Het stelsel van studiefinanciering biedt studenten in het hoger onderwijs en deelnemers in de beroepsopleidende leerweg de financiële mogelijkheden om in Nederland en daarbuiten onderwijs te kunnen volgen.
De Minister is verantwoordelijk voor de doeltreffende en doelmatige werking van het stelsel van studiefinanciering, zoals geregeld in de Wet studiefinanciering 2000.
Financieren
De Minister financiert het stelsel waarbij de financiële toegankelijkheid is gewaarborgd; er zijn geen onoverkomelijke financiële belemmeringen om te gaan studeren. Tegelijkertijd wordt recht gedaan aan het principe dat studeren ook een investering van de student zelf is. Tevens wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders daaraan kunnen leveren.
Indicatoren/kengetallen
Voor indicatoren/kengetallen over studiefinanciering wordt verwezen naar de website www.onderwijsincijfers.nl
In 2019 hebben geen grote beleidswijzigingen plaatsgevonden met betrekking tot de studiefinanciering, met uitzondering van een herziening van de boete-systematiek bij het te laat stopzetten van het studenten-reisproduct. Eén van de belangrijkste wijzigingen per 1 januari 2019 is dat studenten alleen nog maar een ov-boete hoeven te betalen als ze ook daadwerkelijk met hun studentenreisproduct hebben gereisd, nadat ze daar geen recht meer op hadden. Als gevolg van deze en andere maatregelen (Kamerstukken II 2017/18, 23645, nr. 653), is het bedrag dat de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) per saldo aan ov-boetes heeft opgelegd gedaald van € 32,8 miljoen (in 2018) naar € 12,2 miljoen (in 2019).
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |||
Verplichtingen | 4.367.687 | 5.828.062 | 4.563.829 | 6.200.225 | 5.317.390 | 5.583.226 | ‒ 265.836 | ||
Uitgaven | 4.367.687 | 5.828.062 | 4.563.829 | 6.200.225 | 5.317.390 | 5.583.226 | ‒ 265.836 | ||
Inkomensoverdracht | 2.261.813 | 3.202.597 | 1.496.930 | 3.251.767 | 2.248.346 | 2.201.267 | 47.079 | ||
Basisbeurs | 1.307.103 | 1.014.122 | 741.403 | 503.228 | 338.654 | 380.511 | ‒ 41.857 | ||
Gift ( R) | 1.045.073 | 1.075.460 | 1.108.885 | 1.210.960 | 1.099.286 | 1.085.819 | 13.467 | ||
Prestatiebeurs (NR) | 262.030 | ‒ 61.338 | ‒ 367.482 | ‒ 707.732 | ‒ 760.632 | ‒ 705.308 | ‒ 55.324 | ||
Aanvullende beurs | 736.390 | 757.761 | 777.233 | 808.533 | 810.377 | 834.064 | ‒ 23.687 | ||
Gift ( R) | 579.340 | 585.282 | 608.481 | 672.109 | 665.431 | 661.126 | 4.305 | ||
Prestatiebeurs (NR) | 157.051 | 172.479 | 168.752 | 136.424 | 144.946 | 172.938 | ‒ 27.992 | ||
Reisvoorziening | 167.521 | 1.420.507 | ‒ 41.301 | 1.631.598 | 965.521 | 957.621 | 7.900 | ||
Gift (R) | 594.044 | 639.958 | 668.643 | 718.370 | 744.544 | 741.716 | 2.828 | ||
Prestatiebeurs (NR) | 175.475 | 150.076 | 25.399 | ||||||
Bijdrage studerenden aan OV-contract (R) | ‒ 811.239 | ‒ 824.622 | ‒ 832.335 | ‒ 810.274 | ‒ 912.229 | ‒ 866.639 | ‒ 45.590 | ||
Kosten contract OV-bedrijven (R ) | 384.717 | 1.605.171 | 122.391 | 1.723.502 | 957.731 | 932.468 | 25.263 | ||
Overige uitgaven | 50.798 | 10.207 | 19.595 | 308.408 | 133.794 | 29.071 | 104.723 | ||
Overige uitgaven relevant ( R) | 97.552 | 117.723 | 285.356 | 77.750 | 93.059 | 90.082 | 2.977 | ||
Caribisch Nederland ( R) | 3.013 | 3.320 | 3.491 | 3.210 | 3.340 | 3.860 | ‒ 520 | ||
Overige uitgaven niet-relevant (NR) | ‒ 49.767 | ‒ 110.836 | ‒ 269.252 | 227.448 | 37.395 | ‒ 64.871 | 102.266 | ||
Leningen | 1.974.217 | 2.500.210 | 2.934.328 | 2.832.535 | 2.946.674 | 3.284.173 | ‒ 337.499 | ||
Rentedragende lening (NR) | 1.771.421 | 2.238.174 | 2.612.321 | 2.480.180 | 2.614.154 | 2.900.819 | ‒ 286.665 | ||
Collegegeldkrediet (NR) | 202.796 | 262.036 | 322.007 | 352.355 | 332.520 | 383.354 | ‒ 50.834 | ||
Bijdrage aan agentschappen | 131.657 | 125.255 | 132.571 | 115.923 | 122.370 | 97.786 | 24.584 | ||
Dienst Uitvoering Onderwijs ( R) | 131.657 | 125.255 | 132.571 | 115.923 | 122.370 | 97.786 | 24.584 | ||
Ontvangsten | 764.976 | 795.034 | 826.628 | 846.307 | 914.341 | 893.224 | 21.117 | ||
Ontvangen rente en relevante hoofdsom ( R) | 154.920 | 128.017 | 106.887 | 95.100 | 78.099 | 91.550 | ‒ 13.451 | ||
Kortlopende vorderingen ( R) | 92.801 | 83.054 | 93.778 | 57.673 | 41.091 | 81.045 | ‒ 39.954 | ||
Terugontvangen hoofdsom (NR) | 517.254 | 583.963 | 625.963 | 693.534 | 795.151 | 720.629 | 74.522 | ||
Terugontvangen hoofdsom (NR) | 517.254 | 583.963 | 625.963 | 693.534 | 795.151 | 720.629 | 74.522 |
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |||
Totaal programma-uitgaven | 4.367.687 | 5.828.062 | 4.563.829 | 6.200.225 | 5.317.390 | 5.583.226 | ‒ 265.836 | ||
Relevante uitgaven: | 2.024.157 | 3.327.547 | 2.097.483 | 3.711.550 | 2.773.532 | 2.746.218 | 27.314 | ||
Niet-relevante uitgaven: | 2.343.531 | 2.500.515 | 2.466.346 | 2.488.675 | 2.543.858 | 2.837.008 | ‒ 293.150 | ||
Totaal ontvangsten | 764.976 | 795.034 | 826.628 | 846.307 | 914.341 | 893.224 | 21.117 | ||
Relevante ontvangsten: | 247.721 | 211.071 | 200.665 | 152.773 | 119.190 | 172.595 | ‒ 53.405 | ||
Niet-relevante ontvangsten: | 517.254 | 583.963 | 625.963 | 693.534 | 795.151 | 720.629 | 74.522 |
Sinds de begroting van 2019 is er een wijziging in de weergave van de uitgaven aan de reisvoorziening. De reisvoorziening wordt nu op vergelijkbare manier weergegeven als de basisbeurs en de aanvullende beurs. De boekingswijze van de reisvoorziening is complex, omdat het naast de prestatiebeurssystematiek ook gaat over betalingen aan de OV-bedrijven en werkt met tegenboekingen om te voorkomen dat middelen twee keer worden geboekt (als uitgave aan het OV en als uitgave aan de student).
Het betreft vier wijzigingen. Ten eerste zijn de uitgaven die betrekking hebben op het reisproduct nu geheel zichtbaar onder de post reisvoorziening. Voorheen zat een deel van de reisvoorziening in de overige uitgaven niet-relevant. Het betrof de niet-relevante uitgaven op de toekenningen en de niet-relevante tegenboeking van de omzettingen. Dit bedrag is nu zichtbaar onder de post prestatiebeurs (Niet Relevant(NR)) zoals dit ook is opgezet bij de basisbeurs en de aanvullende beurs.
Ten tweede is de post die voorheen prestatiebeurs (Relevant (R)) werd genoemd, nu zichtbaar onder de post bijdrage studerenden aan OV-contract. Hiermee wordt duidelijker aangegeven welk bedrag studenten krijgen opgeboekt voor het gebruik van het reisproduct en dus welk bedrag zij indirect voor het reisproduct betalen aan de OV-bedrijven. Voor studenten die binnen de prestatiebeurstermijn een diploma behalen, wordt dit bedrag omgezet in een gift.
In de derde plaats is ook voor bol-studenten (beroeps opleidende leerweg) van niveau 1 en 2 het bedrag dat zij bijdragen aan het OV-contract negatief in deze post opgenomen. Aangezien deze studenten de reisvoorziening als gift krijgen zit dit bedrag tevens positief in de post reisvoorziening gift. Tot slot is de boekingsgang van de reisvoorziening buitenland studerenden (RBS) aangepast. Het bedrag aan RBS staat weliswaar niet apart in de tabel budgettaire gevolgen van beleid, maar in tabel 11.10. Voorheen bedroeg dit een relevant bedrag waarmee de suggestie kon worden gewekt dat RBS direct een gift is. RBS is echter een prestatiebeurs, behalve voor bolstudenten van niveau 1 en 2. Omdat voorheen de RBS ook werd tegengeboekt en niet-relevant werd geboekt, waren de prestatiebeursuitgaven per saldo wel correct. In het nieuwe schema zijn de prestatiebeursuitgaven RBS opgenomen onder de niet- relevante uitgaven aan de reisvoorziening.
Bovenstaande leidt ertoe dat de uitgaven aan de reisvoorziening in de tabel Budgettaire gevolgen van beleid voor de jaren tot en met 2018 niet volledig te vergelijken zijn met de uitgaven zoals ze er voor 2019 instaan. Onderstaande tabel laat zien hoe de uitgaven voor die eerdere jaren te vergelijken zijn met het huidige jaarverslag.
Was (t/m Departementaal jaarverslag 2018) | Is (vanaf 2019) |
Overige uitgaven (NR) | Reisvoorziening prestatiebeurs (NR) Overige uitgaven (NR) |
Reisvoorziening prestatiebeurs (R) | Bijdrage studerenden aan OV-contract (R) |
Reisvoorziening gift (R) exclusief bol 1–2 studenten | Reisvoorziening gift (R) inclusief bol 1–2 studenten |
Reisvoorziening prestatiebeurs (R) exclusief bol 1–2 studenten | Bijdrage studerenden aan OV contract (R) inclusief bol 1–2 studenten |
Reisvoorziening gift (R) inclusief boeking RBS | Reisvoorziening gift (R) exclusief boeking RBS |
Reisvoorziening prestatiebeurs (R) inclusief boeking RBS | Bijdrage studerenden aan OV contract (R) exclusief boeking RBS |
Zowel voor de uitgaven als de ontvangsten wordt een onderscheid gemaakt tussen relevant en niet-relevant. Relevant betekent: relevant voor het EMU-saldo en daarmee relevant voor het uitgavenkader. De relevante uitgaven worden hoofdzakelijk gevormd door de studiefinanciering die meteen als gift wordt toegekend en een uitgekeerde prestatiebeurs die wordt omgezet in een gift (na het behalen van diploma binnen tien jaar). Onder de niet-relevante uitgaven vallen vooral de prestatiebeurs (zolang die nog niet is omgezet in een gift) en de rentedragende leningen. Deze uitgaven zijn niet-relevant voor het uitgavenkader, maar worden wel meegerekend in de EMU-schuld.
De relevante ontvangsten worden vooral gevormd door de ontvangen rente op leningen. De niet-relevante ontvangsten betreffen hoofdzakelijk aflossingen op de hoofdsom van de rentedragende leningen.
De realisatie van de uitgaven lag in 2019 € 265,8 miljoen lager dan oorspronkelijk begroot. De relevante uitgaven vielen € 27,3 miljoen hoger uit dan begroot. De niet-relevante uitgaven waren € 293,2 miljoen lager dan begroot. De realisatie van de ontvangsten is € 21,1 miljoen hoger dan oorspronkelijk begroot. De relevante ontvangsten waren € 53,4 miljoen lager, de niet-relevante ontvangsten € 74,5 miljoen hoger dan begroot.
De verschillen tussen de begrotingsramingen en de realisaties 2019 worden hierna bij de instrumenten toegelicht.
Inkomensoverdrachten
Basisbeurs
De basisbeurs is een algemene voorziening die er toe bijdraagt dat deelnemers van 18 jaar en ouder in de beroepsopleidende leerweg (bol) financieel in staat worden gesteld om onderwijs te volgen in Nederland en daarbuiten. Sinds de invoering van het studievoorschot ontvangen studenten die aan een nieuwe opleiding beginnen in het hoger onderwijs (ho) geen basisbeurs meer. Er zijn nog wel studenten die basisbeurs ontvangen omdat zij voor de invoering van het studievoorschot zijn begonnen met studeren.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Studerenden met basisbeurs | 630.872 | 506.094 | 395.402 | 290.298 | 230.111 | 240.300 | ‒ 10.189 |
Bol | 238.947 | 236.048 | 230.764 | 220.603 | 213.388 | 221.900 | ‒ 8.512 |
Hbo | 265.655 | 197.812 | 132.213 | 64.064 | 15.235 | 15.400 | ‒ 165 |
Wo | 126.270 | 72.234 | 32.425 | 5.631 | 1.488 | 3.000 | ‒ 1.512 |
(Nul)lening en geen basisbeurs | 153.663 | 277.203 | 393.096 | 486.511 | 547.147 | 548.600 | ‒ 1.453 |
Bol | 6.975 | 7.702 | 8.432 | 8.067 | 16.873 | 8.100 | 8.773 |
Hbo | 75.663 | 142.916 | 214.365 | 277.321 | 321.903 | 328.300 | ‒ 6.397 |
Wo | 71.025 | 126.585 | 170.299 | 201.123 | 208.371 | 212.200 | ‒ 3.829 |
Totaal | 784.535 | 783.297 | 788.498 | 776.809 | 777.258 | 788.900 | ‒ 11.642 |
Bron: Realisatiegegevens DUO
Toelichting
Uit de realisatiecijfers blijkt dat het totaal aantal studerenden met studiefinanciering in 2019 lager lag dan geraamd (11.642 studerenden minder).
In de tabel zijn studenten die te maken hebben met het studievoorschot opgenomen in de categorie «(nul)lening en geen basisbeurs», omdat zij geen basisbeurs ontvangen. Deze categorie bevat ook studerenden die hun recht op basisbeurs reeds hebben verbruikt. Het aantal studenten in zowel bol, hbo als wo met een basisbeurs is lager gerealiseerd dan geraamd. Het aantal studenten met een (nul)lening zonder basisbeurs is hoger dan geraamd in de bol. In zowel het hbo als het wo is dit aantal lager dan geraamd.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Bol direct gift | 103,2 | 85,0 | 79,3 | 82,3 | 80,2 | 77,6 | 2,6 |
Bol omzettingen prestatiebeurs in gift | 209,5 | 217,0 | 226,0 | 250,2 | 223,1 | 239,7 | ‒ 16,6 |
Ho direct gift | 2,4 | 2,7 | 3,4 | 6,0 | 2,9 | 2,0 | 0,9 |
Ho omzettingen prestatiebeurs in gift | 730,0 | 770,8 | 800,2 | 872,5 | 793,0 | 766,5 | 26,5 |
Totaal | 1045,1 | 1075,5 | 1108,9 | 1211,3 | 1099,3 | 1085,8 | 13,5 |
Bron: Realisatiegegevens DUO
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Bol toekenningen | 256,7 | 259,5 | 249,8 | 238,5 | 234,7 | 244,3 | ‒ 9,5 |
Bol omzettingen | ‒ 208,0 | ‒ 217,0 | ‒ 226,0 | ‒ 250,2 | ‒ 226,5 | ‒ 239,7 | 13,2 |
Ho toekenningen | 933,7 | 662,8 | 406,8 | 175,4 | 52,5 | 49,4 | 3,1 |
Ho omzettingen | ‒ 720,4 | ‒ 766,6 | ‒ 798,0 | ‒ 871,5 | ‒ 821,4 | ‒ 759,3 | ‒ 62,1 |
Totaal | 262,0 | ‒ 61,3 | ‒ 367,4 | ‒ 707,8 | ‒ 760,6 | ‒ 705,3 | ‒ 55,3 |
Bron: Realisatiegegevens DUO
Toelichting
In de beroeps opleidende leerweg is in 2019 per saldo € 6,9 miljoen (€ 2,6 miljoen aan gift en ‒ € 9,5 miljoen aan prestatiebeurs) minder aan basisbeurs uitbetaald dan geraamd. De hogere uitgaven aan gift worden veroorzaakt door een hoger dan geraamd aantal uitwonende studenten aan een bol 1-2 opleiding. De lagere uitgaven aan prestatiebeurs worden veroorzaakt door een lager dan geraamd studentenaantal. In 2019 is in de bol € 16,6 miljoen minder basisbeurs prestatiebeurs in gift omgezet dan geraamd. Verder is er € 3,4 miljoen prestatiebeurs omgezet in lening.
De toekenningen als gift van basisbeurzen aan ho-studenten zijn € 0,9 miljoen hoger dan geraamd. De toekenningen van basisbeurs als prestatiebeurs in het hoger onderwijs zijn € 3,1 miljoen hoger gerealiseerd dan begroot. De uitgaven in het hbo waren, als gevolg van een verschuiving van thuiswonende studenten naar uitwonende studenten, hoger dan geraamd, terwijl de uitgaven in het wo lager waren dan geraamd. In het wo betreft het een lager dan geraamd aantal studenten (zowel thuis- als uitwonend). In het ho is ten opzichte van de raming € 26,5 miljoen meer basisbeurs omgezet in gift. Dit is het gevolg van hogere omzettingen in zowel het hbo als het wo.
Aanvullende beurs
In de studiefinanciering wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders kunnen leveren aan de studie van hun kinderen. In het geval dat ouders onvoldoende inkomen hebben om die bijdrage te leveren, hebben studerenden een extra financiële belemmering te overwinnen. Om deze belemmering weg te nemen wordt aan hen een aanvullende beurs verstrekt waarvan de hoogte afhankelijk is van het ouderlijk inkomen.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Bol | 115.390 | 115.226 | 112.894 | 110.724 | 108.074 | 108.800 | ‒ 726 |
Hbo | 88.881 | 86.974 | 88.376 | 88.466 | 88.969 | 87.600 | 1.369 |
Wo | 29.202 | 28.540 | 29.288 | 30.127 | 31.295 | 31.100 | 195 |
Totaal | 233.473 | 230.740 | 230.558 | 229.317 | 228.338 | 227.500 | 838 |
Bron: Realisatiegegevens DUO
Toelichting
Het aantal verstrekte aanvullende beurzen aan bol-studenten is in 2019 iets lager uitgevallen dan geraamd. In het hbo zijn er iets meer beurzen verstrekt en in het wo nagenoeg het geraamde aantal.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Bol direct gift | 239,8 | 228,6 | 224,8 | 228,9 | 229,3 | 225,6 | 3,7 |
Bol omzettingen prestatiebeurs in gift | 135,4 | 139,7 | 147,2 | 164,2 | 151,3 | 161,8 | ‒ 10,5 |
Ho direct gift | 48,1 | 47,1 | 51,3 | 54,6 | 53,5 | 53,3 | 0,2 |
Ho omzettingen prestatiebeurs in gift | 156,0 | 169,8 | 185,2 | 224,4 | 231,3 | 220,5 | 10,8 |
Totaal | 579,3 | 585,2 | 608,5 | 672,1 | 665,4 | 661,1 | 4,3 |
Bron: Realisatiegegevens DUO
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Bol toekenningen | 167,7 | 174,0 | 171,9 | 164,3 | 160,0 | 167,5 | ‒ 7,5 |
Bol omzettingen | ‒ 132,8 | ‒ 139,8 | ‒ 147,3 | ‒ 164,2 | ‒ 153,3 | ‒ 161,8 | 8,5 |
Ho toekenningen | 275,7 | 307,2 | 328,8 | 360,6 | 378,2 | 387,1 | ‒ 8,9 |
Ho omzettingen | ‒ 153,6 | ‒ 168,9 | ‒ 184,7 | ‒ 224,2 | ‒ 239,9 | ‒ 220,0 | ‒ 19,9 |
Totaal | 157,0 | 172,5 | 168,8 | 136,4 | 144,9 | 172,9 | ‒ 28,0 |
Bron: Realisatiegegevens DUO
Toelichting
De toekenningen van aanvullende beurzen in de bol zijn in 2019 per saldo € 3,8 miljoen (€ 3,7 miljoen en ‒ € 7,5 miljoen) lager uitgekomen. Dit komt vooral omdat het aantal bol studenten aan een bol 3-4 opleiding lager is dan geraamd. Het aantal bol 1-2 studenten is hoger dan geraamd, wat de hogere uitgaven aan aanvullende beurs in gift grotendeels veroorzaakt.
De omzettingen van aanvullende beurs prestatiebeurs naar gift van bol-studenten zijn € 10,5 miljoen lager dan geraamd.
De toekenningen van aanvullende beurzen aan ho-studenten zijn in 2019 per saldo € 8,7 miljoen (€ 0,2 miljoen aan gift en ‒ € 8,9 miljoen aan prestatiebeurs) lager dan geraamd. Dit is het gevolg van lagere studentenaantallen dan geraamd in het hbo.
De omzettingen van aanvullende beurzen in gift bij het ho vielen € 10,8 miljoen hoger uit dan geraamd. Dit komt grotendeels door hogere omzettingen in het hbo (€ 7,3 miljoen), maar ook in het wo zijn de omzettingen hoger (€ 3,5 miljoen).
Reisvoorziening
Als onderdeel van het stelsel van studiefinanciering, draagt een reisvoorziening bij aan de toegankelijkheid van het onderwijs. Meer in het bijzonder is het doel van de reisvoorziening om studenten te faciliteren in het reizen van huis naar de onderwijsinstelling en van huis naar de stageplaatsen.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Aantal gebruikers van het reisrecht | 668.303 | 663.486 | 771.330 | 782.943 | 792.103 | 779.500 | 12.603 |
Bol | 215.151 | 214.627 | 316.008 | 324.377 | 327.828 | 315.300 | 12.528 |
Ho | 453.152 | 448.859 | 455.322 | 458.566 | 464.275 | 464.200 | 75 |
Aantal Reisvoorziening buitenlandse studenten (RBS) | 20.614 | 20.568 | 20.480 | 19.314 | 17.250 | 20.800 | ‒ 3.550 |
Bol | 2.978 | 3.017 | 3.240 | 2.992 | 2.605 | 3.100 | ‒ 495 |
Ho | 17.636 | 17.551 | 17.240 | 16.322 | 14.645 | 17.700 | ‒ 3.055 |
Totaal | 688.917 | 684.054 | 791.810 | 802.257 | 809.353 | 800.300 | 9.053 |
Bron: Realisatiegegevens DUO
Toelichting
Het aantal studenten dat gebruik heeft gemaakt van de reisvoorziening is in 2019 per saldo 12.603 hoger dan begroot waarbij de verhoging vooral veroorzaakt wordt door bol-studenten. Sinds 2017 hebben minderjarige bol-studenten ook recht op een reisproduct. De hogere realisatie in 2019 zit zowel in de minderjarige als de meerderjarige bol-studenten. Het aantal studenten dat in 2019 een financiële vergoeding voor studeren in het buitenland ofwel de reisvoorziening buitenland studerenden (RBS) ontving is 3.550 studenten lager dan geraamd. Het aantal RBS viel zowel in de bol als in het ho lager uit dan geraamd.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | ||
Prestatiebeurs (NR) | Bol prestatiebeurs | 299,2 | 306,1 | ‒ 6,9 | ||||
Ho prestatiebeurs | 524,9 | 509,0 | 15,9 | |||||
RBS en overig prestatiebeurs | 19,4 | 24,6 | ‒ 5,2 | |||||
Bol naar gift omgezette prestatiebeurs | ‒ 185,8 | ‒ 210,7 | 24,8 | |||||
Ho naar gift omgezette prestatiebeurs | ‒ 482,2 | ‒ 478,9 | ‒ 3,3 | |||||
Gift (R) | Bol direct gift | 79,4 | 52,2 | 27,2 | ||||
HO direct gift | 10,2 | 0,0 | 10,2 | |||||
Bol naar gift omgezette prestatiebeurs | 184,3 | 210,7 | ‒ 26,4 | |||||
Ho naar gift omgezette prestatiebeurs | 470,7 | 478,9 | ‒ 8,2 | |||||
Bijdrage studerenden aan OV-contract | ‒ 912,2 | ‒ 866,6 | ‒ 45,6 | |||||
Kosten contract OV-bedrijven | 957,7 | 932,5 | 25,2 | |||||
Totaal reisvoorziening | 965,5 | 957,6 | 7,9 |
Toelichting
Tabel 38 is niet gevuld voor de jaren voorafgaand aan 2019. Dit is het directe gevolg van de nieuwe opzet van de tabel budgettaire gevolgen van beleid (tabel 29) per 2019. Tevens is ten opzichte van de begroting een rij toegevoegd: HO direct gift. Abusievelijk is er bij het opstellen van de begroting vanuit gegaan dat er in het ho geen uitgaven direct als gift zouden zijn in 2019, maar dit was wel het geval.
De realisatie 2019 van de uitgaven reisvoorziening is totaal € 7,9 miljoen hoger dan geraamd.
De uitgaven aan bol prestatiebeurs waren € 6,9 miljoen lager omdat het aantal bol 3-4 studenten lager was dan geraamd. De uitgaven aan ho prestatiebeurs waren juist € 15,9 miljoen hoger vanwege hogere gemiddelde prijzen. Ook hebben wat minder studenten gebruik gemaakt van de reisvoorziening voor buitenlandstuderenden, wat een verschuiving veroorzaakt van uitgaven aan RBS naar uitgaven aan voornamelijk de prestatiebeurs hoger onderwijs.
Studenten die niet onder de prestatiebeurs vallen, krijgen de reisvoorziening als directe gift. Tot en met 2018 kwamen deze uitgaven alleen terug onder de post kosten contract OV-bedrijven. In 2019 worden deze voor het eerst ook verantwoord onder de posten bol direct gift, ho direct gift en de tegenboeking onder bijdrage studerenden aan OV-contract. Dit blijkt om meer studenten te gaan dan geraamd, waardoor de bol direct gift € 27,2 miljoen hoger is. Ook in het ho zijn er uitgaven als gift gedaan. Het betreft onder meer studenten die sneller afstuderen dan de duur van de prestatiebeurs (5 jaren in het ho) en het resterende bedrag als gift uitgekeerd krijgen omdat zij nog verder studeren, of studenten die geen prestatiebeurs aanvragen, maar wel afstuderen binnen 10 jaar. Deze hogere bedragen dragen ook bij aan de lagere bijdrage studerenden aan OV-contract van € 45,6 miljoen. Deze verlaging wordt voor een ander deel veroorzaakt door de hogere prestatiebeurstoekenningen op de niet-relevante post die op deze relevante post worden tegen geboekt.
De omzettingen van prestatiebeurs naar gift waren voor de bol-studenten € 26,4 miljoen lager en voor de studenten hoger onderwijs € 8,2 miljoen lager.
De bijdrage aan de vervoersbedrijven is € 25,2 miljoen hoger dan geraamd. Dit bedrag geeft een vertekend beeld vanwege diverse kasschuiven die na vaststelling van de begroting 2019 tot stand zijn gekomen. Als gevolg van deze kasschuiven zijn de uitgaven in 2019 per saldo € 50 miljoen hoger. Dat de kosten toch maar € 25,2 miljoen hoger uit zijn gevallen komt doordat de afrekening over 2018 meeviel ten opzichte van de raming en doordat de prijzen gemiddeld wat lager waren dan begroot.
Overige uitgaven
De overige uitgaven omvatten voornamelijk kwijtscheldingen en technische correcties tussen relevante- en niet-relevante uitgaven. Het totale verschil tussen raming en realisatie 2019 bij overige uitgaven bedraagt € 104,7 miljoen, waarvan € 2,5 miljoen relevant en € 102,3 miljoen niet-relevant. De hogere niet-relevante uitgaven zijn te wijten aan de invoering van het nieuwe Programma vernieuwing studiefinanciering (PVS) systeem: er is nu sprake van één geïntegreerd systeem, waarbij bepaalde boekingsgangen zijn verbeterd. Het betreft hier de niet-relevante boekingsgang van prestatiebeurs naar definitieve rentedragende lening. Deze boekingsgang wordt in het nieuwe systeem pas uitgevoerd als de prestatiebeurs uit de termijn loopt, waar dit voorheen al eerder werd omgezet naar lening. Dit betekent dat er op deze post een hoger bedrag blijft staan aan prestatiebeurzen.
Leningen
De leenmogelijkheden in de studiefinanciering stellen studerenden in staat om hun eigen bijdrage tegen relatief gunstige voorwaarden via de Rijksoverheid te financieren.
Naast een rentedragende lening voor levensonderhoud kunnen studenten in het hoger onderwijs gebruik maken van het collegegeldkrediet.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Rentedragende lening | 1771,4 | 2238,2 | 2612,3 | 2480,2 | 2614,2 | 2900,8 | ‒ 286,7 |
Collegegeldkrediet | 202,8 | 262,0 | 322,0 | 352,4 | 332,5 | 383,4 | ‒ 50,8 |
Totaal | 1974,2 | 2500,2 | 2934,3 | 2832,6 | 2946,7 | 3284,2 | ‒ 337,5 |
Bron: Realisatiegegevens DUO
Toelichting
Per saldo zijn in 2019 de niet-relevante uitgaven aan de leenfaciliteit € 337,5 miljoen lager dan geraamd. De uitgaven aan de rentedragende lening zijn in 2019 per saldo € 286,7 miljoen lager dan geraamd. Voor zowel de bol als het ho (hbo en wo) geldt dat er wat minder studenten dan geraamd gebruik hebben gemaakt van de rentedragende lening. Het gemiddeld geleende bedrag was wel iets hoger voor alle niveaus. Tevens is een aanzienlijk deel van de lagere uitgaven nog te wijten aan de invoering van het nieuwe PVS systeem in 2018: er is nu sprake van één geïntegreerd systeem, waarbij bepaalde boekingsgangen zijn verbeterd. Het betreft hier de niet-relevante boekingsgang van prestatiebeurs naar definitieve rentedragende lening. Deze boekingsgang wordt in het nieuwe systeem pas uitgevoerd als de prestatiebeurs uit de termijn loopt, waar dit voorheen al eerder werd omgezet naar lening.
De niet-relevante uitgaven aan collegegeldkrediet zijn lager gerealiseerd dan geraamd. In totaal is er € 50,8 miljoen minder collegegeldkrediet verstrekt. Dit komt door lagere aantallen studenten die collegegeldkrediet aangevraagd hebben.
Bijdrage aan agentschappen
De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.
De gerealiseerde uitgaven liggen € 24,6 miljoen hoger dan in de oorspronkelijke begroting opgenomen. Dit verschil betreft deels (€ 4,1 miljoen) een (op totaalniveau budget neutrale) herverdeling basisbetaling DUO over de begrotingsartikelen van het Ministerie van OCW. Deze middelen zijn herverdeeld naar aanleiding van de resultaten van een onderzoek door een extern onderzoeksbureau. Daarnaast is het budget bij 1e suppletoire begroting met € 14,6 miljoen verhoogd vanwege de DUO problematiek. Ook is toen vanwege het investeringsvoorstel Persoonsgericht Innen het budget verhoogd (€ 3,1 miljoen).
Ontvangsten
Het terugbetalingssysteem van leningen is naar draagkracht. Wie gelet op zijn of haar inkomen niet kan terugbetalen, hoeft niet of niet volledig terug te betalen.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Hoofdsom (NR) | 517,3 | 584,0 | 626,0 | 693,5 | 795,2 | 720,6 | 74,5 |
Relevante rentedragende lening | 2,2 | 1,1 | 1,0 | 0,7 | 0,8 | 0,9 | ‒ 0,1 |
Rente ontvangsten | 146,5 | 126,3 | 105,8 | 93,9 | 76,9 | 90,5 | ‒ 13,7 |
Renteloos voorschot | 6,2 | 0,6 | 0,1 | 0,5 | 0,4 | 0,1 | 0,3 |
Totaal | 672,2 | 712,0 | 732,9 | 788,6 | 873,2 | 812,2 | 61,0 |
Bron: Realisatiegegevens DUO
Toelichting
In vergelijking met de raming is er in 2019 per saldo € 61,0 miljoen meer ontvangen dan geraamd. De belangrijkste component van deze hogere ontvangsten zijn de ontvangsten op de hoofdsom van € 74,5 miljoen hoger dan geraamd.
Doordat de rente de afgelopen jaren steeds verder is gedaald, is ook het rentebedrag dat studenten terug moeten betalen steeds lager geworden. Dit is zichtbaar in de lagere dan geraamde rente ontvangsten (- € 13,7 miljoen).
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|---|---|
Leningen | 15.083,0 | 16.778,1 | 18.812,9 | 20.498,8 | 22.222,5 |
Collegegeldkrediet | 699,9 | 850,0 | 1.034,2 | 1.377,6 | 1.691,9 |
Levenlanglerenkrediet | 0,0 | 0,0 | 3,9 | 23,9 | 50,5 |
Totaal | 15.782,9 | 17.628,1 | 19.851,0 | 21.900,3 | 23.964,9 |
Bron: Realisatiegegevens DUO
Toelichting
Tabel 41 geeft de vorderingsstanden aan het einde van het jaar weer. Het betreft de vorderingen op oud-studenten en op actieve studenten, exclusief de uitgaven aan prestatiebeursleningen. De bedragen in 2017 komen niet overeen met de bedragen in het jaarverslag 2017. Dit komt doordat in 2017 per abuis is vergeten om de rentebedragen bij de totale schulden op te tellen alsook het levenlanglerenkrediet. Het totaal aan uitstaande leningen in 2019 is € 24,0 miljard. Het betreft hier de uitstaande leningen op oud-studenten en actieve studenten. Het totaal aan uitstaande leningen is in 2019 gestegen met € 2,1 miljard. Dit wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt doordat er steeds meer studenten onder het studievoorschot vallen die gemiddeld een hoger bedrag lenen.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Achterstallig lager recht (ALR) | 47,6 | 41,8 | 53,6 | 26,9 | 16,9 | 41,8 | ‒ 24,9 |
Reisvoorziening | 35,2 | 35,2 | 34,2 | 28,7 | 19,7 | 34,2 | ‒ 14,5 |
Overig | 10,0 | 6,0 | 6,0 | 2,1 | 4,4 | 5,1 | ‒ 0,7 |
Totaal | 92,8 | 83,1 | 93,8 | 57,7 | 41,1 | 81,0 | ‒ 39,9 |
Bron: Realisatiegegevens DUO
Toelichting
Het verschil tussen realisatie en raming 2019 bij de ontvangsten op kortlopende vorderingen bedraagt totaal ‒ € 40,0 miljoen. Er is voor € 24,9 miljoen minder ontvangen op achterstallig lager recht. Door het inwerking treden van het PVS systeem is de post achterstallig lager recht (ALR) een stuk lager. Ook de kortlopende vorderingen op de reisvoorziening zijn, als gevolg van de nieuw in werking getreden boete-maatregelen, een stuk lager dan geraamd (- € 14,5 miljoen).
De ontvangsten op de post overig zijn € 0,7 miljoen lager dan begroot.