Base description which applies to whole site

4.7 Beleidsartikel 11 Studiefinanciering

Het stelsel van studiefinanciering biedt studenten in het hoger onderwijs en deelnemers in de beroepsopleidende leerweg de financiële mogelijkheden om in Nederland en daarbuiten onderwijs te kunnen volgen.

De Minister is verantwoordelijk voor de doeltreffende en doelmatige werking van het stelsel van studiefinanciering, zoals geregeld in de Wet studiefinanciering 2000.

Financieren

De Minister financiert het stelsel waarbij de financiële toegankelijkheid is gewaarborgd; er zijn geen onoverkomelijke financiële belemmeringen om te gaan studeren. Tegelijkertijd wordt recht gedaan aan het principe dat studeren ook een investering van de student zelf is. Tevens wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders daaraan kunnen leveren.

Indicatoren/kengetallen

Voor indicatoren/kengetallen over studiefinanciering wordt verwezen naar de website www.onderwijsincijfers.nl

In 2019 hebben geen grote beleidswijzigingen plaatsgevonden met betrekking tot de studiefinanciering, met uitzondering van een herziening van de boete-systematiek bij het te laat stopzetten van het studenten-reisproduct. Eén van de belangrijkste wijzigingen per 1 januari 2019 is dat studenten alleen nog maar een ov-boete hoeven te betalen als ze ook daadwerkelijk met hun studentenreisproduct hebben gereisd, nadat ze daar geen recht meer op hadden. Als gevolg van deze en andere maatregelen (Kamerstukken II 2017/18, 23645, nr. 653), is het bedrag dat de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) per saldo aan ov-boetes heeft opgelegd gedaald van € 32,8 miljoen (in 2018) naar € 12,2 miljoen (in 2019).

Tabel 29 Budgettaire gevolgen van beleid van artikel 11 (bedragen x € 1.000)
       

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

   

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Verplichtingen

  

4.367.687

5.828.062

4.563.829

6.200.225

5.317.390

5.583.226

‒ 265.836

Uitgaven

  

4.367.687

5.828.062

4.563.829

6.200.225

5.317.390

5.583.226

‒ 265.836

          

Inkomensoverdracht

  

2.261.813

3.202.597

1.496.930

3.251.767

2.248.346

2.201.267

47.079

 

Basisbeurs

1.307.103

1.014.122

741.403

503.228

338.654

380.511

‒ 41.857

  

Gift ( R)

1.045.073

1.075.460

1.108.885

1.210.960

1.099.286

1.085.819

13.467

  

Prestatiebeurs (NR)

262.030

‒ 61.338

‒ 367.482

‒ 707.732

‒ 760.632

‒ 705.308

‒ 55.324

 

Aanvullende beurs

736.390

757.761

777.233

808.533

810.377

834.064

‒ 23.687

  

Gift ( R)

579.340

585.282

608.481

672.109

665.431

661.126

4.305

  

Prestatiebeurs (NR)

157.051

172.479

168.752

136.424

144.946

172.938

‒ 27.992

 

Reisvoorziening

167.521

1.420.507

‒ 41.301

1.631.598

965.521

957.621

7.900

  

Gift (R)

594.044

639.958

668.643

718.370

744.544

741.716

2.828

  

Prestatiebeurs (NR)

    

175.475

150.076

25.399

  

Bijdrage studerenden aan OV-contract (R)

‒ 811.239

‒ 824.622

‒ 832.335

‒ 810.274

‒ 912.229

‒ 866.639

‒ 45.590

  

Kosten contract OV-bedrijven (R )

384.717

1.605.171

122.391

1.723.502

957.731

932.468

25.263

 

Overige uitgaven

50.798

10.207

19.595

308.408

133.794

29.071

104.723

  

Overige uitgaven relevant ( R)

97.552

117.723

285.356

77.750

93.059

90.082

2.977

  

Caribisch Nederland ( R)

3.013

3.320

3.491

3.210

3.340

3.860

‒ 520

  

Overige uitgaven niet-relevant (NR)

‒ 49.767

‒ 110.836

‒ 269.252

227.448

37.395

‒ 64.871

102.266

Leningen

1.974.217

2.500.210

2.934.328

2.832.535

2.946.674

3.284.173

‒ 337.499

 

Rentedragende lening (NR)

1.771.421

2.238.174

2.612.321

2.480.180

2.614.154

2.900.819

‒ 286.665

 

Collegegeldkrediet (NR)

202.796

262.036

322.007

352.355

332.520

383.354

‒ 50.834

Bijdrage aan agentschappen

131.657

125.255

132.571

115.923

122.370

97.786

24.584

 

Dienst Uitvoering Onderwijs ( R)

131.657

125.255

132.571

115.923

122.370

97.786

24.584

Ontvangsten

  

764.976

795.034

826.628

846.307

914.341

893.224

21.117

 

Ontvangen rente en relevante hoofdsom ( R)

154.920

128.017

106.887

95.100

78.099

91.550

‒ 13.451

 

Kortlopende vorderingen ( R)

92.801

83.054

93.778

57.673

41.091

81.045

‒ 39.954

 

Terugontvangen hoofdsom (NR)

517.254

583.963

625.963

693.534

795.151

720.629

74.522

 

Terugontvangen hoofdsom (NR)

517.254

583.963

625.963

693.534

795.151

720.629

74.522

Tabel 30 Indeling Budgettaire gevolgen van beleid naar Relevant en Niet-relevant (bedragen x €1.000)
       

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

   

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Totaal programma-uitgaven

4.367.687

5.828.062

4.563.829

6.200.225

5.317.390

5.583.226

‒ 265.836

Relevante uitgaven:

2.024.157

3.327.547

2.097.483

3.711.550

2.773.532

2.746.218

27.314

Niet-relevante uitgaven:

2.343.531

2.500.515

2.466.346

2.488.675

2.543.858

2.837.008

‒ 293.150

Totaal ontvangsten

764.976

795.034

826.628

846.307

914.341

893.224

21.117

Relevante ontvangsten:

  

247.721

211.071

200.665

152.773

119.190

172.595

‒ 53.405

Niet-relevante ontvangsten:

517.254

583.963

625.963

693.534

795.151

720.629

74.522

Sinds de begroting van 2019 is er een wijziging in de weergave van de uitgaven aan de reisvoorziening. De reisvoorziening wordt nu op vergelijkbare manier weergegeven als de basisbeurs en de aanvullende beurs. De boekingswijze van de reisvoorziening is complex, omdat het naast de prestatiebeurssystematiek ook gaat over betalingen aan de OV-bedrijven en werkt met tegenboekingen om te voorkomen dat middelen twee keer worden geboekt (als uitgave aan het OV en als uitgave aan de student).

Het betreft vier wijzigingen. Ten eerste zijn de uitgaven die betrekking hebben op het reisproduct nu geheel zichtbaar onder de post reisvoorziening. Voorheen zat een deel van de reisvoorziening in de overige uitgaven niet-relevant. Het betrof de niet-relevante uitgaven op de toekenningen en de niet-relevante tegenboeking van de omzettingen. Dit bedrag is nu zichtbaar onder de post prestatiebeurs (Niet Relevant(NR)) zoals dit ook is opgezet bij de basisbeurs en de aanvullende beurs.

Ten tweede is de post die voorheen prestatiebeurs (Relevant (R)) werd genoemd, nu zichtbaar onder de post bijdrage studerenden aan OV-contract. Hiermee wordt duidelijker aangegeven welk bedrag studenten krijgen opgeboekt voor het gebruik van het reisproduct en dus welk bedrag zij indirect voor het reisproduct betalen aan de OV-bedrijven. Voor studenten die binnen de prestatiebeurstermijn een diploma behalen, wordt dit bedrag omgezet in een gift.

In de derde plaats is ook voor bol-studenten (beroeps opleidende leerweg) van niveau 1 en 2 het bedrag dat zij bijdragen aan het OV-contract negatief in deze post opgenomen. Aangezien deze studenten de reisvoorziening als gift krijgen zit dit bedrag tevens positief in de post reisvoorziening gift. Tot slot is de boekingsgang van de reisvoorziening buitenland studerenden (RBS) aangepast. Het bedrag aan RBS staat weliswaar niet apart in de tabel budgettaire gevolgen van beleid, maar in tabel 11.10. Voorheen bedroeg dit een relevant bedrag waarmee de suggestie kon worden gewekt dat RBS direct een gift is. RBS is echter een prestatiebeurs, behalve voor bolstudenten van niveau 1 en 2. Omdat voorheen de RBS ook werd tegengeboekt en niet-relevant werd geboekt, waren de prestatiebeursuitgaven per saldo wel correct. In het nieuwe schema zijn de prestatiebeursuitgaven RBS opgenomen onder de niet- relevante uitgaven aan de reisvoorziening.

Bovenstaande leidt ertoe dat de uitgaven aan de reisvoorziening in de tabel Budgettaire gevolgen van beleid voor de jaren tot en met 2018 niet volledig te vergelijken zijn met de uitgaven zoals ze er voor 2019 instaan. Onderstaande tabel laat zien hoe de uitgaven voor die eerdere jaren te vergelijken zijn met het huidige jaarverslag.

Was (t/m Departementaal jaarverslag 2018)

Is (vanaf 2019)

Overige uitgaven (NR)

Reisvoorziening prestatiebeurs (NR)

Overige uitgaven (NR)

Reisvoorziening prestatiebeurs (R)

Bijdrage studerenden aan OV-contract (R)

Reisvoorziening gift (R) exclusief bol 1–2 studenten

Reisvoorziening gift (R) inclusief bol 1–2 studenten

Reisvoorziening prestatiebeurs (R) exclusief bol 1–2 studenten

Bijdrage studerenden aan OV contract (R) inclusief bol 1–2 studenten

Reisvoorziening gift (R) inclusief boeking RBS

Reisvoorziening gift (R) exclusief boeking RBS

Reisvoorziening prestatiebeurs (R) inclusief boeking RBS

Bijdrage studerenden aan OV contract (R) exclusief boeking RBS

Zowel voor de uitgaven als de ontvangsten wordt een onderscheid gemaakt tussen relevant en niet-relevant. Relevant betekent: relevant voor het EMU-saldo en daarmee relevant voor het uitgavenkader. De relevante uitgaven worden hoofdzakelijk gevormd door de studiefinanciering die meteen als gift wordt toegekend en een uitgekeerde prestatiebeurs die wordt omgezet in een gift (na het behalen van diploma binnen tien jaar). Onder de niet-relevante uitgaven vallen vooral de prestatiebeurs (zolang die nog niet is omgezet in een gift) en de rentedragende leningen. Deze uitgaven zijn niet-relevant voor het uitgavenkader, maar worden wel meegerekend in de EMU-schuld.

De relevante ontvangsten worden vooral gevormd door de ontvangen rente op leningen. De niet-relevante ontvangsten betreffen hoofdzakelijk aflossingen op de hoofdsom van de rentedragende leningen.

De realisatie van de uitgaven lag in 2019 € 265,8 miljoen lager dan oorspronkelijk begroot. De relevante uitgaven vielen € 27,3 miljoen hoger uit dan begroot. De niet-relevante uitgaven waren € 293,2 miljoen lager dan begroot. De realisatie van de ontvangsten is € 21,1 miljoen hoger dan oorspronkelijk begroot. De relevante ontvangsten waren € 53,4 miljoen lager, de niet-relevante ontvangsten € 74,5 miljoen hoger dan begroot.

De verschillen tussen de begrotingsramingen en de realisaties 2019 worden hierna bij de instrumenten toegelicht.

Inkomensoverdrachten

Basisbeurs

De basisbeurs is een algemene voorziening die er toe bijdraagt dat deelnemers van 18 jaar en ouder in de beroepsopleidende leerweg (bol) financieel in staat worden gesteld om onderwijs te volgen in Nederland en daarbuiten. Sinds de invoering van het studievoorschot ontvangen studenten die aan een nieuwe opleiding beginnen in het hoger onderwijs (ho) geen basisbeurs meer. Er zijn nog wel studenten die basisbeurs ontvangen omdat zij voor de invoering van het studievoorschot zijn begonnen met studeren.

Tabel 31 Totaal aantal studerenden met studiefinanciering
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Studerenden met basisbeurs

630.872

506.094

395.402

290.298

230.111

240.300

‒ 10.189

Bol

238.947

236.048

230.764

220.603

213.388

221.900

‒ 8.512

Hbo

265.655

197.812

132.213

64.064

15.235

15.400

‒ 165

Wo

126.270

72.234

32.425

5.631

1.488

3.000

‒ 1.512

(Nul)lening en geen basisbeurs

153.663

277.203

393.096

486.511

547.147

548.600

‒ 1.453

Bol

6.975

7.702

8.432

8.067

16.873

8.100

8.773

Hbo

75.663

142.916

214.365

277.321

321.903

328.300

‒ 6.397

Wo

71.025

126.585

170.299

201.123

208.371

212.200

‒ 3.829

Totaal

784.535

783.297

788.498

776.809

777.258

788.900

‒ 11.642

Bron: Realisatiegegevens DUO

Toelichting

Uit de realisatiecijfers blijkt dat het totaal aantal studerenden met studiefinanciering in 2019 lager lag dan geraamd (11.642 studerenden minder).

In de tabel zijn studenten die te maken hebben met het studievoorschot opgenomen in de categorie «(nul)lening en geen basisbeurs», omdat zij geen basisbeurs ontvangen. Deze categorie bevat ook studerenden die hun recht op basisbeurs reeds hebben verbruikt. Het aantal studenten in zowel bol, hbo als wo met een basisbeurs is lager gerealiseerd dan geraamd. Het aantal studenten met een (nul)lening zonder basisbeurs is hoger dan geraamd in de bol. In zowel het hbo als het wo is dit aantal lager dan geraamd.

Tabel 32 Uitgaven basisbeurs (bedragen x € 1 miljoen)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Bol direct gift

103,2

85,0

79,3

82,3

80,2

77,6

2,6

Bol omzettingen prestatiebeurs in gift

209,5

217,0

226,0

250,2

223,1

239,7

‒ 16,6

Ho direct gift

2,4

2,7

3,4

6,0

2,9

2,0

0,9

Ho omzettingen prestatiebeurs in gift

730,0

770,8

800,2

872,5

793,0

766,5

26,5

Totaal

1045,1

1075,5

1108,9

1211,3

1099,3

1085,8

13,5

Bron: Realisatiegegevens DUO

Tabel 33 Uitgaven basisbeurs prestatiebeurs (bedragen x € 1 miljoen)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Bol toekenningen

256,7

259,5

249,8

238,5

234,7

244,3

‒ 9,5

Bol omzettingen

‒ 208,0

‒ 217,0

‒ 226,0

‒ 250,2

‒ 226,5

‒ 239,7

13,2

Ho toekenningen

933,7

662,8

406,8

175,4

52,5

49,4

3,1

Ho omzettingen

‒ 720,4

‒ 766,6

‒ 798,0

‒ 871,5

‒ 821,4

‒ 759,3

‒ 62,1

Totaal

262,0

‒ 61,3

‒ 367,4

‒ 707,8

‒ 760,6

‒ 705,3

‒ 55,3

Bron: Realisatiegegevens DUO

Toelichting

In de beroeps opleidende leerweg is in 2019 per saldo € 6,9 miljoen (€ 2,6 miljoen aan gift en ‒ € 9,5 miljoen aan prestatiebeurs) minder aan basisbeurs uitbetaald dan geraamd. De hogere uitgaven aan gift worden veroorzaakt door een hoger dan geraamd aantal uitwonende studenten aan een bol 1-2 opleiding. De lagere uitgaven aan prestatiebeurs worden veroorzaakt door een lager dan geraamd studentenaantal. In 2019 is in de bol € 16,6 miljoen minder basisbeurs prestatiebeurs in gift omgezet dan geraamd. Verder is er € 3,4 miljoen prestatiebeurs omgezet in lening.

De toekenningen als gift van basisbeurzen aan ho-studenten zijn € 0,9 miljoen hoger dan geraamd. De toekenningen van basisbeurs als prestatiebeurs in het hoger onderwijs zijn € 3,1 miljoen hoger gerealiseerd dan begroot. De uitgaven in het hbo waren, als gevolg van een verschuiving van thuiswonende studenten naar uitwonende studenten, hoger dan geraamd, terwijl de uitgaven in het wo lager waren dan geraamd. In het wo betreft het een lager dan geraamd aantal studenten (zowel thuis- als uitwonend). In het ho is ten opzichte van de raming € 26,5 miljoen meer basisbeurs omgezet in gift. Dit is het gevolg van hogere omzettingen in zowel het hbo als het wo.

Aanvullende beurs

In de studiefinanciering wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders kunnen leveren aan de studie van hun kinderen. In het geval dat ouders onvoldoende inkomen hebben om die bijdrage te leveren, hebben studerenden een extra financiële belemmering te overwinnen. Om deze belemmering weg te nemen wordt aan hen een aanvullende beurs verstrekt waarvan de hoogte afhankelijk is van het ouderlijk inkomen.

Tabel 34 Totaal aantal studerenden met aanvullende beurs
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Bol

115.390

115.226

112.894

110.724

108.074

108.800

‒ 726

Hbo

88.881

86.974

88.376

88.466

88.969

87.600

1.369

Wo

29.202

28.540

29.288

30.127

31.295

31.100

195

Totaal

233.473

230.740

230.558

229.317

228.338

227.500

838

Bron: Realisatiegegevens DUO

Toelichting

Het aantal verstrekte aanvullende beurzen aan bol-studenten is in 2019 iets lager uitgevallen dan geraamd. In het hbo zijn er iets meer beurzen verstrekt en in het wo nagenoeg het geraamde aantal.

Tabel 35 Uitgaven aanvullende beurs gift (bedragen x € 1 miljoen)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Bol direct gift

239,8

228,6

224,8

228,9

229,3

225,6

3,7

Bol omzettingen prestatiebeurs in gift

135,4

139,7

147,2

164,2

151,3

161,8

‒ 10,5

Ho direct gift

48,1

47,1

51,3

54,6

53,5

53,3

0,2

Ho omzettingen prestatiebeurs in gift

156,0

169,8

185,2

224,4

231,3

220,5

10,8

Totaal

579,3

585,2

608,5

672,1

665,4

661,1

4,3

Bron: Realisatiegegevens DUO

Tabel 36 Uitgaven aanvullende beurs prestatiebeurs (bedragen x € 1 miljoen)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Bol toekenningen

167,7

174,0

171,9

164,3

160,0

167,5

‒ 7,5

Bol omzettingen

‒ 132,8

‒ 139,8

‒ 147,3

‒ 164,2

‒ 153,3

‒ 161,8

8,5

Ho toekenningen

275,7

307,2

328,8

360,6

378,2

387,1

‒ 8,9

Ho omzettingen

‒ 153,6

‒ 168,9

‒ 184,7

‒ 224,2

‒ 239,9

‒ 220,0

‒ 19,9

Totaal

157,0

172,5

168,8

136,4

144,9

172,9

‒ 28,0

Bron: Realisatiegegevens DUO

Toelichting

De toekenningen van aanvullende beurzen in de bol zijn in 2019 per saldo € 3,8 miljoen (€ 3,7 miljoen en ‒ € 7,5 miljoen) lager uitgekomen. Dit komt vooral omdat het aantal bol studenten aan een bol 3-4 opleiding lager is dan geraamd. Het aantal bol 1-2 studenten is hoger dan geraamd, wat de hogere uitgaven aan aanvullende beurs in gift grotendeels veroorzaakt.

De omzettingen van aanvullende beurs prestatiebeurs naar gift van bol-studenten zijn € 10,5 miljoen lager dan geraamd.

De toekenningen van aanvullende beurzen aan ho-studenten zijn in 2019 per saldo € 8,7 miljoen (€ 0,2 miljoen aan gift en ‒ € 8,9 miljoen aan prestatiebeurs) lager dan geraamd. Dit is het gevolg van lagere studentenaantallen dan geraamd in het hbo.

De omzettingen van aanvullende beurzen in gift bij het ho vielen € 10,8 miljoen hoger uit dan geraamd. Dit komt grotendeels door hogere omzettingen in het hbo (€ 7,3 miljoen), maar ook in het wo zijn de omzettingen hoger (€ 3,5 miljoen).

Reisvoorziening

Als onderdeel van het stelsel van studiefinanciering, draagt een reisvoorziening bij aan de toegankelijkheid van het onderwijs. Meer in het bijzonder is het doel van de reisvoorziening om studenten te faciliteren in het reizen van huis naar de onderwijsinstelling en van huis naar de stageplaatsen.

Tabel 37 Aantal studenten met een reisvoorziening
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Aantal gebruikers van het reisrecht

668.303

663.486

771.330

782.943

792.103

779.500

12.603

Bol

215.151

214.627

316.008

324.377

327.828

315.300

12.528

Ho

453.152

448.859

455.322

458.566

464.275

464.200

75

Aantal Reisvoorziening buitenlandse studenten (RBS)

20.614

20.568

20.480

19.314

17.250

20.800

‒ 3.550

Bol

2.978

3.017

3.240

2.992

2.605

3.100

‒ 495

Ho

17.636

17.551

17.240

16.322

14.645

17.700

‒ 3.055

Totaal

688.917

684.054

791.810

802.257

809.353

800.300

9.053

Bron: Realisatiegegevens DUO

Toelichting

Het aantal studenten dat gebruik heeft gemaakt van de reisvoorziening is in 2019 per saldo 12.603 hoger dan begroot waarbij de verhoging vooral veroorzaakt wordt door bol-studenten. Sinds 2017 hebben minderjarige bol-studenten ook recht op een reisproduct. De hogere realisatie in 2019 zit zowel in de minderjarige als de meerderjarige bol-studenten. Het aantal studenten dat in 2019 een financiële vergoeding voor studeren in het buitenland ofwel de reisvoorziening buitenland studerenden (RBS) ontving is 3.550 studenten lager dan geraamd. Het aantal RBS viel zowel in de bol als in het ho lager uit dan geraamd.

Tabel 38 Uitgaven reisvoorziening (bedragen x € 1 miljoen)
      

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

  

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Prestatiebeurs (NR)

Bol prestatiebeurs

    

299,2

306,1

‒ 6,9

 

Ho prestatiebeurs

    

524,9

509,0

15,9

 

RBS en overig prestatiebeurs

    

19,4

24,6

‒ 5,2

 

Bol naar gift omgezette prestatiebeurs

    

‒ 185,8

‒ 210,7

24,8

 

Ho naar gift omgezette prestatiebeurs

    

‒ 482,2

‒ 478,9

‒ 3,3

Gift (R)

Bol direct gift

    

79,4

52,2

27,2

 

HO direct gift

    

10,2

0,0

10,2

 

Bol naar gift omgezette prestatiebeurs

    

184,3

210,7

‒ 26,4

 

Ho naar gift omgezette prestatiebeurs

    

470,7

478,9

‒ 8,2

Bijdrage studerenden aan OV-contract

     

‒ 912,2

‒ 866,6

‒ 45,6

Kosten contract OV-bedrijven

     

957,7

932,5

25,2

Totaal reisvoorziening

     

965,5

957,6

7,9

Toelichting

Tabel 38 is niet gevuld voor de jaren voorafgaand aan 2019. Dit is het directe gevolg van de nieuwe opzet van de tabel budgettaire gevolgen van beleid (tabel 29) per 2019. Tevens is ten opzichte van de begroting een rij toegevoegd: HO direct gift. Abusievelijk is er bij het opstellen van de begroting vanuit gegaan dat er in het ho geen uitgaven direct als gift zouden zijn in 2019, maar dit was wel het geval.

De realisatie 2019 van de uitgaven reisvoorziening is totaal € 7,9 miljoen hoger dan geraamd.

De uitgaven aan bol prestatiebeurs waren € 6,9 miljoen lager omdat het aantal bol 3-4 studenten lager was dan geraamd. De uitgaven aan ho prestatiebeurs waren juist € 15,9 miljoen hoger vanwege hogere gemiddelde prijzen. Ook hebben wat minder studenten gebruik gemaakt van de reisvoorziening voor buitenlandstuderenden, wat een verschuiving veroorzaakt van uitgaven aan RBS naar uitgaven aan voornamelijk de prestatiebeurs hoger onderwijs.

Studenten die niet onder de prestatiebeurs vallen, krijgen de reisvoorziening als directe gift. Tot en met 2018 kwamen deze uitgaven alleen terug onder de post kosten contract OV-bedrijven. In 2019 worden deze voor het eerst ook verantwoord onder de posten bol direct gift, ho direct gift en de tegenboeking onder bijdrage studerenden aan OV-contract. Dit blijkt om meer studenten te gaan dan geraamd, waardoor de bol direct gift € 27,2 miljoen hoger is. Ook in het ho zijn er uitgaven als gift gedaan. Het betreft onder meer studenten die sneller afstuderen dan de duur van de prestatiebeurs (5 jaren in het ho) en het resterende bedrag als gift uitgekeerd krijgen omdat zij nog verder studeren, of studenten die geen prestatiebeurs aanvragen, maar wel afstuderen binnen 10 jaar. Deze hogere bedragen dragen ook bij aan de lagere bijdrage studerenden aan OV-contract van € 45,6 miljoen. Deze verlaging wordt voor een ander deel veroorzaakt door de hogere prestatiebeurstoekenningen op de niet-relevante post die op deze relevante post worden tegen geboekt.

De omzettingen van prestatiebeurs naar gift waren voor de bol-studenten € 26,4 miljoen lager en voor de studenten hoger onderwijs € 8,2 miljoen lager.

De bijdrage aan de vervoersbedrijven is € 25,2 miljoen hoger dan geraamd. Dit bedrag geeft een vertekend beeld vanwege diverse kasschuiven die na vaststelling van de begroting 2019 tot stand zijn gekomen. Als gevolg van deze kasschuiven zijn de uitgaven in 2019 per saldo € 50 miljoen hoger. Dat de kosten toch maar € 25,2 miljoen hoger uit zijn gevallen komt doordat de afrekening over 2018 meeviel ten opzichte van de raming en doordat de prijzen gemiddeld wat lager waren dan begroot.

Overige uitgaven

De overige uitgaven omvatten voornamelijk kwijtscheldingen en technische correcties tussen relevante- en niet-relevante uitgaven. Het totale verschil tussen raming en realisatie 2019 bij overige uitgaven bedraagt € 104,7 miljoen, waarvan € 2,5 miljoen relevant en € 102,3 miljoen niet-relevant. De hogere niet-relevante uitgaven zijn te wijten aan de invoering van het nieuwe Programma vernieuwing studiefinanciering (PVS) systeem: er is nu sprake van één geïntegreerd systeem, waarbij bepaalde boekingsgangen zijn verbeterd. Het betreft hier de niet-relevante boekingsgang van prestatiebeurs naar definitieve rentedragende lening. Deze boekingsgang wordt in het nieuwe systeem pas uitgevoerd als de prestatiebeurs uit de termijn loopt, waar dit voorheen al eerder werd omgezet naar lening. Dit betekent dat er op deze post een hoger bedrag blijft staan aan prestatiebeurzen.

Leningen

De leenmogelijkheden in de studiefinanciering stellen studerenden in staat om hun eigen bijdrage tegen relatief gunstige voorwaarden via de Rijksoverheid te financieren.

Naast een rentedragende lening voor levensonderhoud kunnen studenten in het hoger onderwijs gebruik maken van het collegegeldkrediet.

Tabel 39 Niet-relevante uitgaven leenfaciliteit (bedragen x € 1 miljoen)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Rentedragende lening

1771,4

2238,2

2612,3

2480,2

2614,2

2900,8

‒ 286,7

Collegegeldkrediet

202,8

262,0

322,0

352,4

332,5

383,4

‒ 50,8

Totaal

1974,2

2500,2

2934,3

2832,6

2946,7

3284,2

‒ 337,5

Bron: Realisatiegegevens DUO

Toelichting

Per saldo zijn in 2019 de niet-relevante uitgaven aan de leenfaciliteit € 337,5 miljoen lager dan geraamd. De uitgaven aan de rentedragende lening zijn in 2019 per saldo € 286,7 miljoen lager dan geraamd. Voor zowel de bol als het ho (hbo en wo) geldt dat er wat minder studenten dan geraamd gebruik hebben gemaakt van de rentedragende lening. Het gemiddeld geleende bedrag was wel iets hoger voor alle niveaus. Tevens is een aanzienlijk deel van de lagere uitgaven nog te wijten aan de invoering van het nieuwe PVS systeem in 2018: er is nu sprake van één geïntegreerd systeem, waarbij bepaalde boekingsgangen zijn verbeterd. Het betreft hier de niet-relevante boekingsgang van prestatiebeurs naar definitieve rentedragende lening. Deze boekingsgang wordt in het nieuwe systeem pas uitgevoerd als de prestatiebeurs uit de termijn loopt, waar dit voorheen al eerder werd omgezet naar lening.

De niet-relevante uitgaven aan collegegeldkrediet zijn lager gerealiseerd dan geraamd. In totaal is er € 50,8 miljoen minder collegegeldkrediet verstrekt. Dit komt door lagere aantallen studenten die collegegeldkrediet aangevraagd hebben.

Bijdrage aan agentschappen

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

De gerealiseerde uitgaven liggen € 24,6 miljoen hoger dan in de oorspronkelijke begroting opgenomen. Dit verschil betreft deels (€ 4,1 miljoen) een (op totaalniveau budget neutrale) herverdeling basisbetaling DUO over de begrotingsartikelen van het Ministerie van OCW. Deze middelen zijn herverdeeld naar aanleiding van de resultaten van een onderzoek door een extern onderzoeksbureau. Daarnaast is het budget bij 1e suppletoire begroting met € 14,6 miljoen verhoogd vanwege de DUO problematiek. Ook is toen vanwege het investeringsvoorstel Persoonsgericht Innen het budget verhoogd (€ 3,1 miljoen).

Ontvangsten

Het terugbetalingssysteem van leningen is naar draagkracht. Wie gelet op zijn of haar inkomen niet kan terugbetalen, hoeft niet of niet volledig terug te betalen.

Tabel 40 Terugbetaling studieleningen (langlopende vorderingen) (bedragen x € 1 miljoen)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Hoofdsom (NR)

517,3

584,0

626,0

693,5

795,2

720,6

74,5

Relevante rentedragende lening

2,2

1,1

1,0

0,7

0,8

0,9

‒ 0,1

Rente ontvangsten

146,5

126,3

105,8

93,9

76,9

90,5

‒ 13,7

Renteloos voorschot

6,2

0,6

0,1

0,5

0,4

0,1

0,3

Totaal

672,2

712,0

732,9

788,6

873,2

812,2

61,0

Bron: Realisatiegegevens DUO

Toelichting

In vergelijking met de raming is er in 2019 per saldo € 61,0 miljoen meer ontvangen dan geraamd. De belangrijkste component van deze hogere ontvangsten zijn de ontvangsten op de hoofdsom van € 74,5 miljoen hoger dan geraamd.

Doordat de rente de afgelopen jaren steeds verder is gedaald, is ook het rentebedrag dat studenten terug moeten betalen steeds lager geworden. Dit is zichtbaar in de lagere dan geraamde rente ontvangsten (- € 13,7 miljoen).

Tabel 41 Bedrag aan uitstaande leningen (bedragen x € 1 miljoen)
 

2015

2016

2017

2018

2019

Leningen

15.083,0

16.778,1

18.812,9

20.498,8

22.222,5

Collegegeldkrediet

699,9

850,0

1.034,2

1.377,6

1.691,9

Levenlanglerenkrediet

0,0

0,0

3,9

23,9

50,5

Totaal

15.782,9

17.628,1

19.851,0

21.900,3

23.964,9

Bron: Realisatiegegevens DUO

Toelichting

Tabel 41 geeft de vorderingsstanden aan het einde van het jaar weer. Het betreft de vorderingen op oud-studenten en op actieve studenten, exclusief de uitgaven aan prestatiebeursleningen. De bedragen in 2017 komen niet overeen met de bedragen in het jaarverslag 2017. Dit komt doordat in 2017 per abuis is vergeten om de rentebedragen bij de totale schulden op te tellen alsook het levenlanglerenkrediet. Het totaal aan uitstaande leningen in 2019 is € 24,0 miljard. Het betreft hier de uitstaande leningen op oud-studenten en actieve studenten. Het totaal aan uitstaande leningen is in 2019 gestegen met € 2,1 miljard. Dit wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt doordat er steeds meer studenten onder het studievoorschot vallen die gemiddeld een hoger bedrag lenen.

Tabel 42 Ontvangsten op kortlopende vorderingen (bedragen x € 1 miljoen)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Achterstallig lager recht (ALR)

47,6

41,8

53,6

26,9

16,9

41,8

‒ 24,9

Reisvoorziening

35,2

35,2

34,2

28,7

19,7

34,2

‒ 14,5

Overig

10,0

6,0

6,0

2,1

4,4

5,1

‒ 0,7

Totaal

92,8

83,1

93,8

57,7

41,1

81,0

‒ 39,9

Bron: Realisatiegegevens DUO

Toelichting

Het verschil tussen realisatie en raming 2019 bij de ontvangsten op kortlopende vorderingen bedraagt totaal ‒ € 40,0 miljoen. Er is voor € 24,9 miljoen minder ontvangen op achterstallig lager recht. Door het inwerking treden van het PVS systeem is de post achterstallig lager recht (ALR) een stuk lager. Ook de kortlopende vorderingen op de reisvoorziening zijn, als gevolg van de nieuw in werking getreden boete-maatregelen, een stuk lager dan geraamd (- € 14,5 miljoen).

De ontvangsten op de post overig zijn € 0,7 miljoen lager dan begroot.

Licence