Base description which applies to whole site

4.1 Beleidsartikel 1 Primair onderwijs

Het primair onderwijs zorgt dat leerlingen in de eerste fase van de doorlopende leerlijn hun talenten maximaal kunnen ontplooien en vervolgonderwijs kunnen volgen dat het beste past bij hun talenten. Het legt bovendien de basis voor de huidige en toekomstige deelname van deze leerlingen aan de samenleving.

De Minister is verantwoordelijk voor een stelsel van primair onderwijs dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten van individuele leerlingen en bij de behoeftes van de maatschappij.

Financieren

De Minister is verantwoordelijk voor de financiering van het onderwijs door lumpsumbekostiging van de onderwijsinstellingen. Hierdoor wordt de toegankelijkheid van het onderwijs gewaarborgd.

Stimuleren

De Minister stimuleert specifieke beleidsonderwerpen door het verstrekken van (aanvullende) bekostiging, subsidies en de inzet van andere instrumenten zoals overleg, voorlichting, (prestatie)afspraken en wet- en regelgeving.

Regisseren

De Minister vult zijn verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs in via een regisserende rol. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving; de Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de naleving.

Kengetallen
Tabel 6 Kengetallen

Kengetal

  

2018

2019

2020

2021

2022

2023

1

Aandeel thuiszittende leerlingen dat drie of meer maanden thuis zit zonder passend onderwijsaanbod1

%

 

0,10%

0,12%

0,12%

0,11%

0,12%

PM

Aantallen

 

1.525

1.771

1.751

1.677

1.710

PM

2

Aandeel leerlingen dat de referentieniveaus lezen, taal en rekenen haalt2

Lezen

1F

98%

98%

n.v.t.

98%

98%

 

2F

75%

78%

n.v.t.

73%

74%

Taalverzorging

1F

96%

97%

n.v.t.

97%

97%

 

2F

59%

60%

n.v.t.

62%

63%

Rekenen

1F

93%

94%

n.v.t.

93%

93%

 

1S

49%

47%

n.v.t.

42%

45%

3

Aandeel startende leraren dat een begeleidingsprogramma heeft gevolgd3

  

80%

87%

87%

87%

90%

90%

4

Aandeel leerlingen dat zich veilig voelt4

  

97%

n.v.t.

98%

97%

 
1

De cijfers bestaan uit po en (v)so. Het betreft het aantal leerlingen dat 3 of meer maanden niet naar school gaat, gebaseerd op de leerplichttelling. Niet bekend is of een passend aanbod voor onderwijs en/of zorg is gedaan. De leerplichttellingen vinden in het najaar plaats.Cijfers voor 2023 worden in het voorjaar van 2024 verwacht.

2

Bron: 2018: Kamerstukken II 2018/2019, 31293, nr. 422. De opgenomen cijfers betreffen het aandeel basisschoolleerlingen in schooljaar 2017-2018.2020: De kengetallen op de referentieniveaus worden gebaseerd op de eindtoetsgegevens. De eindtoets is vanwege de scholensluiting door COVID-19 niet afgenomen, dus er zijn geen cijfers voor 2020.2021: Omwille van onvoldoende vergelijkbaarheid van de toetsresultaten in 2021 zijn de data uit dit jaar niet opgenomen in het jaarverslag. Zie: Kamerstukken II 2020/2021, 31293, nr. 581 en Kamerstukken II 2021/2022, 31293, nr. 608.

3

Begeleiding van beginnende leraren, 2023.Bij de loopbaanmonitor van 2019 zijn twee zaken gewijzigd.Er wordt niet naar opleiding gekeken maar naar sector en er wordt niet naar cohort gekeken maar naar peiljaar. Alle cijfers zijn nu aangepast naar peiljaar en sector.

4

Dit kengetal wordt normaal gesproken tweejaarlijks gemeten. De monitor voor 2024 is met een jaar uitgesteld. Deze cijfers zullen zodoende later beschikbaar komen.

Tabel 7 Leerlingen primair onderwijs op basis van leerlingaantal op 1 oktober (aantallen x 1.000)1
  

2019

2020

2021

2022

2023

Leerlingen basisonderwijs

 

1.396,5

1.386,0

1.370,8

1366,9

1.357,4

Leerlingen trekkende bevolking

2

0,4

0,4

0,4

0,4

0,4

Subtotaal3

1.396,9

1.386,4

1.371,2

1367,3

1.357,8

Leerlingen in het speciaal basisonderwijs

35,7

35,7

35,4

35,1

33,9

Leerlingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs

69,8

70,2

71,6

73,5

73,6

Totaal PO3

1.502,4

1.492,3

1.478,2

1.475,9

1.465,4

1

Bron: DUO 1cijferbestand

2

Dit zijn leerlingen van de rijdende scholen en van de school voor varende kleuters.

3

(Sub)totalen geven een kleine afwijking door het afronden van de aantallen.

Er zijn twee tabellen: de tot 2023 gebruikelijke tabel op basis van het aantal leerlingen op 1 oktober (bovenstaande tabel) en vanwege de vereenvoudiging van de bekostiging 2023 een nieuwe tabel (onderstaande tabel) op basis van het aantal leerlingen op 1 februari.

In verband met de vereenvoudiging bekostiging primair onderwijs (po) per 2023 zal 1 februari voortaan de teldatum voor de bekostiging zijn. Vanaf Begroting 2024 wordt alleen nog de tabel gebruikt op basis van het leerlingaantal op 1 februari.

Tabel 8 Leerlingen primair onderwijs op basis van leerlingaantal op 1 februari (aantallen x 1.000)1
  

2019

2020

2021

2022

2023

Leerlingen basisonderwijs

    

1.425,3

1.425,9

Leerlingen trekkende bevolking

2

   

0,4

0,4

Subtotaal3

   

1.425,7

1.426,3

Leerlingen in het speciaal basisonderwijs

  

37,0

36,4

Leerlingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs

  

73,5

75,0

Totaal PO3

  

1.536,2

1.537,8

1

Bron: DUO 1cijferbestand

2

Dit zijn leerlingen van de rijdende scholen en van de school voor varende kleuters.

3

(Sub)totalen geven een kleine afwijking door het afronden van de aantallen.

Tabel 9 Uitgaven per leerling op basis van leerlingaantal op 1 oktober (bedragen x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

20231

Primair onderwijs2

7,8

8,2

9,0

10,5

10,8

1

In dit jaarverslag is het bedrag per leerling gebaseerd op het leerlingaantal op 1 oktober, omdat dat in de begroting van 2023 ook het geval was. Vanaf 2023 wordt de bekostiging echter verstrekt o.b.v. het leerlingaantal op 1 februari. Indien uitgegaan wordt van het leerlingaantal op 1 februari, is het bedrag per leerling 2023 € 10,4k. Vanaf 2024 wordt de gehele begrotingscyclus gebaseerd op het leerlingaantal op 1 februari.

2

In tegenstelling tot Begroting 2023 wordt geen verdere uitsplitsing gemaakt in «bekostiging» en «exclusief ondersteuningsmiddelen». De uitgaven voor de reguliere bekostiging en de uitgaven als ondersteuningsmiddel zijn in de bekostigingssystematiek geïntegreerd tot één financiële stroom.

Het op dit artikel uitgevoerde beleid en de bijbehorende resultaten waren het afgelopen jaar grotendeels conform de in de begroting gestelde doelen. De belangrijkste beleidsconclusies zijn opgenomen in het onderdeel beleidsprioriteiten.

Tabel 10 Budgettaire gevolgen van beleid van artikel 1 (bedragen x € 1.000)
  

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

  

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

Verplichtingen

12.054.624

12.603.439

14.333.769

22.261.087

16.243.532

14.379.335

1.864.197

         

Uitgaven

11.759.120

12.226.291

13.308.561

15.434.003

16.025.198

15.202.216

822.982

         

Bekostiging

11.144.415

11.432.864

12.293.701

14.464.959

14.695.315

13.904.257

791.058

Bekostiging po-instellingen

10.803.308

11.076.356

11.391.680

12.939.474

13.750.489

12.927.456

823.033

Bekostiging Caribisch Nederland

18.969

19.959

23.566

28.918

30.132

25.982

4.150

Prestatiebox

296.983

295.031

252.850

0

0

0

Aanvullende bekostiging

25.155

14.856

14.634

159.420

181.100

222.119

‒ 41.019

Aanpak lerarentekort G5

26.662

30.660

31.569

31.569

31.605

‒ 36

Aanvullende bekostiging NP Onderwijs

580.311

1.305.578

702.025

697.095

4.930

Subsidies (regelingen)

88.316

214.053

384.356

233.526

466.761

331.344

135.417

Onderwijsvoorziening jonggehandicapten

24.500

21.237

23.400

24.400

31.720

24.473

7.247

Nederlands onderwijs buitenland

12.513

12.239

12.095

12.064

11.698

13.739

‒ 2.041

Basis voor Presteren (School aan Zet en Bèta Techniek)

720

0

0

0

0

0

0

Humanistisch vormend en godsdienstonderwijs

12.664

13.102

13.479

14.764

15.755

16.525

‒ 770

Inhaal- en ondersteuningsprogramma's

0

115.835

74.455

54

0

0

0

Extra hulp voor de klas

0

0

201.838

0

0

0

0

School en omgeving

0

0

0

20.733

100.316

56.700

43.616

Basisvaardigheden

 

0

0

0

108.661

196.706

155.643

41.063

Nationaal Groeifonds

0

0

0

0

0

3.988

‒ 3.988

NGF Open Leermateriaal

0

0

0

0

0

0

0

NGF Digitaal Onderwijs

0

0

0

0

2.166

0

2.166

Schoolmaaltijden

0

0

0

0

37.952

0

37.952

Overige subsidies

37.919

51.640

59.089

52.850

70.448

60.276

10.172

Opdrachten

4.756

7.772

7.456

15.667

12.314

49.833

‒ 37.519

Opdrachten

4.756

7.772

5.299

11.372

11.357

39.833

‒ 28.476

Zelftesten

0

0

2.157

4.295

957

10.000

‒ 9.043

Bijdrage aan agentschappen

41.663

39.448

37.899

40.642

44.603

36.595

8.008

Dienst Uitvoering Onderwijs

41.663

39.448

37.899

40.642

44.603

36.595

8.008

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

17.625

17.375

15.732

13.379

13.968

13.846

122

Stichting Vervangingsfonds en Participatiefonds

16.225

15.975

13.672

10.800

11.202

11.202

0

UWV

1.400

1.400

2.060

2.579

2.766

2.644

122

Bijdrage aan medeoverheden

462.345

514.779

569.417

665.830

792.237

866.147

‒ 73.910

Gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid

462.345

509.159

520.716

536.651

565.371

536.653

28.718

Caribisch Nederland

0

5.620

6.573

9.297

15.395

22.317

‒ 6.922

Scholenprogramma Groningen

0

0

3.000

3.000

3.000

3.089

‒ 89

Nationaal Programma Onderwijs

0

0

39.128

93.907

54.779

54.773

6

Ventilatie in scholen

0

0

0

8.775

129.333

76.415

52.918

SPUK vve Oekraïne

0

0

0

0

9.675

13.700

‒ 4.025

SPUK huisvesting noodlocaties Oekraïne PO

0

0

0

14.200

14.684

159.000

‒ 144.316

Overig

0

0

0

0

0

200

‒ 200

Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken

0

0

0

0

0

194

‒ 194

Brede Scholen

0

0

0

0

0

194

‒ 194

         

Ontvangsten

29.049

26.681

37.634

26.363

7.795

9.208

‒ 1.413

Tabel 11 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)
    

Vastgestelde begroting

Verschil

  

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

Verplichtingen

12.054.624

12.603.439

14.333.769

22.261.087

16.243.532

14.379.335

1.864.197

waarvan garantieverplichtingen

15.837

4.389

4.086

24.498

‒ 5.203

0

‒ 5.203

waarvan overige verplichtingen

12.038.787

12.599.050

14.329.683

22.236.589

16.248.735

14.379.335

1.869.400

De realisatie van de aangegane verplichtingen is in 2023 € 1,9 miljard hoger dan begroot. De verlaging van de garantieverplichtingen met € 5,2 miljoen is het gevolg van aflossingen leningen/rekening-courantkredieten aan onderwijsinstellingen. Deze leningen worden door middel van schatkistbankieren verstrekt. Het Ministerie van OCW staat voor deze leningen garant. Deze verplichtingen worden niet geraamd.

De realisatie op de uitgaven in 2023 is € 0,8 miljard hoger dan oorspronkelijk begroot. Het verschil tussen de verplichtingen- en uitgavenrealisaties betreft € 1,0 miljard. Dit wordt veroorzaakt doordat een verplichting die wordt aangegaan, niet altijd leidt tot kasuitgaven in hetzelfde jaar. In 2023 zijn ten opzichte van de vastgestelde begroting extra verplichtingen aangegaan voor een deel van de uitgaven in 2024, zoals de ontvangen loon- en prijsbijstelling 2023 die verwerkt is in de bekostiging (€ 729,8 miljoen voor 2023 en € 734,4 miljoen voor 2024).

Bekostiging

Schoolbesturen in het primair onderwijs ontvangen bekostiging van het Rijk via de lumpsum. De realisatie op de bekostiging is € 791,0 miljoen hoger dan de oorspronkelijk vastgestelde begroting. De belangrijkste oorzaak is de toevoeging van loon- en prijsbijstelling van € 729,8 miljoen. Daarnaast is € 113,6 miljoen aan bekostiging voor nieuwkomers uit Oekraïne en overige landen toegevoegd ten opzichte van de vastgestelde begroting. Het bedrag bestaat uit overlopende verplichtingen uit 2022 (van respectievelijk € 37,1 en € 14,0 miljoen) en extra uitgaven in 2023 (van € 29,6 en € 33,0 miljoen) voor beiden groepen nieuwkomers.

Verder valt de realisatie op de aanvullende bekostiging € 41,0 miljoen lager uit dan begroot. Dit wordt vooral verklaard door een extensivering op het budget voor leesbevordering o.a. in het kader van de rijksbrede dekkingsopgave van € 25,9 miljoen en twee overboekingen van in totaal € 26,4 miljoen van het budget voor leesbevordering naar artikel 14 (Cultuur). Hiertegenover staan een aantal toevoegingen ten opzichte van de vastgestelde begroting. Ten eerste de loonbijstelling van € 7,4 miljoen. Ten tweede de intensivering van het budget voor hoogbegaafden met € 2,5 miljoen (n.a.v. de toepassing van de generieke korting op de beskostiging aan samenwerkingsverbanden). Tenslotte geldt voor de regeling hoogbegaafden dat er sprake was van een tegenvaller van € 1,3 miljoen.

Subsidies

Om de realisatie van verschillende beleidsdoelstellingen te bewerkstelligen, worden subsidies verstrekt. De grootste subsidieregelingen zijn voor School en Omgeving en voor het versterken van basisvaardigheden. De realisatie op de subsidies is € 135,4 miljoen hoger dan de oorspronkelijk vastgestelde begroting. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door:

  • de extra investering van € 38,0 miljoen ten behoeve van het verzorgen van schoolmaaltijden in het primair onderwijs;

  • een herverdeling van € 42,0 miljoen tussen artikel 1 (Primair onderwijs) en artikel 3 (Voortgezet onderwijs) voor de subsidieregeling basisvaardigheden, omdat het bedrag per leerling in het primair en voortgezet onderwijs (vo) gelijk is getrokken;

  • de extra investering van € 43,6 miljoen vanuit het coalitieakkoord om de kansengelijkheid te bevorderen via de subsidieregeling School en Omgeving. Daarbij heeft een voortijdige betaling in 2023 (in plaats van in 2024 en in 2025) geleid tot meer uitgaven op dit budget dan was beoogd. Deze voortijdige betaling wordt met de voorjaarsnota van 2024 in de budgetstanden voor School en Omgeving rechtgezet.

Opdrachten

Door middel van opdrachten worden beleidsgerichte activiteiten en onderzoeken uitgevoerd. Onder dit instrument vallen middelen voor diverse beleidsgerichte activiteiten en onderzoeken, zoals voor het Nationaal Programma (NP) Onderwijs en het Nationaal Groeifonds.

De realisatie is € 37,5 miljoen lager dan de oorspronkelijk vastgestelde begroting. Dit wordt met name veroorzaakt doordat de uitgaven voor zelftesten € 9,0 miljoen lager zijn dan begroot. Daarnaast worden de lagere uitgaven van € 13,2 miljoen in het kader van het NP Onderwijs veroorzaakt doordat het programma zich in de afrondende fase bevindt. Tenslotte leiden verschillende overboekingen naar andere directies of departementen tot een lagere realisatie dan in de oorspronkelijk vastgestelde begroting, zoals overboekingen aan DUS-i van in totaal € 3,1 miljoen t.b.v. de uitvoeringskosten van de verschillende regelingen.

Bijdrage aan medeoverheden

Onder de bijdrage aan medeoverheden vallen de specifieke uitkeringen aan gemeenten. De realisatie is € 73,9 miljoen lager dan de oorspronkelijk vastgestelde begroting. Dit heeft meerdere oorzaken die hieronder worden toegelicht.

Gemeenten ontvangen van het Ministerie van OCW middelen voor onderwijsachterstandenbeleid. Gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid bestaat uit meerdere instrumenten, waaronder voor- en vroegschoolse educatie, schakelklassen en zomerscholen. De realisatie hierop is € 28,7 miljoen hoger dan de oorspronkelijk vastgestelde begroting. Dit wordt vooral veroorzaakt door de ontvangen loonbijstelling.

De realisatie op de specifieke uitkering Huisvesting Noodlocaties is € 144,3 miljoen lager dan begroot. Dat wordt verklaard doordat gemeenten minder aanvragen hebben gedaan voor de specifieke uitkering voor huisvesting van noodlocaties voor leerlingen uit Oekraïne dan er budget beschikbaar was.

De hogere uitgaven van € 52,9 miljoen voor de maatwerkregeling ventilatie in scholen wordt verklaard doordat de aanvraagtermijn van de subsidieregeling was verlengd van 2022 naar 2023. Daardoor is de realisatie hoger dan in de oorspronkelijke begroting was opgenomen.

Licence