluiten en natuurvergunningen. Ik heb uw Kamer op 20 november 2019 geïnformeerd4 over de gevolgen voor de MIRT-projecten. Samen met LNV, EZK, Defensie en BZK zal worden ingezet op behoud, herstel en versterking van de natuur en stikstof reducerende maatregelen waardoor op termijn meer ruimte ontstaat voor economische en maatschappelijke ontwikkelingen, waaronder IenW-projecten.
Luchtvaartnota
Conform het regeerakkoord werken we aan een Luchtvaartnota 2020–2050. De definitieve Luchtvaartnota inclusief de uitvoeringsagenda wordt naar verwachting eind 2020 opgeleverd. De Ontwerp-Luchtvaartnota is op 15 mei 2020 gepubliceerd voor zienswijzen. In 2021 wordt gestart met de implementatie van de Luchtvaartnota op basis van de uitvoeringsagenda. De nota zet een nieuwe koers uit naar een duurzame luchtvaartsector die Nederland goed blijft verbinden met de rest van de wereld. Centraal in de Luchtvaartnota 2020-2050 staan de vier publieke belangen: 1) Nederland veilig in de lucht en op de grond, 2) Nederland goed verbinden, 3) Aantrekkelijke en gezonde leefomgeving en 4) Nederland duurzaam.
Ontwikkeling Schiphol en Lelystad
Het nieuwe normen- en handhavingsstelsel (NNHS) wordt op korte termijn in het Luchthavenverkeersbesluit Schiphol (LVB1) verankerd. Het doel van dit stelsel is om het verkeer op Schiphol zo af te handelen dat dit de minste hinder voor de omgeving oplevert. De wettelijke verankering van het stelsel beëindigt de huidige situatie waarin de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) anticiperend handhaaft op het vliegen volgens het NNHS.
In 2020 is de evaluatie van de implementatie van de OVV-aanbevelingen over veiligheid op Schiphol afgerond en is met een integrale veiligheidsanalyse onderzocht of ontwikkeling van Schiphol in de komende jaren aantoonbaar veilig kan plaatsvinden. Medio 2021 wordt een onafhankelijke partij gevraagd een vervolgonderzoek uit te voeren om de opvolging van alle OVV-aanbevelingen opnieuw te beoordelen.
Voor de verdere ontwikkeling van Schiphol wordt er gewerkt aan een Notitie Reikwijdte en Detailniveau wat een eerste stap in het proces is om te komen tot een tweede wijziging van het Luchthavenverkeersbesluit Schiphol (LVB2). Hierover moet een volgend kabinet een definitieve keuze maken. Het LVB2 regelt de verdere ontwikkeling voor Schiphol.
Schiphol is aangewezen als gecoördineerde luchthaven. Op gecoördineerde luchthavens hebben luchtvaartmaatschappijen een slot nodig om te kunnen landen en opstijgen. De slots worden verdeeld door een onafhankelijk slotcoördinator. Airport Coordination Netherlands (ACNL) is aangewezen als slotcoördinator voor alle gecoördineerde luchthavens in Nederland. In 2021 werkt IenW met ACNL verder aan het toekomstbestendig maken en houden van de slotsystematiek. De nadruk ligt in 2021 op de herziening van de Europese Slotverordening en het verder verbeteren van de slot compliance zodat de schaarse capaciteit zo optimaal mogelijk wordt benut. Bij de herziening van de Europese Slotverordening wil Nederland zich inzetten voor meer ruimte voor nationaal beleid zodat bij de slotallocatie ook rekening kan worden gehouden met duurzaamheid, netwerkkwaliteit en behoud van de vrachtsector.
In het Regeerakkoord is opgenomen dat Lelystad Airport zal fungeren als overloopluchthaven voor Schiphol opdat Schiphol meer ruimte krijgt voor mainportgebonden verkeer. Door de gevolgen van de COVID-19 crisis heeft het kabinet in maart 2020 besloten om de opening van Lelystad Airport uit te stellen naar november 20215. Om een bijdrage te kunnen leveren aan het economisch herstel worden de voorbereidingen voor openstelling van Lelystad Airport voortvarend voortgezet. Daarbij gaat het om afronding van de voorhang van de wijziging van het Luchthavenbesluit uit 2015 en om een stikstofaanpak die na het wegvallen van de PAS voldoet aan de Natuurbeschermingswet.
Regionale luchthavens
De Luchtvaartnota 2020-2050 schetst de beleidsinzet voor regionale luchthavens. De luchthavens worden meer gekoppeld met de regio waarin ze liggen en van de luchthavens en betrokken partijen wordt verwacht dat zij maatregelen nemen om de geluidbelasting te verminderen en de veiligheid, luchtkwaliteit en duurzaamheid verder te verbeteren. Vanuit die context vindt besluitvorming over de Luchthavenbesluiten plaats. Ook werkt IenW in 2021 de kabinetsreactie bij het advies over de toekomst van Eindhoven Airport nader uit.6
Beter meten en berekenen
De uitwerking en uitvoering van de aanbevelingen uit het rapport ‘Vliegtuiggeluid: meten, rekenen en beleven’ van het RIVM, KNMI en NLR vindt plaats in 2020, 2021 en 2022.7 Het doel is de metingen en berekeningen van vliegtuiggeluid te verbeteren. Metingen zullen gebruikt worden voor informatievoorziening en om berekeningen te valideren. Ook wordt hinder structureel gemonitord en wordt nader onderzoek gedaan naar aspecten die hinder bepalen.
Programma Luchtruimherziening
Het programma Luchtruimherziening werkt aan een duurzaam, toekomstgericht luchtruim dat vanaf 2023 structureel meer capaciteit biedt voor civiel (commercieel) vliegverkeer, militaire inzet en oefenbehoefte en de ontwikkeling van Lelystad Airport. Klimaat- en leefbaarheidsdoelstellingen worden expliciet meegewogen, naast veiligheid en capaciteit. Ook houdt het programma rekening met de komst van onbemande luchtvaart en internationale afspraken zoals in FABEC-verband en de Single European Sky. De modernisering van het luchtruim volgt drie sporen. Spoor 1 betreft verbeteringen van de aansluitroutes op Lelystad (gerealiseerd in november 2022). Spoor 2 betreft een nieuwe hoofdstructuur voor het Nederlandse luchtruim met als belangrijkste onderdelen de structurele uitbreiding van het militair oefengebied (met name voor de F35) in het noorden van Nederland en de herinrichting van het zuidoostelijk luchtruim met name voor civiel verkeer. Spoor 3 betreft de ontwikkeling van een roadmap met nieuwe ontwikkelingen voor de periode 2023–2035. In 2020 wordt gewerkt aan een voorkeursbeslissing en een ontwerp-Voorkeursbesluit. Mede door COVID-19 is dat besluit vertraagd. In 2021 start de planuitwerkingsfase en wordt het voorkeursalternatief uitgewerkt tot een concreet ontwerp.
Onbemande luchtvaart (drones)
De ontwikkeling van onbemande luchtvaartuigen (drones) gaat razendsnel. Deze ontwikkeling biedt economische kansen voor bedrijven en leidt tot nuttige maatschappelijke toepassingen. De overheid wil deze ontwikkeling de ruimte geven en innovatie in technologie en diensten mogelijk maken. Uiteraard moet dit veilig gebeuren. Door drones ontstaan ook nieuwe risico’s. Zoals het misbruik van drones voor terroristische doeleinden. Daarom laat de Rijksoverheid onderzoek doen naar mogelijkheden om drones te detecteren en te neutraliseren. De komende jaren komen er stapsgewijs meer Europese regels gericht op een veilige operatie van drones en een veilige integratie in het luchtruim. Vanaf 2020 gelden nieuwe Europese regels voor drones. Rond 2030 is er een volledige set van Europese regels voor drones. U-space is het automatische systeem dat zorgt dat bemande en onbemande luchtvaartuigen veilig samen kunnen vliegen. De Rijksoverheid werkt hiervoor nauw samen met Europese partners. Met het oog op de ontwikkeling van drones, en de mogelijke toepassingen daarvan, werken we met een adaptieve beleidsagenda.
Luchtverkeer
In 2021 worden verdere stappen gezet in de integratie van de civiele en militaire luchtverkeersleidingsorganisaties LVNL en CLSK tot één organisatie.
Omvorming Infrastructuurfonds tot Mobiliteitsfonds
Het kabinet vormt het Infrastructuurfonds om tot een Mobiliteitsfonds. Uw Kamer is hierover per brief geïnformeerd.8 Op 31 maart 2020 is het wetsvoorstel Mobiliteitsfonds ingediend bij de Tweede Kamer.9 Niet de modaliteit maar de mobiliteit staat voortaan centraal. In plaats van per modaliteit af te wegen, is een samenhangende afweging over de modaliteiten heen nodig. Daarbij wordt ook samenhang gezocht met andere opgaven in het ruimtelijk domein, zoals woningbouw. Aangezien dit een proces is van ‘learning by doing’, moeten in 2021 (en volgende jaren) verdere stappen gezet worden om deze aangepaste werkwijze te optimaliseren en te verankeren. We verkennen dan ook hoe het instrumentarium, zoals de NMCA, optimaler kan aansluiten bij de beoogde werkwijze en uitgangspunten bij het Mobiliteitsfonds.
Marktordening op het spoor
In het voorgenomen integrale besluit over de marktordening op het spoor na 2024 staat dat de volgende vervoerconcessie voor het hoofdrailnet (vanaf 2025) onderhands wordt gegund aan NS en dat de binnenlandse vervoerdiensten over de HSL-Zuid onderdeel blijven van de HRN-concessie.10 Voor de vervoerconcessie wordt een beleidsvoornemen tot concessieverlening opgesteld dat aan de consumentenorganisaties wordt voorgelegd alvorens het aan de Tweede Kamer wordt gestuurd. De intentie is om per 2025 de sprinterdienst op het traject Zwolle-Leeuwarden te decentraliseren. Later volgen mogelijk de sprinterdiensten Zwolle-Groningen en Apeldoorn-Enschede. Voor mogelijke toekomstige decentralisaties komt er een uitgangspuntenkader. De internationale verbindingen, waaronder de HSL-Zuid, worden versterkt door in deze groeiende markt meer ruimte te geven aan andere vervoerders op basis van open toegang. Voor de internationale reiziger biedt dit kansen voor een betere kwaliteit en hogere frequenties tegen een concurrerende prijs. Met een Stationsagenda wordt toegewerkt naar een meer integrale afweging van publieke (en andere) belangen op stations. Daarmee kan beter worden ingespeeld op het toenemende maatschappelijke belang van stations als knooppunten (hubs) en komt er meer ruimte voor andere vervoerders, aanbieders van deelmodaliteiten en bewonersgroepen om activiteiten te ontplooien. Ook wordt de samenwerking tussen de verschillende partijen op stations verbeterd. De Stationsagenda bevat zowel de ambities voor de lange termijn ontwikkeling van stations als operationele prestatie-indicatoren aan de hand waarvan de vooruitgang afgemeten kan worden.
Omvorming ProRail
In 2020 is het wetsvoorstel dat ProRail omvormt tot een zelfstandig bestuursorgaan (zbo) met eigen rechtspersoonlijkheid aangeboden aan de Tweede Kamer11. Deze omvorming realiseert IenW gezamenlijk met ProRail. De omvorming bouwt voort op de door ProRail ingezette verbeteringen. Tegelijkertijd biedt de omvorming nieuwe kansen om de aansturing te vereenvoudigen en de publieke verantwoording te versterken. Een publieke positionering van ProRail ondersteunt de benodigde samenwerking tussen beleid en uitvoering die nodig is om de uitdagingen op het terrein van spoor en mobiliteit het hoofd te bieden. We werken toe naar 1 juli 2021 als beoogde inwerkingtredingsdatum.
Vrachtwagenheffing
Wanneer in 2021 de Wet vrachtwagenheffing wordt aangenomen, volgt de realisatiefase. De betrokken uitvoerende diensten en private partijen zullen starten met de realisatie van het heffingssysteem. Voor het terugsluizen van de netto-opbrengsten naar verduurzaming en innovatie van de vervoerssector, wordt in deze fase het uitvoeringsplan vastgesteld. Tevens wordt een BIT toets uitgevoerd. De start van de vrachtwagenheffing zal niet eerder dan in 2024 plaats kunnen vinden.
Havennota
Met de ontwerp Havennota 2020-203012 spelen we in op de economische, geopolitieke, technologische en maatschappelijke veranderingen waardoor de positie van de Nederlandse havens als koploper in Europa niet langer vanzelfsprekend is. Hierbij zetten we in op vijf havens van nationaal belang en kijken meer dan voorheen naar het gehele logistieke systeem van zee- en binnenhavens en goederenvervoercorridors. Onze ambitie is om stapsgewijs toe te groeien naar een geïntegreerd systeem van samenwerkende havenbedrijven. Zo is het mogelijk dat Nederlandse havens een joint venture aangaan om voor gezamenlijke rekening en risico projecten te ontwikkelen. Met een dialoog tussen overheid, wetenschap en havens wil IenW inzichtelijk maken hoe de overgang naar een duurzame en digitale haveneconomie effectief kan worden ingericht. Als uit verkenningen en evaluaties nut en noodzaak van verdere stimulering blijkt, kan een innovatie- en/of transitieregeling worden overwogen. Mogelijke voorbeelden van projecten zijn buisleidingen voor waterstof en/of CO2-transport en digitale logistieke systeemtoepassingen.
Loodsplicht
De loodsplicht is een van de instrumenten die bijdraagt aan een vlotte en veilige haventoegang. Op 1 januari 2021 treedt de nieuwe loodsplichtregelgeving in werking en kan ook de experimenteerruimte voor de loodsplicht in de zeehavens worden benut. Met deze experimenteerruimte kan voor bepaalde typen schepen, in een havengebied of een bepaald deel daarvan, al dan niet met van nieuwe technieken onder voorwaarden worden afgeweken van de gestelde verplichtingen. Hiermee is het loodspichtenstelsel gemoderniseerd en toekomstbestendig.
IMO Member State Audit
Met de IMO Member State Audit voor zeescheepvaart wordt vastgesteld of het Koninkrijk de verplichte IMO-regels effectief heeft geïmplementeerd. Als gevolg van COVID-19 crisis verschuift de jaarplanning van het hele IMO Audit programma, waardoor de Nederlandse audit waarschijnlijk niet zoals gepland in 2021, maar in 2022 uitgevoerd wordt.
Veilige, slimme en duurzame mobiliteit
De coronacrisis heeft grote invloed op onze mobiliteit. Hoe zich dit precies ontwikkelt, is nog onzeker, maar ons beleid is er op de korte termijn vooral op gericht om Nederland draaiende te houden op een veilige en duurzame manier. COVID-19 stelt nieuwe eisen aan mobiliteit. Het goed inrichten van mobiliteit is essentieel voor het weer op gang brengen van de maatschappij. Dit geldt zowel voor het personenvervoer als het goederenvervoer. Zo moeten stations, luchthavens, overslagterminals en voertuigen veilig worden gebruikt. We blijven constant monitoren wat nodig is en nemen indien nodig maatregelen. We doen dit in goede samenwerking met de sector.
Tegelijkertijd blijven we kijken naar de lange termijn. In de investeringsaanbevelingen in het kader van het Europees Semester raadt de Europese Commissie aan investeringen toe te spitsen op de groene en digitale transitie, onder andere op de ontwikkeling van duurzame infrastructuur. Het kabinet onderschrijft het belang van deze investeringen.13Verder bouwen we voort op de uitgangspunten van de Schets Mobiliteit naar 204014. Hierin schetsen we hoe de reiziger zich richting 2040 wil verplaatsen over de korte, middellange en lange afstand en wat we moeten doen om dit te realiseren. Ook geven we een schets voor het efficiënt en duurzaam vervoeren van goederen in de toekomst. Daarnaast werkt IenW in 2021 samen met andere overheden in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) aan de verdere uitwerking van maatregelen voor veilige, slimme en duurzame mobiliteit.
Verkeersveiligheid
Een betere verkeersveiligheid blijft prioriteit. Voor de uitvoering van de ambities uit het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 203015 is vanaf 2020 tot 2030 een extra investeringsimpuls van € 500 miljoen beschikbaar voor een rijksbijdrage van maximaal 50% voor maatregelen die de verkeersveiligheid vergroten (cofinanciering). Deze middelen worden ingezet voor projecten van medeoverheden om de meest verkeersonveilige locaties en grootste risico’s op het onderliggend wegennet aan te pakken16. Bovendien blijven we inzetten op het veiliger maken van het hoofdwegennet, o.a. door het vergevingsgezind inrichten van bermen. In 2021 wordt het Landelijk Actieplan Verkeersveiligheid 2022-2024 opgesteld als opvolger van het huidige plan17. Daarnaast wordt geïnvesteerd in verkeersveiligheidsprojecten gericht op technologische ontwikkelingen, data en gedrag. Het kennisnetwerk Strategisch Plan Verkeersveiligheid (SPV) ondersteunt medeoverheden met kennis, data en praktische instrumenten bij het vaststellen van regionale uitvoeringsagenda’s en de uitvoering van concrete verkeersveiligheidsmaatregelen. Tot slot worden de contouren voor een nieuw toelatingskader voor licht elektrische voertuigen nader uitgewerkt in wet- en regelgeving.
Slimme mobiliteit
Slimme mobiliteit heeft een toenemende impact op het mobiliteitssysteem. Het ministerie verwerkt de impact op mobiliteit en overheid volgens vier actielijnen, waarbij we de aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid (OVV) over automatisering in het wegverkeer opvolgen: (1) slimme toelating en gebruik, (2) digitaal op orde, (3) smart infrastructuur en wegbeheer, en (4) impact met partners. Smart mobility heeft een internationale en lokale dimensie. Het ministerie van IenW bundelt daarom de krachten met zowel Nederlandse steden, regio’s en instellingen, als met internationale (markt) partijen en overheden. Ook in 2021 zullen de gemaakte meerjarige afspraken met medeoverheden over verdergaande digitalisering in mobiliteit verder worden geïmplementeerd, zodat data en data-intensieve diensten bijdragen aan bevordering van verschillende beleidsdoelen en een efficiënte overheid. Mobility as a Service (MaaS) biedt reizigers de mogelijkheid om via geïntegreerde apps multimodale ketenreizen te maken. Plannen, boeken, betalen vindt allemaal plaats via de MaaS-apps. Er zijn geen losse tickets meer nodig. Zeven nationale MaaS-pilots leiden ertoe dat er dankzij beschikbaarheid van data veel directer kan worden gestuurd op bijvoorbeeld spreiding van reizigers over de dag, reductie van files en meer aanbod van vervoer in de regio. In relatie tot COVID-19 is vooral de sturing op bezettingsgraad in OV en files waardevol.
Met de uitvoering van de Digitale transportstrategie zetten we stevige stappen naar de totstandkoming van een meer duurzaam en efficiënt transport van goederen via weg, water, spoor, lucht en buisleidingen over de gehele keten. We werken daarbij aan de implementatie van Europese verordeningen om te komen tot papierloos transport, de ontwikkeling van een Single window voor de maritieme sector en de totstandkoming van een infrastructuur waarin publieke en private verkeers- en vervoersdata aan elkaar gekoppeld worden. In 2021 wordt met de Douane, de mainports Rotterdam en Schiphol en hun Port Community Systemen de basis gelegd voor deze datadeel-infrastructuur.
Duurzame mobiliteit
In 2021 gaan we samen met de mobiliteitssector, overheden en maatschappelijke organisaties door met het uitvoeren van het Klimaatakkoord. Ons doel is dat in 2030 alle nieuwe personenauto’s emissieloos zijn. De aanschafsubsidie voor gebruikte en nieuwe elektrische auto’s wordt voortgezet (totale omvang 2020 ‒ 2025: € 252 miljoen). Halverwege 2021 bezien we of de ingroei van elektrisch vervoer nog op het beoogde ingroeipad zit. Daarbij ondersteunt het Rijk middels innovatie, financiering, samenwerking en regelgeving dat de benodigde laadinfrastructuur en de toegankelijkheid daarvan verder worden uitgerold. We werken, conform de batterijstrategie, verder aan de verantwoorde inzet van batterijen en het slim benutten van bijkomende economische kansen. In 2021 gaan we verder om via een geleidelijk en zorgvuldig proces in 30 tot 40 steden in Nederland zero-emissie stadslogistiek in te voeren. Door de COVID-19 crisis zijn veel bedrijven (financieel) hard getroffen. Dit betekent ook een extra uitdaging voor het behalen van de doelen uit het Klimaatakkoord. We bekijken samen met bedrijven en medeoverheden wat we kunnen doen om zo goed mogelijk op koers te blijven, zodat we de doelen uit het Klimaatakkoord kunnen behalen. Daarbij is het van belang om bij de overstap naar een zero-emissie bedrijfsvoertuig zo veel mogelijk aan te sluiten bij natuurlijke investeringsmomenten. Decentrale overheden en OV-autoriteiten gaan door met de uitrol en opschaling van zero-emissie OV-bussen, doelgroepenvervoer en reinigingsvoertuigen. Het materieel voor bouwverkeer, mobiele werktuigen en grond-, weg- en waterbouwwerkzaamheden wordt verder verduurzaamd. Daarnaast wordt de implementatie van de herziene Richtlijn hernieuwbare energie (RED II) in 2021 afgerond. De strategie waterstof in mobiliteit voeren we in 2021 uit. IenW stimuleert innovaties, toepassingen en stations voor 0-emissie mobiliteit op waterstof en het veilig gebruik van waterstof in mobiliteit.
In 2021 richten we ons zowel op het vergroten van het aantal werkgevers dat zich inspant voor minder uitstoot van het verkeer, als op opschaling en uitrol van best practices. In de eerste helft van 2021 bieden we een voorstel voor een normerende regeling voor werkgebonden personenmobiliteit aan de Kamer aan om duurzame mobiliteit wettelijk te verankeren. Met behulp van fietsambassadeurs en mobiliteitsmakelaars stimuleren we dat mensen afstanden tot 2,5 km lopen, tot 7,5 km fietsen en tot 15 km reizen per e-bike. Juist tijdens de COVID-19 crisis lopen en fietsen veel mensen. Dit willen we vasthouden. In 2021 presenteren we het resultaat van de ambitie om 200.000 extra mensen op de fiets te krijgen voor woon-werkverkeer. Dit resultaat zal naar alle waarschijnlijkheid beïnvloed worden door de COVID-19 crisis. Ook is dan duidelijk welke snelfietsroutes en fietsenstallingen uitgewerkt en ingediend zijn voor cofinanciering in het kader van de € 100 miljoen investering uit het regeerakkoord en de € 75 miljoen voor fietsenstallingen uit het Klimaatakkoord. In 2021 gaan we verder aan de slag met de acties uit de Uitvoeringsagenda van de Nationale Fietsagenda om 20% meer fietskilometers in 2027 dan in 2017 te behalen.
Met de Green Deal voor de verduurzaming van de zeevaart, binnenvaart en havens is de eerste stap gezet naar een klimaatneutrale en emissieloze scheepvaart. Zo wordt uitvoering gegeven aan het CCR-onderzoek naar een Europees vergroeningsfonds voor de binnenvaart en wordt een zeer sterk verlaagd tarief in de energiebelasting, en een nihiltarief in de ODE geïntroduceerd voor walstroom. Tevens is het doel dat medio 2021 het verbod op varend ontgassen in de binnenvaart gefaseerd in werking treedt. Voor de zeevaart is het streven erop gericht om in 2021 de opgelopen vertragingen in het internationale overleg in te halen. Dit heeft gevolgen voor alle International Maritime Organization (IMO-)dossiers, waaronder de definitieve IMO-strategie om de uitstoot van broeikasgassen door de zeescheepvaart verder te verminderen. In 2021 komt een subsidie beschikbaar om de aanleg van walstroomvoorzieningen in zeehavens voor zeeschepen te stimuleren. Dit leidt tot een verbetering van de luchtkwaliteit, daling van stikstofdepositie en afname van geluidsemissies.
Op het gebied van duurzame luchtvaart wordt ingezet op de verdere uitvoering van het (ontwerp)akkoord van de Duurzame Luchtvaarttafel. Om het gebruik en de productie van duurzame brandstoffen – zoals biokerosine en synthetische kerosine – te stimuleren wordt primair ingezet op een Europese bijmengverplichting. Indien dit niet (tijdig) kan worden gerealiseerd, streeft Nederland naar invoering van een nationale bijmengverplichting per 2023. Nederland pleit daarnaast met een kopgroep van andere EU-landen voor meer ruimte voor en ondersteuning van disruptieve innovaties voor de verduurzaming van de luchtvaart. Ook zal Europese besluitvorming plaatsvinden over de vormgeving van het EU Emission Trading System voor de luchtvaart na 2023. In de International Civil Aviation Organization (ICAO) zet Nederland in op de verdere implementatie van het mondiale CO2 compensatie- en reductiesysteem (CORSIA) en een lange-termijn doelstelling voor CO2-reductie in de luchtvaart. Schiphol Group en de vliegtuigmaatschappijen werken aan een Actieprogramma emissiereductie luchtvaartsector. Het Actieprogramma zet in op maatregelen door de luchtvaartpartijen om emissies als gevolg van verkeer van en naar de luchthavens verder terug te dringen. Tevens omvat het programma een pakket aan maatregelen om alle grondgebonden activiteiten op de luchthavens («airside») in 2030 tot zero-emission te leiden en worden in het Actieprogramma maatregelen genomen die emissies door vliegtuigen zelf beperken.
Ook internationaal wordt ingezet op de transformatie naar een duurzaam systeem van mobiliteit en transport en waar mogelijk te versnellen. Dit gebeurt onder meer via de EU, in de European Green Deal, en mondiaal in het International Transport Forum (ITF) en de United Nations Economic Commission for Europe-Inland Transport Committee (UNECE-ITC). Door middel van alliantievorming wordt het ambitieniveau en de actiegerichtheid ook informeel versterkt. Een voorbeeld hiervan is de Zero Emissie Alliantie (ZEV) met gelijkgestemde ambitieuze landen en staten als China en Californië. Als voorzitter van de Transport Decarbonisation Alliance werkt Nederland samen met landen, steden en bedrijven die ook voor een voorhoederol in de transformatie kiezen aan het terugdringen van CO2 uitstoot in de transportsector. Door beleidsopties, kennis en onderzoek actief uit te dragen, en tevens door positieve ervaringen te delen op elektrische vervoer, groene vracht en fietsen.
We werken aan klimaatadaptatie
Het klimaat verandert. De gevolgen worden steeds duidelijker merkbaar, zowel in Nederland als daarbuiten. Extreme droogte, temperatuurrecords die verbroken werden en wateroverlast door zware hoosbuiten zijn het begin van wat er aan effecten te verwachten zijn, zelfs als we er in slagen de wereldwijde temperatuurstijging te beperken tot 1,5 graad Celsius.
Het klimaatadaptatiebeleid in Nederland wordt medebepaald door afspraken op mondiaal en Europees niveau. De Europese Commissie heeft in de Green Deal aangekondigd dat er een nieuwe EU Klimaatadaptatie Strategie komt. De strategie wordt naar verwachting in 2021 vastgesteld. Hierin staan zowel de eigen beleidsambities van de Commissie als voorstellen over rapportageverplichtingen voor lidstaten voor de komende jaren.
De Nationale Klimaatadaptatie Strategieën en het bijbehorende uitvoeringsprogramma hebben tot doel dat Nederland uiterlijk in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust is ingericht. Jaarlijks wordt in de Deltaplannen voor Waterveiligheid, Zoetwatervoorziening en Ruimtelijke Adaptatie door de overheden gezamenlijk gerapporteerd over nieuwe inzichten en afspraken. Daarnaast start in januari 2021 een impulsregeling klimaatadaptatie om decentrale overheden te helpen bij het werken aan een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting.
Omgaan met droogte en voldoende zoetwater
De droge zomers van de afgelopen jaren laten zien dat ook in Nederland droogte voorkomt. Vanwege de klimaatverandering moeten we ons land voor de toekomst beter weerbaar maken tegen watertekort. Met de in 2020 afgeronde herijking van het Deltaprogramma Zoetwater intensiveren en versnellen we de ingezette koers:
• Toepassen van de voorkeursvolgorde zoetwater: bij de ruimtelijke inrichting beter rekening houden met de waterbeschikbaarheid, zuiniger zijn met water, water beter vasthouden, water slimmer verdelen, en waar het niet anders kan droogteschade accepteren.
• Het vergroten van de grondwatervoorraden door intensiever in te zetten op voorraadbeheer, met name op de hoge zandgronden van Zuid- en Oost-Nederland.
• Het verder doorvoeren van Slim Watermanagement door RWS en de waterschappen, zodat we het beschikbare water via gezamenlijke informatie-uitwisseling zo goed mogelijk benutten.
Het Deltaprogramma Zoetwater zorgt ervoor dat ons land ook in de toekomst een betrouwbare zoetwatervoorziening heeft. Het lopende programma tot en met 2023 bevat voor ruim € 400 miljoen aan maatregelen. Begin 2021 worden op basis van een zorgvuldige inhoudelijke afweging de voorkeursmaatregelen voor de periode 2022-2027 vastgesteld. Daarvoor is € 150 miljoen in het Deltafonds gereserveerd. De middelen uit het Deltafonds worden aangevuld met regionale cofinanciering, voor regionale maatregelen draagt de regio 75% bij. Ook voor de periode na 2027 wordt met deze begroting geld in het Deltafonds gereserveerd voor zoetwatermaatregelen.
Nationaal Water Programma
In december 2021 is publicatie van het Definitieve Nationaal Water Programma 2022-2027 (NWP) voorzien. Voorafgaand aan publicatie vindt een zienswijzeprocedure van het Ontwerp-NWP plaats. De exacte planning is afhankelijk van de COVID-19-maatregelen. Het NWP beschrijft de nationale beleidsdoelen op het gebied van waterveiligheid, zoetwater & waterverdeling, waterkwaliteit & natuur, klimaatadaptatie, scheepvaart alsook het beheer en de functies van de rijkswateren. Het brengt samenhang in het waterbeleid aan en laat de raakvlakken zien tussen het waterbeleid en andere thema’s als landbouw, natuur, bodem en ondergrond, energie en woningbouw.
Grote wateren
Door klimaatverandering en toenemend maatschappelijk gebruik staan de natuur en ecologische waterkwaliteit en daarmee de biodiversiteit van de grote wateren onder druk. Het Rijk wil in 2050 toekomstbestendige grote wateren met hoogwaardige natuur die goed samengaat met een krachtige economie. Via de Programmatische Aanpak Grote Wateren (PAGW) werken LNV en IenW samen met regionale overheden, maatschappelijke organisaties en marktpartijen aan deze ambitie. In 2021 wordt de concrete uitvoering van een aantal projecten in de eerste en tweede tranche van de PAGW voorbereid via verkenningen en planuitwerkingen.
Beleidsontwikkeling Integraal Riviermanagement
In het programma Integraal Riviermanagement wordt in samenwerking met betrokken overheden beleid ontwikkeld voor de omgang met de rivieren tot 2050. Dit beleid zal in ieder geval keuzes bevatten ten aanzien van afvoercapaciteit en de bodemligging met als doel opgaven voor waterveiligheid, scheepvaart, ecologische waterkwaliteit, natuur, zoetwater en regionaal-economische in samenhang op te pakken. De herijking van de voorkeurstrategie Rivieren van het Deltaprogramma wordt hierin meegenomen. Tevens komen concrete projecten in uitvoering.
Noordzee
Om de windenergieopgave en de afspraken uit het Klimaatakkoord van Parijs in balans te brengen met de opgaven voor natuurherstel en ruimte voor visserij, zeevaart, zandwinning, recreatie en ander gebruik, wordt een lange termijnstrategie voor de Noordzee opgesteld. Eind 2021 stelt het Kabinet hiertoe het nieuwe Programma Noordzee 2022-2027 vast, als onderdeel van het Nationaal Waterprogramma. Het Programma Noordzee 2022-2027 integreert verplichtingen uit diverse richtlijnen en geeft nadere invulling aan de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Het Noordzeeakkoord dat de ministers van IenW, LNV en EZK in juni 2020 hebben gesloten met de meest betrokken stakeholderpartijen legt hieronder de bestuurlijke basis. Voorts wordt in 2021 de nieuwe strategie tot en met 2030 van het OSPAR-verdrag ter bescherming van het mariene milieu van de noordoost Atlantische Oceaan vastgesteld. Deze geeft samen met de Kaderrichtlijn Mariene Strategie richting aan de kaders voor een gezonde Noordzee met een duurzaam gebruik.
Kennisprogramma Zeespiegelstijging
Hoe de zeespiegelstijging zich na 2050 ontwikkelt en welke maatregelen we kunnen nemen, is nog met grote onzekerheden omgeven. Het Kennisprogramma Zeespiegelstijging heeft tot doel die onzekerheid te reduceren. Het Kennisprogramma zet in op het beter begrijpen van de mechanismen die leiden tot smelt van landijs op Antarctica en systeemverkenningen die de houdbaarheid en «oprekbaarheid» van onze huidige strategie van zandsuppleties en waterkeringen in beeld brengen. Dit heeft consequenties voor watermanagement, landbouw, natuur, havens en scheepvaart. Het Kennisprogramma loopt tot 2025 en wordt ontwikkeld in samenwerking met de Deltacommissaris, de partners in het Deltaprogramma, kennisinstellingen en het bedrijfsleven.
Climate Adaptation Summit
Op 25 januari 2021 zal de Climate Adaptation Summit (CAS Online) grotendeels online plaatsvinden met een beperkte fysieke component in Nederland. Deze klimaatconferentie draagt bij aan het versnellen van klimaatadaptatie wereldwijd door adaptatie-activiteiten en best practices wereldwijd te delen, alsook momentum te genereren voor wereldwijde actie in het komende decenium. De top draagt bij aan het kennisniveau ten aanzien van klimaatadaptatie en vergroot betrokkenheid en draagvlak voor actie op dit terrein. Tijdens de ‘CAS Online’ zullen o.a. de resultaten van de Global Commission on Adaptation (GCA) worden gepresenteerd. Daarnaast zullen de plannen voor de komende jaren worden gepresenteerd in de vorm van een Adaptation Action Agenda. Nederland heeft internationaal een leidende rol op het gebied van klimaatadaptatie. Een sterke profilering van Nederland draagt bij aan de internationale positionering van Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen.
Naar een circulaire economie
De ambitie van dit kabinet is dat Nederland in 2050 circulair is. In 2030 wordt een reductie van 50% nagestreefd van primaire abiotische grondstoffen. Veel sectoren betrokken bij de transitie naar een circulaire economie worden door COVID-19 geraakt in hun bedrijfsvoering. De coronacrisis heeft een dalende vraag en afzet van recyclaat tot gevolg, met name voor de kunststof- en textielrecyclingsector. Het legt ook de tekortkomingen in het – nog grotendeels lineaire – systeem bloot. Er is niet één (snelle) oplossing voor de problemen waar de kunststof- en textielsectoren mee worden geconfronteerd. Daarom zal dit ook in 2021 aandacht krijgen. Bij het weer groeien van onze economie na deze crisis is het van belang om dit op een robuuste en duurzame wijze te doen. Circulaire maatregelen richten zich bij uitstek op groen herstel.
Om de doelstellingen voor 2030 en 2050 daadwerkelijk te realiseren, is het noodzakelijk om de opbouw van de circulaire economie te stimuleren. Zo blijft een subsidieregeling voor mkb-ondernemers in een circulair ketensamenwerkingsverband ook in 2021 en 2022 open. Om de transitie te versnellen, is het belangrijk dat samen gewerkt wordt met en kennis gedeeld wordt tussen alle betrokken partijen. Nederland zet zich, ook internationaal, in om een gedegen monitoringskader te scheppen. De derde conferentie Circulaire economie in februari 2021 fungeert opnieuw als platform om de transitie te versnellen, kennisuitwisseling te faciliteren en nieuwe ketens te smeden. Op internationale schaal gebeurt dat tijdens het World Circular Economy Forum, dat in april 2021 in Nederland wordt gehouden.
Inspanningen vinden niet alleen op (inter)nationaal niveau plaats, maar ook regionaal. Mede met behulp van de regio-enveloppe kunnen regio’s projecten in 2021 en verdere jaren uitvoeren. In een aantal gevallen betreft dit ook circulaire projecten waarbij het Rijk samenwerkt met regionale publieke en private partijen om te komen tot een circulaire economie-strategie. Daarnaast wordt, in navolging van de motie Moorlag18, de ondersteuning van circulaire wijken verkend. Ondersteuning van projecten op het gebied van circulaire economie die bijdragen aan nationale CO2-reductie gebeurt ook met middelen die zijn vrijgemaakt voor de klimaatopgave.
Programma Nederland circulair: transitieagenda’s
Het Rijk zet zich samen met andere maatschappelijke partijen in om de transitie naar een circulaire economie te versnellen en op te schalen. In het kader van het Rijksbrede Programma Nederland Circulair is deze ambitie verder geoperationaliseerd per transitieagenda: biomassa en voedsel, bouw, consumptiegoederen, kunststoffen en maakindustrie.
In 2020 heeft het kabinet conform de aankondiging in het Klimaatakkoord en het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie 2019-2023 de hoofdlijnen van het duurzaamheidskader voor biomassa vastgesteld. In 2021 zal dit kader worden geïmplementeerd.
Het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie 2019-2023 wordt ook in 2021 geactualiseerd. Het programma bevat activiteiten binnen de vijf transitieagenda’s en de dwarsdoorsnijdende thema’s. Om uitvoering te geven aan het Uitvoeringsprogramma is op de IenW begroting in totaal voor de jaren 2021-2024 € 40 miljoen vrijgemaakt voor stimulering van sociale en productinnovaties, stimulering van kennisontwikkeling, opschaling van (bijna-)marktrijpe technieken en voor uitvoeringskosten van de onderdelen van IenW binnen het programma Circulaire Economie, waaronder het Versnellingshuis, monitoring en communicatie. In het kader van Urgenda is in 2021 op de begroting € 7,5 miljoen beschikbaar voor circulaire maatregelen in de GWW-sector en € 1 miljoen voor (de communicatie rond) een retourpremie op koel- en vrieskasten. Daarnaast wordt in 2021 via de Klimaatenveloppe van het kabinet € 10 miljoen beschikbaar gesteld voor het realiseren van circulaire projecten die tegelijk tot reductie van de CO2-uitstoot leiden. Voor het tegengaan van microplastics is € 10 miljoen beschikbaar gesteld uit de Enveloppe Natuur en waterkwaliteit voor de periode 2018-2021. Het PBL zal in samenwerking met een groot aantal kennisinstellingen de komende jaren de resultaten monitoren. Begin 2021 wordt de eerste integrale CE-rapportage (ICER) verwacht.
Duurzaam IenW
Het ministerie van IenW werkt in 2021 ook aan de verduurzaming van zijn eigen beleid, uitvoering en bedrijfsvoering en geeft zo invulling aan de voorbeeldrol van het Rijk uit het Klimaatakkoord. IenW publiceert jaarlijks een duurzaamheidsverslag op verantwoordingsdag en is op weg naar certificering op niveau 5 op de CO2-Prestatieladder in 2021. Ook heeft IenW een eigen Actieplan Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI). In 2021 wordt in de uitvoering verder gewerkt op weg naar klimaatneutrale en circulaire Rijksinfrastructuurprojecten (grond, weg, waterbouw en spoor), samen met Rijkswaterstaat en ProRail. Het IenW-doel voor vermindering van de eigen CO2-uitstoot als gevolg van gebruik van energie en brandstoffen met 30% in 2020 ten opzichte van 2009 wordt naar verwachting ruimschoots gehaald. In 2021 wordt nader invulling gegeven aan een energie- en klimaatneutraal IenW in 2030.
Verpakkingen en plastic
Nederland wil de verspreiding van kleine plastic deeltjes in het oppervlaktewater en/of de zee (plastic soep) tegengaan en de aanwezigheid van kleine plastic flesjes in zwerfafval voorkomen. Daarom wordt per 1 juli 2021 statiegeld ingevoerd voor kleine plastic flesjes. Voor blikjes wordt een vergelijkbare aanpak gevolgd zoals eerder bij de kleine plastic flesjes. Als de doelen van 70-90% minder blikjes in het zwerfafval en 90% recycling van blikjes in het najaar van 2021 niet zijn gerealiseerd, wordt medio 2022 ook op blikjes statiegeld ingevoerd. Als aanvulling op en deels als nadere invulling van de implementatie van de Europese Single Use Plastics (SUP) richtlijn is het Plastic Pact gesloten. Jaarlijks worden de resultaten gemonitord.19 In 2021 volgen ook de eerste resultaten van zowel het Nederlandse Plastic Pact als het mede op Nederlands initiatief afgesloten Europees Plastic Pact. Samen met een groot aantal landen en koplopende bedrijven wordt in dit kader gewerkt aan het vergroten van plasticrecycling en plastic-hergebruik en het gebruik van gerecycled materiaal.
Ter implementatie van de SUP-richtlijn treedt op 1 juli 2021 het Besluit kunststofproducten voor eenmalig gebruik in werking. Het besluit legt verboden en gebruiksbeperkingen op voor bepaalde kunststofproducten om schadelijke effecten op het milieu te verminderen. Voor verpakkingen worden per 2021 nieuwe doelstellingen van kracht voor hergebruik en recycling voor de periode tot en met 2025. IenW ondersteunt het initiatief van Nederlandse en Europese festivalorganisatoren om zich te ontwikkelen tot circulaire festivals als vervolg op de lopende Green Deal Afvalvrije Festivals en wil ook met andere sectoren tot soortgelijke afspraken komen. Voorts worden met de e-commerce sector afspraken gemaakt over het verduurzamen van verpakkingen en wordt onderzocht hoe vernietiging van retourgoederen te voorkomen.
Kleding en textiel
Met het beleidsprogramma circulair textiel20 is meerjarig beleid aangekondigd om de textielketen sluitend te maken. In het programma worden doelstellingen gesteld om toe te werken naar een halvering van de ecologische voetafdruk van de textielsector, meer toepassing van recyclaat in nieuwe kleding en meer hergebruik en recycling. In het voorjaar van 2021 wordt een voorstel voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor textiel gedaan. Daarnaast worden effectieve gedragsinterventies onderzocht en wordt er gewerkt aan een Denim Deal. De Tweede Kamer ontvangt in het voorjaar van 2021 de eerste voortgangsrapportage.
Een veilige, schone en gezonde leefomgeving
Waterkwaliteit
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) heeft een goede chemische en ecologische toestand van het water als doel. De maatregelen hiertoe dienen uiterlijk in 2027 te zijn uitgevoerd. In 2021 wordt de tweede tranche van het KRW Verbeterprogramma (2016-2021) afgerond en de voorbereidingen voor de 3e tranche (2022-2027) zijn gestart. Met de uitvoering van dit programma moet de inrichting van de Rijkswateren voldoen aan de eisen van de richtlijn.
Vanwege COVID-19 is de regionale besluitvorming vertraagd. In maart 2021, drie maanden later dan eerder gepland, start zes maanden inspraak op de ontwerp-stroomgebiedbeheerplannen als onderdeel van het Nationaal Waterprogramma. De definitieve plannen worden in het eerste kwartaal van 2022 vastgesteld. In de plannen staat hoe de kwaliteit van oppervlakte- en grondwater nu is, waarom en waar doelen nog niet worden gehaald en wat daaraan de komende zes jaren gedaan wordt. Tijdens de inspraakperiode wordt een ex-ante evaluatie uitgevoerd om te bepalen welke resultaten de voorgestelde maatregelen hebben in 2027.
Met de Delta-aanpak Waterkwaliteit wordt een extra impuls gegeven aan het realiseren van de doelen van de KRW. De prioriteiten daarbij zijn nutriënten, gewasbeschermingsmiddelen, opkomende stoffen en medicijnresten in water. Op basis van de evaluatie van de aansturing via de bestuurlijke versnellingstafels wordt het vervolg in 2021 bepaald.
Vanuit de Delta-aanpak wordt ingezet op de impuls van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer. De eerste stap is de uitwerking van de wateropgave (waterkwaliteit, -kwantiteit en zoetwater). In 2021 wordt de vertaalslag gemaakt naar gebieds-en sectorgerichte maatregelpakketten. Voor het stimuleren van de toepassing van maatregelen bij agrariërs is 38,8 miljoen euro extra gereserveerd voor de periode 2020 tot en met 2027.
De aanpak van opkomende stoffen en medicijnresten in water richt zich in 2021 op een impuls voor vergunningverlening, en verbeteren zuivering. Onder de ketenaanpak ‘medicijnresten uit water’ wordt vergaande zuivering van rioolwater gestimuleerd, om zo medicijnresten en andere nieuwe stoffen uit het stedelijk afvalwater te verwijderen op geïdentificeerde hotspots.
Zeer Zorgwekkende Stoffen
Voorkomen is beter dan genezen blijft ook in 2021 het uitgangspunt. De inspanningen om beter zicht te krijgen op emissies van zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) en deze gericht in te perken gaan dan ook door. Begin 2021 worden de eerste resultaten verwacht van de ZZS-uitvraag voor alle relevante emissies bij de verschillende bevoegde gezagen. Dit overzicht moet het mogelijk maken om adequater te prioriteren in de aanpak van ZZS, op lokaal, nationaal en Europees niveau. Na intensief voorwerk wordt in 2021 een belangrijke stap gezet om PFAS in producten te beperken. De restrictieprocedure wordt formeel gestart met de indiening van het brede restrictiedossier bij de Europese Commissie. Hiertoe werkt Nederland nauw samen met enkele andere lidstaten.
Stoffen in de bodem
In 2021 zullen nieuwe regels voor stoffen in bodem en bagger in werking treden. Hiervoor zijn normen voor PFAS in de bodemregelgeving en een algemene methodiek voor het omgaan met niet-genormeerde (nieuw opkomende) stoffen in bodem en bagger ontwikkeld. Naast het vroegtijdig signaleren van mogelijk relevante stoffen, wordt een werkwijze geformuleerd waarmee het bodeminstrumentarium tijdig voor de nieuwe stof gereed is en tegelijkertijd de noodzakelijke uitvoeringspraktijk door kan gaan. Hierdoor moet voorkomen worden dat in een dergelijke situatie onnodig stagnatie optreedt en grondverzet zoveel mogelijk doorgang kan vinden. In 2021 wordt daarnaast extra ingezet op het verder opbouwen van kennis over bodem en ondergrond, zowel bij de Rijksoverheid als in afstemming met de medeoverheden en de omgeving. Ook zal er een vaste overlegstructuur worden ingericht om bodemgerelateerde kwesties interbestuurlijk te bespreken. De samenhang op het gebied van nieuwe stoffen tussen de verschillende milieudomeinen wordt daarnaast versterkt om zo de keten beter in beeld te krijgen.
Asbest
Voor asbest blijft het streven om de grootste resterende bron in de leefomgeving weg te nemen. Daartoe staat 2021 in het teken van het faciliteren van eigenaren van asbesthoudende daken bij het verwijderen hiervan. Het beleid is erop gericht om samen met de partners een fonds voor particuliere eigenaren op te richten en worden financiële instrumenten voor zakelijke eigenaren in de tweede helft van 2020 verkend21. Daarnaast worden (innovatieve) kansen voor het zo effectief mogelijk saneren aangegrepen.
Geluid
De Aanvullingswet geluid waarmee geluidregels ondergebracht worden in de Omgevingswet is in 2020 aangenomen in de Eerste Kamer. De feitelijke geluidnormering wordt opgenomen in het Besluit kwaliteit leefomgeving (BKL). De nieuwe geluidregels treden in 2022 in werking. Daarnaast heeft de WHO een belangrijk advies uitgebracht over geluid. In 2020 wordt verder onderzocht hoe het WHO-advies zich verhoudt tot de huidige (inter)nationale wet- en regelgeving en naar de mogelijkheden om het WHO advies te gebruiken ter versterking van het (inter)nationaal beleid en de mogelijke gevolgen daarvan voor de Nederlandse situatie. In 2020 en latere jaren vindt de verdere uitwerking daarvan plaats.
Luchtkwaliteit
Schone lucht is van levensbelang. De afgelopen jaren is de luchtkwaliteit aanzienlijk verbeterd, maar om de resterende hardnekkige EU-normoverschrijdingen op te kunnen lossen, is de aanpak uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) voortgezet tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Het gaat met name om een aantal gebieden met veel intensieve veehouderij (fijnstof) en om enkele binnenstedelijke gebieden (stikstofdioxide). Op basis van het advies van de Taskforce versnelling innovatieproces zullen stappen worden gezet om de resultaten van maatregelen die veehouderijbedrijven nemen om de emissies van ammoniak, geur en fijnstof te reduceren te kunnen borgen met metingen op bedrijfsniveau.22
De EU-normen zijn maximale toegestane waarden. Ookwaar aan de normen wordt voldaan, is verdere verbetering van de luchtkwaliteit van belang om gezondheidswinst te realiseren. Daarom werkt het kabinet samen met medeoverheden aan de uitvoering van het Schone Lucht Akkoord23. Ook de COVID-19 pandemie versterkt de aandacht voor verbetering van de luchtkwaliteit. Het Schone Luchtakkoord is gericht op een permanente verbetering van de luchtkwaliteit om gezondheidswinst voor iedereen in Nederland. Hiermee werkt het kabinet - zoals geadviseerd door de Gezondheidsraad24 - toe naar de advieswaarden van de Wereldgezondheidsorganisatie in 2030. Inzet van het kabinet is om 50% gezondheidswinst in 2030 ten opzichte van 2016 te behalen, voor de gezondheidseffecten afkomstig van Nederlandse bronnen. De aanbevelingen van het IBO Luchtkwaliteit en de beleidsdoorlichting van het NSL zijn bij het Schone Lucht Akkoord betrokken. Eind 2020 wordt de uitvoeringsagenda van het Schone Lucht Akkoord gepresenteerd en in 2021 vindt monitoring plaats met de gezondheidsindicator.
Geurhinder veehouderijsector
Geurhinder vormt een probleem in een aantal gebieden waar veel veehouderij geconcentreerd is. In reactie op het rapport van de Commissie Geurhinder Veehouderij wordt het geurbeleid opnieuw vormgegeven om een balans te bereiken tussen een prettige leefomgeving en duurzame veehouderij. In 2021 verwachten we de chemisch-analytische methode om geur te meten praktisch toepasbaar te hebben gemaakt en daarmee bij te dragen aan het ontwikkelen van sensoren voor het meten van geur.
Omgevingsveiligheid
De samenwerking met bedrijfsleven en wetenschap in het programma Duurzame Veiligheid 2030 wordt voortgezet in de Safety Delta Nederland (SDN): een nieuwe stichting met als doel om samen te werken aan de veiligste (petro)chemische industrie ter wereld. SDN moet een toonaangevende organisatie worden, de spil in een netwerk van overheden, bedrijven, universiteiten en kennis-onderwijsinstellingen. Binnen dit netwerk werken we aan innovatie, kennisontwikkeling en kennisopbouw rondom vraagstukken op het gebied van veiligheid. Naast milieurisico’s richt IenW zich ook op financiële risico’s die samenhangen met saneringsopgaven. Bedrijven moeten op voorhand laten zien hoe zij invulling geven aan het uitgangspunt ‘de vervuiler betaalt’.
Elke twee jaar vindt een onderzoek plaats naar de kwaliteit van de uitvoeringstaken Vergunningverlening, Toezicht en Handhandhaving (VTH), om structureel het proces van VTH te verbeteren en knelpunten te ondervangen. De uitwerking van de aanbevelingen is geland in de uitvoeringsagenda VTH. Gelijktijdig wordt gewerkt aan de aanpak van milieucriminaliteit (Actieplan Milieucriminaliteit), in vervolg op de aanbevelingen uit het onderzoek van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid in 2019. De uitvoeringsagenda VTH en het Actieplan Milieucriminaliteit zijn onderling sterk verbonden en kennen een hoge mate van samenwerking. In 2021 gaan in dat kader 13 projecten van start of worden voortgezet, zoals in de brief van 5 juni 2020 aangegeven (Kamerstuk 33118 nr. 147). Ook levert begin 2021 de adviescommissie VTH, onder voorzitterschap van de heer Van Aartsen, haar rapport op. De commissie is gevraagd te kijken naar de toekomstbestendigheid van het stelsel.
Ook in 2021 is de beleidsinzet voor vuurwerk gericht op het realiseren van een veilige en feestelijke jaarwisseling. Begin 2021 worden de uitkomsten van het onderzoek naar het verbeteren van de vuurwerkveiligheid verwacht. Samen met de evaluatie van de jaarwisseling 2020-2021 biedt dat nader inzicht in realisatie van genoemde beleidsinzet. Verder is door technische wijzigingen en synchronisatie van de Omgevingswet aanpassing van het Vuurwerkbesluit voorzien.
Om het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor veiliger te maken, werkt IenW in 2021 verder aan het robuust maken van het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Dit doet IenW in samenwerking met de medeoverheden, de (chemische) industrie en de verladers en vervoerders.
Biotechnologie
Het beleid voor biotechnologie kenmerkt zich zowel door het veilig toepassen van biotechnologie als ruimte voor innovatie. In 2020 zijn samen het RIVM, de COGEM en de sector verbeteringen doorgevoerd in de vergunningverlening ten aanzien van gentherapie. In 2021 worden de resultaten en effecten daarvan zichtbaar en worden verbeteringen geïmplementeerd.
Nucleaire veiligheid en stralingsbescherming
In 2021 vindt de achtste conferentie Gezamenlijk Verdrag inzake de veiligheid van het beheer van bestraalde splijtstof en inzake de veiligheid van het beheer van radioactief afval plaats bij het Internationaal Atoomenergieagentschap. Deze driejaarlijkse conferentie toetst de nationale rapportages over de nakoming van de verdragsverplichtingen en geeft aanbevelingen voor verdere beleidsontwikkeling. De vergelijkbare conventie Verdrag Nucleaire Veiligheid van de VN is uitgesteld in verband met de COVID-19-maatregelen en zal naar verwachting in 2021 plaatsvinden. Om de nucleaire veiligheid en stralingsbescherming ook voor de lange termijn te borgen, is voldoende kennis van hoog niveau van groot belang. In 2021 zal het Rijk samen met de betrokken partijen een aanpak opstellen voor verdere versterking van deze kennisinfrastructuur. In 2021 start een update van het nationale programma voor het beheer van radioactief afval en verbruikte splijtstoffen. In 2025 dient dit bij de Europese Commissie te worden aangeleverd.
Safe-by-design
IenW zet stappen door het stimuleren van de ontwikkeling van nieuwe of alternatieve, veilige materialen, producten, processen en toepassingen. Het concept Safe-by-design speelt bij het voorkomen van risico’s een belangrijke rol. Dit concept neemt bij elke ontwikkeling vanaf het prille begin veiligheidsoverwegingen mee. Safe-by-design is in EU- en OESO-verband geagendeerd. Bijvoorbeeld voor de gezamenlijke aanpak van nanomaterialen en gevaarlijke stoffen, maar ook voor het vroegtijdig stimuleren van veilige innovaties bij de energietransitie.
Cybersecurity
In 2021 werken we verder aan wet- en regelgeving op het gebied van (cyber)security en continuïteitsmanagement, bijvoorbeeld naar aanleiding van de review van Europese richtlijn netwerk en informatie beveiliging en de review van de Europese richtlijn Vitaal. Er wordt gewerkt aan een wijziging van het Besluit beveiliging netwerk- en informatiesystemen (Bbni), op basis waarvan via een ministerieel besluit ook binnen de deelsectoren spoor en weg in 2021 aanbieders van essentiële diensten worden aangewezen waarvoor de zorgplicht en meldplicht gaan gelden. IenW is voornemens een ministeriele regeling (MR) cybersecurity op te stellen met sectoroverstijgende nadere regels voor de invulling van de zorgplicht uit de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen (Wbni) en Bbni. Zowel het gewijzigde Bbni als de MR treden 1 januari 2021 in werking. Door de ILT worden voorbereidingen getroffen voor de inrichting en implementatie van het toezicht en handhaving van de Wbni. Rijkswaterstaat werkt aan een versterkingsprogramma. Daarnaast werkt IenW samen met EZK en JenV aan de implementatie de investeringstoets en de borging van het Defensie aanbestedingstoetsingskader in sectorale wetgeving. Ook de uitrol van het bestaande programma Versterking cyberweerbaarheid in de watersector (BAW+) is in een versnelling terechtgekomen en gaat in 2021 verder.
IenW in het Caribisch deel van het Koninkrijk
COVID-19 heeft de eilanden hard geraakt. Het toerisme en daarmee de economie zijn deels ingestort. IenW-projecten hebben vertraging opgelopen. Op Bonaire, Saba en Sint Eustatius zet men de structurele infrastructuurmiddelen uit het regeerakkoord vooral in voor de aanpak van de wegen. De middelen uit de Kabinetsreactie van oktober 2019 geven de drie eilanden tevens de mogelijkheid te werken aan concrete projecten die op basis van good governance tot snelle en zichtbare resultaten met meerwaarde voor de inwoners moeten leiden.25
Op Saba wordt verder gewerkt aan een nieuwe toekomstbestendige haven en de ontwikkeling van het omliggende gebied. Op Sint-Eustatius worden plannen gemaakt voor de doorontwikkeling van de haven en het stoppen van erosie. De bouw van de nieuwe verkeerstoren en passagiersterminal op de luchthaven op Sint-Eustatius wordt in 2021 afgerond. Op Bonaire wordt gewerkt aan de platformen van de luchthaven.
IenW is systeemverantwoordelijk voor de luchtvaart en de scheepvaart in het gehele Koninkrijk. Met een extra impuls naar aanleiding van COVID-19 vaart in 2021 een verbeterde ferry tegen een gereduceerd tarief voor twee jaar tussen Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten. Daarnaast werken we aan het verbeteren van de governance in de luchtvaart en het op orde brengen van veiligheidsstandaarden, Search & Rescue en regelgeving. Het KNMI ontwikkelt een automatisch systeem voor meteorologisch waarnemingen voor de luchtvaart. Tevens ontwikkelt het KNMI de vulkaanmonitoring verder gelet op internationale standaarden.
IenW werkt verder aan betrouwbaar en betaalbaar drinkwater op Caribisch Nederland. Met Saba, Sint Eustatius en Bonaire wordt in nauwe samenwerking een intensief milieuprogramma ontwikkeld. Op alle drie de eilanden wordt geïnvesteerd in de professionalisering van het afvalbeheer en efficiëntere installaties. Ook werkt men aan uitfasering van plastics. Op Bonaire wordt wet- en regelgeving voor bedrijven ontwikkeld, een kruithuis voor de veilige opslag van vuurwerk gebouwd en wordt asbest verder gesaneerd. De interdepartementale Taskforce onder voorzitterschap van IenW werkt aan de brandstoffenproblematiek op Bonaire. In 2021 bouwt Bonaire met financiële hulp van het Rijk een veilige en toekomstbestendige infrastructuur voor brandstof. Samen met de ministeries van LNV en BZK werkt IenW aan de uitwerking van het Koraalactieplan om de snelle achteruitgang van het koraal aan te pakken.
IenW en de EU
De inspanningen op Europees vlak richten zich met name op de gevolgen van de COVID-19 crisis op Europees niveau, inclusief (de vergroening van) de financiële en economische herstelmaatregelen, de voortgang van de onderhandelingen over de nieuwe relatie met het Verenigd Koninkrijk, (de uitkomsten van) de onderhandelingen over de nieuwe Europese begroting die doorwerken in programma’s en fondsen en de Europese Green Deal. Deze ontwikkelingen zijn prioritair aan onze Europese inzet gezien de grote impact op het nationale beleid.
Daarnaast zal IenW in 2021 in interdepartementaal verband mede vormgeven aan (de uitvoering van) het nationale en Europese ruimtevaartbeleid. Dit volgt uit de Nederlandse inschrijving in de programma’s van het Europese ruimtevaartagentschap en uit de Europese programma’s voor satellietnavigatie. Het nationaal ruimtevaartbeleid richt zich op de uitbouw van de rol van het Galileo Reference Centre in het ruimtevaartcluster en de op te zetten Space Campus in Noordwijk.
IenW zal op verzoek van de Europese commissie een aanbod doen voor het huisvesten van een grondstation op Bonaire voor het Galileo systeem dat vanwege Brexit verplaatst moet worden.
Overzicht coronamaatregelen
De afgelopen maanden zijn voor een belangrijk deel getekend door de coronacrisis. Het kabinet heeft diverse (nood)maatregelen genomen om de crisis het hoofd te bieden. Deze paragraaf geeft een overzicht van de maatregelen die op de begroting van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat zijn genomen. Een uitgebreid overzicht is te vinden op https://www.rijksfinancien.nl/corona-visual.
Maatregel | Bedrag 2020 | Bedrag 2021 | Relevante Kamerstukken |
---|---|---|---|
Beschikbaarheidsvergoeding OV | € 1.488.000 | € 0 | https://www.eerstekamer.nl/behandeling/20200612/voorstel_van_wet_3https://rijksbegroting.nl/binaries/onopgemaakt/2009/mn/kst281549.rtf |
Pilot ferryverbinding tussen Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba | € 2.000 | € 0 | https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2020/04/24/kamerbrief-extra-maatregelen-caribisch-nederland-in-verband-met-covid-19https://www.eerstekamer.nl/behandeling/20200514/voorstel_van_wet_2 |
Aftrekpost voor drinkwater kosten Caribisch NL | € 730 | € 3.352 | https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2020/04/24/kamerbrief-extra-maatregelen-caribisch-nederland-in-verband-met-covid-19https://www.eerstekamer.nl/behandeling/20200514/voorstel_van_wet_2 |
Beschikbaarheidsvergoeding OV
Het kabinet heeft na overleg met de OV-partijen besloten tot een vergoeding om te komen tot een kostendekkingsgraad van 93% voor de periode 1 maart ‒ 31 december 2020. Ook de vervoerders leveren een passende bijdrage. Deze is vastgesteld op maximaal 7% van de kosten. Een vervoerder kan verzoeken om een verhoging van maximaal 2%-punt bovenop de gegarandeerde 93% afdekking van de vervoerskosten. Toekenning geschiedt enkel indien de vervoerder overtuigend kan aantonen dat er bedrijfseconomisch geen andere mogelijkheid is dan de dienstverlening af te schalen om continuïteit te borgen. Het doel is dat het aanbod van openbaar vervoer niet alsnog hoeft te worden afgeschaald.
In lijn met het doorbetalen van de decentrale overheden aan de regionale concessies, draagt het ministerie van IenW € 167 mln. bij door de concessievergoeding die zij ontvangt van NS hiervoor in te zetten. De overige € 1,321 miljard euro wordt door het kabinet additioneel beschikbaar gesteld. De vergoeding is bestemd voor al het openbaar vervoer onder een concessie (gebiedsconcessies, lijnconcessies en lijnovereenkomsten) in Nederland en loopt tot het einde van 2020. De vergoeding wordt ingericht op basis van nacalculatie.
Aan de vergoeding wordt een aantal voorwaarden gesteld ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik. Vervoerders keren verder geen dividend uit, er worden geen bonussen voor Raad van Bestuur en hoger management of ontslagvergoedingen voor bestuurders verstrekt en geen eigen aandelen ingekocht. Bij de uitvoering van de vergoeding wordt daarnaast een monitor ingericht. In lijn met de comptabiliteitswet zal deze maatregel worden geëvalueerd. In het Nationaal Openbaar Vervoer Beraad (NOVB) is afgesproken dat concessieverleners en concessiehouders tijdig het gesprek aangaan over het jaar 2021 (en verder).
Pilot ferryverbinding Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba
De bovenwindse eilanden worden door de crisis zwaar geraakt. De eilanden zijn voor een groot deel afhankelijk van toerisme. Met een goede en betaalbare ferry wordt verwacht dat na de lockdown toeristen uit de regio de eilanden vaker zullen aandoen, ook bewoners kunnen zich dan vaker en goedkoper verplaatsen. Om de ferryverbinding tussen Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten te verbeteren, heeft het kabinet besloten tot een verbeterde en frequente ferry tegen gereduceerd tarief voor een periode van twee jaar. De uitvoering wordt door de eilanden opgepakt in samenwerking met de BZK, IenW en EZK.
Aftrekpost voor drinkwater kosten Caribisch Nederland
Door het wegblijven van toeristen lopen de eilanden veel inkomsten mis. Om de inwoners te steunen is besloten tot compensatie van vaste lasten van nutsdiensten. Deze zijn op de eilanden relatief hoog. Voor water is het vaste aansluittarief op 0 euro gebracht vanaf 1 mei 2020 tot aan het einde van het jaar 2021.