Base description which applies to whole site

3.1 Artikel 11 Integraal Waterbeleid

Algemene doelstelling

Zorgen dat Nederland duurzaam samenleeft met water, nu en in de toekomst.

De doelstelling is er op gericht om samen met anderen te zorgen voor:

  • de bescherming van Nederland tegen hoogwater,

  • verantwoord (mede-)gebruik en ruimtelijke ordening van de zee,

  • duurzaam en veilig gebruik van het water-bodemsysteem dat bestand is tegen wateroverlast en droogte en blijvend kan voorzien in de juiste hoeveelheid water, van de juiste kwaliteit, op de juiste plaats.

Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid

In onderstaande tabel is een samenvatting opgenomen van de totale verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van dit artikel. De onderverdeling naar de financiële instrumenten is opgenomen in de totaal tabel van de budgettaire gevolgen van beleid.

Tabel 8 Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid artikel 11 (bedragen x € 1.000)
 

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Verplichtingen

43.237

223.040

41.526

38.089

38.737

52.169

57.263

        

Uitgaven

52.905

82.861

86.491

81.910

73.895

57.484

51.381

        

Uitgaven onderverdeeld per artikelonderdeel

       

1 Algemeen Waterbeleid

44.019

56.117

58.911

50.395

44.729

32.290

28.931

2 Waterveiligheid

1.851

2.432

3.141

3.291

3.291

3.291

3.308

3 Grote oppervlaktewateren

630

895

1.734

1.734

1.734

1.734

1.732

4 Waterkwaliteit

6.405

23.417

22.705

26.490

24.141

20.169

17.410

        

Ontvangsten

109

250

0

0

0

0

0

In onderstaande tabel is een overzicht en toelichting opgenomen op de rol en verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat bij Integraal Waterbeleid. Voor een nadere toelichting op de verschillende typologieën stimuleren, regisseren, financieren en (doen) uitvoeren wordt verwezen naar de leeswijzer.

Tabel 9 Rol en verantwoordelijkheden

Rol

Toelichting

Financieren

De minister is verantwoordelijk voor de subsidieverlening van projecten die bijdragen aan de doelstellingen van het integrale waterbeleid. Het betreft zowel internationale projecten in het kader van de Water Action Agenda als nationale projecten in het kader van het Nationaal Groei Fonds (NGF).

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving van het integrale waterbeleid, voor het Deltaprogramma en het toezicht op de uitvoering van de hieraan gerelateerde wet- en regelgeving. Ook is de Minister verantwoordelijk voor het verbeteren van de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de bestuurlijke organisatie en het instrumentarium ten behoeve van het integraal waterbeleid. Daartoe wordt beleid ontwikkeld voor primaire waterkeringen, goede economische en chemische waterkwaliteit, een gebiedsaanpak voor grote en regionale wateren, het behoud en herstel van een gezonde en duurzame Noordzee en het bevorderen van innovatie en ontwikkeling van kennis. De Inspectie Leefomgeving en Transport houdt toezicht op de naleving. Specifieke verantwoordelijkheid van de Minister betreft ook het vaststellen van de door de waterschappen verschuldigde vergoedingen voor het organiseren van waterschapsverkiezingen (Waterschapswet).

(doen) uitvoeren

De Minister is verantwoordelijk voor het waarborgen van de bescherming door primaire waterkeringen langs het kust- en IJsselmeergebied en rivieren volgens wettelijk niveau. Het uitvoeren van exploitatie, onderhoud en vernieuwing in het kader van waterveiligheid en waterkwaliteit. De hieraan gerelateerde projecten worden in het MIRT vastgelegd, de bijdragen zijn gerelateerd aan het Deltafonds. Daarnaast is de minister op internationaal gebied verantwoordelijk voor kennisuitwisseling op het gebied van klimaatadaptatie, waterveiligheid, waterbeschikbaarheid en governance ter bevordering van de Nederlandse positie en verdienvermogen in het buitenland. De samenwerking is beschreven in de Nederlandse Internationale Waterambitie (NIWA, Kamerstukken II 2018-2019, 32 605, nr. 204). Ook is de minister coördinerend verantwoordelijk voor de nationale inzet klimaatadaptatie en draagt bij aan het verhogen van de klimaatweerbaarheid in de wereld onder het klimaatakkoord.

Samenhang doelstelling en meetbare gegevens

Voor het artikel Integraal Waterbeleid zijn 3 specifieke doelstellingen geformuleerd. Deze specifieke doelstellingen leveren een bijdrage aan het bereiken van de algemene doelstelling. Voor iedere specifieke doelstelling zijn tevens een of meerdere subdoelstellingen geformuleerd. Onder de meetbare gegevens zijn de indicatoren en kengetallen opgenomen die verbonden zijn met de doelstellingen. Scores op indicatoren kunnen aanleiding zijn om beleid bij te sturen. De kengetallen bieden met name belangrijke contextuele informatie.

De samenhang tussen de doelstellingen en de meetbare gegevens is onderstaand weergegeven.

Tabel 10 Doelenboom artikel 11

Algemene doelstelling

Zorgen dat Nederland duurzaam samenleeft met water, nu en in de toekomst.

Specifieke doelstelling 1

Specifieke doelstelling 2

Specifieke doelstelling 3

Voorzien in de juiste hoeveelheid water, van de juiste kwaliteit, op de juiste plaats.

Zorg voor waterveiligheid, toekomstbestendig rivierenbeleid en gezonde, duurzaam en veilig gebruikte Noordzee en Oceanen.

Nederland klimaatbestendig en waterrobuust in te richten en bijdragen aan klimaatadaptatie over de landsgrenzen als onderdeel van het internationale waterbeleid.

Subdoelstellingen

Subdoelstellingen

Subdoelstellingen

1. Weerbaarheid van Nederland tegen zoetwatertekorten in 2050.

1. Voorkomen van overstromingen.

1. Nederland klimaatbestendig in 2050, weerbaar tegen de gevolgen van droogte, wateroverlast en hitte.

2. Schoon en gezond water voor mens, dier en plant.

2. Toekomstsbestendig rivierenbeleid.

2. De 33 structurerende keuzes water en bodem sturend zijn bestuurlijk of wettelijk verankerd.

3. Beperking van schade van afval- en proceswaterlozingen op oppervlaktewater.

3. Gezond, duurzaam en veilig gebruikte Noordzee en oceanen.

3. Een grotere mondiale impuls voorklimaatadaptatie en integraal waterbeheer door kennisuitwisseling.

Meetbare gegevens

1. Behalen basisbeschermingsniveau t.o.v. referentiesituatie en doelstelling 2050

2. Afnemen van het economisch risico t.o.v. referentiesituatie en doelstelling 2050

Beleidsinformatie

1. De Staat van de Noordzee

2. Monitoringsprogramma Caribisch Nederland

3. Ecologische en chemische waterkwaliteit

4. Nationale zoetwaterstrategie

5. Toekomstvisie rivierengebied

Specifieke doelstelling 1: Voorzien in de juiste hoeveelheid water, van de juiste kwaliteit, op de juiste plaats.

Motivering

De waterbeschikbaarheid komt voor alle functies van de economie (drinkwater, natuur, landbouw, industrie, scheepvaart) verder onder druk te staan. Dat wordt veroorzaakt door de combinatie van hogere temperaturen, droogte in de zomers, zeespiegelstijging, lagere rivierafvoeren, meer verzilting en een stijgende watervraag. Voor het tegengaan van bodemdaling en CO2 emissies in de laagveengebieden is niet altijd voldoende zoet water beschikbaar. Dat geldt ook voor het doorspoelen van het regionaal en hoofdwatersysteem om verzilting tegen te gaan. Door zeespiegelstijging neemt de doorspoelbehoefte met factoren toe (zie: Tussenbalans Kennisprogramma Zeespiegel Stijging). Dit betekent dat de waterbeschikbaarheid voor verschillende functies zonder extra maatregelen nog verder onder druk komt te staan. Dit vereist maatregelen zoals het in een duurzaam evenwicht brengen van vraag en aanbod door landinrichting en gebruik aan te passen aan waterbeschikbaarheid, minder en efficiënt water gebruiken, water vasthouden en verdeling optimaliseren en het accepteren van tekorten en schade.

De Minister van IenW is systeemverantwoordelijk voor de Kaderrichtlijn Water (KRW) en gemeenten, waterschappen, provincies en rijk hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de uitvoering.

Subdoelstellingen

Subdoelstelling 1: Weerbaarheid van Nederland tegen zoetwatertekorten in 2050.

Alle sectoren zijn in 2050 goed voorbereid op zoetwatertekorten om schade zo veel mogelijk te beperken. Nederland heeft dan een veerkrachtig en evenwichtig zoetwatersysteem waarbij wateraanbod en watervraag voor alle maatschappelijke functies in evenwicht zijn tot droge periodes die vaker dan 1:20 jaar voorkomen.

Subdoelstelling 2: Schoon en gezond water voor mens, dier en plant.

Goede waterkwaliteit voor mens, dier en plant is van cruciaal belang voor de samenleving om alle diensten te kunnen leveren. Het KRW doelbereik 2027 is een EU verplichting die behaald moet worden maar ook na 2027 blijft het zorgen voor een goede waterkwaliteit van groot belang.

Subdoelstelling 3: Beperking van schade van afval- en proceswaterlozingen op oppervlaktewater.

De Kaderrichtlijn Water (KRW) is een Europese richtlijn die voorschrijft dat de waterkwaliteit in Nederland (en overige Europese lidstaten) aan de opgestelde eisen voor een goede toestand moet voldoen. De KRW is sinds eind 2000 van kracht en uiterlijk eind 2027 moet Nederland voldoen aan de eisen van de KRW voor zowel oppervlaktewater als grondwater. De KRW ondersteunt het Nederlandse waterkwaliteitsbeleid dat tot doel heeft schoon water voor mens en natuur.

Specifieke doelstelling 2: Zorg voor waterveiligheid, toekomstbestendig rivierenbeleid en gezonde, duurzaam en veilig gebruikte Noordzee en Oceanen.

Motivering

Nederland is kwetsbaar voor overstromingen, ook al is de kans op een overstroming klein. Zonder primaire waterkeringen zou ongeveer 60% van ons land regelmatig onder water staan. In dat gebied wonen circa 9 miljoen mensen en wordt zo’n 70% van ons bruto nationaal product verdiend. Werken aan de bescherming tegen overstroming blijf noodzakelijk, zeker ook gezien de effecten van klimaatverandering, zoals zeespiegelstijging en hogere rivierafvoeren.

Subdoelstellingen

Subdoelstelling 1: Voorkomen van overstromingen.

De ambitie is om te zorgen dat Nederland de best beschermde delta ter wereld blijft. Het waterveiligheidsdoel is:

  • 1. Iedereen in Nederland die achter een primaire waterkering woont, heef uiterlijk in 2050 ten minste een basisbeschermingsniveau van 1 op 100.000 per jaar. Dat wil zeggen dat de kans voor een individu om te overlijden als gevolg een overstroming niet groter mag zijn dan 0,001% per jaar.

  • 2. Daarnaast wordt extra bescherming geboden op plaatsen waar kans is op:- grote groepen dodelijke slachtoffers;- en/of substantiële economische schade;- en/of ernstige schade door uitval van vitale en kwetsbare infrastructuur van nationaal belang.

Als basis voor het bereiken van de doelen van het waterveiligheidsbeleid gelden sinds 1 januari 2017 nieuwe veiligheidsnormen voor de primaire waterkeringen. Bij het realiseren van de waterveiligheidsdoelen staat het voorkomen van een overstroming voorop. Dat gebeurt door dijken, duinen, dammen en stormvloedkeringen te beheren, te onderhouden en te versterken, door rivierverruimende maatregelen te nemen en zandsuppleties in het kustfundament uit te voeren.

Subdoelstelling 2: Toekomstsbestendig rivierengebied.

Binnen het programma Integraal Riviermanagement (IRM) werken het Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten de komende decennia aan een toekomstbestendig Maas- en Rijnsysteem. Dat als systeem goed functioneert, meervoudig bruikbaar en duurzaam te beheren is. En een (economisch) aantrekkelijk rivierengebied mogelijk maakt met een optimale balans tussen hoogwaterveiligheid, natuur en waterkwaliteit, zoetwaterbeschikbaarheid en bevaarbaarheid.

Subdoelstelling 3: Gezond, duurzaam en veilig gebruikte Noordzee en oceanen.

IenW is coördinerend ministerie voor het beleid op het Nederlandse deel van de Noordzee, voor Europese samenwerking op de Noordzee en de Noordoost Atlantische Oceaan, en draagt bij aan beleid ten bate van gezonde, veilige en duurzaam gebruikte oceanen. Het ministerie is coördinerend voor de toepassing van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (samen met LVVN) en de Kaderrichtlijn Mariene Ruimtelijke Planning en coördineert nationaal Noordzeebeleid en internationale samenwerking, waaronder het OSPAR-verdrag. Zo werkt IenW aan de gezondheid en het veilig en duurzaam gebruik van het Nederlandse deel van de Noordzee en breder aan de gezondheid en het duurzaam gebruik van zeeën en oceanen. En draagt aldus samen met LVVN bij aan de verbetering van de ecologische draagkracht van zeeën en oceanen en aan een zorgvuldige ruimtelijke belangenafweging tussen uiteenlopende doelen voor duurzaam gebruik zoals de energietransitie, blauwe economie, voedselproductie, transport en scheepvaartveiligheid. Daarnaast is IenW verantwoordelijkheid voor het mariene milieu in de Exclusief Economische Zone (EEZ) van Caribisch Nederland.

Voor het Nederlandse deel van de Noordzee en de Noordzee als geheel werkt IenW aan een gezonde Noordzee waar de diverse vormen van gebruik onderling in balans zijn en passen binnen de ecologische draagkracht, door toepassing van de kaderrichtlijnen Mariene Strategie en Mariene Ruimtelijke Planning, samenwerking binnen OSPAR en het Greater North Sea Basin Initiative (GNSBI).

IenW werkt aan een gezond marien milieu van de zeeën van Caribisch Nederland, door uitvoering van het Nationale Natuur en Milieu Beleidsplan (NMBP) en de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en met in achtneming van de verantwoordelijkheden van het ministerie van LVVN voor de coördinatie van het NMBP en biodiversiteit en koralen, en de Openbare Lichamen van de Caribische eilanden.

Specifieke doelstelling 3: Nederland klimaatbestendig en waterrobuust in te richten en bijdragen aan klimaatadaptatie over de landsgrenzen als onderdeel van het internationale waterbeleid.

Motivering

Nederland heeft te maken met meer extreem weer. Wateroverlast, droogte en hitte zullen vaker voorkomen (zie de KNMI-scenario’s). De door het PBL in beeld gebrachte klimaatrisico’s maken duidelijk dat we voort moeten maken met het klimaatadaptatiebeleid. De schade door extreem weer zal toenemen. Dit vereist dat we ruimte maken voor water, dat we bij ruimtelijke plannen rekening houden met de risico’s vanuit water en bodem en dat we bij de inrichting klimaatbestendig bouwen. 

Subdoelstellingen

Subdoelstelling 1: Nederland klimaatbestendig in 2050, weerbaar tegen de gevolgen van droogte, wateroverlast en hitte.

Vele partijen moeten een bijdrage leveren aan een klimaatbestendig Nederland. IenW is coördinerend voor klimaatadaptatie, daarom is IenW is verantwoordelijk voor de nieuwe Nationale Adaptatie Strategie (NAS). Hierin komt het beleid van alle departementen samen. In het Nationale Uitvoeringsprogramma Klimaatadaptatie wordt per domein welke activiteiten worden ondernomen. Caribisch Nederland is onderdeel van de NAS.

In het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie (DRPA) worden afspraken gemaakt met de medeoverheden, gemeenten, waterschappen en provincies. Het DPRA werkt via de principes, weten, willen, werken. In dit kader worden stresstesten uitgevoerd, risicodialogen gevoerd en uitvoeringsprogramma’s opgesteld. IenW werkt via deze principes aan het klimaatbestendig maken van de netwerken (hoofdwegennet, hoofdvaarwegennet, spoorwegen, hoofdwatersysteem.

Voor een klimaatbestendig Nederland is vooral de ruimtelijke ordening relevant, en met name de woningbouw opgave. Daarom werkt IenW samen met BZK aan instrumenten om gemeenten en provincies richtlijnen te geven om vanuit het water en bodemsysteem de beste keus te maken voor nieuwe ontwikkelingen.

Subdoelstelling 2: De 33 structurerende keuzes water en bodem sturend zijn bestuurlijk of juridisch verankerd.

De 33 structurerende keuzes water en bodem sturend zijn vastgelegd in de TK-brief november 2022. De realisatie van WBS-doelen vergt waarschijnlijk een combinatie van bestuurlijke en juridische instrumenten. De recent vastgestelde borgingskalender is daarvoor het vertrekpunt. Deze kalender biedt ruimte voor aanpassing op basis van de ervaringen van bevoegde gezagen en bestuurlijke partners, zoals de gemeenten, de waterschappen, provincies en Rijkswaterstaat. Bijvoorbeeld voor de samenhang met de andere grote landelijke opgaven. Gezien de complexiteit en de veelvoud van de opgaven is het belangrijk om prioritering van de opgaven gezamenlijk vast te stellen en ruimte laten voor herijking, bijvoorbeeld voor welke structurerende keuzes of maatregelen zich lenen voor een juridische doorwerking en welk bestuursorgaan dat het beste juridisch kan regelen. Het directeurenoverleg Water/Bodem/VRO functioneert als het platform om coördinatie vorm te geven en waar nodig richting te geven. De voortgang wordt tenminste jaarlijks in het bestuurlijk overleg besproken.

Subdoelstelling 3: Een grotere mondiale impuls voor klimaatadaptatie en integraal waterbeheer door kennisuitwisseling.

Nederland werkt samen met internationale organisaties en partnerlanden aan de uitvoering van de SDG 2030 agenda. Het Parijs klimaatakkoord is daarbij essentieel om het de weerbaarheid van mensen en ecosystemen tegen de gevolgen van klimaatverandering te vergroten». Nederlandse kennis over klimaatweerbaarheid en integraal watermanagement wordt gedeeld met partnerlanden via uitvoeringsprogramma’s. De opgaven in de wereld op het gebied van adaptatie en watermanagement bieden kansen voor de Nederlandse watersector. Daarnaast zetten we in op het ophalen van specifieke kennis om nieuwe uitdagingen in Nederland op het gebied van water en klimaatadaptatie het hoofd te bieden. Nederland geeft financiële steun aan UN- en internationale organisaties en werkt nauw samen met deze organisaties om het mondiaal draagvlak voor inzet op water en klimaatadaptatie en SDG agenda te vergroten.

Meetbare gegevens Integraal waterbeleid

De opgaven en doelstellingen van dit artikel (Integraal waterbeleid) zijn nauw met elkaar verweven. Om die reden is er gekozen de meetbare gegevens en beleidsinformatie in samenhang met de doelstellingen te presenteren.

Onderstaand zijn de indicatoren «Hoogwaterbescherming» en «Economisch risico» opgenomen. De indicator hoogwaterbescherming geeft inzicht in de ontwikkeling in het halen van het basisbeschermingsniveau. De indicator economisch risico schetst een beeld van het afnemen van het economische risico als gevolg van een overstroming. In de begroting van het Deltafonds zijn overige waterbeleid gerelateerde indicatoren opgenomen.

Hoogwaterbescherming

Onderstaand figuur schetst de ontwikkeling in de verbetering van het basisbeschermingsniveau in relatieve waarde (% t.o.v. het referentiejaar). Ten opzichte van het referentiejaar wordt de ontwikkeling van het overstromingsrisico in de tijd afgezet.

Figuur 5 Ontwikkeling in het halen van het basisbeschermingsniveau t.o.v. de referentiesituatie

Het percentage 2023 is het percentage per 1 januari 2024

Bron: RWS, 2024. De referentiesituatie zoals bepaald t.b.v. de tussentijdse wijziging NPW1 in 2014.

Toelichting

De keringen voldoen nog niet allemaal aan de nieuwe norm. Er is berekend hoe groot het economische risico is en hoeveel mensen wonen in een gebied waar het basisbeschermingsniveau nog niet wordt gehaald op het moment dat het nieuwe beleid (2014) is vastgelegd. Dit wordt de referentiesituatie genoemd en de waarden zijn op 100% gesteld. Ten opzichte van deze referentie wordt de ontwikkeling van het overstromingsrisico in de tijd afgezet. Doordat keringen versterkt gaan worden, zal het aantal mensen waarvoor het basisbeschermingsniveau nog niet is gehaald en het economisch risico de komende 30 jaar afnemen tot het niveau dat volgens het beleid in 2050 bereikt moet zijn.

Economisch risico

Onderstaand figuur schetst de ontwikkeling van het economische risico als gevolg van een overstroming in relatieve waarde (% t.o.v. het referentiejaar). Ten opzichte van het referentiejaar wordt de economische schade als gevolg van een overstroming in de tijd afgezet.

Figuur 6 Ontwikkeling in het afnemen van het economisch risico t.o.v. de referentiesituatie

Het percentage 2023 is het percentage per 1 januari 2024

Bron: RWS, 2024. De referentiesituatie zoals bepaald t.b.v. de tussentijdse wijziging NPW1 in 2014.

Toelichting

Het (actuele) risico eind 2023 is gebaseerd op de gerealiseerde versterking tot 1 januari 2024 in het HWBP; tot dan is 46 km dijk versterkt. De afname van het risico tot en met 2028 is gebaseerd op de realisatieprognose van dijkversterkingen, zoals is opgenomen in het HWBP (196 km). Aangezien er tot 1 januari 2024 nog maar weinig keringen in het HWBP zijn versterkt, is het economisch risico op 1 januari 2024 met 3% afgenomen t.o.v. de referentiesituatie. Op basis van de verwachte realisatie van versterkingen tot en met 2028 zal het economische risico op 1 januari 2029 met 17% zijn afgenomen t.o.v. de referentiesituatie. Het aantal mensen dat woont in een gebied waar het basisbeschermingsniveau nog niet is bereikt, is op 1 januari 2029 naar verwachting 7% lager t.o.v. de referentiesituatie.

In 2050 moeten alle keringen aan de nieuwe normen voldoen. Dan moet overal aan het basisbeschermingsniveau zijn voldaan en is het economisch risico afgenomen tot het aanvaard economisch risiconiveau. In de indicator wordt daarom ook het jaar 2050 geprojecteerd.

Beleidsinformatie

In aanvulling op bovenstaande meetbare gegevens is er tevens relevante beleidsmatige informatie beschikbaar waarmee de voortgang van het beleid kan worden gemonitord. Dit betreft:

  • Staat van de Noordzee. De staat van de Noordzee wordt beoordeeld aan de hand van de indicatoren van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie in een 6-jarige cyclus en die van de noordoost Atlantische Oceaan via OSPAR. In de kaderrichtlijn mariene strategie (KRMS) worden een gemeenschappelijke aanpak en doelstellingen van de Europese Unie (EU) vastgesteld om het mariene milieu te beschermen en in stand te houden en de verslechtering ervan te voorkomen in het licht van de belasting en invloed van schadelijke menselijke activiteiten, terwijl het duurzame gebruik ervan mogelijk wordt gemaakt door middel van een ecosysteemgerichte aanpak.

  • Monitoringsprogramma Caribisch Nederland. Voor de zeeën van Caribisch Nederland wordt tussen 2024 en 2027 een monitoringsprogramma voor de waterkwaliteit ontwikkeld en geïmplementeerd, op basis waarvan indicatoren ontwikkeld en beleidsdoelstellingen ontwikkeld kunnen gaan worden en gerapporteerd kan gaan worden over de toestand van het mariene milieu.

  • Ecologische en chemische waterkwaliteit. Rijkswaterstaat (RWS) speelt als uitvoeringsorganisatie en beheerder van de rijkswateren een belangrijke rol bij de verbetering van de ecologische en chemische waterkwaliteit. Rijkswaterstaat is namens de minister van Infrastructuur en Waterstaat verantwoordelijk voor de rijkswateren en geeft invulling aan deze verantwoordelijkheid via het Verbeterprogramma Waterkwaliteit Rijkswateren. Voor de gehele looptijd voert RWS in totaal 567 KRW-maatregelen uit. Hiermee zorgt RWS voor een meer natuurlijke inrichting van rivieren, meren en overgangs- en kustwateren. De KRW-maatregelen zijn onderverdeeld in zestien typen, waaronder (neven)geulen en strangen, natuurvriendelijke oevers, wetlands, vispassages, sanering, onderzoek en beheer. In de jaarrapportages wordt de voortgang van het Verbeterprogramma in beeld gebracht.

  • Nationale zoetwaterstrategie. De strategie Klimaatbestendige Zoetwatervoorziening Hoofdwatersysteem is een nieuwe nationale zoetwaterstrategie voor het hoofdwatersysteem. Doelen zijn het water vast te houden, op de juiste plek terecht laten komen (daar waar het nodig is) en zoetwater besparen. De afgelopen jaren is gewerkt aan deze strategie, en de komende jaren wordt deze strategie steeds verder aangescherpt. Het Deltaprogramma maakt de zoetwaterdoelen voor de volgende periode (2028-2033) stapsgewijs concreter. Voor de nieuwe deltabeslissing van 2026 wordt de zoetwaterstrategie ook op een aantal punten herijkt. Het uiteindelijke doel is om Nederland weerbaar te maken tegen watertekort in 2050.

  • Toekomstvisie rivierengebied. In 2024 heeft het Programma Integraal Riviermanagement (IRM) de gezamenlijke toekomstvisie op het rivierengebied klaar. Vastgesteld in een Programma onder de Omgevingswet (POW) voor IRM waarin ook nieuw beleid is opgenomen voor rivierbodemligging en afvoercapaciteit. En een gezamenlijke visie voor de toekomstige integrale samenwerking in het gebied. Voorafgaand aan deze vaststelling legt IRM in 2024 het Ontwerp Programma onder de Omgevingswet (POW), met een milieueffectrapportage als bijlage, ter inzage.

Beleidsmatige ontwikkelingen

Onderstaand wordt ingegaan op relevante beleidsmatige ontwikkelingen op het beleidsterrein van integraal waterbeleid.

Water en Bodem Sturend

Eind 2022 is met de brief ‘Water en bodem sturend‘ uitwerking gegeven aan de afspraak uit het coalitieakkoord om water en bodem sturend te maken voor de ruimtelijke planvorming. Hierbij zijn uitgangspunten, structurerende keuzes en maatregelen beschreven, die voor een deel tot een beleidswijziging zorgen. Het beleidskader van water en bodem sturend, dat ook is meegeven in gebiedsprocessen NPLG en NOVEX-startpakketten, heeft invloed op veel grote investeringsbeslissingen. Het beleid kan ertoe leiden dat bepaalde kosten op langere termijn lager zullen zijn. Met water en bodem sturend worden publieke kosten voor risicomitigatie en schadelijke neveneffecten zo veel mogelijk voorkomen en niet worden afgewenteld.

Hoewel er voor water en bodem sturend geen specifieke extra middelen beschikbaar zijn gesteld, is er voor veel maatregelen wel financiering beschikbaar uit bestaande middelen. En kan er voor de maatregelen waarvoor dit niet geldt synergie gezocht worden met andere opgaven waar wel extra middelen voor beschikbaar zijn gesteld. De maatregelen uit de brief kunnen deels worden opgevangen binnen reeds voorgenomen rijksprogramma’s zoals het Deltaprogramma, de KRW-maatregelen en het Programma Bodem, Ondergrond en Grondwater.

Kaderrichtlijn Water (KRW)

In het begin van 2023 is samen met de medeoverheden het KRW impulsprogramma opgezet, uitgewerkt en in gang gezet met 7 actielijnen met als doel om alles wat mogelijk is te doen om KRW doelbereik te realiseren. Kernpunten zijn stevig sturen op uitvoeren van de afgesproken maatregelen en gezamenlijk aanpakken van de risico’s daarbij, uitwerken van aanvullend benodigde maatregelen en eind 2024 de tussenevaluatie KRW gereed. Er is onder leiding van de minister een Bestuurlijk Overleg KRW ingesteld om dit aan te sturen. Nadere toelichting over de Kaderrichtlijn Water kan gevonden worden op de begroting van het Deltafonds artikel 7.

Programma Noordzee

IenW coördineert de implementatie van het Programma Noordzee 2022-2027. Hierin stelt het Rijk de kaders voor ruimtelijk gebruik van de Noordzee in relatie tot de toestand van het mariene ecosysteem en voor het beleid gericht op het verbeteren van de milieutoestand. Vanaf 2023 wordt gewerkt aan een Partiële Herziening van dit Programma Noordzee. In de Partiële Herziening worden onder andere windenergiegebieden voor de periode na 2031 aangewezen en worden scheepvaartmaatregelen voorbereid. Ook wordt binnen het Greater North Sea Basin Initiative (GNSBI) met negen Noordzeelanden en de Europese Commissie gewerkt aan versterkte en internationale samenwerking op maritieme ruimtelijke planning binnen het Noordzeebassin voor het realiseren van nationale en gedeelde doelen.

Caribisch Nederland

In 2025 wordt verder gewerkt aan het uitrollen van een monitoringprogramma voor het meten van de zeewaterkwaliteit inclusief zwerfafval, in de zeeën rondom de eilanden van Caribisch Nederland.

Beoordeling primaire keringen

Waterschappen en Rijkswaterstaat hebben eind 2022 in de eerste beoordelingsronde op basis van de actuele veiligheidsnormen hun beoordelingen afgerond. Op 8 november 2023 is daarvan een landelijk veiligheidsbeeld naar de kamer gestuurd, inclusief een beleidsmatige duiding en een globale kosteninschatting van de verwachte versterkingsopgave. Hieruit blijkt dat circa 62% van de keringen nog niet aan de norm voldoet. Bij de norm is uitgegaan van de situatie in 2050. De norm is toekomstgericht en het is daardoor te verwachten dat de keringen nu nog niet voldoen aan de norm. In 2050 dienen de keringen wel aan de norm te voldoen. De eerste inschatting van de beheerders is dat ca. 2000 km versterkt moet worden (via het Hoogwaterbeschermingsprogramma) in de periode tot 2050. Dat is hoger dan de eerdere inschatting van 1500 km, maar het is nadrukkelijk een inschatting met nog veel onzekerheden. Daarom wordt de komende jaren gewerkt aan het aanscherpen van de opgave. Ca. 1000 km van de opgave is al opgenomen in de programmering van het HWBP.In de tweede beoordelingsperiode tot 2035 zullen beheerders hun primaire keringen opnieuw moeten beoordelen op basis van de actuele kennis en het beschikbare instrumentarium.

Internationale samenwerking

In het kader van internationale samenwerking heeft de VN Water Conferentie (maart 2023) in New York een nieuwe basis gelegd voor het versnellen van de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG's) die in 2030 moeten zijn behaald met betrekking tot water en klimaatadaptatie. De inzet is vastgelegd in de ‘Water Action Agenda’ waarin ambities, programma’s en committeringen zijn vastgelegd. In de komende jaren zal de Water Action Agenda om opvolging vragen evenals dekking van financiële middelen om de committeringen daadwerkelijk te borgen (zoals Valuing Water Initiative, Water as Leverage, International Panel for Deltas & Coastal Areas enz.). De Water Action Agenda geeft nadere invulling en richting aan de Nederlandse Internationale Water Ambitie (NIWA) in de periode tot 2030. De rol van IenW is vooral gericht op kennisuitwisseling (halen en brengen), kennisontwikkeling, innovatie en capaciteitsopbouw centraal. Nederland positioneert zich als ‘Center of Excellence’ op het gebied van watermanagement en klimaatadaptatie in de wereld en draagt bij aan breed draagvlak via de bilaterale en multilaterale kanalen.

Ten aanzien van het oceanenbeleid wordt gewerkt aan het zo spoedig mogelijk ratificeren van de Overeenkomst in het kader van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, inzake het behoud en het duurzame gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht. Voorts wordt in 2025 het beleidskader voor oceanen herzien onder coördinatie van de minister van Buitenlandse zaken, waaronder het beleid voor de bescherming van het mariene milieu dat onder de Minister van IenW valt. In 2025 vindt de OSPAR ministersconferentie plaats, OSPAR is voor Nederland een belangrijke verdragsorganisatie voor de implementatie van onder meer de Kaderrichtlijn Maritieme Strategie.

Nationaal Groeifonds

In het kader van het Nationaal Groeifonds zijn twee projecten in uitvoering, te weten Groeiplan Watertechnologie en NL2120. Het Groeiplan Watertechnologie beoogt nieuwe technologie voor de beschikbaarheid van (schoon) water te ontwikkelen en in de praktijk toe te passen. Voor dit project is het beschikbaar budget € 135,0 miljoen. NL2120, het groene verdienvermogen van Nederland, richt zich op natuurlijke oplossingen (nature based solutions) voor vraagstukken op het gebied van landgebruik en bodem- en waterbeheer. Voor NL2120 is het beschikbaar budget € 110,0 miljoen, waarvan € 40,0 miljoen voorwaardelijk. De projecten lopen tot 2034.

Tabel 11 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 11 (bedragen x € 1.000)
 

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Verplichtingen

43.237

223.040

41.526

38.089

38.737

52.169

57.263

        

Uitgaven

52.905

82.861

86.491

81.910

73.895

57.484

51.381

        

1 Algemeen Waterbeleid

44.019

56.117

58.911

50.395

44.729

32.290

28.931

Opdrachten

10.928

12.853

19.190

14.936

12.060

5.766

6.104

Partners for Water (HGIS)

7.158

6.448

11.835

8.757

6.217

0

0

Overige HGIS opdrachten

1.949

1.554

500

0

0

0

0

Regie Innovatie

689

965

1.101

1.119

1.119

1.070

996

Overige opdrachten

1.132

3.886

5.754

5.060

4.724

4.696

5.108

Subsidies (regelingen)

15.187

21.574

18.137

12.807

12.963

8.265

5.948

Partners voor Water 5 (HGIS)

5.502

4.000

3.000

0

500

4.600

4.730

Overige HGIS subsidies

8.424

6.898

4.700

2.000

2.000

0

0

NGF project - NL2120

0

9.583

9.812

10.146

9.786

3.539

1.118

Overige subsidies

1.261

1.093

625

661

677

126

100

Bijdragen aan agentschappen

17.299

17.141

16.483

16.024

16.037

15.856

16.879

Bijdrage aan agentschap RWS

15.406

16.501

15.807

15.583

15.596

15.415

16.438

Bijdrage aan agentschap KNMI

952

640

676

441

441

441

441

Bijdrage aan agentschap RVO

941

0

0

0

0

0

0

Bijdrage aan medeoverheden

0

3.384

4.351

5.878

2.919

2.403

0

NGF project - NL2120

0

2.984

4.301

5.878

2.919

2.153

0

Overige bijdragen

0

400

50

0

0

250

0

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

605

1.165

750

750

750

0

0

Overige bijdragen

605

1.165

750

750

750

0

0

        

2 Waterveiligheid

1.851

2.432

3.141

3.291

3.291

3.291

3.308

Opdrachten

1.851

2.432

3.141

3.291

3.291

3.291

3.308

Waterveiligheid

1.851

2.225

3.041

3.191

3.191

3.191

3.208

Overige Opdrachten

0

207

100

100

100

100

100

        

3 Grote oppervlaktewateren

630

895

1.734

1.734

1.734

1.734

1.732

Opdrachten

630

895

1.734

1.734

1.734

1.734

1.732

RWS Zuid-Westelijke Delta

331

425

1.077

1.077

1.077

1.077

1.075

Overige opdrachten

299

470

657

657

657

657

657

        

4 Waterkwaliteit

6.405

23.417

22.705

26.490

24.141

20.169

17.410

Opdrachten

4.194

6.462

6.802

4.850

5.027

4.710

4.932

Noordzee en oceanen

949

2.118

2.487

638

715

760

779

Overige opdrachten

3.245

4.344

4.315

4.212

4.312

3.950

4.153

Subsidies

1.040

14.652

14.144

19.874

17.340

13.769

10.788

NGF project - GPWT

0

13.440

13.322

19.052

16.728

13.769

10.788

Overige subsidies

1.040

1.212

822

822

612

0

0

Bijdragen aan medeoverheden

41

0

0

0

0

0

0

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

1.130

2.303

1.759

1.766

1.774

1.690

1.690

        

Ontvangsten

109

250

0

0

0

0

0

Onderstaand is per artikelonderdeel, zoals opgenomen in de budgettaire tabel, voor het jaar 2025, een toelichting gegeven waarvoor de financiële instrumenten worden ingezet en wie de middelen ontvangt. In de budgettaire tabel is de taakstelling uit het hoofdlijnenakkoord van het kabinet-Schoof op het gebied van subsidies, specifieke uitkeringen en Homogene Groep Internationale Samenwerking verwerkt. In onderdeel 2.7 van deze begroting is een nadere toelichting op de budgettaire verwerking van het hoofdlijnenakkoord opgenomen.

1. Algemeen Waterbeleid (€ 56,8 miljoen)

De volgende financiële instrumenten worden ingezet:

1. Opdrachten (€ 19,2 miljoen).

  • HGIS Partners for Water (€ 11,8 miljoen). Dit betreft de uitvoeringskosten en de inzet RVO voor het 5e uitvoeringsprogramma Partners voor Water, waarin kennis en expertise op de thema's waterveiligheid en waterzekerheid beschikbaar wordt gesteld aan ondernemingen, onderzoeksorganisaties en non gouvermentele overheidsorganisaties (NGO).

  • Overige HGIS opdrachten (€ 0,5 miljoen). Dit betreffen de HGIS middelen ten behoeve van de KAWI opdrachten.

  • Regie Innovatie (€ 1,1 miljoen) Dit betreffen de middelen voor diverse opdrachten en onderzoek voor kennis- en innovatie op het gebied van waterbeleid, zoals ondersteuning van het topteam, human capital en duurzaamheid.

  • Overige opdrachten tellen per saldo op tot € 5,8 miljoen en betreffen middelen voor opdrachten op het gebied van waterbeleid, waaronder o.a. klimaatadaptatie, zowel beleidsmatig als uitvoering (RWS).

2. Subsidies (€ 18,1 miljoen).

  • Partners voor Water (HGIS) (€ 3,0 miljoen). Partners voor Water is een subsidieprogramma waarvan het doel is om waterveiligheid en waterzekerheid te stimuleren in een delta, deltastad of stroomgebied in het buitenland.

  • Overige HGIS-subsidies (€ 4,7 miljoen). Blue Deal (€ 2,0 miljoen) is een (internationaal) subsidieprogramma van de 21 waterschappen samen met de ministeries van Buitenlandse Zaken en IenW met als doel 20 miljoen mensen wereldwijd toegang geven tot voldoende, schoon en veilig water. Daarnaast is in 2024 een maatwerkfonds opgezet met het International Panel for Delta's and Costal Areas (IPDC), het samenwerkingsverband tussen landen, kennisinstellingen en financiële instanties (€ 2 miljoen).

  • NGF-project: NL2120 (€ 9,8 miljoen). In 2024 is vanuit het Nationaal Groei Fonds (NGF) het programma NL2120 tot en met 2029 ondersteund met in totaal € 70 miljoen, waarvan € 9,8 miljoen in 2025.

  • Overige subsidies (0,6 miljoen). Dit betreffen de middelen ten behoeve van de subsidies KAWI en omgeving waddengebieden.

3. Bijdragen aan agentschappen (€ 16,5 miljoen).

  • De bijdrage aan RWS (€ 15,8 miljoen) heeft betrekking op de jaarlijkse opdracht aan RWS voor de uitvoering van beleidsmaatregelen op het gebied van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en waterkwaliteit.

  • De overige bijdrage aan agentschappen (€ 0,7 miljoen) betreft met name een bijdrage aan het KNMI, waaraan diverse onderzoeken en analyses worden gevraagd die betrekking hebben op kennisontwikkeling ten behoeve van windklimaat en afvoerstatistiek rivieren, (versnelde) zeespiegelstijging en voor klimaatadaptatie.

4. Bijdragen aan medeoverheden (€ 2,3 miljoen).

Voor het jaar 2025 is een bedrag van € 2,3 miljoen opgenomen voor projecten ter uitvoering van het Nationaal Groeifonds programma NL2120. Het betreft specifieke uitkeringen aan de Gemeenten Dordrecht en Rotterdam en de provincie Friesland.

5. Bijdragen aan (inter)nationale organisaties (€ 0,8 miljoen).

Betreft de bijdrage aan de OESO voor de Global Commission for Economics of Water.

2. Waterveiligheid (€ 3,1 miljoen)

Het volgende financiële instrument wordt ingezet:

1. Opdrachten (€ 3,1 miljoen).

  • De opdrachtverlening op het gebied van waterveiligheid heeft grotendeels betrekking op de opdracht voor beleidsondersteuning en advies aan RWS op het gebied van waterveiligheid. Daarnaast worden diverse opdrachten verstrekt om de Europese Richtlijn overstromingsrisico’s (ROR) te implementeren in de vier (internationale) stroomgebieden Rijn, Maas, Eems en Schelde.

  • Tevens worden opdrachten verstrekt ter ondersteuning van de waterkeringbeheerders, ontwikkeling van kennis en modellen ten aanzien van waterveiligheid in de kust- en riviergebieden, onder andere als gevolg van de klimatologische veranderingen.

3. Grote oppervlaktewateren (€ 1,7 miljoen)

Het volgende financiële instrument wordt ingezet:

1. Opdrachten (€ 1,7 miljoen).

De opdrachtverlening op het gebied van de grote oppervlaktewateren heeft grotendeels betrekking op de opdracht voor beleidsondersteuning en advies aan RWS op het gebied van de Wadden en de Zuid-Westelijke Delta (€ 1,0 miljoen). Daarnaast zijn middelen gereserveerd voor de Agenda voor het Waddengebied 2050.

4. Waterkwaliteit (€ 22,7 miljoen)

De volgende financiële instrumenten worden ingezet:

1. Opdrachten (€ 6,8 miljoen).

  • Waarvan Noordzee en oceanen (€ 2,5 miljoen). Er worden ook opdrachten verleend t.b.v. de uitvoering van het Noordzeeakkoord, het Programma Noordzee (2022-2027) en diverse andere opdrachten.

  • Waarvan overig (€ 4,3 miljoen). Onder overige opdrachten valt RWS (BOA) (€ 3,6 miljoen). De opdrachtverlening op het gebied van waterkwaliteit heeft grotendeels betrekking op de opdracht voor beleidsondersteuning en advies aan RWS op het gebied de Kaderrichtlijn Water, emissieregistratie (water), monitoring van gewasbescherming en nutriënten en het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer. Daarnaast pleegt RWS inzet op dossiers van het mariene milieu (zoals KRM, OSPAR en London Protocol). Tevens ondersteunt RWS in EU-comités en -raden en op internationale dossiers als de stroomgebieden van Maas, Rijn, Schelde en Eems.

2. Subsidies (€ 14,1 miljoen).

  • NGF-project: Groeiplan Water Technologie (€ 13,3 miljoen). De subsidieverlening heeft met name betrekking op de in 2024 verleende subsidie vanuit het Nationaal Groei Fonds, waarmee vanaf 2024 het Groeiprogramma Water Technologie voor 10 jaar wordt ondersteund met in totaal € 135 miljoen.

  • Overige subsidies (€ 0,8 miljoen). Onder de overige subsidies valt de Ocean Cleanup en een onderzoek voor het Kaderrichtlijn Water en Ecologie geraamd.

3. Bijdragen aan (inter)nationale organisaties (€ 1,8 miljoen).

  • In het kader van de Nederlandse Internationale Waterambitie van het kabinet zet Nederland ook in 2025 de ondersteuning van internationale organisaties voort. Het gaat daarbij onder meer om twee internationale UNESCO-watercentra, het Sendai raamwerk van de UN-office for disaster risk reduction (UNISDR), de UN Economic Commission for Europe (UNECE) voor grensoverschrijdend waterbeheer, de Wereldbank, Water Global Practice en de OESO inzake waterbeheer.

  • Tevens zijn er bijdragen aan OSPAR, JPI Oceans en de Internationale Zeebodemautoriteit.

Wettelijke grondslag subsidieverlening

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht geldt dat in het algemeen subsidie wordt verleend op grond van een wettelijk voorschrift. Uit de Algemene wet bestuursrecht volgt dat één van de uitzonderingen hierop subsidies vormen waarvan zowel de subsidieontvanger als het maximale bedrag in de begroting worden vermeld.

In de tabel budgettaire gevolgen van beleid bij dit beleidsartikel zijn dergelijke subsidieverplichtingen voor het jaar 2025 opgenomen. In bijlage 5 (Subsidieoverzicht) van deze begroting zijn de wettelijke grondslagen hiervoor opgenomen zoals bedoeld in artikel 4.23, derde lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht.

In onderstaande tabel is van het totaal van de geraamde programma uitgaven inzicht gegeven in het geschatte aandeel juridisch verplicht, bestuurlijk gebonden, beleidsmatig gereserveerd en nog niet ingevuld/vrij te besteden. In lijn met de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften is voor de juridisch verplichte uitgaven op het niveau van een Financieel Instrument als geheel van het totale artikel een kwalitatieve toelichting opgenomen.

Tabel 12 Geschatte budgetflexibiliteit artikel 11
 

2025

juridisch verplicht

86%

bestuurlijk gebonden

0%

beleidsmatig gereserveerd

14%

nog niet ingevuld/vrij te besteden

0%

Toelichting

Van de totale in 2025 beschikbare programma uitgaven (€ 86,5 miljoen) is 86% juridisch verplicht. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

  • 1. Opdrachten. Het beschikbare budget in 2025 is voor 60% juridisch verplicht. Dit heeft betrekking op de betaling van verplichtingen die tot en met 2024 zijn aangegaan met een kaseffect in 2025 voor met name opdrachten in internationaal kader, waaronder Partners voor Water en Water as Leverage. Daarnaast worden (jaarlijks) opdrachten verstrekt met het oog op wettelijke taken vanuit de Waterwet, zoals het werken met de nieuwe normering, regie op de kennisontwikkeling waterveiligheid, werkzaamheden ten behoeve van de Lange Termijn Ambitie Rivieren (onderzoek naar maatregelen voor Rijn, IJssel en Maas), de EU-richtlijn Overstromingsrisico’s (ROR) en advisering over de waterkeringen en kust. Verder heeft een deel betrekking op de betaling van de lopende verplichtingen die aangegaan zijn tot en met 2024, waaronder de gebiedsagenda Wadden 2050, Eems-Dollard 2050.

  • 2. Subsidies. Het subsidiebudget in 2025 is voor 100 % juridisch verplicht. Dit betreft o.a. het programma HGIS Partners voor Water 5 en de subsidies voor Blue Deal, het Omgevingsberaad Waddengebied (OBW), International Panel for Deltas and Coastal Areas, Dutch Wavemakers, het Nationaal Waterplan en Free Flow. De gereserveerde bedragen vanuit het Nationaal Groei Fonds voor de projecten NL2120 en GPWT zijn in 2024 toegezegd en zijn daarmee voor 100% juridisch verplicht. Voor het volledige subsidieoverzicht wordt verwezen naar bijlage 5 in deze begroting.

  • 3. Bijdragen aan agentschappen. De uitgaven voor de agentschapsbijdragen RWS en KNMI zijn volledig juridisch verplicht en hebben een structureel karakter. De bijdrage aan RWS heeft betrekking op beleidsondersteuning en advies (BOA). RWS reserveert capaciteit voor het uitvoeren van studies of het leveren van bijdragen daaraan, adviezen met betrekking tot beleidsnota’s en de uitvoerbaarheid van beleid. De bijdrage aan het KNMI wordt ingezet voor diverse onderzoeken en analyses die betrekking hebben op kennisontwikkeling.

  • 4. Bijdragen aan medeoverheden. De bijdrage aan medeoverheden betreft het programma NL2120, een project uit het NGF, waarin ook een bijdrage vanuit twee gemeenten en één provincie is voorzien. Deze bijdragen zijn in 2024 beschikt via specifieke uitkeringen en zijn daarmee 100% juridisch verplicht.

  • 5. Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties. Het beschikbare budget in 2025 is voor 100% juridisch verplicht. Dit heeft betrekking op de structurele contributies voor de internationale riviercommissies en de Oslo en Parijs-commissie (OSPAR), die in internationale verdragen zijn opgericht. Daarnaast wordt bijgedragen aan de High Level Panel on Water (HLPW), de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), the Economic Commission for Europe van de United Nations (UN/ECE), de Deltacoalitie Water en Diplomatie en aan de Verenigde Naties (VN), die onder andere het gevolg zijn van een tweetal Memoranda of Understanding.

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde uitgaven, vinden vanuit andere begrotingen van IenW (het Mobiliteitsfonds en het Deltafonds) uitgaven plaats die betrekking hebben op dit beleidsterrein. In onderstaande tabellen zijn deze extracomptabele verwijzingen opgenomen.

Tabel 13 Extracomptabele verwijzingen naar artikel 1 Investeren in waterveiligheid van het Deltafonds (x € 1.000)
 

2025

2026

2027

2028

2029

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 1 Investeren in waterveiligheid

392.945

654.706

576.282

527.246

373.092

Andere ontvangsten van artikel 1 Investeren in waterveiligheid

167.535

150.786

157.715

178.013

192.523

Totale uitgaven op artikel 1 Investeren in waterveiligheid

560.480

805.492

733.997

705.259

565.615

waarvan

      

01.01

Grote projecten waterveiligheid

36.004

60.122

35.119

163.582

6.634

01.02

Ontwikkeling waterveiligheid

490.979

716.188

666.251

520.841

541.258

01.03

Studiekosten

33.497

29.182

32.627

20.836

17.723

Tabel 14 Extracomptabele verwijzingen naar artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening van het Deltafonds (x € 1.000)
 

2025

2026

2027

2028

2029

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening

59.237

49.030

68.146

42.780

11.804

Andere ontvangsten van artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening

     

Totale uitgaven op artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening

59.237

49.030

68.146

42.780

11.804

waarvan

      

02.02

Ontwikkeling zoetwatervoorziening

48.097

46.830

65.946

41.780

11.804

02.03

Studiekosten

11.140

2.200

2.200

1.000

 
Tabel 15 Extracomptabele verwijzingen naar artikel 3 Exploitatie, onderhoud en vernieuwing van het Deltafonds (x € 1.000)
 

2025

2026

2027

2028

2029

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 3 Beheer, onderhoud en vernieuwing

397.223

351.487

333.286

397.933

447.252

Andere ontvangsten van artikel 3 Beheer, onderhoud en vernieuwing

     

Totale uitgaven op artikel 3 Beheer, onderhoud en vernieuwing

397.223

351.487

333.286

397.933

447.252

waarvan

      

03.01

Exploitatie

8.261

14.181

17.098

16.844

16.643

03.02

Onderhoud en vernieuwing

388.962

337.306

316.188

381.089

430.609

Tabel 16 Extracomptabele verwijzingen naar artikel 4 Experimenteren cf. art. III Deltawet van het Deltafonds (x € 1.000)
 

2025

2026

2027

2028

2029

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 4 Experimenteren cf. art. III Deltawet

96.590

91.586

62.915

62.699

62.894

Andere ontvangsten van artikel 4 Experimenteren cf. art. III Deltawet

     

Totale uitgaven op artikel 4 Experimenteren cf. art. III Deltawet

96.590

91.586

62.915

62.699

62.894

waarvan

      

04.02

GIV/PPS

96.590

91.586

62.915

62.699

62.894

Tabel 17 Extracomptabele verwijzing naar artikel 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven (x € 1.000)
 

2025

2026

2027

2028

2029

Bijdrage uit artikel 26 van Deltafonds aan artikel 05 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

449.652

563.793

605.614

579.845

599.119

Andere ontvangsten van artikel 05 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

     

Totale uitgaven op artikel 05 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

449.652

563.793

605.614

579.845

599.119

waarvan

      

05.01

Apparaat

312.729

321.914

314.853

309.703

309.952

05.02

Overige uitgaven

76.648

131.435

153.204

151.339

148.834

05.03

Investeringsruimte

55.400

98.760

126.257

44.913

41.500

05.04

Reserveringen

4.875

11.684

11.300

73.890

98.833

Tabel 18 Extracomptabele verwijzingen naar artikel 7 Investeren in waterkwaliteit van het Deltafonds (x € 1.000)
 

2025

2026

2027

2028

2029

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 7 Investeren in waterkwaliteit

159.786

270.977

304.037

62.064

49.679

Andere ontvangsten van artikel 7 Investeren in waterkwaliteit

0

0

   

Totale uitgaven op artikel 7 Investeren in waterkwaliteit

159.786

270.977

304.037

62.064

49.679

waarvan

      

07.01

Ontwikkeling Kaderrichtlijn water

83.314

180.031

182.789

3.508

0

07.02

Ontwikkeling Waterkwaliteit

55.245

76.874

115.423

57.467

48.759

07.03

Studiekosten

21.227

14.072

5.825

1.089

920

Extracomptabel overzicht Rijksbijdrage Noordzeeakkoord

In het extracomptabel overzicht Rijksbijdrage Noordzeeakkoord zijn de middelen die door het Rijk beschikbaar zijn gesteld tot en met 2030 ten aanzien van het Noordzeeakkoord weergegeven.

Tabel 19 Extracomptabel overzicht Rijksbijdrage Noordzeeakkoord
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Visserij: innovatie LVVN (€ 10 miljoen excl. bijdrage uit EMFAF)

485

1.222

1.189

1.189

1.189

1.189

1189

1.189

1.189

Onderzoek, monitoring en natuurherstel, IenW (€ 24,7 miljoen excl. bijdrage uit EMFAF)

933

2.859

4.400

3.599

3.103

2.683

2.503

2.375

1.929

Onderzoek, monitoring en natuurherstel: WOZEP, EZK (€ 21 miljoen)

0

0

3.000

9.000

9.000

0

0

0

0

Versterking toezicht NVWA, LVVN (€ 14 miljoen)

1.352

772

1.500

1.500

1.500

1.500

1.500

1.500

2.000

Veilige doorvaart windparken, IenW (€ 13,7 miljoen)

0

0

0

2.000

2.264

2.264

2264

2.264

2.668

Totaal: € 82,7 miljoen t/m 2030  (excl. bijdrage uit EMFAF)

2.770

4.853

10.089

17.288

17.056

7.636

7.456

7.328

7.786

Fiscale Regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage ‘Fiscale regelingen’ in de Miljoenennota. Voor een beschrijving van de regeling, de doelstelling, verwijzing naar de wettekst, verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en de ramingsgrond wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota ‘Toelichting op de fiscale regelingen’.

Tabel 20 Fiscale regelingen 2023-2025, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen artikel 11 (x € miljoen)
 

2023

2024

2025

Vrijstelling leidingwaterbelasting voor grootgebruikers

98

108

110

Licence