Base description which applies to whole site

4.3 Artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid

Het ministerie van IenW streeft ernaar om weggebruikers zo veilig, betrouwbaar en duurzaam mogelijk van A naar B te laten reizen.

Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid

In onderstaande tabel is een samenvatting opgenomen van de totale verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van dit artikel. De onderverdeling naar de financiële instrumenten is opgenomen in de totaal tabel van de budgettaire gevolgen van beleid.

Tabel 19 Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid art.14
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

Verplichtingen

126.324

281.913

341.514

266.980

417.039

206.740

210.299

        

Uitgaven

98.715

190.983

236.170

256.264

329.675

293.933

35.742

        

Uitgaven onderverdeeld per artikelonderdeel

       

1 Netwerk

79.949

131.707

59.438

36.333

21.183

20.413

770

2 Verkeersveiligheid

18.766

25.089

51.575

20.053

22.368

19.789

2.579

3 Slimme en Duurzame Mobiliteit

0

34.187

125.157

199.879

286.124

253.731

32.393

        

Ontvangsten

4.041

5.012

2.672

3.157

4.072

5.782

‒ 1.710

In onderstaande tabel is een overzicht en toelichting opgenomen op de rol en verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat bij Wegen en Verkeersveiligheid. Voor een nadere toelichting op de verschillende typologieën stimuleren, regisseren, financieren en (doen) uitvoeren wordt verwezen naar de leeswijzer.

Tabel 20 Rol en verantwoordelijkheden

Rol

Toelichting

Stimuleren

De Minister stimuleert specifieke beleidsonderwerpen door het verstrekken van (aanvullende) bekostiging, subsidies en de inzet van andere instrumenten zoals overleg, voorlichting, (prestatie)afspraken en wet- en regelgeving. Het gaat onder meer om de Investeringsimpuls verkeersveiligheid en de reductie van de CO2-uitstoot van het wegverkeer.

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook voor de uitvoering van het beleid inzake wegen en verkeersveiligheid. Via (toezicht op) wet- en regelgeving, aansturing van RWS in het beheer van het hoofdwegennet en afspraken met medeoverheden, het bedrijfsleven en andere maatschappelijke organisaties, zorgt IenW voor veilige infrastructuur en optimaal gebruik daarvan. Daarbij wordt ingespeeld op ontwikkelingen bij gebruikers, voertuigen en infrastructuur. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving; de Inspectie Leefomgeving en Transport houdt toezicht op de naleving.

(doen) uitvoeren

De Minister is verantwoordelijk voor een robuust en veilig mobiliteitssysteem van sterke verbindingen, sterke modaliteiten, voorspelbare reistijden en goede bereikbaarheid (zie ook artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor). Voor het hoofdwegennet betekent dit dat de Minister zorgt voor de besluitvorming over en uitvoering van het instandhouden van de infrastructuur en de netwerkontwikkeling in relatie tot gebiedsontwikkeling. Instandhouding wordt op basis van een 8-jarige programmering in opdracht gegeven aan de uitvoeringsorganisatie RWS. Aanlegprojecten worden in het MIRT vastgelegd, de bijdragen zijn gerelateerd aan het Mobiliteitsfonds.

Onderstaand zijn de indicatoren en kengetallen opgenomen die verbonden zijn met de doelstelling van dit beleidsartikel. Scores op indicatoren kunnen aanleiding zijn om beleid bij te sturen. De kengetallen bieden met name belangrijke contextuele informatie. In productartikel 12 van het Mobiliteitsfonds zijn tevens de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of - kengetallen opgenomen.

1. Netwerk

Motivering

Nederland is bereikbaar met schone en veilige automobiliteit en een betrouwbaar, veilig en toekomstbestendig hoofdwegennet; met het huidige hoofdwegennet als samenhangend netwerk dat op nationaal niveau de belangrijkste steden, kernen en economische toplocaties met elkaar verbindt. IenW zet in op de instandhouding (exploitatie, onderhoud en vernieuwing) en de ontwikkeling van het netwerk

Exploitatie, onderhoud en vernieuwing

Met exploitatie, onderhoud en vernieuwing wordt ingezet op het op peil houden van de kwaliteit van het bestaande hoofdwegennet en het behouden van de huidige functie van de infrastructuur. De prestaties van de infrastructuur worden gemeten en uitgedrukt in indicatoren. Over de indicatoren met daarbij horende (streef)waarden zijn met Rijkswaterstaat prestatieafspraken gemaakt. In het mobiliteitsfonds wordt in artikel 12.01, 12.02 en in de Instandhoudingsbijlage het overzicht gepresenteerd van de gerealiseerde prestatieindicatoren 2023 en het volume van het uitgesteld onderhoud met betrekking tot het hoofdwegennet.

Ontwikkeling areaal

Om een betrouwbaar netwerk te realiseren en de verwachte verkeersgroei te faciliteren, worden infrastructuurprojecten voorbereid en uitgevoerd. Zo wordt bereikt dat de noodzakelijke wegcapaciteit beschikbaar is en komt. Voor een nader toelichting op de in 2023 gerealiseerde mijlpalen wordt verwezen naar het Mobiliteitsverslag en artikelonderdeel 12.03 van het Mobiliteitsfonds.

Bereikbaarheid

Met de hoofdwegennet-indicator worden de economische verlieskosten van (toekomstige) knelpunten in beeld gebracht, met als doel om die nieuwe projecten te prioriteren, die de meeste economische verlieskosten oplossen. Rijkswaterstaat publiceert in haar Rapportage Rijkswegennet een filetop 50 kaart en tabel met de hoogste economische verlieskosten. In het MIRTprojectenboek is dezelfde kaart opgenomen en per MIRT-project de bijdrage aan het oplossen van de filetop 50 worden weergegeven.

Rapportage Rijkswegennet

Rijkswaterstaat brent jaarlijks in maart de Rapportage Rijkswegennet uit. In de rapportage wordt feitelijke informatie weergegeven over het gebruik van het Rijkswegennet, de filezwaarte, de filetop-10 en het reistijdverlies Rapportage Rijkswegennet | Rijkswaterstaat.

Lucht en geluid

De inzet is gericht op het voorkomen dat nieuwe knelpunten ontstaan. Hieronder is het aantal overschrijdingen van de grenswaarden langs het hoofdwegennet opgenomen. De genoemde getallen voor geluid betreffen het aantal objecten (met name woningen) met een geluidbelasting op de gevel boven de maximale waarde van 65dB, waarvoor nog een geluidssaneringsplan moet worden opgesteld.

Tabel 21 Lokale luchtkwaliteit NO2 en geluidsknelpunten langs hoofdwegen waarvoor nog een saneringsplan moet worden opgesteld
 

2019

2020

2021

2022

2023

Streefwaarde peildatum

Lokale luchtkwaliteit NO2

0

0

0

1

n.n.b.

0 knelpunten langs rijkswegen

Geluidsknelpunten langs rijkswegen waarvoor nog een saneringsplan moet worden vastgesteld

5.450

5.400

2.350

150

50

0

Bron Lokale luchtkwaliteit NO2: Monitoringsrapportage NSL 2023. Bron Geluidsknelpunten: Rijkswaterstaat, 2023

Toelichting

  • 1. Lucht. Uit de 14e monitoringsrapportage NSL over 2022 blijkt dat Nederland voor het wegverkeer bijna voldeed aan de Europese grenswaarden voor stikstofdioxide. Op één punt was er een overschrijding: direct naast de tunnelmond van de Maastunnel in Rotterdam. De gegevens over 2023 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het opstellen van dit jaarverslag. De informatie zal aan de Tweede Kamer worden aangeboden bij de begroting 2025.

  • 2. Geluid. De peildatum van 2023 betreft de uiterste datum voor het opstellen van een saneringsplan. In deze context is sprake van nul knelpunten als voor alle saneringsobjecten een saneringsplan is opgesteld. De termijn voor de uitvoering van de saneringsmaatregelen wordt in de saneringsplannen vastgelegd en zoveel mogelijk gecombineerd met reguliere vervanging van het wegdek en eventuele wegaanpassingen. Voor 2023 is de waarde voor de nog op te lossen geluidknelpunten (gedefinieerd als NoMo’s) vastgesteld op 50.

2. Verkeersveiligheid

Motivering

Verkeersveiligheid is van groot maatschappelijk belang. Het raakt ons allemaal, elke dag. Iedere verkeersdeelnemer moet veilig op zijn bestemming komen. De ambitie is nul verkeersslachtoffers in 2050 door samen met verschillende overheden en maatschappelijke partners zoveel mogelijk risico’s weg te nemen, vanuit een integrale visie op voertuig, gedrag en infrastructuur.

Ontwikkeling aantal verkeersslachtoffers

In onderstaande tabel is de ontwikkeling van het aantal verkeersslachtoffers opgenomen. De ambitie uit het Strategisch Plan Verkeersveiligheid is om naar nul verkeersslachtoffers te gaan in 2050. De Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) is gevraagd of een halvering van het aantal slachtoffers in 2030 mogelijk is. Hoewel een halvering volgens SWOV te ambitieus is, wordt in samenwerking met maatschappelijke partijen en medeoverheden gewerkt aan een lijst met concrete maatregelen waarmee de huidige trend gekeerd kan worden.

Tabel 22 Ontwikkeling aantal verkeersslachtoffers
 

Basiswaarde

    

Realisatie

 

2002

2019

2020

2021

2022

2023

Aantal verkeersdoden

1.066

661

610

582

737

n.n.b.

Ernstig verkeersgewonden (op basis van oude definitie)

16.100

21.400

19.700

  

n.n.b.

Ernstig verkeersgewonden (op basis van nieuwe definitie)

 

6.900

6.500

6.800

8.300

n.n.b.

Bron: De Staat van de Verkeersveiligheid, 2023

Toelichting

  • 1. Verkeersdoden. Op 18 april 2023 maakte het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) bekend dat er 737 mensen in het verkeer om het leven kwamen in 2022. Dat zijn 155 verkeersdoden meer dan in 2021 toen er 582 verkeersdoden waren. Na drie opeenvolgende jaren van afname van het aantal verkeersdoden is er sprake van een forse stijging en ligt het aantal hoger dan in de periode vóór COVID. De meeste fatale slachtoffers, 291, betreffen bestuurders van een fiets (elektrische fiets en conventionele fiets), gevolgd door 225 automobilisten en 57 voetgangers. Het CBS constateert ook dat bij fietsers sprake is van een toename van verkeersdoden door een aanrijding met een ander voertuig.

  • 2. Ernstige verkeersgewonden2. In de Staat van de Verkeersveiligheid heeft de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) het aantal ernstig verkeersgewonden voor 2022 volgens de nieuwe definitie vastgesteld op 8.300.

De gegevens over 2023 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het opstellen van dit jaarverslag. De informatie zal aan de Tweede Kamer worden aangeboden bij de begroting 2025.

3 Duurzame en slimme mobiliteit

Motivatie

We werken in Nederland toe naar een mobiliteitssector zonder uitstoot in 2050. Om uiterlijk in 2050 klimaatneutraal te zijn, heeft het kabinet het doel om in 2030 55% minder CO2 uit te stoten dan in 1990. Daarom streven we naar slimmer, anders en schoner reizen van personen en vervoer van goederen. We zetten daarbij in op slimmer, anders en schoner reizen.

Ontwikkeling verplichting aandeel hernieuwbare energie

Vanaf 1 januari 2022 is het nieuwe stelsel in werking getreden dat rekening houdt met de Renewable Energy Directive (RED) II, het Klimaatakkoord en het Duurzaamheidskader Biogrondstoffen. Het kader (Rapportage Energie voor Vervoer) geldt dan voor de periode 2022 tot en met 2030 via wederom jaarlijkse verplichtingen.

Tabel 23 Kengetal: Ontwikkeling verplichting aandeel hernieuwbare energie in het vervoer, limiet conventionele biobrandstoffen en subdoelstelling geavanceerde biobrandstoffen (in %)
 

2019

2020

2021

2022

Jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer

12,5

16,4

17,5

17,9

Realisatie

12,7

16,5

17,5

19,1

Limiet conventionele biobrandstoffen

4,0

5,0

5,0

1,4

Realisatie

1,2

1,7

1,3

1,3

Subdoelstelling geavanceerde biobrandstoffen

0,8

1,0

1,2

1,8

Realisatie

1,9

2,6

6,8

9,1

Bron: Rapportage Energie voor Vervoer in Nederland, 2022

Toelichting

Het percentage voor 2022 betreft 17,9% hernieuwbare energie ten opzichte van de brandstoffenplas benzine en diesel voor met name wegvervoer. De verplichting rust op brandstofleveranciers die benzine en diesel leveren aan met name wegvervoer. De inzet van grondstoffen wordt binnen de verplichting gestuurd door een limiet op conventionele grondstoffen (voedsel- en voedergewassen), een limiet op IXb-grondstoffen (zoals gebruikt frituurvet) en een subdoel op geavanceerde grondstoffen (zie bijlage IX lijst A van de RED II). De verplichting is tot en met 2022 jaarlijks gehaald binnen de gestelde kaders.

De gegevens over 2023 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het opstellen van dit jaarverslag. Dit kengetal keert niet meer terug in de begroting vanaf 2024. Voor de gegevens over 2023 wordt verwezen naar de jaarlijkse publicatie van de Nederlandse Emissieautoriteit.

Ontwikkeling CO2 emissie nieuwe personenauto's

Op Europees niveau is aan fabrikanten opgelegd om in 2021 een gemiddelde CO2-uitstoot te realiseren van 95g/km. In 2025 moet de uitstoot met 15% zijn afgenomen, in 2030 met 37,5%. Op 27 oktober 2022 hebben het Parlement en de Raad een akkoord bereikt deze CO2-normen aan te scherpen. Dat betekent dat de doelstelling voor personenauto’s aangescherpt zal worden tot 55% in 2030. Voor busjes betekent dit politieke akkoord een aanscherping tot 50% in 2030. De EU heeft zich daarbij gecommitteerd om de gemiddelde CO2-uitstoot voor nieuwe personenauto’s en busjes per 2035 tot 100% terug te brengen. Dit betekent een uitfasering van de nieuwverkoop van personenauto’s en busjes met interne verbrandingsmotor per 2035.

Tabel 24 Ontwikkeling CO2-emissie nieuwe personenauto’s in gram CO2 per kilometer
 

2005

2010

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Streefwaarde 2023

EU

162,6

140,3

118,5

120,8

122,4

130, 3

116,3

108,2

 
         

(95,0)

Nederland

169,9

135,8

108,3

105,5

100

100,3

95,1

86,8

 

Bron: Europese Milieu Agentschap, 2022

Toelichting

Het Europees Milieu Agentschap (EEA) heeft het afgelopen jaar de gegevens gepubliceerd voor de gemiddelde CO2-uitstoot van nieuwe personenauto's die in 2022 in de EU, IJsland, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk (VK) zijn geregistreerd. In Nederland was de gemiddelde uitstoot van nieuw verkochte personenauto’s in 2022 met 86,8 gram CO2-/km ruim onder het Europese gemiddelde (108,2) en kan Nederland daarmee nog steeds tot de kopgroep in de EU worden gerekend.

De definitieve gegevens over 2023 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het opstellen van het jaarverslag 2023. Dit kengetal is niet meer opgenomen vanaf de begroting 2024, zie hiertoe de leeswijzer van de begroting 2024. Voor de gegevens over 2023 wordt verwezen naar de jaarlijkse publicatie van het European Environment agency.

Emissies luchtverontreinigende stoffen en broeikasgas

De sector mobiliteit draagt substantieel bij aan de totale emissie van luchtverontreinigende stoffen. Nederland moet op grond van Europese regelgeving ('National Emission Ceilings' (NEC)-richtlijn EU 2016/2284) voor de betreffende stoffen voldoen aan een nationaal emissieplafond, maar er is geen specifiek doel voor mobiliteit. In december 2016 zijn de nieuwe doelstellingen voor luchtverontreinigende stoffen vastgesteld voor de periodes 2020 ‒ 2029 en de periode 2030 en verder.

Tabel 25 Kengetal: Emissies luchtverontreinigende stoffen en broeikasgas door verkeer en vervoer. Betreft mobiele bronnen in totaal, dus transportmiddelen en mobiele werktuigen, exclusief zeevaart, in kton/jr
 

Realisatie 2000

Realisatie 2005

Realisatie 2010

Realisatie 2015

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Raming 2025

Raming 2030

NOx

311,1

276,4

225,9

169

125,1

119,5

118,8

111

101,5

SO2

15,8

10,3

3

1

0,7

0,6

0,7

0,8

0,7

PM2,5

17

13

8

5,2

3,6

3,4

3,3

2,8

2,4

NH3

4,3

5,1

4,1

3,2

3,1

3,2

3,2

5,0

4,6

NMVOS1

93,6

65,2

52,1

37,1

29,8

29,1

28,9

33,2

27,7

Bron realisatie t/m 2021: National Emission Ceilings (NEC). Bron raming 2025 en 2030: Monitoringsrapportage Doelbereik Schone Lucht Akkoord

1

Vluchtige Organische Stoffen, exclusief Methaan.

Toelichting

De tabel laat nog steeds een dalende trend zien in de emissies die aan mobiliteit gerelateerd zijn. Alleen Zwaveldioxide (SO2) toont een kleine stijging. Berekeningen van het PBL geven aan dat voor 2025 en 2030 een stijging wordt verwacht in een deel van de emissies. Mede dankzij deze trend is de verwachting gerechtvaardigd dat Nederland ook in de toekomst aan de NEC-verplichtingen kan voldoen.

De definitieve gegevens over 2023 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het opstellen van het jaarverslag 2023. Dit kengetal is niet meer opgenomen vanaf de begroting 2024, zie hiertoe de leeswijzer van de begroting 2024. Voor de gegevens over 2023 wordt verwezen naar de jaarlijkse publicatie door de rijksoverheid.

Instandhouding (Coalitieakkoord)

In het Coalitieakkoord Rutte IV van januari 2022 is geld beschikbaar gesteld voor het inlopen van achterstanden en voor het onderhoud, renoveren en vervangen van infrastructuur in de toekomst. De opgaven waar we voor staan zijn echter groot. Er moesten aanvullende keuzes gemaakt worden omdat geld en arbeidskrachten beperkt zijn en allebei voorhanden moeten zijn om het werk te kunnen uitvoeren. De Tweede Kamer is bij brief geïnformeerd over het basiskwaliteitsniveau (BKN) van de Rijkswaterstaatnetwerken (Kamerstukken II, 2022-2023, 29385 nr. 119, 17 maart 2023).

De kern van het BKN is om de verhouding in balans te brengen tussen prestaties, risico’s en beschikbare middelen voor exploitatie en onderhoud. Hierin stond een aantal maatregelen met prestaties die niet meer geleverd worden en een beschrijving van nog nader uit te voeren onderzoek. Het bepalen van het BKN was lastig, maar de noodzakelijke keuzes zijn door beleid en uitvoering gezamenlijk gemaakt. Daarnaast is in die brief de financiële schuif aangekondigd van ontwikkeling (MIRT-aanleg) naar exploitatie, onderhoud en vernieuwing (EOV) waarmee extra middelen, maar ook capaciteit bij RWS, vrij worden gespeeld voor EOV en die zijn verwerkt in de Begroting 2024. Met deze middelen kunnen we werken aan de grootste onderhoudsopgave van onze infrastructuur ooit. Het streven is een groei van het productievolume te realiseren van € 2 miljard naar € 3 miljard per jaar voor de instandhouding van de RWS-netwerken in de periode tot 2030, waarvan € 0,8 miljard per jaar voor vervanging en renovatie van infrastructuur.

Het BKN is leidend voor de RWS-programmering van ‘Exploitatie, onderhoud en vernieuwing’ (EOV), maar ook voor ‘Ontwikkeling’ (MIRT-aanleg). Het is het uitgangspunt voor beleidsbeslissingen over de netwerken die in beheer zijn bij Rijkswaterstaat. De brief over het BKN is besproken in de Tweede Kamer (30 maart 2023). Het BKN van de RWS-netwerken is door RWS beprijsd en wordt op dit moment gevalideerd. Het BKN is de basis voor de recent verleende meerjarenafspraak EOV RWS-netwerken die loopt tot en met 2030.

Verkeersveiligheid Rijks N-wegen (Coalitieakkoord)

Door het kabinet is € 200 miljoen beschikbaar gesteld om de verkeersveiligheid van de Rijks-N-wegen verder te verbeteren. In juni 2022 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de aanpak in twee tranches3. De realisatiefase van de eerste verkeersveiligheidsmaatregelen uit tranche 1 is eind 2023 gestart. Daarnaast is de Tweede Kamer in juni 2023 over de uitwerking van tranche 24. Dit betreft het plan van aanpak dat is uitgewerkt voor de grootschalige aanpak van zowel de N36 als de N50 Kampen-Ramspol en de uitwerking van het maatregelpakket voor de top-5 IMA-trajecten in tranche 2 (N14, N44, N59 en N915).

Digitalisering

Op het gebied van smart mobility toepassingen in de mobiliteitssector, is de beleidslijn om van programma’s en projecten naar structurele beleidsmatige borging verder ingezet. Centraal hierbij staat de implementatie van twee grote Europese wetgevingstrajecten, namelijk i) een verantwoorde en veilige introductie van geautomatiseerde systemen in voertuigen via de General Safety Regulation (GSR) en ii) het ontsluiten van mobiliteitsdata via de Intelligente Transport Systems (ITS) directive. Voor het spoor geautomatiseerde voertuigen is het afgelopen jaar een taskforce opgericht, samen met het ministerie van Justitie en Veiligheid, de RDW, CBR en RWS. In dit verband werken de betrokken organisaties aan de totstandkoming van beleid op geautomatiseerd vervoer, wijzigingen in nationale wet-, en regelgeving, en de inrichting van de werkprocessen bij uitvoeringsorganisaties als gevolg van de inwerking getreden EU-wetgeving. Het doel is een verantwoorde introductie en slimme inpassing van geautomatiseerd vervoer in Nederland.

Voor het toegankelijk en vindbaar maken van mobiliteitsdata zijn binnen het Digitaal Stelsel Mobiliteitsstelsel afspraken gemaakt met medeoverheden en wegbeheerders over werkwijze, rollen en verantwoordelijkheden in het stelsel en de reikwijdte van het stelsel. Met marktpartijen zoals navigatiediensten wordt samengewerkt op de levering en de kwaliteit van de data. Daarnaast is met wegbeheerders, medeoverheden en marktpartijen gewerkt aan concrete diensten zoals het ontsluiten van data voor schoolzones, waardoor de verkeersveiligheid rond schoolzones wordt verhoogd, alsook het doorgeven van verkeersveiligheidswaarschuwingen (Safety Priority Services). 

Om de voortgang van smart mobility toepassingen te meten en te monitoren, is in 2023 voor het eerst de jaarlijkse Smart Mobility Monitor gepubliceerd. Met deze inzichten worden overheden op alle niveaus in staat gesteld om beleidsbeslissingen op het gebied van smart mobility toepassingen meer en meer op basis van feiten en cijfers te maken.

Accucheck

Batterijmetingen voor occasions als ook aanvullende accugarantie worden in toenemende mate door de markt aangeboden. IenW is verder met sectorpartijen in Nederland en op Europees niveau in gesprek om te komen tot een universele batterijcheck. Met Bovag en de Vereniging van Elektrische Rijders is daarnaast afgesproken om begin 2024 een veldonderzoek uit te voeren naar de kwaliteit van de metingen van verschillende aanbieders.   

NAL

In Samenwerkingsovereenkomst Regionale Aanpak Laadinfrastructuur 2 zijn de afspraken over de uitrol van de laadinfrastructuur vastgelegd inclusief bijbehorende middelen.

Tabel 26 Budgettaire gevolgen van beleid art. 14 Wegen en Verkeersveiligheid (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 
 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

 

Verplichtingen

126.324

281.913

341.514

266.980

417.039

206.740

210.299

1

         

Uitgaven

98.715

190.983

236.170

256.264

329.675

293.933

35.742

 
         

1 Netwerk

79.949

131.707

59.438

36.333

21.183

20.413

770

 

Opdrachten

24.500

27.088

5.878

8.534

11.819

11.206

613

 

Wegverkeersbeleid

2.151

2.108

3.530

3.142

4.386

5.860

‒ 1.474

 

Unit Smart Mobility

1.116

1.743

1.390

0

4.872

2.378

2.494

 

Beter Benutten

12.634

11.020

35

0

0

0

0

 

Reservering Klimaatakkoord

0

0

0

0

0

0

0

 

Duurzame Mobiliteit

5.444

5.377

‒ 3

0

0

0

0

 

Verkeersemissies

1.760

1.220

0

0

0

0

0

 

Elektrisch vervoer

501

1.744

0

0

0

0

0

 

Duurzame Logistiek

0

3.121

0

0

0

0

0

 

Overige Opdrachten

894

755

926

5.392

2.561

2.968

‒ 407

 

Subsidies

17.748

18.026

0

0

0

0

0

 

Duurzame Mobiliteit

15.982

16.587

0

0

0

0

0

 

Overige subsidies

1.766

1.439

0

0

0

0

0

 

Bijdrage aan agentschappen

19.041

22.238

9.791

8.537

8.003

6.739

1.264

 

Bijdrage aan Agentschap RWS

11.025

11.241

9.352

8.120

7.194

6.739

455

 

Waarvan bijdrage aan RVO

4.313

6.966

0

417

729

0

729

 

Waarvan bijdrage NEA

3.703

3.601

0

0

0

0

0

 

Overige bijdragen aan agentschappen

0

430

439

0

80

0

80

 

Bijdrage aan medeoverheden

18460

63.316

42.600

15.480

631

1.414

‒ 783

 

Bijdrage aan medeoverheden DuMo

3.175

28.638

0

0

0

0

0

 

Waarvan bijdrage aan Caribisch Nederland

15.285

13.500

11.038

9.820

0

0

0

 

Regionale bijdrage MIRT

0

21.178

31.562

5.660

631

1.414

‒ 783

 

Overige bijdrage aan medeoverheden

0

0

0

0

0

0

0

 

Bijdragen aan internationale organisaties

200

745

500

0

0

0

0

 

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

0

294

669

3.782

730

1.054

‒ 324

 
         

2 Verkeersveiligheid

18.766

25.089

51.575

20.053

22.368

19.789

2.579

 

Opdrachten

5.181

5.506

6.629

5.298

4.462

6.387

‒ 1.925

 

Verkeersveiligheid

5.181

5.506

6.629

4.233

4.462

6.387

‒ 1.925

 

Overige opdrachten

0

0

0

1065

0

0

0

 

Subsidies

9.145

9.697

10.404

10.847

10.325

9.735

590

 

Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV)

4.186

4.034

4.121

4.243

4.250

4.131

119

 

Veilig Verkeer Nederland (VNN)

3.849

3.868

3.844

3.948

4.041

3.944

97

 

Waarvan Alert

750

1.002

1.029

0

0

0

0

 

Overige Subsidies

360

793

1.410

2.656

2.034

1.660

374

 

Bijdragen aan agentschappen

669

831

879

755

757

700

57

 

Bijdrage aan Agentschap RWS

669

831

879

755

757

700

57

 

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

30

30

30

30

30

30

0

 

Waarvan Euro NCAP

30

30

30

30

30

30

0

 

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

3.741

9.025

33.633

3.123

3.328

2.937

391

 

Waarvan bijdrage aan CBR

2.396

7.320

32.058

2.500

1.585

2.207

‒ 622

 

Waarvan bijdrage aan het RDW

1.345

1.677

1.575

403

0

0

0

 

Overige bijdragen aan ZBO's/RWT's

0

28

0

220

1.743

730

1.013

 

(Schade)vergoedingen

0

0

0

0

3.466

0

3.466

 

Stint

0

0

0

0

3.466

0

3.466

 
         

3 Slimme en Duurzame Mobiliteit

0

34187

125157

199.879

286.124

253.731

32.393

 

Opdrachten

0

71

23.694

25.094

33.394

156.047

‒ 122.653

2

Reservering Klimaatakkoord

0

0

0

0

0

117.718

‒ 117.718

 

Duurzame Logistiek

0

0

6.079

0

11.346

9.500

1.846

 

Innovatie en Intelligentie Transportsystemen

0

0

0

8.110

7.031

9.131

‒ 2.100

 

Programma duurzame mobiliteit

0

0

6.247

1.371

1.187

8.453

‒ 7.266

 

Innovatie, strategie voor Mobiliteit (ISM)

0

0

0

0

882

3.740

‒ 2.858

 

Verkeersemissies

0

0

0

58

216

3.244

‒ 3.028

 

Programma fiets

0

0

0

0

4.813

2.505

2.308

 

Duurzame energiedragers in mobiliteit

0

0

0

0

608

1.338

‒ 730

 

NGF-project Dutch Metropolitan Innovations

0

0

0

0

1.862

0

1.862

 

Beter Benutten

0

71

9.278

0

0

0

0

 

Elektrisch vervoer

0

0

1.820

0

2.546

48

2.498

 

Overige opdrachten

0

0

270

15.555

2.903

370

2.533

 

Subsidies

0

11.809

51.722

131.753

210.974

78.018

132.956

3

Duurzame Mobiliteit

0

0

23.693

22.555

12.146

13.740

‒ 1.594

 

Elektrisch Vervoer

0

11.809

26.620

79.464

138.396

23.800

114.596

 

Bronmaatregelen stikstof

0

0

0

28.286

58.382

39.000

19.382

 

Overige subsidies

0

0

1.409

1.448

2.050

1.478

572

 

Bijdragen aan Agentschappen

0

0

17.251

21.096

24.380

7.404

16.976

4

Bijdrage aan Agentschap RWS

0

0

2.994

3.446

4.168

1.679

2.489

 

Bijdrage aan Agentschap Nea

0

0

3.905

4.705

4.977

5.359

‒ 382

 

Bijdrage aan Agentschap RVO

0

0

10.352

12.582

14.767

366

14.401

 

Overige bijdragen aan agentschappen

0

0

0

363

468

0

468

 

Bijdragen aan medeoverheden

0

22.307

30.520

20.320

17.092

12.262

4.830

 

Duurzame Mobiliteit

0

0

6.030

5.547

8.440

10.200

‒ 1.760

 

Mobiliteit en Gebieden

0

22.307

24.490

14.773

4.014

2.062

1.952

 

Overige bijdragen aan medeoverheden

0

0

0

0

4.638

0

4.638

 

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

0

0

954

40

284

0

284

 

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

0

0

1.016

1.576

0

0

0

 
         

Ontvangsten

4.041

5.012

2.672

3.157

4.072

5.782

‒ 1.710

 
Tabel 27 Uitsplitsing verplichtingen
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

Verplichtingen

126.324

281.913

341.514

266.980

417.039

206.740

210.299

Waarvan garantieverplichtingen

0

31.000

68.800

0

0

0

0

Waarvan overige verplichtingen

126.324

250.913

272.714

266.980

417.039

206.740

210.299

Onderstaand wordt op het niveau van financieel instrument, de verplichtingen en ontvangsten een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  • 1. Het verschil in verplichtingen van € 210,3 miljoen wordt met name veroorzaakt door:

    • Verhoging van de verplichtingen voor de subsidies stikstof SSEB (€ 37,7 miljoen), de specifieke uitkering Zero-emissiebussen (€ 27,2 miljoen) en voor de subsidieregeling SEPP (€ 97,4 miljoen). Met deze verhoging zijn de verplichtingen in lijn gebracht met de gepubliceerde regelingen.

    • Voor het NGF-project Dutch Metropolitan Innovations is € 65,0 miljoen verplichtingen ruimte vanuit latere jaren naar 2023 geschoven om de meerjarige reeks in 2023 aan te kunnen gaan.

    • Het resterende saldo van - € 17 miljoen wordt verklaard door diverse kleinere mutaties (€ 3 miljoen) en het afboeken van verplichtingen met betrekking tot subsidieregelingen die uigevoerd worden door het RVO (- € 20 miljoen).

  • 5. Op de opdrachten is per saldo - € 122,7 miljoen minder uitgegeven dan bij ontwerpbegroting was geraamd. Dit wordt veroorzaakt omdat vanuit de Reservering Klimaatakkoord voor € 108 mln. aan middelen is overgeboekt ten behoeve van de subsidieregelingen Elektrisch Vervoer (SEPP, SEBA en AanZET). Daarnaast is voor ca. ‒ € 6,6 miljoen gerealloceerd binnen de opdrachten en is ‒ € 3,0 mln. overgeboekt naar de agentschapsbijdrage RVO voor de uitvoering van bovengenoemde subsidies. Tot slot is er uit het programma Duurzame Mobiliteit - € 3,5 miljoen overgeboekt ten behoeve van de SPUK-regeling (bijdrage medeoverheden) Veilig Slim en Duurzame Mobiliteit (VSD). Ook is er € 2,0 miljoen overgeboekt naar het onderdeel Actieve Mobiliteit voor het programma Fiets en is - € 0,8 miljoen miljoen overgeboekt om extra capaciteit in te zetten op gedrag en communicatie op het gebied van vergroenen reisgedrag. Het resterende saldo van € 1,2 miljoen wordt verklaard door diverse kleinere mutaties.

  • 6. Op de subsidies voor duurzame mobiliteit (SEPP, SEBA, AanZET en SSEB) is gedurende 2023 € 133,0 miljoen meer uitgegeven als gevolg van een grotere animo voor de regelingen dan aanvankelijk verwacht. De aanvullende middelen voor elektrisch vervoer (€ 114,6 miljoen) zijn beschikbaar gesteld uit de middelen vanuit het klimaatakkoord (€ 89,9 miljoen) en specifiek voor de subsidieregeling AanZET zijn middelen uit latere jaren naar voor gehaald (€ 24,7 miljoen). Ook voor de subsidieregelingen gerelateerd aan bronmaatregelen stikstof was de animo hoog en zijn de aanvullende benodigde middelen beschikbaar gesteld uit opdrachtenbudget en SEPP (€ 19,4 miljoen). Deze middelen vloeien in 2024 terug. Het resterende saldo van circa € 1 miljoen wordt verklaard door diverse kleinere mutaties.

  • 7. De hogere bijdragen aan agentschappen (€ 17 miloen) hangt met name samen met de hogere bijdrage aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Aan het RVO is een deel van de beleidsuitvoering (uitvoering van de DKTI-regeling, subsidies elektrisch vervoer en andere beleidsondersteunende werkzaamheden) uitbesteed.

Onderstaand is per artikelonderdeel, zoals opgenomen in de budgettaire tabel, voor de financiële instrumenten zoveel mogelijk aangegeven waarvoor de financiële overdracht in het jaar 2023 is aangewend.

1 Netwerk (€ 21,2 miljoen)

De volgende financiële instrumenten zijn ingezet:

  • 1. Opdrachten (€ 11,8 miljoen)

    • Wegverkeersbeleid (€ 4,4 miljoen). Dit betreffen voornamelijk (onderzoeks)opdrachten van het ministerie van IenW op het gebied van verkeers- en wegmaatregelen. Dit zijn onder meer opdrachten in het kader van onderzoeken naar geluid door SWUNG (vastgelegd voor 5 jaar) en campagnes voor duurzame mobiliteit (waaronder elektrische deelauto’s en ‘Kies de beste band’). Ook betreft het uitgaven in het kader van MaaS.

    • Unit Smart Mobility (€ 4,9 miljoen). Dit betreft (onderzoeks)opdrachten op het gebied van Voertuigen en Digitale infrastructuur. Het gaat hier onder andere om zes contracten met servers providers (Kia, TomTom, enz.) om data voor bijvoorbeeld aankomende nood- en hulpdiensten, waarschuwingen voor naderende files en rode kruizen bij afgesloten rijbanen te leveren. Door middel van deze samenwerking met de zes contractanten kan Nederland bepaalde prioritaire veiligheidsinformatie bij de weggebruiker in de auto krijgen.

    • Overige opdrachten (€ 2,6 miljoen). Dit betreft uitgaven aan diverse (onderzoeks)opdrachten, onderzoeken, communicatie, monitoring en evaluatie van gedrag- en vraagbeïnvloeding en het meerjarenprogramma MIRT.

  • 5. Bijdragen aan agentschappen (€ 8,0 miljoen). De bijdrage aan agentschappen is met name bestemd voor RWS en heeft betrekking op de inzet van de kennis en kunde van RWS in het kader van beleidsondersteuning en advies (BOA). In 2023 betreft dit onder meer capaciteit voor de advisering op verschillende onderzoeken op het gebied van verkeersveiligheid.

  • 6. Bijdragen aan medeoverheden (€ 0,6 miljoen). Dit betreft de uitgaven aan de Specifieke Uitkering Regionale Aanpak Laadinfrastructuur met betrekking tot het delen van voertuigen. De overige uitgaven aan deze Specifieke Uitkering worden verantwoord onder artikelonderdeel 3. Slimme en Duurzame Mobiliteit.

  • 7. Bijdragen aan ZBO's/RWT's (€ 0,7 miljoen). Dit betreft uitvoeringstoetsen van de RDW. De uitvoeringstoetsen moeten de impact bepalen van de operationalisering van UN/ECE regelgeving voor software updates inzake goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens. Ook behelst het de uitvoeringstoets RDW op het gebied van de cyberbeveiligingsaspecten van voertuigen.

2 Verkeersveiligheid (€ 22,4 miljoen)

De volgende financiële instrumenten zijn ingezet:

  • 1. Opdrachten (€ 4,5 miljoen)

    • Verkeersveiligheid (4,5 miljoen). Onder opdrachten vallen de onderzoeken en activiteiten die gerelateerd zijn aan de uitvoering van het Landelijk Actieprogramma Verkeersveiligheid, dat een onderdeel vormt van het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2030 zoals beleidsontwikkeling voor beginnende bestuurders, maatregelen fietsveiligheid, het verbeteren van de verkeersveiligheid voor specifieke doelgroepen (bijv. ouderen). Om gedragsbeïnvloeding te bereiken wordt onder meer het Meerjarenprogramma Campagnes Verkeersveiligheid uitgevoerd (onder andere BOB en MONO). De uitgaven hiervoor zijn bijna € 2 miljoen. De uitgaven hiervoor worden voor een groot deel aan RWS gedaan. Onder dit artikel vallen ook opdrachten voor rijden onder invloed (€ 0,2 miljoen) en de bijdrage aan de Commissie Rijgeschiktheid van de Gezondheidsraad onder (€ 0,2 miljoen) en diverse (onderzoeks)opdrachten met betrekking tot verkeersveiligheid.

  • 3. Subsidies (€ 10,3 miljoen)

    • Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (€ 4,3 miljoen) en Veilig Verkeer Nederland (€ 4 miljoen). Er zijn in 2023 subsidies verstrekt aan de maatschappelijke organisatie Veilig Verkeer Nederland (VVN) en de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV). Zij voeren projecten uit en leveren maatschappelijke producten in het kader van de verkeersveiligheid. Het gaat zowel om wetenschappelijk onderzoek als om kennisverspreiding op het gebied van verkeersveiligheid.

    • Overige subsidies (€ 2 miljoen). In 2023 zijn onder andere subsidies verstrekt aan TeamAlert (€ 1,1 miljoen), en aan de Koepel Rijopleiding en Verkeerseducatie (bijna € 0,1 miljoen). Met betrekking tot het Kennisnetwerk SPV is in totaal € 0,7 miljoen aan subsidie verleend aan de SWOV en het CROW.

  • 6. Bijdragen aan agentschappen (€ 0,8 miljoen). De bijdrage aan agentschappen is volledig bestemd voor RWS en heeft betrekking op de inzet van de kennis en kunde van RWS in het kader van beleidsondersteuning en advies (BOA) op het gebied van verschillende onderzoeken op het gebied van verkeersveiligheid.

  • 7. Bijdragen aan ZBO's/RWT's (€ 3,3 miljoen). Dit betreft met name de regulier bijdrage aan CBR voor vorderingenonderzoek medisch en rijvaardigheid.

3 Slimme en duurzame mobiliteit (€ 286,1 miljoen)

De volgende financiële instrumenten worden ingezet:

  • 1. Opdrachten (€ 33,4 miljoen).

    • Duurzame logistiek (€ 11,3 miljoen). De opdrachten voor duurzame logistiek hebben met name betrekking op opdrachten aan Connekt.

    • Innovatie en intelligente transportsystemen (€ 7,0 miljoen). De opdrachten in het kader van Innovatie en Intelligente Transportsystemen hebben voor het grootste deel betrekking op opdrachten die het Rijk centraal aangaat ten behoeve van de regio overstijgende uitgaven in het kader van Veilig, Slim en Duurzaam. In 2024 zal een deel van dit budget derhalve worden overgeboekt naar de bijdrage medeoverheden.

    • Programma duurzame mobiliteit (€ 1,2 miljoen). Betreft uitgaven voor o.a. onderzoeken, communicatie, monitoring en evaluatie, gedrag- en vraagbeïnvloeding, het meerjarenprogramma MIRT, Intelligente Transport Systemen (ITS) en voor innovatie.

    • Verkeersemissies (€ 0,2 miljoen). Voor verkeersemissies zijn opdrachten geraamd in het kader van het monitoren van de stikstofuitstoot, maar ook om de kennis op dit gebied op orde te houden.

    • Programma fiets (€ 4,8 miljoen). Meewerken met de Tour de Force aan de doelstelling van 20% meer fietskilometers in 2027. Deze ambitie is weergegeven in de Nationale Fiets agenda die in 2017 naar de Kamer is gestuurd (Kamerstukken II 2016-2017, 34 681, nr. 1).

    • Duurzame energiedragers in mobiliteit (€ 0,6 miljoen). De opdrachten voor duurzame energiedragers in mobiliteit hebben voornamelijk betrekking op onderzoeksopdrachten voor hernieuwbare energie (bijvoorbeeld batterijen en waterstof).

    • NGF: Dutch Metropolitan innovations (€ 1,9 miljoen). Met het project Dutch Metropolitan innovations wordt ingezet op een digitale koppeling tussen mobiliteit, ruimte en verduurzaming met als doel om een stevige basis leggen voor slimme en duurzame verstedelijking en mobiliteit in Nederland. Voor het jaar 2024 wordt hiervoor 16,4 miljoen beschikbaar gesteld met als doel bij te dragen aan het realiseren van een digitale infrastructuur voor het delen en gebruiken van data.

    • Elektrisch vervoer (€ 2,5 miljoen). Betreft opdrachten om het elektrisch vervoer te stimuleren.

    • Overige opdrachten (€ 2,9 miljoen). De overige uitgaven hebben voornamelijk betrekking verduurzamen mobiliteit en diverse (onderzoeks)opdrachten in het kader van slimme en duurzame mobiliteit.

  • 11. Subsidies (€ 211,0 miljoen).

    • Duurzame mobiliteit (€ 12,1 miljoen). De Demonstratieregeling Klimaat Technologieën en Innovaties in Transport (DKTI-Transport) geeft invulling aan de doelstellingen van het Energieakkoord en het Klimaatakkoord. De regeling ondersteunt projecten voor duurzaam vervoer, met als doel het verminderen van de CO2-uitstoot (€ 11,0 miljoen). In 2023 is een incidentele subsidie formule E-Races van € 0,6 miljoen beschikbaar gesteld. Aan de KNVB is een incidentele subsidie beschikbaar gesteld van € 0,2 miljoen. En aan het Platform Hernieuwbare is in 2023 € 0,1 miljoen beschikbaar gesteld.

    • Elektrisch vervoer (€ 138,4 miljoen). De betreffen de bijdragen voor de stimuleringsregeling elektrische personenauto's particulieren (SEPP) en de stimuleringsregeling Emissieloze bedrijfsauto's (SEBA). De SEPP heeft tot doel het stimuleren van de aanschaf en lease van volledig elektrisch personenauto’s in de kleinere en compacte middenklasse door particulieren, teneinde de emissie van CO2 te verminderen. De SEBA heeft tot doel de ingroei van elektrische bestel- en vrachtauto’s te versterken. En de subsidieuitgaven voor vrachtauto’s (categorie N1 en N2).

    • Bronmaatregelen stikstof (€ 58,4 miljoen). Dit betreft de subsidieregeling schoon en emissieloos bouwmaterieel. Met deze subsidieregeling wordt de bouwsector in staat gesteld op korte termijn zijn vervuilende materieel te vervangen door emissievrij materieel dat nu nog hogere kosten kent maar wel reeds beschikbaar is of om te bouwen naar emissiearm materieel in geval van lange afschrijvingstermijnen.

    • Overige subsidies (€ 2,1 miljoen). De overige subsidies hebben met name betrekking op een subsidie aan de Vereniging Fietsersbond voor de belangenbehartiging voor fietsen (€ 0,8 miljoen), een subsidie (€ 0,8 miljoen) die bijdraagt aan het verbeteren en ontwikkelen van fiets- en wandelroutes en de subsidie aan de Dutch Cycling Embassy (€ 0,3 miljoen).

  • 16. Bijdragen aan agentschappen (€ 24,4 miljoen).

    • RWS (€ 4,2 miljoen). Met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die RWS uitvoert in opdracht van de beleidsdirectoraten van IenW. Door middel van de agentschapsbijdrage (€ 4,2 miljoen) wordt capaciteit bij RWS hiervoor gereserveerd.

    • NEA (€ 5,0 miljoen). Jaarlijks verstrekt het Ministerie van IenW voor het uitvoeren van onder andere wettelijke taken op het gebied van Energie Vervoer (hernieuwbare energievervoer en brandstoffen luchtverontreiniging) een opdracht aan de NEa (€ 5,0 miljoen).

    • RVO (€ 14,8 miljoen). Aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) wordt een deel van de beleidsuitvoering (uitvoering van de DKTI-regeling, subsidies elektrisch vervoer en andere beleidsondersteunende werkzaamheden) uitbesteed.

  • 20. Bijdragen aan medeoverheden (€ 17,1 miljoen). De bijdragen aan medeoverheden betreffen specifieke uitkeringen voor zero emissie bussen. De bijdragen gaan naar de 13 OV autoriteiten. Aan medeoverheden worden bijdragen verstrekt in het kader van de tijdens de Bestuurlijke Overleggen gemaakte afspraken en bijdragen ter ondersteuning van enerzijds de innovatie en energietransitie op het mobiliteitsbeleid en anderzijds voor maatregelen die de reiziger zélf in staat moet stellen om slimme keuzes te maken.

Ontvangsten (€ 4,1 miljoen)

Dit betreffen de ontvangsten van de Stichting Buisleidingstraat en de bestuurlijke boetes van de ILT. De bestuurlijke boetes die door de ILT zijn geïnd betreft het wegtransport € 3,3 miljoen. Het gaat dan om overtredingen van de Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit vervoer. Daarnaast zijn er afrekeningen van subsidiebeschikkingen binnen DGMO (€ 0,4 miljoen) en vanuit het Europese Subsidieproject IDACS is er € 0,4 miljoen euro ontvangen voor opdrachten elektrisch vervoer.

Tabel 28 Extracomptabele verwijzing naar artikel 12 Hoofdwegennet van het Mobiliteitsfonds (bedragen x € 1.000)
  

2023

 

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 12 Hoofdwegennet van het Mobiliteitsfonds

3.094.668

 

Andere ontvangsten van artikel 12 Hoofdwegennet

116.264

 

Totale uitgaven op artikel 12 Hoofdwegennet

3.210.932

Waarvan

  

12.01

Exploitatie

5.763

12.02

Onderhoud en vernieuwing

1.034.926

12.03

Ontwikkeling

581.265

12.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

778.672

12.06

Netwerkgebonden kosten HWN

810.306

Tabel 29 Extracomptabele verwijzing naar artikel 17.08 ZuidasDok van het Mobiliteitsfonds (bedragen x € 1.000)
  

2023

 

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 17.08 ZuidasDok van het Mobiliteitsfonds

140.739

 

Andere ontvangsten van artikelonderdeel 17.08 ZuidasDok

 
 

Totale uitgaven op artikel 17.08 Zuidasdok

140.739

Waarvan

  

17.08.01

Zuidasdok

140.739

2

Een ernstig verkeersgewonde is in Nederland na 2020 gedefinieerd als een slachtoffer dat als gevolg van een verkeersongeval opgenomen wordt in een ziekenhuis met een letselernst van MAIS3+ en daaraan niet binnen 30 dagen overlijdt. Ook internationaal en in de medische wereld wordt een dergelijke definitie aangehouden voor (verkeers)slachtoffers met ernstig letsel. In de oude definitie tot en met 2020 werden ook de «matig ernstig verkeersgewonden» meegenomen met een letselernst van MAIS2.

3

Kamerstuk 29398, nr. 1014

4

Kamerstuk 36200A, nr. 78

Licence