Base description which applies to whole site

Artikel 2 Financiële markten

Beleid en regelgeving maken voor een stabiele en integere werking van financiële markten, met betrouwbare dienstverlening van financiële instellingen aan burgers en bedrijven.

De minister van Financiën bevordert het goede functioneren van het financiële stelsel en heeft een regisserende rol. De minister is verantwoordelijk voor de goede werking van het betalingsverkeer. De minister is daarnaast verantwoordelijk voor goed functionerende en integere financiële markten en voor de Nederlandse wetten en regels ten aanzien van de financiële markten en de institutionele structuur van het toezicht. Verder draagt de minister samen met de minister van Justitie en Veiligheid verantwoordelijkheid voor wet- en regelgeving om het gebruik van het financieel stelsel voor het witwassen van geld en het financieren van terrorisme te voorkomen. Ook is de minister verantwoordelijk voor de regelgeving van bepaalde bijzondere financiële beroepsgroepen, zoals accountants. De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) voeren het daadwerkelijke toezicht op de financiële markten uit. Dat wil zeggen dat de minister verantwoordelijk is voor het functioneren van het toezichtsysteem als geheel en verantwoordelijk is voor de uitvoering van het toezicht door DNB en de AFM. Echter, om de onafhankelijke positie van de toezichthouders te bevorderen is de minister noch verantwoordelijk noch bevoegd ten aanzien van individuele besluiten van de toezichthouders, en beschikt de minister niet over toezichtvertrouwelijke informatie. Daarnaast worden steeds meer toezichttaken op Europees niveau belegd. Zo voert de Europese Centrale Bank (ECB) ook in belangrijke mate het toezicht op grote en grensoverschrijdende Europese banken uit.

De randvoorwaarden die de minister stelt voor een integer en stabiel systeem hebben hun basis in de Wet op het financieel toezicht (Wft) en de Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme (Wwft). Het gaat hierbij om (het toezicht op nakoming van) regelgeving die financiële instellingen stimuleert en verplicht om op integere en transparante wijze te werk te gaan. Deze regelgeving en dit toezicht dragen eraan bij dat consumenten en bedrijven met voldoende informatie en vertrouwen financiële producten kunnen afnemen.

Tot slot bevordert de minister het verantwoord financieel gedrag door de burger en zet zich in voor de ongestoorde voorziening van voldoende munten in circulatie.

Verantwoordelijkheden minister van Financiën op de BES-eilanden

Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (BES-eilanden) maken deel uit van Nederland. De eilanden zijn openbare lichamen in de zin van de Grondwet. De verantwoordelijkheid van de minister van Financiën ten aanzien van de toezichttaken voor de BES-eilanden is dezelfde als voor Europees Nederland, omdat de verhouding tussen de minister en de toezichthouders dezelfde is. Het toezicht op de BES-eilanden is net als in Nederland op afstand geplaatst bij DNB en de AFM; de minister van Financiën is systeemverantwoordelijk.

Meetbare gegevens

Kengetallen financiële stabiliteit

Financiële stabiliteit staat centraal in het beleid van de minister van Financiën ten aanzien van de financiële sector. Een belangrijk onderdeel hierbij zijn de buffers die banken hebben zodat zij weerbaarder zijn. Twee belangrijke indicatoren hierbij zijn de zogenaamde (niet-risicogewogen) leverage ratio29 en de (risico gewogen) Common Equity Tier 1 (CET1) -ratio zoals beschreven in het prudentieel raamwerk voor banken.30 In dat raamwerk gelden zowel ongewogen kapitaaleisen (de leverage ratio) als gewogen eisen. Bij die laatste eisen hangt de hoeveelheid kapitaal af van het onderliggende risico van een investering. Bij de leverage ratio is dat onderscheid er niet.

De afgelopen jaren hebben banken beide typen buffers verder opgebouwd.31 Mede dankzij die opbouw zijn banken in staat geweest om de financiële gevolgen van de coronapandemie goed op te vangen.32 In de tabel is te zien dat de leverage ratio van Nederlandse banken is toegenomen naar 6,5%. Uit nadere cijfers van de Europese Banken Autoriteit (EBA) is te zien dat de CET1-ratio is toegenomen naar 17%.33 CET1 is kapitaal van de hoogste kwaliteit en draagt daarmee nadrukkelijk bij aan de weerbaarheid van banken.

Tabel 24 Kengetallen financiële stabiliteit (Nederlandse banken)1

Jaar

2018

2019

2020

2021

Leverage ratio (%)

4,6

4,7

4,8

6,5

CET1-ratio (%)

16,1

16,4

16,7

17

1

Zie EBA Risk dashboard

Kengetallen betalingsverkeer

Het ministerie van Financiën zet zich, samen met DNB, in voor een efficiënt, veilig en toegankelijk betalingsverkeer.34 Hierbij wordt nauw samengewerkt in het kader van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB), waarin banken, betaaldienstverleners en maatschappelijke organisaties zijn vertegenwoordigd.

Teneinde de goede werking van het girale betalingsverkeer te borgen, is in de Regeling Oversight goede werking betalingsverkeer opgenomen dat de beschikbaarheid van pinnen (incl. contactloos betalen) 99,88% moet zijn. Deze norm richt zich tot de private partijen die het girale betalingsverkeer verzorgen en wordt gehandhaafd door DNB. De norm is in 2021 behaald. Voor de beschikbaarheid van mobiel en internetbankieren bestaan geen wettelijke eisen. Desalniettemin is ook bij deze betaalmethodes de beschikbaarheid zeer hoog, zoals blijkt uit onderstaande tabel.

Tabel 25 Kengetallen betalingsverkeer1

Beschikbaarheid

2018

2019

2020

2021 (gerealiseerd)

2021 (norm)

Pinnen en contactloos betalen

99,89%

99,89%

99,89%

99,89%

99,88%2

Mobiel bankieren

99,75%

99,81%

99,83%

99,80%

n.b.

Internetbankieren

99,72%

99,78%

99,88%

99,76%

n.b.

1

Bron: Bijlage bij Kamerstukken II, 2021-2022, 27 863, nr. 87 (MOB-rapportage 2021), en Betaalvereniging Nederland:  

2

Cf. artikel 6.2. Regeling Oversight goede werking betalingsverkeer

Voorts vindt het ministerie het van belang dat de toegang tot contant geld voldoende is. In het MOB zijn hier (niet-bindende) afspraken over gemaakt tussen de banken, maatschappelijke organisaties en DNB, waarbij de doelstelling is dat in principe alle Nederlandse huishouden binnen een straal van 5 kilometer (hemelsbreed) contant geld moeten kunnen opnemen. Uit onderstaande cijfers blijkt dat deze norm vrijwel overal wordt gehaald.

Tabel 26 Kengetallen Vijfkilometernorm 1

Het percentage aan huishoudens in Nederland dat binnen een straal van vijf kilometer contant geld kan opnemen.

2017

99,58%

2018

99,55%

2019

99,50%

2020

99,54%

1

Zie MOB-rapportage 2021

In 2020 is de in de wet vastgelegde evaluatie DGS BES afgerond, waarbij er voornamelijk is gekeken of de doelstellingen van het stelsel nog steeds bereikt worden middels de huidige opzet. Uit de evaluatie blijkt dat de huidige vorm van het DGS niet meer aansluit bij de oorspronkelijke doelstellingen. Aan de hand van deze evaluatie zijn aanpassingen bekeken om het DGS te versterken. Het voornemen is om deze aanpassingen in 2023 in te laten gaan.

Het ministerie van Financiën zet zich in op het tegengaan van witwassen en terrorismefinanciering. Om dit internationaal aan te pakken is de Financial Action Task Force (FATF) opgericht. In 2022 is het rapport van de Nederlandse FATF-evaluatie gepresenteerd. Verder werken we in 2023 verder aan de kwaliteitsverbetering van de accountancysector. Daarvoor wordt het wetgevingstraject ter uitvoering van de aanbevelingen van de Commissie toekomst accountancysector voortgezet.

Tabel 27 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 2 Financiële markten (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

29.698

‒ 514.087

1.031.101

26.288

25.681

24.273

24.273

        

Uitgaven

27.105

55.014

1.031.101

26.288

25.681

24.273

24.273

        

Bekostiging

3.786

8.742

7.304

7.327

6.998

7.070

7.070

Accountantskamer

1.403

1.432

1.432

1.432

1.432

1.432

1.432

Muntcirculatie

2.068

5.011

4.309

4.305

4.306

4.378

4.378

IMVO convenanten

0

57

30

30

30

30

30

Overig

315

2.242

1.533

1.560

1.230

1.230

1.230

        

Opdrachten

13.181

35.833

1.009.724

7.988

7.687

6.232

6.232

Wijzer in geldzaken

1.832

1.767

1.634

1.634

1.634

179

179

Vakbekwaamheid

4.388

5.666

4.901

4.901

4.600

4.600

4.600

Uitvoeringskosten SRH

330

1.000

1.000

0

0

0

0

Schadeloosstelling SRH

5.782

650

1.000.750

0

0

0

0

Convertibiliteit Oekraïense hryvnia

0

23.250

0

0

0

0

0

Uitvoeringskosten omwisselen Oekraïense hryvnia

0

450

0

0

0

0

0

Overig

849

3.050

1.439

1.453

1.453

1.453

1.453

        

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

7.956

8.260

12.894

9.794

9.817

9.792

9.792

Bijdrage AFM BES-toezicht

580

705

705

705

705

705

705

Bijdrage DNB toezicht en DGS BES

2.141

2.003

2.020

2.020

2.020

2.020

2.020

Bijdrage toezicht en handhaving MIF

0

10

460

460

460

460

460

Bijdrage PSD II

367

363

558

558

558

558

558

Bijdrage FEC

3.728

4.024

3.724

3.724

3.724

3.724

3.724

Overig

1.141

1.155

5.427

2.327

2.350

2.325

2.325

        

Storting/onttrekking begrotingsreserve

1.625

1.625

625

625

625

625

625

Dotatie begrotingsreserve DGS BES

1.000

1.000

0

0

0

0

0

Dotatie begrotingsreserve NHT

625

625

625

625

625

625

625

        

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

557

554

554

554

554

554

554

IASB

420

420

420

420

420

420

420

(Caribean) Financial Action Task Force

137

134

134

134

134

134

134

        

Ontvangsten

29.555

34.145

8.459

10.209

9.905

8.450

8.450

        

Bekostiging

15.514

2.746

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

Ontvangsten muntwezen

2.260

2.746

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

Toename munten in circulatie

13.254

0

0

0

0

0

0

        

Opdrachten

1.325

24.705

1.455

1.455

1.455

0

0

Wijzer in geldzaken

1.325

1.455

1.455

1.455

1.455

0

0

Convertibiliteit Oekraïense hryvnia

0

23.250

0

0

0

0

0

        

Ontvangsten

12.716

6.694

5.004

6.754

6.450

6.450

6.450

Overig

12.716

6.694

5.004

6.754

6.450

6.450

6.450

Tabel 28 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

29.698

‒ 514.087

1.031.101

26.288

25.681

24.273

24.273

waarvan garantieverplichtingen

5.099

‒ 569.101

0

0

0

0

0

Garantie DGS BES

5.099

‒ 200

0

0

0

0

0

Garantie WAKO (kernongevallen)

0

‒ 568.901

0

0

0

0

0

        

waarvan overige verplichtingen

24.599

55.014

1.031.101

26.288

25.681

24.273

24.273

Muntcirculatie

‒ 256

5.011

4.309

4.305

4.306

4.378

4.378

Vakbekwaamheid

4.388

5.666

4.901

4.901

4.600

4.600

4.600

Bijdrage DNB toezicht en DGS BES

2.141

2.003

2.020

2.020

2.020

2.020

2.020

Bijdrage FEC

3.728

4.024

3.724

3.724

3.724

3.724

3.724

Convertibiliteit Oekraïense hryvnia

0

23.250

0

0

0

0

0

Uitvoeringskosten omwisselen Oekraïense hryvnia

0

450

0

0

0

0

0

Schadeloosstelling SRH

5.782

650

1.000.750

0

0

0

0

Overige betalingsverplichtingen

8.818

13.960

15.397

11.338

11.031

9.551

9.551

Tabel 29 Geschatte budgetflexibiliteit
 

2023

juridisch verplicht

1,8%

bestuurlijk gebonden

0,9%

beleidsmatig gereserveerd

97,3%

nog niet ingevuld/vrij te besteden

0,0%

Budgetflexibiliteit

Van de uitgaven op artikel 2 is in 2023 1,8% juridisch verplicht. Deze verplichte uitgaven (€ 17,4 mln.) bestaan voor het grootste deel uit uitgaven voor vakbekwaamheid (€ 4,6 mln.), muntcirculatie (€ 4,3 mln.) en de bijdragen aan AFM en DNB voor het toezicht op de BES-eilanden (€ 2,7 mln) en het Financieel Expertise Centrum (FEC) (€ 3,7 mln.).

De juridisch verplichte uitgaven aan vakbekwaamheid betreffen de kosten van de centrale Wft-examinering. Het inhoudelijk beheer van de Wft-examinering is opgedragen aan het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (CDFD), terwijl het functionele en technische beheer is ondergebracht bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Uitgangspunt is dat de uitgaven worden gefinancierd uit de examengelden (leges) die worden afgedragen aan het ministerie (zie ontvangsten overig). De daaromtrent gemaakte afspraken zijn vastgelegd in een overeenkomst met het CDFD en een overeenkomst met de DUO.

De juridisch verplichte uitgaven vanwege de muntcirculatie komen voort uit de Muntwet, de afspraken met DNB en de afspraken in muntcontract voor circulatiemunten en het muntcontract voor verzamelaarsmunten van DNB met de Koninklijke Nederlandse Munt (KNM). De afspraken betreffen onder meer de te verstrekken vergoedingen vanwege:

  • de productie van circulatiemunten (hieronder vallen niet de aanschafkosten van de circulatiemunten);

  • de productie en distributie van munten die speciaal voor verzamelaars worden geslagen;

  • het verzorgen van de geldsomloop voor zover deze uit munten bestaat;

  • het fungeren als Nationaal Analysecentrum voor Munten.

De bestuurlijk gebonden uitgaven (0,9%) hebben in hoofdzaak betrekking op de uitvoeringstoets van het verbod op cashbetalingen van €3.000 of meer. De beleidsmatig gereserveerde uitgaven (97,3%) hebben in hoofdzaak betrekking op de voorzichtigheidshalve opgenomen post schadeloosstelling SRH. Daarnaast op de implementatie en beheerskosten van de UBO-registers.

Verplichtingen en uitgaven

Bekostiging

Accountantskamer

De Accountantskamer beoordeelt klachten over gedragingen van accountants bij hun beroepsmatig handelen. Het gaat daarbij vooral om gedragingen die mogelijk in strijd zijn met de wet of met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep. In een tuchtprocedure staat het belang van een goede beroepsuitoefening voorop. Aldus wordt bijgedragen aan het (herstel van) vertrouwen van het publiek in de beroepsuitoefening van accountants.

Muntcirculatie

De kosten van muntcirculatie bestaan uit de door De Nederlandsche Bank (DNB) te verzorgen munttaken.

Overig

De overige kosten betreffen voornamelijk kosten die het gevolg zijn van de uitvoeringstoets behorend bij het wetsvoorstel plan van aanpak witwassen en het verbod op contante betalingen voor handelaren vanaf € 3.000. Daarnaast betreffen de kosten de werkzaamheden ter verbetering van de kwaliteit van de accountancysector. Daarvoor wordt het wetgevingstraject ter uitvoering van de aanbevelingen van de Commissie toekomst accountancysector voortgezet.

Opdrachten

Wijzer in geldzaken

Het platform Wijzer in geldzaken zet zich in voor het bevorderen van financieel verantwoord gedrag door de burger in Nederland. Het ministerie van Financiën financiert het platform samen met een aantal partijen uit de sector. Het platform ontwikkelt verschillende typen interventies om verantwoord financieel gedrag te bevorderen en om invulling aan de strategische doelstellingen te geven. Enkele voorbeelden zijn de website www.wijzeringeldzaken.nl, de Week van het geld, de website www.financieelgezondewerknemers.nl en de Pensioen3daagse. In het najaar van 2022 maken de partners van Wijzer in geldzaken afspraken over de bijdragen van de private partners gedurende de periode 2023-2025. De in de begroting opgenomen inkomsten en uitgaven zijn gebaseerd op de afspraken over de periode 2020-2022.

Vakbekwaamheid

Het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (CDFD) adviseert en ondersteunt het ministerie van Financiën inzake de beroepskwalificatie van financieel adviseurs, oftewel de vakbekwaamheid. Het CDFD is verantwoordelijk voor inhoudelijk beheer van de Centrale Examenbank, het adviseren over en vaststellen van eind- en toetstermen, en het erkennen van en toezicht houden op Wft-exameninstituten. Voor het uitvoeren van haar taken ontvangt het CDFD jaarlijks een overheidsbijdrage.

Uitvoeringskosten en schadeloosstelling SRH

Op 11 februari 2021 heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam uitspraak gedaan in de procedure rond de vaststelling van de omvang van schadeloosstelling, voortvloeiend uit de onteigening van SNS REAAL op 13 februari 2013. De Staat is op 11 mei jl. in cassatie gegaan35. De verwachting is dat de Hoge Raad op 27 januari 2023 uitspraak doet in deze zaak. Indien de Hoge Raad de cassatieberoepen verwerpt, dan zal een uitkeringsproces worden opgestart. Daarom is in de begroting zekerheidshalve een post van het totaal aan schadeloosstelling uit te keren bedrag opgenomen, vermeerderd met geschatte wettelijke rente daarover. Indien de Hoge Raad de klachten van de Staat (gedeeltelijk) gegrond verklaart en de zaak (gedeeltelijk) terugwijst naar de Ondernemingskamer, dan is het mogelijk dat het niet tot uitkering van voornoemde bedrag zal komen en/of het uitkeringsproces langer op zich laat wachten. Het is dus niet zeker of uitbetaling van een bedrag van deze hoogte in het jaar 2023 zal plaatsvinden.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

Bijdrage AFM BES-toezicht

Voor het gedragstoezicht op de financiële markten op de BES-eilanden ontvangt de Autoriteit Financiële Markten (AFM) jaarlijks een overheidsbijdrage.

Bijdrage DNB toezicht en DGS BES

Voor het integriteitstoezicht op de BES-eilanden ontvangt DNB jaarlijks een overheidsbijdrage. In de afgelopen jaren is door DNB meer capaciteit ingezet op de BES-eilanden, met name als gevolg van interventie, handhaving en toetsingen.

Bijdrage toezicht en handhaving Multilateral Interchange Fee (MIF)

De Autoriteit Consument en Markt (ACM) is de toezichthouder op de uitvoering van de MIF-verordening. Vergoed worden de kosten voor het houden van toezicht op de naleving en de handhaving van een aantal bepalingen uit de MIF-verordening. Hieronder vallen onder meer de kosten voor het controleren van de hoogte van de afwikkelingsvergoedingen bij betalingsdienstaanbieders, het behandelen van klachten en de rechtshandhavingskosten.

Bijdrage PSD II

In de wet ter implementatie van de PSD II richtlijn (Payment Services Directive) zijn vier toezichthouders belast met het toezicht op de naleving van PSD II, te weten DNB, de AFM, de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) en de ACM. De kosten zijn de geschatte jaarlijkse kosten van de ACM en de AP voor de uitvoering van het toezicht op de naleving door marktpartijen van PSD II.

Bijdrage FEC

Het ministerie draagt bij aan de financiering van het Financieel Expertise Centrum (FEC). Het FEC is een samenwerkingsverband tussen verschillende autoriteiten binnen de financiële sector op het gebied van toezicht, controle, opsporing en vervolging.

Overig

In 2023 wordt het register van uiteindelijk belanghebbenden (UBO’s) van vennootschappen en andere juridische entiteiten verder gevuld en doorontwikkeld. Aan de doorontwikkeling zijn kosten verbonden die deels worden gedekt door het ministerie van Financiën. Daarnaast wordt het UBO-register voor trusts en soortgelijke juridische constructies verder opgebouwd. In 2023 draagt het ministerie bij aan deze kosten.

Storting/onttrekking begrotingsreserve

Dotatie begrotingsreserve Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschaden (NHT)-garantie

De Staat heft een jaarlijkse premie (€ 625.000) over het afgegeven garantiebedrag van € 50 mln. Deze middelen worden sinds 2019 gestort in een begrotingsreserve.

Tabel 30 Overzicht geraamd verloop begrotingsreserve NHT-garantie (bedragen x € 1mln.)

Stand per 1/1/2022

Onttrekkingen 2022

Toevoegingen 2022

Stand per 1/1/2023

Onttrekkingen 2023

Toevoegingen 2023

Stand per 31/12/2023

2,125

0

0,625

2,750

0

0,625

3,375

Ontvangsten

Bekostiging

Ontvangsten muntwezen

De ontvangsten muntwezen hebben betrekking op de door de KNM af te dragen nominale waarde van de munten die de KNM in opdracht van de Staat speciaal voor verzamelaars heeft geslagen. In een voorkomend geval hebben de ontvangsten muntwezen tevens betrekking op ontwaarde munten en/of rondellen waarvan het residu als metaalschroot is verkocht.

Toename munten in circulatie Het in circulatie brengen van euromunten leidt tot ontvangsten voor de Staat en leidt tegelijkertijd tot een schuld aan het publiek. Zodra munten uit circulatie terugkeren, dient de Staat de nominale waarde van deze munten via DNB terug te geven. Op voorhand is niet te voorspellen of de nominale waarde van de in circulatie zijnde munten in enig jaar zal toe- of afnemen. Vandaar dat in de begroting een stelpost van nul is opgenomen.

Opdrachten

Wijzer in Geldzaken

Het programma Wijzer in Geldzaken wordt medegefinancierd uit bijdragen vanuit de sector en DNB. Daarnaast draagt het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ook bij aan het programma. Elke drie jaar worden er nieuwe afspraken gemaakt met de partners van Wijzer in Geldzaken over de financiering. In het najaar van 2022 maken de partners van Wijzer in geldzaken afspraken over de bijdragen van de private partners gedurende de periode 2023-2025. De in de begroting opgenomen inkomsten en uitgaven zijn gebaseerd op de afspraken over de periode 2020-2022.

Ontvangsten

De overige ontvangsten betreffen met name: de ontvangen leges voor de examens inzake het onderdeel vakbekwaamheid, de door de ACM aan de sector doorberekende kosten in het kader van het toezicht op de naleving van de MIF-verordening en eventuele ontvangen boetegelden van DNB, de AFM en de Accountantskamer.

29

De leverage ratio (hefboomratio) geeft een eenvoudige kijk op de solvabiliteit van een bank, en is gebaseerd op de verhouding tussen het aangehouden eigen vermogen (tier 1-kapitaal) en de totale activa van de bank. Omdat het bij de leverage ratio niet uitmaakt welk risicogewicht wordt toegekend aan activa is de leverage ratio een ongewogen risico-eis. Door de aanpassingen in de verordening kapitaalvereisten wordt op 28 juni 2021 een leverage ratio van 3% een bindende eis voor banken.

30

CET1-ratio is de verhouding tussen het tier 1-kernkapitaal van een bank en de risicogewogen activa van die bank. Voor banken volgt er uit de internationale Bazel-normen en de Europese verordening kapitaalvereisten (waarin de Bazel-normen zijn opgenomen) een minimum CET-1 niveau van 4,5%. Hoe hoger de ratio, hoe meer tier 1-kernkapitaal de bank aanhoudt en hoe solvabeler deze is. 

31

Naast de CET1 ratio waar een bank aan moet voldoen zijn er meerdere buffers waarvoor een bank kapitaal dient aan te houden. Indien een bank niet meer voldoet aan deze buffers kan de toezichthouder sancties opleggen. Veelal dienen deze buffers in het kwalitatief sterke CET1-kapitaal aangehouden te worden.

32

Zie voor meer informatie over bankenbuffers de aanbiedingsbrief risicoreductie bankensector van 20 november 2020, Kamerstukken II 2020-2021, 21501-07, nr. 1728.

34

Anders dan het kengetal betalingsverkeer dat in het Jaarverslag 2019 is gecommuniceerd, zijn hier twee nieuwe kengetallen betalingsverkeer opgenomen (zie tabel). Deze kengetallen geven een beeld over zowel de beschikbaarheid van het girale betalingsverkeer als de toegang tot contant geld.

Licence