Algemene Doelstelling
Bevorderen van de circulaire economie met als doelen het behouden van onze natuurlijke hulpbronnen, het verbeteren van de voorzieningszekerheid van grondstoffen en het versterken van de Nederlandse economie.
Regisseren
Rollen en Verantwoordelijkheden
Duurzaamheid moet expliciet onderdeel uit gaan maken van afwegingen en besluiten van organisaties en individuen in Nederland. Om dit te bereiken worden belemmeringen weggenomen, instrumenten ontwikkeld en samenwerkingsverbanden georganiseerd met de maatschappelijke partners. De Minister is hierbij verantwoordelijk voor:
-
• de transitie naar een circulaire economie die wezenlijk bijdraagt aan het vitaal houden van ons natuurlijk kapitaal, het verbeteren van de voorzieningszekerheid en het versterken van het verdienvermogen van de Nederlandse economie;
-
• het ontwikkelen (samen met EZ) van instrumenten om de waarde van natuurlijk kapitaal tot uitdrukking te brengen in het economisch verkeer;
-
• het borgen van verduurzaming via wetgeving op nationaal en op internationaal niveau, bijvoorbeeld om ongewenste emissies van stoffen te kunnen voorkomen, de kwaliteit van de leefomgeving in veedichte gebieden te verbeteren of door het marktaandeel van circulaire producten te verhogen;
-
• het met behulp van de minimumstandaarden in het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) verder realiseren van hoogwaardige afvalverwerking;
-
• het coördineren van beleid in Europees en in mondiaal verband om het internationale level playing field voor duurzaamheid te versterken;
-
• het stellen van grenzen aan de uitputting en de aantasting van natuurlijke hulpbronnen. Dit gebeurt via generieke en brongerichte maatregelen ter versterking van de veerkracht van het natuurlijk kapitaal;
-
• het beprijzen van milieuschade door het toepassen van slimme marktprikkels;
-
• het voeren van de regie richting medeoverheden om de omvang van de inzet, de effectiviteit en de efficiëntie van het instrument MVI (Maatschappelijk Verantwoord Inkopen) bij de medeoverheden te vergroten.
Stimuleren
Zowel producenten als consumenten moeten concrete stappen kunnen zetten naar een meer circulaire economie. Om dit te bereiken steunt IenM duurzame initiatieven in de samenleving. Daarom stimuleert de Minister in samenwerking met andere Ministers door:
-
• de verduurzaming van productketens waarbij bedrijven worden gestimuleerd om efficiënter om te gaan met grondstoffen, kringlopen verder te sluiten en meerwaarde uit afval te halen. Hiertoe worden partijen gefaciliteerd via bijvoorbeeld aanpassing van regelgeving, Green Deals en ketenprojecten;
-
• het stimuleren van ketenpartijen om duurzaamheidscriteria te hanteren. Door het bieden van meer transparantie en vergelijkingsmogelijkheden kan duurzaamheid een integraal onderdeel uitmaken van ieders afwegingen en besluiten;
-
• samenwerking met andere organisaties om begrippen als «duurzaam consumeren» en «maatschappelijk verantwoord ondernemen» concreet en hanteerbaar te maken voor (kleine) bedrijven en burgers;
-
• de aanschaf van milieuvriendelijke producten of bedrijfsmiddelen, zoals de productie van groen gas en van energie op daken en in kassen. Dit wordt onder andere door middel van financiële stimulering (MIA39/Vamil40 en Groen Beleggen) aantrekkelijk gemaakt;
-
• het stimuleren van het natuurlijk kapitaal en het gebruik van ecosysteemdiensten door concrete projecten op het gebied van groene functiecombinaties mogelijk te maken. Hiervoor wordt kennis en informatie over het duurzaam gebruik ter beschikking gesteld door onder meer het ontwikkelen van de «Digitale Atlas van het Natuurlijk Kapitaal», worden beslissingsondersteunende instrumenten aangeboden aan bedrijven en overheden en worden voorbeeldprojecten ondersteund;
-
• het beoordelen van innovatieve stalsystemen door de TacRav (Technische adviescommissie Regeling ammoniak en veehouderij). Op deze wijze worden de ontwikkeling en toepassing van stalsystemen met minder ammoniakemissie bevorderd. De Minister verkent de mogelijkheden tot verbreding naar onderwerpen als geurhinder en fijnstof.
Ten slotte is de Minister van IenM verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht).
Indicatoren en kengetallen
Ontwikkeling in het aanbod en de toepassing (naar categorieën van verwerking) van afval zijn hier onder uitgesplitst in drie grafieken.
Grafiek 1: De «hoeveelheid Nederlands afval die de keten verlaat» en doelstelling die van 2012 tot 2022 te halveren (cf. Uitvoeringsagenda VANG) (Mton)
Grafiek 2: Afvalverwerking (Kton)
Met de verduurzaming van productketens in de circulaire economie wordt beoogd efficiënter om te gaan met grondstoffen, kringlopen verder te sluiten en meerwaarde uit afval te halen. Grafiek 2 geeft de absolute omvang van storten, recyclen en verbranden weer.
We blijven ernaar streven de totale hoeveelheid afval te beperken, zowel in absoluut volume als ten opzichte van de economische ontwikkeling. Grafiek 3 toont de hoeveelheid afval (aanbod) afgezet tegen de ontwikkeling van de groei van het BBP.
Grafiek 3: Werkelijke afvalaanbod versus ontwikkeling BBP (Kton)
Bron: RWS leefomgeving
Beleidsconclusies
Het op dit artikel uitgevoerde beleid en de bijbehorende resultaten waren het afgelopen jaar conform de verwachtingen. Er zijn geen grote afwijkingen of een noodzaak tot bijstelling aan het licht gekomen. Dit blijkt ook uit de diverse Kamerbehandelingen en technische briefings die het afgelopen jaar hebben plaatsgevonden waar het beleid goed is doorgesproken
Het Rijk heeft met het Rijksbrede programma «Nederland Circulair in 2050» (Kamerstukken II 2013–2014, 33 043, nr. 33 en de bijlage 2016 D34032), de ambitie om te komen tot een reductie van het nationale verbruik van primaire grondstoffen van 50% in 2030. Dit als tussenstap naar een volledig circulaire economie in 2050. Het Grondstoffenakkoord is op 24 januari 2017 ondertekend door 188 partijen; inmiddels is de teller opgelopen tot 364. Het Grondstoffenakkoord was het startschot om samen met bedrijven, kennisinstellingen, andere overheden, milieu- en vakbeweging uit te werken hoe we de Nederlandse economie in de toekomst kunnen laten draaien op herbruikbare grondstoffen. In 2017 zijn voor de prioriteiten biomassa, voedsel, kunststoffen, maakindustrie bouw en consumptiegoederen concrete transitieagenda’s vastgesteld. Deze worden begin 2018 aan de Kamer gezonden41 (Kamerbrief 15-01-2018). Het circulaire economiepakket dat de Europese Commissie op 2 december 2015 heeft gepubliceerd, versterkt en ondersteunt de Nederlandse ambities voor een circulaire economie. Het pakket bestaat uit wijzigingsvoorstellen voor afvalwetgeving (voor het stimuleren van recycling en het uitfaseren van storten) en een actieplan met maatregelen die de Commissie de komende drie jaar zal nemen. Voor 2017 stonden de volgende zaken gepland vanuit de Europese Commissie: plasticstrategie, voorstellen die hergebruik van bouw- en sloopafval moeten stimuleren, een benadering voor de samenloop van wetgevingen voor afval, producten en chemicaliën, en een kader voor monitoring van de circulaire economie.
Via het Manifest Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI) verplichten aangesloten overheden zich om actieplannen te maken met daarin aandacht voor de maatschappelijke ambities die ze willen gaan verwezenlijken met MVI, welk inkoopinstrumentarium daarvoor nodig is en hoe MVI verankerd wordt in de organisatie. IenM is coördinerend opdrachtgever voor MVI. In 2017 is het aantal overheden dat zich heeft aangesloten bij het Manifest MVI sterk toegenomen: van 60 naar 152 partijen. De eerste 50 actieplannen liggen er, en de eerste KoopWijsPrijs is uitgereikt voor het beste actieplan.
Om te kunnen bepalen wat het gerealiseerde effect van MVI is op bijvoorbeeld grondstoffengebruik of CO2-uitstoot, heeft RIVM in opdracht van IenM een effectmonitor ontwikkeld die steekproefsgewijs een beeld geeft van een aantal relevante productgroepen gedurende een bepaalde periode. De effecten zijn onderdeel van de landelijke Monitor MVI waarover de Tweede Kamer wordt geïnformeerd.
In 2017 is in opdracht van de vijf betrokken departementen (IenM, EZ, SZW, BZ en BZK) gestart met de ontwikkeling van een zelf-evaluatietool (benchmark), waarmee partijen kunnen evalueren wat hun eigen MVI-prestaties zijn geweest. Dit moet het beter mogelijk maken voor partijen om hierop te gaan sturen. Daarnaast is in 2017 gestart met het ontwikkelen van een instrument waarmee overheden en bedrijven kunnen bepalen hoe ze hun organisatie beter kunnen inrichten op MVI. Hierbij wordt de nieuwe ISO 20400 richtlijn als leidraad genomen.
De ervaringen die zijn opgedaan in het kader van de Green Deal CI met m.n. circulair inkopen zijn actief gedeeld met de decentrale overheden en ook internationaal, waardoor Nederland gezien wordt als dé koploper op dit gebied. Er heeft een evaluatie plaatsgevonden waarna als bekroning de Green Deal CI een Award gewonnen heeft.
In 2017 is het nieuwe beleidskader van het kennis- en innovatieprogramma Duurzaam Door aan de Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2016–2017, 30 196, nr. 552) en gestart. Het beleidskader bouwt voort op de resultaten van de afgelopen programmaperiode (2013–2016) en biedt voor de komende jaren opnieuw de basis voor uiteenlopende innovatieve en educatieve activiteiten op het gebied van natuur, milieu en duurzaamheid.
Nederland zit middenin de overgang naar een Circulaire Economie. Overheid en bedrijven werken samen om steeds meer afval als grondstof te kunnen gebruiken. Om hiervoor de juiste voorwaarden te scheppen, is per 28 december 2017 het nieuwe Landelijke Afvalbeheerplan (LAP) van kracht geworden. Hierin staan nieuwe regels en afspraken om de overgang naar een circulaire economie zo soepel mogelijk te maken op het gebied van afvalverwerking. De doelen en hoeveelheden afval zijn gebaseerd op de reguliere afvalmonitoring van RWS en op de separate monitoring van het CE-programma (Kamerstukken II 2017–2018, 30 872, nr. 215).
Budgettaire gevolgen van beleid
Realisatie | Begroting | Verschil | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Overzicht van de budgettaire gevolgen van beleid artikel (x € 1.000) | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2017 | 2017 | ||
Verplichtingen | 8.880 | 18.650 | 17.656 | 18.986 | – 4.746 | 18.871 | – 23.617 | 1 | |
Uitgaven | 11.596 | 18.420 | 18.530 | 19.059 | 21.741 | 20.900 | 841 | ||
21.01 | Afval en duurzaamheidagenda | 6.045 | |||||||
21.01.01 | Opdrachten | 1.762 | |||||||
– Uitvoering AgNL | 0 | ||||||||
– Overige opdrachten | 1.762 | ||||||||
21.01.02 | Subsidies | 1.393 | |||||||
– Afvalfonds | 1.393 | ||||||||
– Overige subsidies | 0 | ||||||||
21.01.03 | Bijdrage aan agentschappen | 2.890 | |||||||
– waarvan bijdrage aan RWS | 2.890 | ||||||||
21.02 | Preventie en milieugebruiksruimte | 2.839 | |||||||
21.02.01 | Opdrachten | 2.469 | |||||||
21.02.03 | Bijdrage aan agentschappen | 370 | |||||||
– waarvan bijdrage aan RWS | 370 | ||||||||
21.03 | Ecosystemen en landbouw | 2.712 | |||||||
21.03.01 | Opdrachten | 1.274 | |||||||
21.03.02 | Subsidies | 934 | |||||||
21.03.03 | Bijdrage aan agentschappen | 504 | |||||||
– waarvan bijdrage aan RWS | 504 | ||||||||
21.03.04 | Bijdrage aan medeoverheden | 0 | |||||||
21.04 | Duurzaamheidsinstrumentarium | 753 | 1.310 | 736 | 618 | 1.594 | – 976 | ||
21.04.01 | Opdrachten | 559 | 1.120 | 736 | 618 | 1.394 | – 776 | ||
21.04.03 | Bijdrage aan agentschappen | 194 | 190 | 0 | 0 | 200 | – 200 | ||
– waarvan bijdrage aan RWS | 194 | 190 | 0 | 0 | 200 | – 200 | |||
21.05 | Duurzame Productketens | 12.522 | 13.531 | 16.178 | 20.445 | 16.184 | 4.261 | ||
21.05.01 | Opdrachten | 5.818 | 4.818 | 9.033 | 10.724 | 8.733 | 1.991 | 2 | |
– Uitvoering Duurzame productketens | 5.818 | 4.818 | 9.032 | 5.854 | 7.182 | – 1.328 | |||
– Caribisch Nederland afvalbeheer | 0 | 1.449 | 1.551 | – 102 | |||||
21.05.02 | Subsidies | 1.660 | 1.494 | 1.749 | 2.541 | 621 | 1.920 | 3 | |
21.05.03 | Bijdrage aan agentschappen | 5.044 | 7.219 | 5.396 | 7.180 | 6.830 | 350 | ||
– waarvan bijdrage aan RWS | 5.044 | 7.219 | 5.396 | 7.180 | 6.830 | 350 | |||
21.06 | Natuurlijk kapitaal | 5.145 | 3.689 | 2.145 | 678 | 3.122 | – 2.444 | ||
21.06.01 | Opdrachten | 3.217 | 1.322 | 1.331 | 678 | 1.460 | – 782 | ||
21.06.02 | Subsidies | 631 | 138 | 0 | 0 | 287 | – 287 | ||
21.06.03 | Bijdrage aan agentschappen | 1.297 | 2.229 | 814 | 0 | 1.375 | – 1.375 | 4 | |
– waarvan bijdrage aan RWS | 1.297 | 2.229 | 814 | 0 | 1.375 | – 1.375 | |||
Ontvangsten | 125 | 72 | 6 | 2.198 | 618 | 0 | 618 |
Verplichtingen (ad 1)
Toelichting op de financiële instrumenten
De negatieve verplichtingenrealisatie wordt met name veroorzaakt door een combinatie van mutaties. Naast budgetoverboekingen die bij de 1e suppletoire begroting 2017 zijn doorgevoerd voor Circulaire Economie van € 2 miljoen en de opdrachtverlening NEN van € 1 miljoen die centraal vanaf artikel 21 zijn aangegaan, is het saldo voornamelijk ontstaan door een afboeking van een openstaande subsidieverplichting van € 25,6 miljoen inzake verpakkings- en zwerfafval met Stichting Afvalfonds die werd vastgesteld en afgewikkeld in 2017.
21.04 Duurzaamheidsinstrumentarium
Ontwikkelen van duurzaamheidsinstrumentarium en het verbeteren van het economisch functioneren van de huidige verdienmodellen, zodat alle (maatschappelijke) kosten een rol gaan spelen bij de afwegingen van consumenten.
21.04.01 Opdrachten
In 2017 zijn onder deze titel opdrachten verstrekt voor de ontwikkeling en implementatie van duurzaamheidsinstrumentarium, zoals groene business cases, afwegingskaders op het gebied van verduurzaming en financiële instrumenten. Het betreft opdrachten als: impactanalyse transitieagenda’s, Duurzame dinsdag, beleidsevaluatie MIA/VAMIL en beleidsonderzoek naar de financiële aspecten van Circulaire Economie.
21.04.03 Bijdragen aan agentschappen
Dit budget is in 2017 besteed als bijdrage aan RWS, de Unit Leefomgeving voor de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van het duurzaamheidsbeleid. De verantwoording van de uitgaven heeft plaatsgevonden op artikel 19.
21.05 Duurzame Productketens
Productketens worden onderzocht met het oog op de gevolgen van de winning, verwerking en het (her)gebruik van grondstoffen. Actie- en resultaatgerichte samenwerking in ketens en in de «gouden driehoek» (onderzoekers, ondernemers en overheid) wordt ondersteund om te komen tot een circulaire economie gericht op het maximaliseren van de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen en het minimaliseren van waardevernietiging.
21.05.01 Opdrachten (ad 2)
Een belangrijk deze van dit budget is besteed aan beleidsopdrachten voor normontwikkeling, Van Afval Naar Grondstof (VANG) en het afvalbeheer in Caribisch Nederland.
Het saldo wordt verklaard door budgetmutaties die nog niet waren doorgevoerd en pas later in het uitvoeringsjaar zijn verwerkt, ter dekking van de uitgaven. Dit betreffen voornamelijk mutaties voor opdrachtverlening NEN-normering en voor actualisering van de opdrachtbudgetten aan RWS. De opdracht NEN wordt centraal gefinancierd vanaf artikel 21, waarvoor middelen vanaf andere artikelen en artikelonderdelen worden overgeboekt. De actualisatie RWS is ten behoeve van de uitvoering van het BOA-protocol 2017 en de uitvoering van taken in het kader van het landelijk meldpunt afvalstoffen.
21.05.02 Subsidies (ad 3)
Dit budget is in 2017 besteed aan subsidies aan Stichting Milieukeur, Milieu Centraal en RVO voor de uitvoering van het programma Nederland Circulair en CIRCO.
De hogere realisatie op dit onderdeel wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de bij 1e suppletoire begroting 2017 overgeboekte budgetten met betrekking tot subsidies aan stichting Milieukeur en Milieu Centraal en het bij 2e suppletoire begroting 2017 overgeboekte budget voor het verstrekken van de incidentele subsidies in het kader van het programma Nederland Circulair en CIRCO die bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland in uitvoering zijn gebracht.
21.05.03 Bijdragen aan agentschappen
Deze middelen zijn ingezet voor de capaciteitsinzet van RWS voor werkzaamheden in het kader van de uitvoering op het terrein van afval, grondstoffen en productketens.
21.06 Natuurlijk kapitaal
Ecosystemen zijn van groot belang voor het voortbestaan van de mens, onder andere door de levering van voedsel, van water en een schone leefomgeving. In stand houden en verbeteren van de vitaliteit van het «natuurlijk kapitaal» maakt het mogelijk om goederen, diensten of ecosysteemfuncties duurzaam te kunnen benutten.
21.06.01 Opdrachten
Het beschikbare budget is in 2017 besteed aan onder andere: een herijking van de business case Atlas natuurlijk Kapitaal en beleidsonderzoeken naar regionale CE-tool, duurzaam hout. Een deel van de opdrachten is uitgevoerd door Rijkswaterstaat. Dit betreft o.a. de organisatie van workshops en symposia en uitgevoerde analyses.
21.06.02 Subsidies
Deze subsidiemiddelen zijn bedoeld voor het geven van incidentele subsidies, met het oogmerk op initiatieven die voor de ontwikkeling van het beleid van het duurzaam gebruik van ecosystemen bevorderlijk waren. In 2017 zijn geen subsidies verstrekt.
21.06.03 Bijdragen aan agentschappen (ad 4)
Evenals op de andere artikelonderdelen zijn in 2017 middelen ingezet ter dekking van de RWS inspanningen voor de uitvoering van het beleid op het gebied van natuurlijk kapitaal.
De lagere realisatie wordt veroorzaakt door overboekingen die bij de 1e suppletoire begroting 2017 zijn verwerkt. Dit betroffen mutaties ten behoeve van de gecoördineerde opdrachtverlening aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland die vanaf artikel 19 heeft plaatsgevonden, alsmede ten behoeve van de capaciteitsinzet door RWS binnen artikel 21 Duurzaamheid.