1. Algemene beleidsdoelstelling
In dit niet-beleidsartikel worden de ministeriebrede uitgaven geraamd die niet specifiek zijn toe te rekenen aan een van de doelstellingen in de voorgaande beleidsartikelen.
2. Budgettaire gevolgen van beleid
Realisatie 2008 | Realisatie 2009 | Realisatie 2010 | Realisatie 2011 | Realisatie 2012 | Vastgestelde begroting 2012 | Verschil | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 26.044 | 38.462 | 76.051 | 121.476 | 71.254 | 27.122 | 44.132 |
Uitgaven | 37.038 | 42.890 | 60.875 | 126.814 | 82.468 | 33.122 | 49.346 |
97.1 Internationale samenwerking | 11.805 | 14.875 | 18.167 | 6.048 | 7.073 | 7.769 | – 696 |
97.2 Verzameluitkering VWS | 0 | 2.239 | 6.801 | 1.696 | 1.315 | 308 | 1.007 |
97.3 Strategisch onderzoek RIVM en NVI | 25.233 | 25.776 | 35.907 | 119.070 | 74.080 | 25.045 | 49.035 |
Ontvangsten | 0 | 0 | 60 | 33 | 32.484 | 0 | 32.484 |
In onderstaande toelichting worden de opmerkelijke verschillen tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar toegelicht.
Uitgaven
97.1 Internationale samenwerking
De gerealiseerde uitgaven op deze doelstelling bedragen € 7,1 miljoen. Dat is circa € 0,7 miljoen lager dan het in de begroting opgenomen bedrag van € 7,8 miljoen.
De uitgaven zijn lager dan geraamd of worden voor een deel doorgeschoven naar 2013, voornamelijk als gevolg van vertraging bij het afsluiten van de memorandums of understanding met China en Rusland. Daarnaast waren de uitgaven van de conferenties en werkbezoeken van de minister en staatssecretaris lager dan geraamd.
97.2 Verzameluitkering VWS
In een verzameluitkering worden per ministerie alle financieel geringe overdrachten (beleidsthema's) aan een medeoverheid opgenomen. Alle bedragen waarvoor een budget beschikbaar is dat onder het grensbedrag (gesteld op maximaal € 10 miljoen) ligt, moeten in de verzameluitkering worden opgenomen. De Financiële-verhoudingswet geeft de wettelijke grondslag voor de verzameluitkering.
In de uitkering zijn de volgende beleidsthema's opgenomen met de daarbij voor het begrotingsjaar uitgetrokken en gerealiseerde budgetten:
Beleidsthema | Begroot 2012 | Realisatie 2012 |
---|---|---|
1. Jeugd | 302 | 600 |
2. Sport | 0 | 715 |
Totaal | 302 | 1.315 |
Toelichting
-
1. Betreft de uitkering van bestuurskosten aan de drie grootstedelijke regio’s Amsterdam, Haaglanden en Rotterdam (totaal € 0,3 miljoen). Daarnaast hebben de grootstedelijke regio’s extra middelen ontvangen in verband met de invoeringskosten van de decentralisatie van de Jeugdzorg (totaal € 0,3 miljoen).
-
2. Betreft bijdrage aan de gemeente Eindhoven voor het Centrum voor Topsport en Onderwijs (CTO).
Met de verzameluitkering wordt beoogd de medeoverheden ruimte te bieden voor lokaal maatwerk en de administratieve lasten bij het Rijk en de medeoverheden te beperken (zie ook TK 31 327; Stb. 2008, 312)
97.3 Strategisch onderzoek RIVM en NVI
De realisatie 2012 op deze doelstelling bedraagt € 74,1 miljoen. Dat is € 49,0 miljoen hoger dan het in de begroting opgenomen bedrag van € 25,0 miljoen. Dit houdt met name verband met grotendeels in suppletoire begrotingen verwerkte ontwikkelingen bij het Nederlands Vaccin Instituut (NVI):
-
– Via een ijklijnmutatie zijn eenmalig begin 2012 het voorziene exploitatietekort en de verwachte kosten van afwikkeling van de verkoop van de vaccinproductie, de opheffing van het NVI en andere transitiekosten gedekt in plaats van het structureel verhogen van de tarieven (€ 8,0 miljoen). In het najaar van 2011 waren de tarieven van het Rijksvaccinatieprogramma herijkt naar aanleiding van de gewijzigde inkoopprijzen voor vaccins. VWS heeft ervan afgezien om in de tarieven ook het tekort bij het NVI te verwerken, gelet op de verkoop van de productie van het NVI in 2012.
-
– Ter dekking van het exploitatietekort 2012 heeft het NVI een aanvullende bijdrage ontvangen (€ 6,6 miljoen). In de loop van 2012 werd een nog te dekken tekort voorzien, met name voor kosten vaccinproductie eerste halfjaar 2012.
-
– Vanuit de eindejaarsmarge zijn middelen toegekend om de operationele gereedheid van de productiefaciliteiten van het NVI op een toereikend niveau te houden (€ 6,4 miljoen). Het ging om het kasbeslag in 2012 van vervangingsinvesteringen die in 2011 waren aangegaan.
-
– Aan het NVI zijn aanvullende middelen beschikbaar gesteld in verband met de afwikkelingskosten die waren gemoeid met de verkoop van de productiediensten en -faciliteiten op basis van de gemaakte afspraken (€ 7,2 miljoen).
-
– In het kader van de afwikkeling van de slotbalans heeft het NVI een bijdrage ontvangen om terugvorderingen op basis van ontvangsten oude jaren te kunnen voldoen (€ 7,8 miljoen); zie ook ontvangsten artikel 41.
Ook het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu had te maken met hogere uitgaven:
-
– In verband met de verkoop van de productiediensten en -faciliteiten van het NVI is een aantal huurcontracten opgezegd. Hiervoor heeft de Rijksgebouwendienst afkoopkosten in rekening gebracht bij het RIVM als hoofdhuurder van het terrein in Bilthoven (€ 2,7 miljoen).
-
– Al in 2011 was het voornemen om in samenspraak met de Rijksgebouwendienst een aantal andere huurcontracten van het RIVM af te kopen. Vanwege de bevoorschottingsregels is de afkoop niet meer in 2011 gerealiseerd, maar met gebruikmaking van de eindejaarsmarge in 2012 (€ 3,5 miljoen).
-
– Via de eindejaarsmarge zijn ook middelen overgeheveld naar 2012 die eind 2011 waren gereserveerd voor de afbouw van het Sproncklab, maar toen niet tot besteding waren gekomen (€ 3,8 miljoen).
-
– Tot slot heeft het RIVM een bijdrage ontvangen in verband met frictiekosten voor taakstellings- en veranderingstrajecten (voor het realiseren van de personele taakstelling, en organisatie- en werkwijzeveranderingen) en kosten van indikking en verhuizingen en verbouwingen in het kader van de huisvesting in Bilthoven (€ 3,5 miljoen).
Ontvangsten
In juni 2012 zijn de productiediensten en -faciliteiten van het NVI verkocht aan het Serum Institute of India. De verkoopopbrengst van de aandelen van de BV waarin deze taken eerder waren ondergebracht bedraagt € 32 miljoen. De Tweede Kamer is hierover bij brief van 2 juli 2012 geïnformeerd (TK 32 589, nr. 5).
3. Operationele doelstellingen
97.3 Strategisch onderzoek RIVM en NVI
Doelbereiking
Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is een baten-lastendienst van het ministerie van VWS en doet projectmatig onderzoek voor zijn primaire opdrachtgevers: de ministeries van VWS, Economische Zaken, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Infrastructuur en Milieu. Daarnaast voert het RIVM ook strategisch onderzoek uit. Hiermee wordt kennis en expertise ontwikkeld die nodig is voor de continuïteit van het instituut. Zo kan het RIVM zijn toekomstige taken voor de opdrachtgevers adequaat uitvoeren. Het strategisch onderzoek richt zich enerzijds op lacunes in actuele kennis en anderzijds op nieuwe ontwikkelingen. De Wet op het RIVM vormt de wettelijke basis voor het strategisch onderzoek dat dit instituut uitvoert.
Het strategisch onderzoek is ondergebracht in twee separate onderzoeksbudgetten, het Strategisch Onderzoek RIVM (SOR) en het Strategisch Vaccin Onderzoeksprogramma (SVOP).
Voor SOR is in 2011 een nieuwe vierjaarcyclus 2011–2014 gestart met zes nieuwe speerpunten en 55 nieuwe projecten. De speerpunten dekken de kennisdomeinen af, waarop het RIVM zijn kennis en kunde moet vernieuwen of intact moet houden. Voorbeelden hiervan zijn het uitvoeren van onderzoek naar nieuwe bedreigingen door infectieziekten of ongewenste neveneffecten van technologische ontwikkelingen voor de leefomgeving, het toevoegen van nieuwe modules aan modellen zoals het chronisch ziektemodel en het ontwikkelen van instrumentarium voor een betere implementatie van kennis.
In 2012 zijn vier nieuwe projecten gestart en zijn zes verkenningen uitgevoerd naar nieuwe interdisciplinaire taakvelden. Daarnaast zijn er veertien projecten in opdracht van internationale opdrachtgevers, die worden gecofinancierd middels SOR. Achttien projecten uit de cyclus 2007–2010 liepen nog door in 2012.
Het SVOP is specifiek gericht op kennis over vaccinatie, voorheen ondergebracht als taak bij het Nederlands Vaccin Instituut. Daarbij staat het verwerven van inzichten die nodig zijn om de publieke vaccintaak adequaat uit te kunnen blijven voeren centraal. Begin 2011 is de ronde 2011–2014 van start gegaan met tien nieuwe projecten. Aanvullend is in 2012 nog een nieuw project gestart. In verband met de uitplaatsing van een deel van de vaccintaken per 1 januari 2013 is in 2012 het SVOP programma en het bijbehorende budget gesplitst. Zes projecten zijn ondergebracht bij de aparte organisatie InTraVac. InTraVac maakt onderdeel uit van de op 01 januari 2013 opgerichte tijdelijke Project Directie Antonie Van Leeuwenhoekterrein (ALT) dat onder het kerndepartement VWS valt. Daarnaast is één project gesplitst in twee projecten, waarvan één deel bij het RIVM blijft en één deel naar InTraVac is gegaan. Tevens is in 2012 een nieuwe selectieronde uitgevoerd, met als resultaat 7 nieuwe projecten. Daarvan starten er 4 bij het RIVM en 3 bij InTraVac.
Procesmatig zijn de programma’s SOR en SVOP al geïntegreerd, een volledige inhoudelijke en financiële integratie van de twee programma’s zal plaatsvinden na 2014. Alle projecten worden jaarlijks geëvalueerd en door de Commissie van Toezicht van het RIVM gevolgd. Het RIVM rapporteert jaarlijks aan de Eigenaar over de inhoudelijke voortgang van SOR en SVOP in een jaaroverzicht. Na vier jaar wordt een evaluatie van de resultaten gemaakt.