Operationele doelstelling 4.1
Een open, op regels gebaseerd en voorspelbaar, niet-discriminerend handels- en financieel systeem
In EU kader heeft Nederland zich sterk gemaakt voor voldoende aandacht voor de specifieke belangen van met name de Minst Ontwikkelde Landen in de aanloop naar de 8e Ministeriële Conferentie van de WTO. Hoewel het in 2011 niet mogelijk bleek substantiële stappen voorwaarts te zetten ten aanzien van de Doharonde, zijn er op sterk aandringen van de EU wel enkele besluiten genomen ten gunste van de MoL’s. Er is tijdens de Ministeriële Conferentie besloten tot instelling van een dienstenwaiver die het alle WTO leden mogelijk maakt aan dienstverleners uit MoL’s preferentiële toegang tot hun dienstenmarkt te verlenen. Ook is besloten dat MoL’s die hierom verzoeken in principe in aanmerking komen voor een verlenging van de overgangsperiode voor hun verplichtingen onder TRIPS, het WTO verdrag over intellectueel eigendom.
In 2011 werd weinig voortgang geboekt in lopende EPA onderhandelingen. Bij de bepaling van de EU positie blijft Nederland nadruk leggen op het belang er op constructieve wijze uit te komen met de landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS), hetgeen compromisbereidheid van beide zijden vereist. De Europese Commissie heeft in 2011 voorstellen gedaan de werking van de in 2008 aangenomen markttoegangsverordening per 2014 te beperken tot die ACS-landen die hun met de EU gesloten (interim) EPA ook daadwerkelijk implementeren. Nederland heeft aangegeven dit een begrijpelijke stap te vinden waarbij het wel van groot belang is dat de EU in woord en daad duidelijk maakt dat zij volledig gecommitteerd blijft aan het tot stand komen van ontwikkelingsvriendelijke en WTO-conforme EPA’s. Ook dient de EU zorgvuldig te kijken naar de gevolgen van het voorstel voor kwetsbare individuele landen.
De regeringsinzet op Non Trade Concerns (NTC’s) in de EU en internationale fora zoals WTO volgt de uitgangspunten van het Kabinetsbesluit NTC’s uit 2008. Het afgelopen jaar waren NTC’s onder andere een thema in de nog niet afgeronde EU-besluitvorming rond de teelt van genetisch gemodificeerde organismen en in de Nederlandse besluitvorming rond de inkoop van duurzaam hout. Daarnaast speelt het thema bijvoorbeeld in de internationale en Nederlandse voorbereiding van Rio+20, vanwege de grote nadruk op «groene groei».
In 2011 zijn de onderhandelingen gestart over de vernieuwing van het Algemeen Preferentieel Stelsel van de EU (ingangsdatum uiterlijk 1 januari 2014), op basis van een voorstel van de Europese Commissie. Nederland heeft sterk ingezet op het vergroten van de effectiviteit van het systeem en de waarde ervan voor armere ontwikkelingslanden, en heeft hiertoe twee non-papers ingebracht in Brussel. Hierin wordt onder meer gepleit voor verbreding en verdieping van preferenties. Tevens is gepleit voor het behoud van Everything But Arms voor de MoL’s en voor het simpeler en transparanter maken van procedures voor bijvoorbeeld toetreding tot het Algemeen Preferentieel Stelsel+ en het opschorten van preferenties. Ten aanzien van de landendekking heeft Nederland aangegeven net als de Commissie te menen dat de focus moet liggen op die landen die de preferenties het meeste nodig hebben, maar met de kanttekening dat de bepaling daarvan op een breder palet van ontwikkelingscriteria dan alleen inkomen dient te worden gebaseerd.
Bij de Wereldbank is eind 2010 al besloten tot een grondige herschikking van stemgewichten, waarbij de invloed van ontwikkelingslanden is toegenomen. Bij het IMF zijn de onderhandelingen nog gaande; Nederland neemt hier actief aan deel.
In de OESO werkte Nederland, samen met Zuid-Afrika als co-voorzitter van de Informal Taskforce on Tax and Development, aan voor ontwikkelingslanden bruikbare voorstellen om belastingontduiking tegen te gaan en om transparantie, informatie-uitwisseling, verrekenprijs methodes en capaciteitsontwikkeling te bevorderen. De Taskforce heeft in 2011 samen met IMF, Wereldbank en VN aanbevelingen gedaan aan de G20 Development Working Group. Tijdens de G20 Summit in Cannes zijn belangrijke aanbevelingen op het gebied van transparantie en capaciteitsontwikkeling overgenomen. In februari verscheen de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011, waarin zowel nationale als internationale factoren die hogere belastinginkomsten door ontwikkelingslanden belemmeren, centraal staan. In dezelfde notitie is aangekondigd dat desgewenst anti-misbruik clausules in de verdragen zullen worden opgenomen en technische assistentie aan ontwikkelingslanden zal worden uitgebreid. Nederland is tevens actief betrokken geweest bij de activiteiten van het International Tax Compact tegen belastingontwijking en -ontduiking.
Operationele doelstelling 4.2
Een significante vermindering van het percentage mensen dat moet rondkomen van minder dan een dollar per dag
Nederland onderschrijft het internationale schuldhoudbaarheidsraamwerk, dat debiteuren en crediteuren aanmoedigt verantwoord (uit) te lenen. Nederland heeft in 2011 actief bijgedragen aan de discussies binnen IMF, Wereldbank en Club van Parijs over de herziening van het schuldhoudbaarheidsraamwerk. Nederland heeft er bijvoorbeeld bij het IMF en de Wereldbank op aangedrongen dat het raamwerk meer maatwerk levert en beter aansluit bij lokale omstandigheden. Zo zou het raamwerk rekening moeten houden met binnenlandse schulden, zodat een realistischer beeld ontstaat van de lopende verplichtingen van een land. Daarnaast zou het raamwerk onderscheid moeten maken tussen leningen ten behoeve van infrastructuurprojecten enerzijds en projecten in andere sectoren anderzijds. Nederland onderstreept hiermee het belang van nieuwe leningen voor infrastructurele investeringen, die bijdragen aan economische ontwikkeling zonder de schuldhoudbaarheid in gevaar te brengen.
Nederland heeft in 2011 bijgedragen aan verschillende programma’s ter versterking van schuldenmanagement in ontwikkelingslanden. Deze programma’s zijn gericht op het voorkomen van onhoudbare schuldenposities van betrokken landen in de (nabije) toekomst. Mede dankzij Nederlandse inzet is het aantal donoren dat bijdraagt aan deze programma’s toegenomen.
In 2011 hebben Ivoorkust en Guinee Bissau vooruitgang geboekt in het HIPC-traject (Heavily Indebted Poor Countries Initiative), waardoor zij in aanmerking kwamen voor gedeeltelijke schuldkwijtschelding. Volgend op de overeenkomsten die deze landen bereikten met de Club van Parijs heeft Nederland een klein deel van de vorderingen in 2011 kwijtgescholden. Volledige kwijtschelding volgt bij het bereiken van het HIPC-eindpunt. Zoals gebruikelijk heeft de Club van Parijs aangedrongen op vergelijkbare regelingen met de crediteuren die niet tot de Club behoren.
Ondersteuning van groei en armoedestrategieën via algemene begrotingssteun is conform de Basisbrief sterk teruggebracht in volume (40 procent minder dan in 2010) en aantal ontvangende landen (van 11 in 2010 naar 5 in 2011). Van de evaluatie van begrotingssteun in Zambia is kennisgenomen. In 2012 zullen de daaruit te trekken lessen in een beleidsreactie uiteen worden gezet. Waar mogelijk is in 2011 ook al begonnen met een verantwoorde afbouw van sectoren die niet meer passen binnen de speerpunten en dwarsdoorsnijdende thema’s van het huidige OS-beleid. Lopende programma’s en verplichtingen ter ondersteuning van het nationale groei- en armoedebeleid zijn in 2011 voortgezet.
2011 stond in het licht van de operationalisering van de in de Basis- en Focusbrief ontwikkelingssamenwerking gepresenteerde herziening van het beleid. Bij de steun aan de groei en armoedebestrijding strategieën kiest Nederland nu voor inzet op de vier speerpunten voedselzekerheid, water, veiligheid en rechtsorde en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. In dit kader zijn in 2011 landenanalyses opgesteld voor de 15 partnerlanden die geselecteerd zijn voor voortzetting van de Nederlandse bilaterale hulp. Deze analyses hebben als uitgangspunt gediend voor een nieuwe meerjarige strategische planning per partnerland. In die planning zijn de gemaakte keuzes voor speerpunten en hulpmodaliteiten opgenomen.
Voor de landen waar Nederland de bilaterale ontwikkelingssamenwerking zal beëindigen, is een exit-strategie opgesteld. Uitgangspunten daarvoor waren een zorgvuldige afstemming met partnerlanden en andere donoren, een redelijke periode voor de uitfasering en het zoveel mogelijk tegengaan van kapitaalvernietiging, zoals ook is neergelegd in de Kamerbrief over uitfasering bilaterale ontwikkelingssamenwerking. Bij de opstelling van de exit-strategieën kwam naar voren dat in veel gevallen aan deze uitgangspunten kon worden voldaan, maar dat soms meer tijd nodig is om te komen tot concrete afspraken met andere partners over het overnemen van door Nederland gefinancierde activiteiten. De politieke aandacht en reactie op het Nederlandse besluit tot het beëindigen van de bilaterale ontwikkelingssamenwerking verschilde sterk per land. Voor sommige landen kwam het besluit als een verrassing, terwijl in andere landen juist wordt uitgekeken naar een veranderende relatie met Nederland. In de meeste landen zullen de programma’s eind 2013 zijn uitgefaseerd.
Nederland heeft financieel bijgedragen aan het African Tax Administration Forum (ATAF) en het IMF Topical Trustfund Tax Policy and Administration, die gericht zijn op het opbouwen van capaciteit op het terrein van belastingen. Bilaterale ondersteuning door Nederland heeft in 2011 niet plaatsgevonden. Een meerjarig capaciteitsontwikkelingsprogramma in de partnerlanden is voorbereid.
Operationele doelstelling 4.3
Verhoogde economische groei en verminderde armoede als gevolg van gezonde private-sectorontwikkeling in ontwikkelingslanden
Bij het vaststellen van de Begroting 2011 was het thema voedselzekerheid nog onderdeel van begrotingsartikel 4.3. In de Begroting van 2012 heeft voedselzekerheid een apart begrotingsartikel gekregen. Vandaar dat dit hoofdstuk begint met een korte verslaglegging van de inspanningen op het beleidsterrein voedselzekerheid.
Volgend op de Focusbrief ontwikkelingssamenwerking is in de loop van 2011 het beleid ten aanzien van het nieuwe speerpunt voedselzekerheid ontwikkeld. Op 24 oktober resulteerde dit in een Beleidsbrief Voedselzekerheid. Parallel aan de uitwerking van de beleidsbrief is door diverse ambassades in 2011 in samenspraak met lokale instanties het voedselzekerheidsbeleid voor de partnerlanden uitgewerkt in Meerjarige Strategische Plannen (MJSP’s). Vooruitlopend op de totstandkoming van deze MJSP’s werd in 2011 in zes Afrikaanse landen gestart met Fast Track initiatieven. Zo is in Kenia een programma gestart dat zich richt op ondersteuning voor productie van pootaardappelen en kleinschalige tuinbouw bij kleine boeren en is in Mozambique een eerste bijdrage geleverd aan het Beira Agricultural Growth Corridor partnerschap met speciale fondsen voor innovatie in de landbouwsector. In Rwanda is steun gegeven aan het nationaal programma voor landrechten (registratie van eigendom en gebruikersrechten) en in Ethiopië zijn drie programma’s gefinancierd voor verbetering van de toegang van boeren tot zaaigoed, kleinschalige tuinbouw en ontwikkeling van de melkveehouderij en -verwerking. Met de IFC zijn in 2011 de onderhandelingen gestart voor een bijdrage aan het private sector luik van het Global Agriculture and Food Security Program (GAFSP).
In 2011 is een aantal goedlopende publiek-private partnerschappen (ppp’s) opgeschaald, waaronder het bestaande partnerschap met Solidaridad dat zich richt op het versterken van de positie van kleine boeren en ondernemers in internationale handelsketens. Een tweede voorbeeld is het SAADA partnerschap (Strategic Alliance for Agricultural Development in Africa) met als doel de versterking van landbouwketens van producenten en ondernemers. In West Afrika zijn hierbij 300 000 producenten betrokken. In 2011 is gestart in Oost- en Zuidelijk Afrika met een bereik tot nu toe van 12 000 producenten. Het FESA-partnerschap (Food Early Solutions Africa Micro-Insurance) ontwikkelt een betaalbaar verzekeringsproduct tegen landbouwschade door droogte en extreme wateroverlast gebaseerd op satellietgegevens in samenwerking met verzekeraars. Productpilots zijn ontwikkeld en uitgevoerd voor boeren in diverse Afrikaanse landen met een bereik variërend van 120 000 tot potentieel 12 miljoen boeren. In het partnerschap met Heineken in Burundi is de aanvoer van sorghum van kleine boeren als grondstof voor de brouwerijen gestegen van nul naar 1 200 ton.
Anticiperend op de internationaliseringsstrategieën van de topsectoren Agro&Food en Tuinbouw (inclusief uitgangsmaterialen) is in 2011 een nieuwe faciliteit ontwikkeld voor publiek-private partnerschappen op het gebied van voedselzekerheid en private-sectorontwikkeling.
Het Private Sector Investeringsprogramma (PSI) heeft in 2011 circa 110 nieuwe projecten toegekend. Deze projecten zullen een directe bijdrage leveren aan werkgelegenheid in meer dan 40 ontwikkelingslanden. Het Programma Uitzending Managers (PUM) heeft 1 576 unieke bedrijven en organisaties in ontwikkelingslanden geassisteerd (waarvan ruim 1 300 MKB-bedrijven). Uit de evaluatie van PUM bleek dat zowel de bruikbaarheid van de aanbevelingen als ook de verwachte resultaten in verhouding tot de kosten door de klanten hoog gewaardeerd werden. Het CBI heeft in 2011 bij 110 bedrijven exportcapaciteit opgebouwd, 88 bedrijven begeleid naar de Europese markt en 437 bedrijven ge-audit en voorzien van een actieplan voor export naar de EU. Het CBI trainde daarnaast 3 217 stafleden van bedrijven en organisaties op verschillende export gerelateerde thema's en produceerde in 2011 31 marktstudies over de EU markten.
Er zijn in 2011 twee tender-rondes geweest voor Ontwikkelings Relevante Infrastructuur Ontwikkeling (ORIO). In de eerste ronde zijn 9 projecten geselecteerd en in de tweede ronde 11. De projecten worden uitgevoerd in 13 landen. In totaal is voor deze 20 projecten een bedrag van EUR 192 miljoen voorzien.
Het kennis- en netwerkcentrum MVO Nederland heeft in 2011 verschillende workshops over Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) georganiseerd waaraan 720 bedrijven hebben deelgenomen. Daarnaast participeerde MVO Nederland in activiteiten van andere organisaties (branche en sectororganisaties) waarmee 1 100 ondernemers bereikt zijn. Op het internetportaal van MVO Nederland staan product- en themadossiers alsook internationale praktijkvoorbeelden over IMVO-thematiek en handelsstromen in/naar ontwikkelingslanden. In 2011 zijn deze dossiers circa 70 000 keer geraadpleegd.
Conform planning is in 2011 het Health Insurance Fund (HIF) in Kenia van start gegaan. Eind 2011 maken er in de drie landen waar dit programma in uitvoering is gebracht (Nigeria, Tanzania en Kenia) bij elkaar meer dan 100 000 mensen met behulp van de ziektekostenverzekering gebruik van goede kwaliteit gezondheidszorg.
Binnen alle grote commodity programma’s van het Initiatief Duurzame Handel (IDH) is in 2011 voortgang geboekt. Tot nu toe zijn meer dan 60 000 cacaoproducenten getraind. In thee zijn 125 000 small holders getraind en is ruim 77 000 hectare onder gecertificeerd duurzame productie gekomen. In het soja-programma is meer dan 100 000 ha gecertificeerd. In december 2011 werd het soja-convenant getekend waarin het Nederlandse bedrijfsleven zich committeert aan 100 procent duurzame soja in 2015. Mede door toedoen van het IDH ondersteunen steeds meer bedrijven het Better Cotton Initiative en richten zij hun waardeketens in om het aandeel duurzame katoen actief te vergroten. Tot nu toe is er 40 000 MT Better Cotton geproduceerd.
Operationele doelstelling 4.4
Verhoogde kwaliteit en effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking
In oktober 2011 is de brief over het multilaterale OS-beleid naar de Tweede Kamer gezonden. Uitgangspunt hierbij is het aanbrengen van meer focus in de Nederlandse financiering van de multilaterale instellingen. Effectiviteit en samenwerking worden beloond en de versnippering van de multilaterale activiteiten wordt ontmoedigd.
De onderlinge samenwerking van de VN op landenniveau (onder de noemer «Delivering as One») is in 2011 verder verankerd. Nederland heeft in 2011 een financiële bijdrage van EUR 6 miljoen geleverd aan de verschillende «Delivering as One» pilot-projecten. Nederland heeft een actieve rol gespeeld tijdens de High-Level bijeenkomst over «Delivering as One» in Montevideo in november 2011, die het belang van «Delevering as One» als werkwijze voor de operationele VN-activiteiten herbevestigde. De onafhankelijke evaluatie van de «Delivering as One» pilots heeft vertraging opgelopen; resultaten komen pas halverwege 2012 beschikbaar. In 2011 werd het contract voor de Nederlandse ondersteuning van de VN-brede harmonisatie van bedrijfsvoeringsprocessen verlengd tot eind december 2012 om gedegen uitvoering van de verschillende activiteiten in dat kader te faciliteren.
In november 2011 is naar aanleiding van de verzoeken van de Kamerleden Ferrier en El Fassed een notitie aan de Kamer gezonden. Daarin is een praktische beleidsagenda gepresenteerd die zich richt op versterking van de ontwikkelingsdimensie van een vijftal prioritaire internationale publieke goederen (IPG’s) en de positie van arme ontwikkelingslanden. Het betreft dezelfde IPG-prioriteiten bij de mondiale uitdagingen die de EU in 2009 selecteerde voor beleidscoherentie voor ontwikkeling. Deze prioriteiten zijn: i. handel en financiering; ii. klimaatverandering; iii. voedselzekerheid; iv. migratie; v. vrede & veiligheid. Tevens is een verkenning uitgevoerd naar de mogelijkheden tot kwantificering van de negatieve gevolgen van Nederlands beleid in partnerlanden (zogenaamde «public bads»). Dit geschiedde ook naar aanleiding van het verzoek in de motie El Fassed. Ook is een begin gemaakt met de opzet van coherentierapportages voor partnerlanden om de gevolgen van (in)coherent beleid op landenniveau kwalitatief beter in kaart te brengen en daarvan te leren.
Het High Level Forum on Aid Effectiveness in Busan heeft op 1 december 2011 een politiek slotdocument aangenomen dat de basis vormt voor een wereldwijd partnerschap voor effectieve ontwikkeling van ontwikkelingslanden, traditionele donoren, nieuwe donoren als China, Brazilië en India, private donoren, NGO’s en bedrijfsleven. In Busan heeft Nederland sterk ingezet op de rol van het bedrijfsleven bij effectieve ontwikkeling onder meer via een samen met Duitsland en vertegenwoordigers van het internationale en Nederlandse bedrijfsleven georganiseerd side event over publiek-private samenwerking. Een mede door Nederland voorbereide verklaring over publiek-private samenwerking vormt de grondslag voor een nieuwe internationale werkgroep die gaat kijken hoe samenwerking met het bedrijfsleven beter georganiseerd kan worden. Nederland heeft een leidende rol gespeeld bij de totstandkoming van de New Deal als co-voorzitter van de International Dialogue on Peacebuilding and Statebuilding.
De Commissiemededeling over de toekomstige strategie inzake EU-begrotingssteun aan derde landen doet voorstellen voor meer gecoördineerde begrotingssteun, mede op basis van Nederlandse inzet. De raadsconclusies volgen in 2012. Zie tevens O.D. 3.3.
De resultatenrapportage 2009–2010 is opgeleverd.
Operationele doelstelling 4.5
Verhoogde kwaliteit en effectiviteit van de Nederlandse handels- en investeringsbevordering
Om optimaal vertegenwoordigd te zijn in kansrijke groeimarkten is het aantal Netherlands Business Support Offices (NBSO) in het buitenland in 2011 opnieuw uitgebreid. Sinds mei 2011 is een NBSO in Houston operationeel. Voorts is in 2011 besloten tot de opzet van een NBSO in Jeddah en is de opening (per maart 2012) van een NBSO in Barcelona voorbereid. De goedkeuring door de Indiase overheid van opening van NBSO’s in Kolkata (voorheen Calcutta) en Hyderabad bleef nog uit.
Het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft in 2011 een nieuw beleidskader opgesteld dat voorziet in versterkte dienstverlening aan het bedrijfsleven en economische diplomatie door het postennetwerk. Daartoe wordt de dienstverlening van de landbouwraden, innovatie-attaché’s en de economische afdelingen van ambassades in prioriteitslanden geïntegreerd. NBSO's en NABSO's (Netherlands Agricultural Business Offices) worden inmiddels op basis van een gezamenlijk kader aangestuurd. Binnen dit kader worden outputindicatoren ontwikkeld waarmee de samenwerking met het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) en de innovatie-attaché’s (TWA-netwerk) nader vorm krijgt.
Evenals in 2010 zijn visumaanvragen van betrouwbare zakenlieden in 2011 versneld afgehandeld. De meting van de klanttevredenheid over de dienstverlening van Ambassades, Consulaten-Generaal en NBSO’s/NABSO’s in 18 economisch belangrijke landen in 2011 leverde een gemiddelde beoordelingsscore van 8,3 op.
Beleidsconclusies artikel 4
Van de evaluatie van begrotingssteun in Zambia is kennisgenomen. In 2012 zullen de daaruit te trekken lessen in een bredere beleidsreactie uiteen worden gezet.
De evaluatie van de schuldverlichting aan Nigeria, afkomstig van de Nederlandse en Belgische evaluatiediensten, maakt aannemelijk dat schuldverlichting, mits de juiste voorwaarden worden gesteld, op duurzame wijze kan bijdragen aan een stabielere economie, een hogere economische groei, verbetering van kredietwaardigheid, een gunstiger investeringsklimaat en minder armoede. De overeenkomst tussen Nigeria en de crediteuren van de Club van Parijs zorgde in Nigeria, naast een houdbare schuld, voor beleidshervormingen en hogere uitgaven aan armoedebestrijding. Daarnaast leverde de overeenkomst een gunstig resultaat op voor de betrokken crediteurlanden, waaronder Nederland: zij kregen een groot bedrag terug dat anders waarschijnlijk niet zou zijn ontvangen en profiteerden van een verbeterd investeringsklimaat.
In 2011 zijn de meeste evaluatie-aanbevelingen door FMO doorgevoerd en worden afrondende gesprekken over concrete indicatoren en resultaten gevoerd. Hierdoor zal meer informatie beschikbaar komen over het uiteindelijke bereik en de impact van de MASSIF-activiteiten. Uit de evaluatie volgde een overwegend positief oordeel met betrekking tot de relevantie en het gevoerde beheer. Een punt dat naar voren kwam was dat op het vlak van MKB-financiering FMO duidelijk ervaring heeft en wordt gezien als een invloedrijke professionele speler met een uitgebreid netwerk. Intensivering van de MASSIF-activiteiten ten behoeve van het MKB wordt hierin sterk aanbevolen. Wel werd aangetekend dat er meer aandacht zou moeten komen voor ontwikkelingsrelevante aspecten. Door transparantere presentatie van de ontwikkelingseffecten kan beter gestuurd worden op optimalisering. De Tweede Kamer is over deze evaluatie geïnformeerd in de Beleidsbrief «Ontwikkeling door Duurzaam Ondernemen».
Uit de evaluatie van de Verklaring van Parijs is gebleken dat de internationale inzet om hulp meer effectief te maken zijn vruchten begint af te werpen. Zo is de hulp nu transparanter en minder donor gestuurd in vergelijking met de periode voor 2005 en partnerlanden zijn meer baas over hun eigen ontwikkeling (ownership). De uitvoering van de Verklaring heeft ook geleid tot meer gelijkwaardige hulppartnerschappen. Nederland komt in de evaluatie in vergelijking met andere donoren redelijk goed uit de bus. Zo is ten aanzien van het omgaan met risico’s (één van de aanbevelingen aan donoren) in het kader van het MJSP-proces aan ambassades in de 15 partnerlanden gevraagd per speerpunt risicoanalyses uit te voeren. Op basis van de analyses worden mitigerende maatregelen getroffen om risico’s zo veel mogelijk af te dekken. Bij de monitoring van de uitvoering van het speerpuntenbeleid zal dit de nodige aandacht krijgen.