Base description which applies to whole site

ARTIKEL 6 en 7. HOGER ONDERWIJS

Artikel

Algemene doelstelling

Het stelsel van hoger onderwijs en onderzoek zorgt dat studenten en (wetenschappelijk) personeel hun talenten en onderzoekend vermogen maximaal kunnen ontwikkelen. Het leidt hen op voor een positie op de nationale en internationale arbeidsmarkt die optimaal aansluit bij hun talenten.

Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor een stelsel van hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten en ambities van individuele studenten en (wetenschappelijk) personeel, en bij de behoefte van de maatschappij.

Financieren: De minister financiert het stelsel van het hoger onderwijs en onderzoek door bekostiging van de onderwijsinstellingen. Mede hierdoor wordt de toegankelijkheid van het onderwijs gewaarborgd.

Stimuleren: De minister stimuleert specifieke beleidsonderwerpen via de prestatiebox, afzonderlijke subsidies en de inzet van andere instrumenten, zoals prestatieafspraken, bestuurlijke afspraken, voorlichting en wet- en regelgeving.

Regisseren: De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs vult de minister in via een regisserende rol. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving. De kwaliteit van de individuele opleidingen in het hoger onderwijs wordt bewaakt met het accreditatiestelsel. Dit is belegd bij de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO). De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de naleving van wet- en regelgeving en daarnaast op het functioneren van het accreditatiestelsel als geheel.

Kengetallen hoger onderwijs

Tabel 6.1 Kengetallen

(aantallen x 1 000)

2011/2012

2012/2013

2013/2014

2014/2015

2015/2016

1.

Ingeschreven studenten (inclusief langstudeerders, exclusief groen onderwijs) 1)

 

Hbo-voltijd bachelor

354,1

359,1

363,7

368,6

373,8

 

Hbo-voltijd master

2,7

2,9

3,2

3,5

3,6

 

Hbo-deeltijd bachelor

51,3

49,0

47,6

46,1

45,2

 

Hbo-deeltijd master

9,4

8,8

8,5

8,4

8,3

   

Totaal hbo

417,5

419,8

423,0

426,5

430,9

               
 

Wo-voltijd bachelor

152,3

153,1

154,5

155,5

156,5

 

Wo-voltijd master

75,5

76,8

78,3

80,1

82,0

 

Wo-deeltijd bachelor

4,2

3,7

3,5

3,3

3,2

 

Wo-deeltijd master

4,7

4,3

4,0

3,9

3,7

   

Totaal wo

236,7

238,0

240,3

242,8

245,4

Bron: Referentieraming 2012 (begroting)

2.

Gediplomeerden (inclusief langstudeerders, exclusief groen onderwijs) 1)

 

Hbo-voltijd bachelor

52,0

53,0

53,9

54,7

55,5

 

Hbo-voltijd master

1,1

1,1

1,1

1,3

1,3

 

Hbo-deeltijd bachelor

9,1

9,0

8,8

8,6

8,5

 

Hbo-deeltijd master

3,2

3,0

2,9

2,8

2,8

 

Totaal hbo

65,4

66,0

66,7

67,4

68,1

               
 

Wo-voltijd bachelor

26,5

26,7

26,9

27,2

27,3

 

Wo-voltijd master

30,6

30,8

31,2

31,6

32,3

 

Wo-deeltijd bachelor

0,6

0,6

0,5

0,5

0,5

 

Wo-deeltijd master

1,4

1,3

1,3

1,2

1,2

   

Totaal wo

59,1

59,4

60,0

60,5

61,4

Bron: Referentieraming 2012 (Radon)

(bedragen x € 1 000)

2013

2014

2015

2016

3.

Onderwijsuitgaven per student

       
 

Hbo

       
   

Onderwijsuitgaven per student 2)

6,0

6,0

6,0

6,0

   

Bedrag per student aan ontvangsten verhoogd collegegeld conform langstudeerdersmaatregel 3)

0,2

0,2

0,2

0,2

   

Totaal

6,2

6,2

6,2

6,2

 

Wo

       
   

Onderwijsuitgaven per student 2)

5,8

5,9

5,9

5,9

   

Bedrag per student aan ontvangsten verhoogd collegegeld conform langstudeerdersmaatregel 3)

0,3

0,3

0,3

0,3

   

Totaal

6,1

6,2

6,2

6,2

Toelichting:

  • 1. De Referentieraming 2012 is gemaakt met een nieuw ramingsysteem. Dit systeem maakt een grotere detaillering mogelijk, zodat nu ook voor het wo onderscheid kan worden gemaakt naar voltijd/deeltijd en voor zowel hbo als wo naar bachelor/master. Daarmee wordt aangesloten bij de bekostiging, die gebaseerd is op o.a. het aantal bekostigde studenten en graden bachelor en masteropleidingen. Vanaf de begroting 2013 worden dus de gediplomeerden van de bacher- en masteropleidingen afzonderlijk geteld (bij de begroting 2012 was dit nog niet het geval).

    Het aantal eerstejaars speelt bij de bekostiging geen rol meer en zijn in deze begroting niet (meer) als kengetallen opgenomen.

  • 2. De onderwijsuitgaven per student zijn berekend in nominale prijzen zonder de collegegeldontvangsten, en aantal studenten conform de Referentieraming 2012 (overeenkomstig tabel 6.1, onder 1; omgerekend naar kalenderjaren).

  • 3. Deze bedragen geven de ontvangsten per student weer van het verhoogde collegegeld conform de langstudeerdersmaatregel.

Vanaf het collegejaar 2012–2013 vindt er als gevolg van de collegegeldverhoging voor langstudeerders een verschuiving plaats van publieke naar private financiering. De geraamde ontvangsten van het verhoogde collegegeld als gevolg van de langstudeerdersmaatregel zijn in mindering gebracht op de budgetten van het hbo en het wo. Om de vergelijking met voorgaande begrotingen mogelijk te maken, zijn ook in deze begroting naast de publieke onderwijsuitgaven per student (2) ook de private onderwijsuitgaven als gevolg van de collegegeldverhoging voor langstudeerders (3) gepresenteerd.

Indicatoren/kengetallen

Indicatoren en kengetallen voor het stelsel hoger onderwijs zijn opgenomen in de beleidsagenda, in het Onderwijsverslag 2010–2011 (Kamerstuk 33 000 VIII, nr. 185) en in Trends in Beeld 2012.

In het jaar 2011 ondersteunden de bekostigde instellingen 668 niet-EER studenten uit het Profileringsfonds (Kamerstuk 31 821, nr. 44). In de toekomst zal deze informatie worden opgenomen in het jaarverslag (voor het eerst in 2013 met informatie over de aantallen in 2012).

Begrotingsakkoord

Beleidswijzigingen

De gevolgen van het Begrotingsakkoord 2013 voor artikel 6 en 7 worden toegelicht in de beleidsagenda en het algemene deel van het verdiepingshoofdstuk.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 6.2 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 6 Hoger beroepsonderwijs (bedragen x € 1 000)
     

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen1

2 503 819

2 483 912

2 468 852

2 502 380

2 540 849

2 575 700

2 575 509

Waarvan garantieverplichtingen

40 000

10 000

         

Totale uitgaven1

2 509 283

2 509 035

2 464 254

2 492 375

2 501 818

2 539 837

2 575 687

Waarvan juridisch verplicht

   

99,9% 2

       
                   

Bekostiging

2 466 582

2 461 746

2 423 882

2 451 193

2 461 938

2 505 431

2 541 294

Hoofdbekostiging

2 466 582

2 409 515

2 264 956

2 282 795

2 288 339

2 324 015

2 352 139

 

Onderwijsdeel hbo

2 384 034

2 322 429

2 177 865

2 202 640

2 218 242

2 254 083

2 282 114

 

Deel Ontwerp en ontwikkeling

69 748

68 605

68 607

68 671

68 613

68 448

68 541

 

Bekostiging tweede bachelor- en mastergraden in het hbo

1 219

2 000

2 000

       
 

Bekostiging experimenten open bestel

10 705

15 000

15 000

10 000

     
 

Bekostiging postinitiële masteropleidingen hbo

876

1 481

1 484

1 484

1 484

1 484

1 484

Prestatiebox

 

52 231

158 926

168 398

173 599

181 416

189 155

 

Kwaliteit en profiel (behoort tot Onderwijsdeel hbo)

 

52 231

158 926

168 398

173 599

181 416

189 155

   

             

Subsidies

28 186

29 200

23 284

25 462

25 086

21 088

21 088

 

Regeling bevordering kennisfunctie hogescholen

12 055

22 267

19 967

19 300

16 899

16 899

16 899

 

Regeling stimulering Bèta/techniek (Sectorplan mbo-hbo techniek 2011–2016)

     

2 000

4 000

   
 

Studiekeuze-informatie hoger onderwijs

2 400

2 455

2 400

2 400

2 400

2 400

2 400

 

Bestuurlijk arrangement Hogeschool

Zeeland

2 000

           
 

Praktijkgericht onderzoek (Raak)

6 828

           
 

Overig

4 903

4 478

917

1 762

1 787

1 789

1 789

                   

Opdrachten

559

284

100

100

100

100

100

 

Uitbesteding

559

284

100

100

100

100

100

                   

Bijdragen aan baten/lastendiensten

13 956

17 805

16 988

15 620

14 694

13 218

13 205

 

Dienst Uitvoering Onderwijs

13 956

17 805

16 988

15 620

14 694

13 218

13 205

Ontvangsten

3 948

5 124

1 213

1 213

1 213

1 213

1 213

1

De bedragen zijn exclusief apparaatsuitgaven. Deze zijn opgenomen in de tabel budgettaire gevolgen van beleid in artikel 95 Apparaatskosten. Hierdoor wijken de totale uitgaven voor 2011 af van het jaarverslag 2011.

Tabel 6.3 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 7 Wetenschappelijk onderwijs (bedragen x € 1 000)
     

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

3 946 917

3 917 551

3 936 841

3 937 676

3 955 953

3 989 300

3 988 977

Waarvan garantieverplichtingen

35 000

0

         

Totale uitgaven

3 954 885

3 928 649

3 894 582

3 934 775

3 932 166

3 956 007

3 989 255

Waarvan juridisch verplicht

   

99,9% 1

       
                   

Bekostiging

3 888 292

3 874 338

3 843 622

3 891 841

3 897 239

3 923 633

3 956 211

Hoofdbekostiging

3 888 292

3 847 664

3 724 001

3 763 977

3 764 837

3 784 386

3 810 130

 

Onderwijsdeel wo

1 592 895

1 558 750

1 428 563

1 458 751

1 460 217

1 482 183

1 503 407

 

Onderzoeksdeel wo

1 705 386

1 707 741

1 705 386

1 712 926

1 711 355

1 707 027

1 709 290

 

Deel ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek

585 754

576 979

585 552

592 300

593 265

595 176

597 433

 

Bekostiging tweede mastergraden in het wo

4 257

4 194

4 500

       

Prestatiebox

 

26 675

119 621

127 864

132 402

139 247

146 081

 

Kwaliteit en profiel

(behoort tot Onderwijsdeel wo)

 

26 675

119 621

127 864

132 402

139 247

146 081

                   

Subsidies

39 721

26 218

23 028

15 233

7 882

5 351

6 046

 

Subsidieregeling Sirius Programma2

10 929

11 543

10 302

7 954

2 407

   
 

Subsidieregeling Huygens Scholarship Programme

10 351

           
 

Subsidieregeling Libertas Noodfonds

1 000

765

745

605

265

   
 

Subsidieregeling Programma Akademie assistenten

954

957

         
 

3TU’s samenwerking

6 066

6 000

3 500

1 500

     
 

Toetsing en Toetsgestuurd leren

2 426

2 426

2 260

       
 

Overig

7 995

4 527

6 221

5 174

5 210

5 351

6 046

                   

Opdrachten

1 625

1 630

1 583

1 660

1 660

1 660

1 660

 

Uitbesteding

1 625

1 630

1 583

1 660

1 660

1 660

1 660

                   

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

3 270

3 986

3 874

3 724

3 608

3 586

3 561

 

Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO)

3 270

3 986

3 874

3 724

3 608

3 586

3 561

                   

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

21 977

22 477

22 475

22 317

21 777

21 777

21 777

 

Organisaties excl. NVAO en SKI 123 (zie tabel 6.4)

21 977

22 477

22 475

22 317

21 777

21 777

21 777

Ontvangsten

25 117

16

 16

16

16

16

16

1

De resterende 0,1% is vrijwel geheel bestuurlijk gebonden.

2

Middelen zijn inclusief de oude middelen uit het Fonds Economische Structuurverkenning (fes). De middelen zijn bestemd voor zowel het hbo als het wo.

Tabel 6.4 Middelen organisaties1 (bedragen x € 1 000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

United Nations University (UNU)

874

882

882

882

882

Europees Universitair Instituut Florence

1 583

1 583

1 583

1 583

1 583

Stichting Nederlandse Organisatie voor Internationale

samenwerking in het Hoger Onderwijs (NUFFIC)

17 266

16 943

16 063

15 798

15 798

Platform Bèta/techniek (PBT)

1 529

445

287

   

Stichting Handicap en Studie

499

504

504

504

504

Stichting UAF Steunpunt (SUS) / UAF

2 500

2 500

2 500

2 500

2 500

Stichting Studiekeuze 123 (SKI 123)

2 400

2 400

2 400

2 400

2 400

Interstedelijk Studentenoverleg (ISO)

249

255

255

255

255

Landelijke Studenten Vakbond (LSVb)

249

255

255

255

255

Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO)

3 874

3 724

3 608

3 586

3 561

1

In deze tabel zijn de subsidieontvangers vermeld en de bedragen waarop de subsidies ten hoogste kunnen worden vastgesteld. Voor zover geen andere juridische grondslag van toepassing is, vormt deze begrotingsvermelding de wettelijke grondslag als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c, van de Algemene Wet Bestuursrecht voor de subsidieverlening aan deze subsidieontvangers.

Bekostiging

Toelichting op de financiële instrumenten

Universiteiten (wo) en hogescholen (hbo) ontvangen een rijksbijdrage voor onderwijs en onderzoek. Dit bedrag wordt jaarlijks via een verdeelsleutel aan de universiteiten en hogescholen toegekend als een lumpsumbekostiging.

De rijksbijdrage is gebaseerd op de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). In het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs zijn de bepalingen, bedragen en percentages opgenomen op basis waarvan de rijksbijdrage wordt berekend (zie ook: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/financiering-onderwijs/financiering-hoger-onderwijs).

De rijksbijdrage voor het hoger onderwijs heeft een hoofdbekostiging en een prestatiebox. Daarnaast wordt bekostiging verstrekt voor tweede bachelorgraden hbo en tweede mastergraden hbo en wo (die parallel zijn gestart), experimenten open bestel hbo, en postinitiële masteropleidingen hbo.

Onderwijsdeel hbo en wo

Universiteiten en hogescholen ontvangen een rijksbijdrage om een dekkend aanbod aan geaccrediteerde opleidingen te verzorgen. Er is één bekostigingsmodel voor hbo en wo. De rijksbijdrage is met name gebaseerd op de nominale studieduur van de opleiding en het volgen en succesvol afronden van één bachelor- en één masteropleiding. Het onderwijsdeel bestaat uit:

  • a. een studentgebonden deel: gebaseerd op het aantal ingeschreven bekostigde studenten en graden (diploma’s), zowel in het hbo als het wo zijn er drie bekostigingsniveaus (laag, hoog en top),

  • b. een onderwijsopslag in bedragen: bedragen op basis van afspraken voor kwaliteit, kwetsbare opleidingen en bijzondere voorzieningen, en

  • c. een onderwijsopslag als percentage, waarin o.a. de langstudeerdersmaatregel wordt verwerkt.

Deel Ontwerp en ontwikkeling hbo en Onderzoeksdeel wo

Hogescholen ontvangen een rijksbijdrage voor ontwerp en ontwikkeling gebaseerd op bedragen voor lectoren bij lerarenopleidingen en een regulier bedrag.

Universiteiten ontvangen een rijksbijdrage voor het verrichten van wetenschappelijk onderzoek. Het onderzoeksdeel wo is gebaseerd op:

  • a. een studentgebonden deel: gebaseerd op het aantal bekostigde graden,

  • b. een deel promoties: gebaseerd op het aantal promoties leidend tot een proefschrift en het aantal ontwerpcertificaten,

  • c. een voorziening onderzoek in bedragen: bedragen op basis van afspraken over o.a. sectorplannen en toponderzoeksscholen (inclusief de extra € 19,7 miljoen die per 2012 beschikbaar is gekomen voor de universiteiten met in begrip van de Wageningen Universiteit), en

  • d. een voorziening onderzoek in percentages.

Deel ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek

De bekostiging van het onderwijs en onderzoek bij de acht academische ziekenhuizen loopt via de universiteiten. Hier kunnen studenten geneeskunde onderwijs volgen en praktijkervaring opdoen. De bekostiging bestaat uit een deel dat is gebaseerd op het aantal ingeschreven studenten en graden, en uit een procentueel deel (o.a. voor huisvesting).

Bekostiging tweede bachelorgraden hbo en tweede mastergraden hbo en wo

In overleg met de VSNU en de HBO-raad worden tot en met 2013 tweede bachelor- en mastergraden hbo en tweede mastergraden wo bekostigd. Deze tweede studie moet parallel aan een eerste studie zijn gestart en het diploma moet ten minste zes maanden na het eerste diploma zijn behaald.

Bekostiging experimenten open bestel hbo

De middelen worden ingezet voor de bekostiging van experimenten open bestel. Doel van de experimenten open bestel is om kennis op te doen over de effecten van het toelaten tot de publieke financiering van andere dan de huidige bekostigde aanbieders in het hoger onderwijs, en over de voorwaarden waaronder in het publiek bekostigde stelsel ruimte kan worden gemaakt voor deze aanbieders. De experimenten eindigen 2014.

Bekostiging postinitiële masteropleidingen hbo

De middelen zijn beschikbaar voor de afwikkeling van de tijdelijke financiering van (eerder goedgekeurde) arbeidsmarktrelevante hbo-masters in prioritaire gebieden.

Prestatiebox

Kwaliteit en profiel hbo en wo

Met ingang van 2013 worden er extra middelen ingezet voor kwaliteit en profiel, ter grootte van ongeveer 7% van de onderwijsbekostiging. Hiervan is 5% bestemd voor kwaliteit (voorwaardelijke financiering) en 2% voor profiel (selectief budget). Deze middelen worden in de periode 2013 – 2016 toegekend op basis van prestatieafspraken met de individuele universiteiten en hogescholen (zie ook de Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap «Kwaliteit in verscheidenheid», Kamerstuk 31 288, nr. 194, en de Hoofdlijnenakkoorden OCW-HBO-raad en OCW-VSNU, Kamerstuk 31 288, nrs. 246 en 247).

Voor onderwijskwaliteit en studiesucces (kwaliteit) is er (inclusief het groen onderwijs) een bedrag van € 200 miljoen beschikbaar in 2013 oplopend naar € 245 miljoen in 2016. De afspraken worden gemaakt op basis van concrete indicatoren. Het is een voorwaardelijke financiering: indien er geen prestatieafspraak tot stand komt tussen OCW en de instelling, dan wordt de 5% voor kwaliteit niet toegekend en komt de instelling ook niet in aanmerking voor het 2%-budget voor profiel. Daarnaast kan een instelling bij het niet behalen van de overeengekomen prestatieafspraken in de periode in 2017 – 2020 (deels) gekort worden op het budget voor kwaliteit.

Voor het stimuleren van zwaartepuntvorming en profilering in het onderwijs (profiel) wordt met ingang van 2013 € 80 miljoen op jaarbasis (inclusief het groen onderwijs) selectief toegewezen aan de beste plannen: € 38 miljoen voor het wo en € 42 miljoen voor het hbo. Van het voor het hbo beschikbare bedrag is tenminste € 21 miljoen bestemd voor zwaartepuntvorming. Dit kan vorm krijgen door aansluiting bij centres of expertise. De € 2 miljoen die afzonderlijk was geraamd voor centres of expertise wordt hieraan toegevoegd. In 2014 vindt een tussentijdse beoordeling van de voortgang plaats (midterm review). Als dit onvoldoende is, kan een instelling in 2015 en 2016 het budget voor profiel niet meer toegekend krijgen.

In verband met de invoering van de prestatiebekostiging in het hoger onderwijs is een AMvB opgesteld en aan de Tweede Kamer voorgelegd.

Subsidies

Subsidieregeling bevordering kennisfunctie hogescholen (hbo)

Van hogescholen wordt verwacht dat zij een centrale rol in de Nederlandse en internationale kennisinfrastructuur vervullen. Dit betekent dat de meest actuele kennis moet worden onderwezen en er een actieve rol moet worden vervuld bij kennisuitwisseling en kennisontwikkeling door zelf onderzoek te doen naar verbetering van de beroepspraktijk en professionals op te leiden die in staat zijn te innoveren. Ten behoeve van deze kennisontwikkeling en ter bevordering van het praktijkgericht onderzoek bij hogescholen worden met de subsidieregeling de volgende activiteiten in financiële zin ondersteund:

  • a. het praktijkgericht onderzoek bij hogescholen en

  • b. de kennisuitwisseling tussen enerzijds de hogescholen en anderzijds het midden- en kleinbedrijf, de publieke sector, buitenlandse kennisinstellingen en buitenlandse bedrijven.

Subsidieregeling stimulering Bèta/techniek (Sectorplan mbo-hbo techniek 2011–2016)

Hiermee worden de centres of expertise hbo en de centra voor innovatief vakmanschap mbo gefinancierd (zie ook het sectorplan mbo-techniek en het sectorplan hbo-techniek; Kamerstuk 32 123 VIII, nr. 148). Deze centra, die met cofinanciering van bedrijven tot stand komen, zijn gericht op toponderwijs, toponderzoek en innovaties.

Studiekeuze-informatie hoger onderwijs (ho)

Met deze middelen wordt gefaciliteerd dat aanstaande studenten via onder andere een website beschikken over deugdelijke vergelijkingsinformatie over de opleidingsmogelijkheden in het hoger onderwijs, en de bijbehorende beroepsprofielen en arbeidsmarktperspectieven (zie ook tabel 6.4: Stichting Studiekeuze 123).

Subsidieregeling Sirius programma (ho)

Het onderwijs moet voor excellente studenten een passend en uitdagend aanbod bieden. Om excellentie verder te stimuleren, worden met de universiteiten en hogescholen prestatieafspraken gemaakt over het percentage studenten dat deelneemt aan excellent onderwijs.

Subsidieregeling Libertas Noodfonds (ho)

Het Libertas Noodfonds (Libertas Support Fund) is er voor studenten die niet in hun land van herkomst kunnen (blijven) studeren, omdat vanwege politieke redenen hen het studeren onmogelijk wordt gemaakt of zij daarin ernstig worden belemmerd. Met financiële steun uit het fonds kunnen zij hun studie aan een instelling voor hoger onderwijs in Nederland vervolgen. Op dit moment zijn er geen landen aangewezen wiens ingezetenen een beroep kunnen doen op het Libertas Noodfonds. De geraamde middelen hebben betrekking op de afwikkeling van eerder toegekende financiële steun aan studenten uit Zimbabwe en Wit-Rusland (deze landen waren eerder aangewezen).

3TU’s samenwerking (wo)

De middelen (het betreft hier middelen uit het voormalig Fonds Economische Structuurversterking) zijn beschikbaar voor de voortzetting van de focus die is bereikt met het onderzoek in de vijf centres of excellence (onderzoeksprogramma’s met leerstoelen en masterprogramma’s).

Toetsing en Toetsgestuurd Leren (ho)

Met de subsidie aan het programma «Toetsen en Toetsgestuurd Leren» wordt op het gebied van toetsen en toetsgestuurd leren een financiële ondersteuning gegeven voor: a. het initiëren, opschalen en verduurzamen van projecten, b. het bundelen en ontwikkelen van expertise, en c. het inrichten van een nationale technische infrastructuur.

Overig (hbo en wo)

Bij dit financiële instrument zijn afzonderlijk voor de sectoren hbo en wo de subsidies en overige toekenningen opgenomen die gelijk dan wel kleiner zijn dan € 1 miljoen. Het gaat hier om middelen die deels juridisch en deels bestuurlijk verplicht zijn, alsmede om subsidies die gedurende de uitvoeringsjaren op ad hoc basis worden toegekend.

Opdrachten

Uitbesteding (hbo en wo)

Voor de beleidsontwikkeling worden opdrachten verstrekt voor het uitvoeren van diensten. Het gaat hierbij met name om opdrachten voor beleidsgericht onderzoek. Omdat bij deze opdrachten sprake is van een concreet eindproduct/resultaat is sprake van uitbesteding.

Bijdragen aan baten/lastendiensten

DUO

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Bijdragen ZBO’s / RWT’s

Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO)

De NVAO is als onafhankelijke, binationale accreditatieorganisatie opgericht door de Nederlandse en Vlaamse overheid en geeft een deskundig en objectief oordeel over de kwaliteit van het hoger onderwijs in Nederland en Vlaanderen. De hier geraamde middelen betreft de bijdrage die de Nederlandse overheid rechtstreeks aan de NVAO vergoedt voor de uitvoering van haar taken.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Organisaties als bedoeld in tabel 6.4 (met uitzondering van de NVAO en SKI 123)

Het betreft hier de (structurele) bekostiging van organisaties die beleidsmatig prioritaire taken uitvoeren, ofwel activiteiten uitvoeren die betrekking hebben op de belangenbehartiging van studenten, ofwel taken uitvoeren die voortkomen uit verdragsrechtelijke verplichtingen.

Ontvangsten

Bij de ontvangsten is een raming opgenomen voor terugvorderingen bij hogescholen en andere subsidieontvangers (bv. als gevolg van eindafrekeningen van toegekende subsidies).

Artikel

Licence