Base description which applies to whole site

4.4 Artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor

Om ervoor te zorgen dat reizigers veilig, betrouwbaar en betaalbaar kunnen reizen van A naar B, en het spoor ook voor verladers van goederen een aantrekkelijke vervoersoptie te laten zijn, beheert en stuurt IenW de benutting van de hoofdspoorweginfrastructuur aan en stelt zij decentrale overheden in staat het Openbaar Vervoer buiten de hoofdspoorweginfrastructuur hiertoe te ontwikkelen, te beheren en te benutten.

Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid

In onderstaande tabel is een samenvatting opgenomen van de totale verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van dit artikel. De onderverdeling naar de financiële instrumenten is opgenomen in de totaal tabel van de budgettaire gevolgen van beleid.

Tabel 30 Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid art.16
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

Verplichtingen

30.714

1.250.288

1.476.750

825.715

200.147

26.306

173.841

        

Uitgaven

31.659

1.000.175

1.226.262

1.101.614

277.447

210.828

66.619

        

Uitgaven onderverdeeld per artikelonderdeel

       

1 OV en Spoor

31.659

33.413

107.423

70.609

66.357

32.178

34.179

2 Maatregelenpakket OVS

0

966.762

1.118.839

1.031.005

211.090

178.650

32.440

        

Ontvangsten

249

597

885

2.588

3.202

0

3.202

In onderstaande tabel is een overzicht en toelichting opgenomen op de rol en verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat bij Openbaar Vervoer en Spoor. Voor een nadere toelichting op de verschillende typologieën stimuleren, regisseren, financieren en (doen) uitvoeren wordt verwezen naar de leeswijzer.

Tabel 31 Rol en verantwoordelijkheden

Rol

Toelichting

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving van het beleid inzake openbaar vervoer (per trein, bus, tram, metro, taxi en waddenveren), waaronder het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving. Uitvoering vindt plaats door middel van samenwerking in de gehele ov-keten en de gehele goederenketen. Het beleid stimuleert en faciliteert deze samenwerking. Deze regierol wordt ingevuld door:–Regelgeving en afspraken over de benutting van de ov-infrastructuur, de ordening van de ov-markt en voorzieningen- en kwaliteitsniveaus bij infrastructuur in het kader van veiligheid, betrouwbaarheid, doorstroming en duurzaamheid;–Regelgeving en afspraken over concessieoverstijgende onderwerpen, zoals sociale veiligheid, toegankelijkheid, ov-chipkaart, taxivervoer en ov-data;–Het stimuleren van de samenwerking in de gehele ov-keten en de spoorgoederenvervoerketen, door het organiseren van platforms en tafels;–De inzet van de Beleidsimpuls railveiligheid waarin de prioriteiten in de veiligheidsaanpak voor de komende jaren zijn benoemd, zoals het Landelijke Verbeterprogramma Overwegen, het programma niet-actief beveiligde overwegen, het STS-verbeterprogramma (reductie stop tonend sein passages), suïcidepreventie en externe veiligheid langs het spoor en bij emplacementen.Ten slotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht).

(doen) uitvoeren

De Minister is verantwoordelijk voor een robuust mobiliteitssysteem van sterke verbindingen, sterke modaliteiten, voorspelbare reistijden en goede bereikbaarheid (zie ook artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid). Voor het Openbaar Vervoer en Spoor betekent dit dat de Minister zorgt voor o.a.:–Een concessie voor het reizigersvervoer over het hoofdrailnet, waarin het aanbod van het reizigersvervoer op het hoofdrailnet is vastgelegd, en een concessie voor de Waddenveren (met uitzondering van Texel);–De uitvoering van exploitatie, onderhoud en vernieuwing van railinfrastructuur, verkeersleiding, capaciteitsmanagement en het oplossen van veiligheidsknelpunten door ProRail onder aansturing van IenW via de beheerconcessie, zie Mobiliteitsfonds (artikel 13);–De besluitvorming over en uitvoering van investeringen in de hoofdspoorweginfrastructuur (incl. stations) in relatie tot gebiedsontwikkeling, alsmede het vormgeven en uitvoeren van aanpak hoge geluidsbelastingen;–Een bijdrage aan de financiering van het gedecentraliseerde Openbaar Vervoer en het programma Beter Benutten Decentraal Spoor;–Invoering European Railway Traffic Management System (ERTMS) om onder meer de veiligheid verder te verhogen.

Onderstaand zijn de indicatoren en kengetallen opgenomen die verbonden zijn met de doelstelling van dit beleidsartikel. Scores op indicatoren kunnen aanleiding zijn om beleid bij te sturen. De kengetallen bieden met name belangrijke contextuele informatie.

De indicatoren en kengetallen voor openbaar vervoer en spoor geven inzicht in de mate waarin aan de algemene doelstelling voldaan wordt. Zo laten de indicatoren m.b.t. spoorveiligheid zien of de veiligheid op en rond het spoor voldoende op orde is ten opzichte van eerdere jaren. De kengetallen rondom klanttevredenheid, treinpunctualiteit en impactvolle storingen op de infrastructuur geven een indicatie van de betrouwbaarheid en aantrekkelijkheid van de modaliteiten. Tenslotte geeft het aantal instappers, het vervoerd ladinggewicht, en het aantal ov-chipkaart transacties inzicht in de betaalbaarheid en de benutting van het ov en spoor.

Tabel 32 Kengetal: Klanttevredenheid regionaal openbaar vervoer

Indicator

2019

2020

2021

2022

2023

Totaaloordeel

7,8

n.b.

8

7,9

n.n.b.

Veiligheid

8,2

n.b.

8,1

8

n.n.b.

Snelheid

7,6

n.b.

7,7

7,6

n.n.b.

Gemak

7,6

n.b.

7,7

7,6

n.n.b.

Comfort

8

n.b.

8,2

8,1

n.n.b.

Beleving

7,4

n.b.

7,5

7,4

n.n.b.

Personeelsmonitor1

n.b.

6,7

n.b.

n.n.b.

n.n.b.

1

De personeelsmonitor wordt eens in de twee jaar uitgevoerd.

Toelichting

De ov-klantenbarometer is een landelijk onderzoek naar de mening van reizigers in het openbaar vervoer in Nederland en op de Friese Waddenveren. De onderwerpen zijn clusters, waarin de volgende zaken zijn meegenomen:

  • 1. Veiligheid: veiligheid rit, algemeen, halte/station;

  • 2. Snelheid: frequentie, overstaptijd, reissnelheid, punctualiteit;

  • 3. Gemak: gebruiksgemak ov-kaart, vervoersbewijs kopen, info halte, informatie rit, info vertragingen;

  • 4. Comfort: klimaat, instappen, zitplaats, overlast, rijstijl;

  • 5. Beleving: inrichting, netheid, klantvriendelijkheid, geluid;

  • 6. Personeelsmonitor: sociale veiligheid medewerkers. De personeelsmonitor wordt tweejaarlijks onderzocht en gepubliceerd. Zie hiervoor de bibliotheek Verkeer en Vervoer - CROW.

Het onderzoek van 2022 is uitgevoerd na de coronapandemie, maar wel nog in enigszins aangepaste vorm. Ten opzichte van 2018 en 2019 is het onderzoekjaar 2022 compacter; de metingen vonden plaats van april tot en met oktober, waar januari tot en met november gebruikelijk is.

In verband met de coronacrisis is het enquêteren voor de OV-kantenbarometer op 20 maart 2020 stilgelegd. In 2021 is de OV-Klantenbarometer uitgevoerd midden in de coronapandemie. Daardoor is deze OV-Klantenbarometer anders dan in voorgaande jaren. De groep reizigers was in 2021 anders van samenstelling: met o.a. minder forenzen door thuiswerken en minder studenten door online onderwijs. Ook in de uitvoering van het onderzoek zijn er belangrijke verschillen. Hierover is meer informatie te vinden op de website van CROW.

In 2022 is de populatie (nog) niet terug op het niveau van voor de coronacrisis. Daarnaast is er sprake geweest van stakingen in het OV, zowel bij de NS als in het regionale OV en was er relatief veel personeelsuitval door ziekte.

De gegevens over 2023 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het publiceren van dit jaarverslag. Deze informatie zal worden aangeboden bij de ontwerpbegroting 2025 en het jaarverslag 2024.

Tabel 33 Indicator: Punctualiteit en goederenvervoer

Indicator

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Treinpunctualiteit reizigersverkeer

91,50%

91,90%

93,50%

93,50%

91,1%

n.n.b.

Treinpunctualiteit goederenvervoer

69,30%

69,70%

70,10%

66,30%

65,50%

n.n.b.

Impactvolle storingen op de infrastructuur

542

435

361

4061

455

n.n.b.

Vervoerd ladinggewicht per spoor (in miljoen ton)

41,58

42,65

40,02

42,62

44,472

n.n.b.

Aantal ov-chipkaart transacties

2,7 mld.

2,8 mld.

1,47 mld.

1,56 mld

1,92 mld.

n.n.b.

Aantal instappers regionale treinen3

51,7 mln.

50,9 mln.

27,2 mln.

29,5 mln.

n.n.b.

n.n.b.

Aantal instappers NS4

1,28 mln.

1,34 mln.

0,59 mln.

0,62 mln.

0,96 mln.

n.n.b.

1

In de ontwerpbegroting 2023 is 410 gerapporteerd. De realisatie 2021 was 406. Het verschil van 4 storingen bestaat uit dubbeltellingen en storingen met een andere reden (bijv. vervoerder)

2

De gerealiseerde cijfers in 2022 zijn inmiddels gecorrigeerd en daarom is het meeste recente beschikbare cijfer opgenomen.

3

Totaal aantal instappers regionale treinen over het gehele jaar.

4

Gemiddelde aantal instappers per werkdag. Doordat de overzichten van NS in- en uitstappers weergeven zijn de aantallen bij de indicator ‘Aantal instappers NS’ abusievelijk structureel te hoog gerapporteerd. Dit is nu gecorrigeerd.

Toelichting

Bovenstaande cijfers geven inzicht in de punctualiteit van het spoorsysteem, het aantal impactvolle storingen en de aantallen goederen en reizigers die over het spoor vervoerd worden. Voor meer indicatoren op het thema punctualiteit geeft de website van ProRail de laatste inzichten.

De gegevens over 2023 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het publiceren van dit jaarverslag. Deze informatie zal worden aangeboden bij de ontwerpbegroting 2025 en het jaarverslag 2024.

Tabel 34 Indicator: spoorveiligheid (naar risicodrager)

Indicator

2018

2019

20201

2021

2022

2023

Aantal STS-passages

137

142

95

105

114

n.n.b.

Waarvan gevaarpunt bereikt

26

34

20

21

29

n.n.b.

Aanrijding op overwegen2

35

46

28

34

28

n.n.b.

Aantal dodelijke slachtoffers bij aanrijdingen op overwegen

14

9

5

9

2

n.n.b.

Aantal spoorsuicides

194

194

198

186

210

n.n.b.

Totaal aantal treinkm’s

164 mln.

165 mln.

152 mln.

160 mln.

157 mln

n.n.b.

1

De gerealiseerde cijfers in 2020 zijn gecorrigeerd t.o.v. de gepubliceerde cijfers in de Begroting 2021 om overeen te komen met het ILT Jaarverslag Spoorveiligheid 2020.

2

De gerealiseerde cijfers in 2016 t/m 2020 zijn gecorrigeerd t.o.v. de gepubliceerde cijfers in de Begroting 2021 om overeen te komen met het ILT Jaarverslag Spoorveiligheid 2020.

Toelichting

Hierboven staat een aantal indicatoren voor spoorveiligheid zoals deze worden gehanteerd in de Beleidsagenda Spoorveiligheid 2020-2025. Over de indicatoren wordt jaarlijks gerapporteerd op basis van het Jaarverslag Spoorveiligheid, opgesteld door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) in functie als National Railway Safety Authority. Hierin worden de indicatoren in samenhang met de achterliggende veiligheidsrisico’s nader toegelicht. Voor meer indicatoren op het thema spoorveiligheid geeft de website van ProRail de laatste inzichten.

Ook over het jaar 2022 benoemt ILT het Nederlandse spoor als één van de veiligste in Europa, maar onderstreept zij dat maatregelen nodig blijven om deze situatie te handhaven en te verbeteren. Het aantal aanrijdingen op overwegen en het aantal dodelijke slachtoffers is lager dan in 2021. Het aantal aanrijdingen kan per jaar nogal variëren, een jaar met een lager aantal slachtoffers kan weer gevolgd worden door meer slachtoffers, zoals de tabel ook laat zien.

In 2022 kwam het 114 keer voor dat machinisten zonder toestemming een stop-tonend sein (STS) passeren. Er komen in 2022 negen STS-passages meer voor dan in 2021, maar het aantal blijft in lijn met het aantal STS-passages in de jaren ervoor. 29 keer (25%) wordt het gevaarpunt (bijvoorbeeld een overweg of wissel) bereikt, wat een risico op een ongeval betekent.

Het aantal suïcides op het spoor nam sinds 2015 af, bleef in de jaren 2018-2021 ongeveer gelijk en is in 2022 weer toegenomen. Dit komt overeen met een stijging in het totale aantal suïcides in 2022. Het percentage suïcides dat op het spoor plaatsvond ten opzichte van het totale aantal suïcides is 11% en dat is een toename t.o.v. 2021.  ProRail werkt via het Programma Suïcidepreventie, -afhandeling en nazorg aan maatregelen om het aantal suïcides op het spoor terug te brengen. Uit onafhankelijk onderzoek blijkt dat deze maatregelen effectief zijn en daarom is dit Programma nu verlengd voor de periode 2022 ‒ 2026. Het Programma sluit aan bij de Derde Landelijke Agenda Suïcidepreventie van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

De gegevens over 2023 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het publiceren van dit jaarverslag. Deze informatie zal worden aangeboden bij de ontwerpbegroting 2025 en het jaarverslag 2024.

Omvorming ProRail tot ZBO

Het afgelopen jaar is duidelijk geworden dat er onvoldoende draagvlak is voor een publiekrechtelijke omvorming van ProRail. Daarom is een alternatief uitgewerkt om de gerealiseerde verbeteringen in de relatie tussen ProRail en het ministerie van IenW te borgen. In de zomer van 2023 is een nota van wijziging van het wetsvoorstel inzake de Publiekrechtelijke omvorming van ProRail aan de Raad van State gestuurd ter advisering. Het wetsvoorstel Publiekrechtelijke omvorming ProRail is recent gewijzigd (tot wet Sturing en verantwoording ProRail B.V) zodanig dat ProRail B.V. blijft en een privaatrechtelijk ZBO wordt. Het is nu aan de Tweede Kamer om te beslissen of de parlementaire behandeling zal worden voortgezet.

Marktordening spoor

In 2023 is de ontwerpconcessie geconsulteerd bij stakeholders en vervolgens gedeeld met de Tweede Kamer (TK) en Eerste Kamer (EK)5. Na verwerking van de aangenomen moties in de concessie op 21 december 2023 ondertekend door de Staatssecretaris en gegund aan NS. De TK is hierover geïnformeerd6. De concessie treedt op 1 januari 2025 in werking.

OV-knooppunten

In 2023 heeft het ministerie van IenW de uitvoering van de afspraken uit de Actie-agenda OV-knooppunten gecoördineerd. Ook startte het ministerie met het uitvoeren van het nieuwe stationsbeleid op basis van de Stationsagenda7. De voortgang rond de prioritaire thema’s uit de Stationsagenda is opgenomen in een nieuwe jaarlijkse voortgangsrapportage. Deze wordt in het voorjaar van 2024 naar de Tweede Kamer gestuurd.

Corona (Beschikbaarheid van het openbaar vervoer)

Om het openbaar vervoer beschikbaar te houden voor de reiziger tijdens de coronapandemie, heeft het Rijk in 2020, 2021 en 2022 middelen aan de ov-sector uitgekeerd. De verantwoording over de middelen van 2020 en 2021 is inmiddels afgerond, waarvan de verantwoording over 2021 in 2023 uitgevoerd is. Tevens is in 2023 ingezet op een transitie van de OV-sector. Samen met vervoerders en decentrale overheden heeft het ministerie van IenW zich ingezet voor een terugkeer naar een gezonde sector. Gezamenlijk en vanuit ieders individuele verantwoordelijkheid is er gewerkt aan de aantrekkelijkheid en kwaliteit van het openbaar vervoer, door middel van een gezamenlijk set van transitieafspraken.

Transitievangnet 2023

IenW heeft in 2023 een eenmalig transitievangnet ingesteld met een omvang van maximaal € 150 miljoen, om aan de reizigers voldoende zekerheid te bieden voor veilig en betrouwbaar OV.  De prognose is dat van deze middelen uiteindelijk € 119 miljoen gebruikt zal gaan worden. Finale afrekening en verantwoording over deze middelen vindt echter pas in 2025 plaats.

Naar normale verhoudingen

Omdat het KIM aangeeft dat er een structureel veranderde reizigersvraag is (Rapport, waar is de ov reiziger gebleven) is structureel extra geld in het openbaar vervoer nodig om daarop in te spelen en de benodigde transitie te maken, om blijvend kwalitatief goed en veilig ov te blijven bieden, dat immers een basisvoorziening is in heel Nederland. Om dat te bewerkstelligen heeft de Kamer bij de algemene beschouwingen in het najaar van 2023 extra middelen ter beschikking gesteld om de prijsstijgingen in het OV te voorkomen (€ 120 miljoen incidenteel voor NS voor 2024 en ruim € 150 mln structureel voor decentrale overheden). IenW heeft de intentie om deze middelen uit te keren binnen de normale verantwoordelijkheidsverdeling in het openbaar vervoer (voor NS via de concessie en voor decentrale overheden via Provinciefonds/ Decentralisatie uitkering en Brede doeluitkering voor vervoerregio’s) voor het regionale ov is in totaal € 300 mln structureel beschikbaar gesteld. Hiervan is ca € 150 mln om de prijscompensatie voor 2024 structureel tegen te gaan en € 150 mln om het ov op peil te houden dan wel te verbeteren. IenW en de decentrale ov autoriteiten hebben in NOVB verband afspraken gemaakt over monitoring van de inzet van deze middelen in relatie tot de motie aangehaalde doelstellingen, van bereikbaarheid van het openbaar vervoer, zodat daarover periodiek aan de Kamer gerapporteerd kan worden.

Modernisering spoor

Met de modernisering wordt gewerkt aan één spoorwet die ruimte biedt voor innovatie en maatwerk voor alle spoorgebruikers, en die mee ademt met ontwikkelingen in Europese regelgeving. In 2023 heeft de Raad van State advies uitgebracht over het wetsvoorstel en is verder gewerkt aan het opstellen van de onderliggende regelgeving. Het wetsvoorstel zal rond de zomer 2024 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

Oorlog Oekraïne

De kosten van materialen zijn gestegen, maar het effect van de oorlog in Oekraïne is daar vooralsnog niet uit te filteren. Met oog op de levering van grondstoffen, en als onderdeel van het initiatief van de Europese Commissie voor de Solidarity Lanes, wordt contact gehouden met de Nederlandse marktpartijen die graanvervoer per spoor met Oekraïne willen uitvoeren en besproken waar belemmeringen in dat transport kunnen worden weggenomen. Daarnaast wordt met Oekraïne op het gebied van spoorwegen samengewerkt in het kader van de voorbereidingen voor EU-toetreding.

Tabel 35 Budgettaire gevolgen van beleid art. 16 Openbaar Vervoer en Spoor (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde Begroting

Verschil

 
 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

 

Verplichtingen

30.714

1.250.288

1.476.750

825.715

200.147

26.306

173.841

1

         

Uitgaven

31.659

1.000.175

1.226.262

1.101.614

277.447

210.828

66.619

 
         

1 OV en Spoor

31.659

33.413

107.423

70.609

66.357

32.178

34.179

 

Opdrachten

5.953

4.524

5.295

4.844

7.647

8.405

‒ 758

 

ACM

0

0

0

0

0

1.783

‒ 1.783

 

OV & Stations

1.781

1.535

1.632

1.371

1.835

2.336

‒ 501

 

Aansturing NS en Prorail

0

0

0

1.842

3.359

1.967

1.392

 

Opdrachten SU

0

0

0

468

141

1.702

‒ 1.561

 

Overige Opdrachten

4.172

2.989

3.663

1.163

2.312

617

1.695

 

Subsidies

21.951

17.922

23.881

33.710

19.126

16.805

2.321

 

Maatregelen Spoorgoederenvervoer

14.521

14.329

18.469

17.855

9.363

12.176

‒ 2.813

 

NS IC Dordrecht-Brabant

760

1.440

1.460

0

0

0

0

 

NS IC Dordrecht - Breda

0

0

0

1.490

0

0

0

 

Consumentenorganisaties OV

0

0

0

1.099

1.015

663

352

 

Subsidie NS SV

    

2.000

2.000

0

 

Overige Subsidies

6.670

2.153

3.952

13.266

6.748

1.966

4.782

 

Bijdragen aan agentschappen

964

921

899

887

1.209

877

332

 

Waarvan bijdrage aan KNMI

45

46

47

14

14

47

‒ 33

 

Waarvan bijdrage aan RWS

919

832

823

826

1.057

830

227

 

Waarvan bijdrage RVO OVS ERTMS

0

43

29

47

0

0

0

 

Bijdrage aan overige agentschappen

0

0

0

0

138

0

138

 

Bijdragen aan medeoverheden

2.719

9.973

77.275

31.069

38.263

5.989

32.274

2

Bijdrage medeoverheden OVS

0

7.488

74.735

28.446

35.489

3.512

31.977

 

CLU Betuweroute en HSL

2.719

2.485

2.450

2.623

2.774

2.477

297

 

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

72

73

73

99

112

102

10

 
         

2 Maatregelenpakket OVS

0

966.762

1.118.839

1.031.005

211.090

178.650

32.440

 

- Subsidies

0

966.762

1.118.839

1.031.005

211.090

178.650

32.440

3

Beschikbaarheidsvergoeding OV-sector

0

966.762

1.118.839

1.031.005

105.994

178.650

‒ 72.656

 

Transitievangnet OV

0

0

0

0

105.096

0

105.096

 
         

Ontvangsten

249

597

885

2.588

3.202

0

3.202

 

Onderstaand wordt op het niveau van financieel instrument, de verplichtingen en ontvangsten een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  • 1. De hogere realisatie op het verplichtingenbudget (€ 173,8 miljoen) wordt veroorzaakt door:

    • Verhoging van de verplichtingen ten behoeve van de het Transitievangnet OV en subsidie regionale OV systemen (€ 131,4 miljoen);

    • Verhoging van de verplichtingen voor diverse decentrale specifieke uitkeringen op het gebied van verkeer en vervoer aan de provincies Utrecht, Limburg, Overijssel en Drenthe (€ 32,0 miljoen)

    • Daarnaast hebben er diverse kleinere mutaties plaatsgevonden waardoor het verplichtingenbudget met € 10,4 miljoen is toegenomen.

  • 5. De hogere realisatie op het instrument bijdragen aan mede-overheden (€ 32,3 miljoen) wordt met name veroorzaakt door de uitbetaling van de specifieke uitkeringen aan de provincies Drenthe, Limburg, Gelderland en Utrecht ad € 31,2 miljoen en € 0,8 miljoen ten behoeve van de specifieke uitkering OV Ambassadeurs.

  • 6. Het maatregelenpakket OVS komt per saldo € 32,4 miljoen hoger uit dan begroot. Dit komt door:

    • BVOV (- € 72,7 miljoen): de uiteindelijke realisatie van de regeling Beschikbaarheidsvergoeding OV-sector (BVOV) voor de jaren 2020, 2021 en 2022 blijkt lager dan geraamd.

    • TVOV (€ 105,1 miljoen): in 2023 zijn de gereserveerde middelen op het Mobiliteitsfonds voor het Transitievangnet OV (TVOV) gerealiseed op Hoofdstuk XII waarop de subsidie wordt verantwoord. TVOV is een tijdelijk vangnet om de OV-sector te ondersteunen om reizigers zekerheid te geven over voldoende, veilig en een betrouwbaar OV.

Onderstaand is per artikelonderdeel, zoals opgenomen in de budgettaire tabel, voor de financiële instrumenten zoveel mogelijk aangegeven waarvoor de financiële overdracht in het jaar 2023 is aangewend.

1. OV en Spoor (€ 66,4 miljoen)

De volgende financiële instrumenten zijn ingezet:

  • 1. Opdrachten (€ 7,6 miljoen).

    • OV en stations (€ 1,8 miljoen). Betreffen bijgedragen ten behoeve van de toegankelijkheid van het openbaar vervoer en aan uitgaven om een gelijk speelveld te creëren in het openbaar vervoer.

    • Aansturing NS en Prorail (€ 3,4 miljoen). Betreft opdrachten aan NS en ProRail en NS in relatie tot het beheer van de hoofdspoorweginfrastructuur.

    • Overige opdrachten (€ 2,3 miljoen). Dit betreffen voornamelijk (lopende) opdrachten voor de monitoring sociale veiligheid, het stimuleren van het beschikbaar stellen van (actuele) brongegevens voor reisinformatiediensten in het kader van het project Nationale Data Openbaar Vervoer (NDOV), de beheer- en vervoerconcessie, de uitbesteding van SWUNG1-taken en aanpassingen in de spoorwegwetgeving. Deze opdrachten worden door verschillende organisaties uitgevoerd.

  • 5. Subsidies (€ 19,1 miljoen).

    • Maatregelenpakket Spoorgoederenvervoer (€ 9,4 miljoen). Dit betreft met name de tijdelijke subsidieregeling stimulering spoorgoederenvervoer. De tijdelijke subsidieregeling stimulering spoorgoederenvervoer is onderdeel van het maatregelenpakket spoorgoederenvervoer om het transport van goederen over het spoor goedkoper te maken, door spoorgoederenvervoerders een gedeeltelijke compensatie van de gebruiksvergoeding te verlenen.

    • Consumentenorganisaties OV (€ 1,0 miljoen). Dit betreft voornamelijk een overboeking van opdrachten OV en Stations naar subsidie consumentenorganisaties OV voor de subsidie aan decentrale OV autoriteiten (DOVA).

    • Subsidie Sociale Veiligheid (€ 2,0 miljoen). Tussen IenW en NS is afgesproken dat beiden 50% van de kosten voor hun rekening nemen voor de continuering van de inzet van Veiligheid & Servicemedewerkers. Dit komt voor NS en IenW neer op een bijdrage van een ieder van € 10 miljoen (€ 2 miljoen per jaar) over de periode 2020 tot en met 2024. NS betaalt daarnaast ook voor extra inzet voor hoofdconducteurs in de trein.

    • Overige subsidies (€ 6,7 miljoen). Subsidie aan de NS ad € 4,2 miljoen ten behoeve van de continuering van de uitbreiding dienstregeling Zeeland in 2023. In december 2021 heeft NS naar aanleiding van het Advies compensatiepakket Vlissingen en Zeeland; Wind in de zeilen – een nieuwe start (Wientjes 26 juni 2020) de dienstregeling op de Zeeuwse lijn aangepast. waarvoor met subsidiebeschikking IenW/BSK-2022/ van 4 mei 2022 een exploitatiesubsidie aan NS is verstrekt. De NS. IenW Overeengekomen is om deze treindienst te continueren in de dienstregelingsjaren 2022 t/m 2024. Subsidie nachttrein NS (€ 1,4 miljoen). Dit betreft het realiseren van een proef met een grensoverschrijdende treindienst tussen Düsseldorf en Amsterdam Centraal om daarmee de nachttreindienst van ÖBB tussen Innsbruck/Wenen en Düsseldorf door te rijden naar Amsterdam en vice versa. Deze subsidie heeft tot doel om bij te dragen aan het verwachte exploitatietekort op Nederlands grondgebied van de genoemde proef.

  • 10. Bijdragen aan agentschappen (€ 1,2 miljoen). Met Rijkswaterstaat zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering (€ 1,1 miljoen). Dit zijn taken die Rijkswaterstaat uitvoert in opdracht van de beleidsdirectoraten van IenW. Door middel van de agentschapsbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij het agentschap gereserveerd. Met het KNMI (€ 0,014 miljoen) zijn afspraken gemaakt over informatievoorziening, bijvoorbeeld rondom winterse omstandigheden, die van belang zijn voor de veiligheid van het vervoer over het spoor.

  • 11. Bijdragen aan mede-overheden (€ 38,3 miljoen).

    • Bijdrage medeoverheden OVS (€ 35,5 miljoen). Dit betreft de bijdrage aan provincies Limburg, Drenthe Utrecht en Gelderland als bijdrage om de tekorten op exploitatie-uitgaven te dekken. Daarnaast is er een specifieke uitkering aan Provincie Groningen inzake Wunderline ad € 3 miljoen, betalingen voor het Schadeschap HSL-Zuid/A16/A4 (Wet gemeenschappelijke regelingen) €2,8 miljoen en voor de specifieke uitkering OV ambassadeurs € 0,8 miljoen.

    • CLU (€ 2,8 miljoen). Dit betreft de jaarlijkse bijdrage voor de Complete Lijn Uitschakeling (waarbij bijvoorbeeld bij een incident een tracé als geheel wordt uitgeschakeld) en de inzet van de 25kV Spanningstester (CLU+) op de Betuweroute en HSL in het kader van de daartoe gesloten overeenkomst met de betrokken Veiligheidsregio’s.

2. Maatregelenpakket OVS (€ 211,1 miljoen)

Het volgende financiële instrument is ingezet:

  • 1. Subsidies (€ 211,1 miljoen)

    • Beschikaarheidsvergoeding OV sector (€ 106,0 miljoen). De vergoeding is bestemd voor het waarborgen van de beschikbaarheid tijdens Corona van het openbaar vervoer onder concessie in Nederland. De looptijd van de BVOV tot 1 januari 2023 is gelijk aan de looptijd van de tijdelijke aangepaste (nood)concessies op grond waarvan de overheid aan OV-bedrijven vanwege COVID-19 een vergoeding kan verschaffen. De bijdrage vanuit het Rijk is afhankelijk van de gerealiseerde reizigersopbrengsten.

    • Transitievangnet OV (€ 105,1 miljoen). Zoals in de Voorjaarsnota 2022 is aangegeven, is de hoogte van de beschikbaarheidsvergoeding afhankelijk van de reizigersinkomsten. Bij de raming van het benodigde budget is uitgegaan van de prognose van het KiM over het herstel van het gebruik van het OV. Er is een eenmalig transitievangnet voor 2023 ingesteld (zie Kamerstukken 29984, nr. 991). Dit vangnet kent een omvang van maximaal € 150 miljoen en biedt zekerheid aan de reizigers voor voldoende, veilig en betrouwbaar OV in 2023. Dit vangnet beweegt mee met de actuele reizigersontwikkeling. Wanneer de reizigersaantallen in 2023 hoger zijn daalt de omvang van dit vangnet. Het vangnet biedt hiermee prikkels en voldoende tijd voor de sector om zich klaar te maken voor het ‘nieuwe normaal’ waarbij vraag en aanbod weer in balans worden gebracht. Voor deze regeling is dekking gevonden in het Mobiliteitsfonds en het benodigde bedrag is overgeboekt naar dit artikel.

Ontvangsten (€ 3,2 miljoen)

Dit betreft de ontvangsten voor de beschikbaarheidsvergoeding OV (BVOV) naar aanleiding van recente vaststellingen (€ 1,6 miljoen). Daarnaast betreft dit diverse kleinere ontvangsten (€ 1,6 miljoen).

Tabel 36 Extracomptabele verwijzing naar artikel 13 Spoorwegen van het Mobiliteitsfonds (x € 1.000)
  

2023

 

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 13 Spoorwegen van het Mobiliteitsfonds

2.293.713

 

Andere ontvangsten van artikel 13 Spoorwegen

368.898

 

Totale uitgaven op artikel 13 Spoorwegen

2.662.611

Waarvan

  

13.02

Exploitatie, onderhoud en vernieuwing

2.022.887

13.03

Ontwikkeling

425.832

13.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

213.892

13.07

Rente en aflossing

0

Tabel 37 Extracomptabele verwijzing naar artikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur van het Mobiliteitsfonds (bedragen x € 1.000)
  

2023

 

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur van het Mobiliteitsfonds

563.296

 

Andere ontvangsten van artikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur

0

 

Totale uitgaven op artikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur

563.296

Waarvan

  

14.01

Grote regionaal/lokale projecten

0

14.02

Regionale Mob. Fondsen

0

14.03

Bereikbaarheidsprogramma's

563.296

Tabel 38 Extracomptabele verwijzing naar artikel 17 Hoofdwegennet van het Mobiliteitsfonds (bedragen x € 1.000)
  

2023

 

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 17.02 Betuweroute, 17.03 HSL-Zuid, 17.07 ERTMS en 17.10 Programma Hoogfrequent Spoorvervoer van het Mobiliteitsfonds

413.745

 

Andere ontvangsten van artikel 17.02 Betuweroute, 17.03 HSL-Zuid, 17.07 ERTMS en 17.10 Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

17.000

 

Totale uitgaven op artikel 17.02 Betuweroute, 17.03 HSL-Zuid, 17.07 ERTMS en 17.10 Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

430.745

Waarvan

  

17.02

Betuweroute

0

17.03

Hogesnelheidstrein-Zuid

0

17.07

ERTMS

189.798

17.10

Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

240.947

5

Kamerstukken II, vergaderjaar 2022 ‒ 2023, 29984 nr. 1126

6

Kamerstukken II, vergaderjaar 2023 ‒ 2024, 29984, nr. 1176

7

Kamerstukken II, vergaderjaar 2022-2023, 29984 nr. 1088

Licence