Base description which applies to whole site

Artikel 98 Apparaatsuitgaven kerndepartement

Algemene doelstelling

Op dit artikel staan alle personele en materiële uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu met uitzondering van de agentschappen Inspectie Leefomgeving en Transport, Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut, Nederlandse Emissieautoriteit en Rijkswaterstaat. Het omvat de verplichtingen en uitgaven voor ambtelijk personeel, inhuur externen en materieel voor het kerndepartement.

Budgettaire gevolgen van beleid

Overzicht van de budgettaire gevolgen van beleid artikel 98 Apparaat van het kerndepartement (x € 1.000)
           

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 
   

2013

2014

2015

2016

2017

2017

2017

 

Verplichtingen

336.847

292.085

325.007

339.812

371.490

317.847

53.643

1

Uitgaven

336.238

303.576

326.186

328.743

334.417

321.827

12.590

 

98.01

Personele uitgaven

221.509

207.098

218.813

226.918

228.170

218.900

9.270

 
 

– waarvan eigen personeel

206.492

186.627

197.627

196.323

198.489

192.144

6.345

2

 

– waarvan externe inhuur

15.017

9.699

12.071

20.962

21.853

17.418

4.435

3

 

– waarvan overige personele uitgaven

 

10.772

9.115

9.633

7.828

9.338

– 1.510

4

98.02

Materiële uitgaven

114.729

96.478

107.373

101.825

106.247

102.927

3.320

 
 

– waarvan ICT

48.548

43.910

25.542

21.454

21.817

19.845

1.972

5

 

– waarvan bijdrage aan SSO's

46.859

37.950

60.839

60.872

66.555

54.937

11.618

6

 

– waarvan overige materiële uitgaven

 

14.618

20.992

19.499

17.875

28.145

– 10.270

7

 

Ontvangsten

13.138

14.203

37.258

19.323

18.224

3.530

14.694

8

Verplichtingen (ad 1)

De hogere verplichtingen zijn voor een groot deel het gevolg van het verlengen van ICT-contracten (SAP beheer) en ICT-dienstverleningscontracten, o.a. met RSSO SSC-ICT, met kaseffecten in latere jaren. De toename is voor een deel ook het gevolg van het (eerder) aangaan van contracten voor externe inhuur en a.g.v. een correctie (met instemming van WenR) vanuit programmabudgetten, naar aanleiding van de controle Auditdienst Rijk. Dit omdat, ten onrechte, op uitbesteding programmamiddelen geboekt waren terwijl door de ADR deze uitgaven als inhuur moesten worden bestempeld. Een andere oorzaak van de verhoging betreft aangegane verplichtingen voor uitgaven ICT- en facilitaire dienstverlening aan baten-lastendiensten van IenM waarvan de vergoeding hiervoor van de baten-lastendiensten niet meer in 2017 is ontvangen en deze verplichtingen derhalve ten laste van art. 98 moeten worden verantwoord.

98.01 Personele uitgaven (ad 2, ad 3, ad 4)

De hogere kosten Eigen personeel zijn overwegend het gevolg van de toedeling van de loon- en prijsbijstelling tranche 2017 en de afgesloten CAO 2017. Daarnaast zijn er extra uitgaven gedaan voor aanvullende onderzoeksprojecten door PBL, deels vanuit de EU (waarvoor gelden zijn ontvangen) en deels van het Ministerie van Economische Zaken. Tevens is een deel van de geplande inhuur met inbestedingscontracten ingevuld.

De hogere uitgaven voor externe inhuur betreft met name een correctie vanuit programmabudgetten voor Beter Benutten, naar aanleiding van de controle Auditdienst Rijk. Daarnaast is ook hier de toevoeging van de loon- en prijsbijstelling tranche 2017 van invloed op de hogere realisatie.

De uitgaven voor overige personele kosten waren lager dan begroot. Dit komt omdat door de verzekeringsmaatschappijen lagere kosten voor post-actieven in rekening zijn gebracht bij IenM dan voorzien.

98.02 Materiële uitgaven (ad 5, ad 6, ad 7)

De uitgaven ICT zijn hoger dan begroot. Dit wordt o.a. veroorzaakt door de toevoeging van de loon- en prijsbijstelling tranche 2017. Daarnaast betreft een groot deel extra uitgaven voor het project e-paraferen, een upgrade van Hewlett Packard Record Management en het project Standaard Platform.

De hogere Bijdrage aan SSO’s is deels het gevolg van het surplus eigen vermogen van het Rijksvastgoedbedrijf dat is overgeboekt naar IenM als klant van de oud-RVB. Daarnaast betreft het overwegend uitgaven voor ICT- en facilitaire dienstverlening aan baten-lastendiensten van IenM waarvan de vergoeding hiervoor van de baten-lastendiensten niet meer in 2017 is ontvangen en deze uitgaven ten laste van artikel 98 moeten worden verantwoord. Tot slot betreft het enkele correcties vanuit materiële budgetten naar Bijdrage SSO’s.

De lagere materiële uitgaven betreffen voor een groot deel correcties vanuit het materieel budget naar bijdragen aan SSO's (zie ook ad 5). Daarnaast betreffen het overlopende facturen, en diverse lagere uitgaven o.a. als gevolg van vertragingen in de uitvoering. Tevens heeft een overdracht/compensatie aan RWS plaatsgevonden vanuit het centrale budget voor «Inzet arbeidsbeperkten». In het kader van Eenvoudig Beter zijn, ten behoeve van de externe inhuur bij het Wetgevingstraject, gelden overgeboekt van HXII naar het IF.

Ontvangsten (ad 8)

Dit betreft hogere ontvangsten als gevolg van de ontvangen vergoeding van baten-lastendiensten voor centraal betaalde dienstverlening ten behoeve van die diensten.

Apparaatskosten agentschappen en ZBO’s en RWT’s

Extracomptabele verwijzingen

IenM is verantwoordelijk voor vier agentschappen: de Inspectie Leefomgeving en Transport, het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut, de Nederlandse Emissieautoriteit en Rijkswaterstaat. De apparaatskosten en ontvangsten worden verder uitgesplitst en toegelicht in de agentschapsparagrafen.

IenM verstrekt bijdragen aan drie begrotingsgefinancierde ZBO’s en RWT’s: ProRail, Kadaster en StAB. Zie voor meer informatie over de ZBO’s en RWT’s van IenM de bijlage ZBO’s en RWT’s van dit Jaarverslag (Bijlage 1).

De apparaatskosten van de Staf van de Deltacommissaris worden in lijn met de Waterwet op het Deltafonds begroot en verantwoord (zie artikel 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven van het Jaarverslag van het Deltafonds).

Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/kosten inclusief agentschappen en ZBO's/RWT's (x € 1.000)
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2013

2014

2015

2016

2017

2017

2017

Totaal apparaatsuitgaven ministerie

336.238

303.576

326.186

328.743

334.416

321.827

12.589

Kerndepartement

336.238

303.576

326.186

328.743

334.416

321.827

12.589

Totaal apparaatskosten batenlastendiensten

1.043.312

1.243.847

1.200.851

1.200.686

1.246.112

1.198.574

47.538

ILT

140.220

147.032

141.572

148.136

152.664

143.541

9.123

KNMI

53.890

44.598

50.376

54.581

55.816

50.995

4.821

NEa

6.351

5.675

7.085

6.681

6.500

6.593

– 93

RWS

842.851

1.046.542

1.001.818

991.288

1.031.132

997.445

33.687

Totaal apparaatskosten ZBO’s en RWT's

593.400

585.805

652.991

599.814

656.031

599.227

56.804

ProRail1

422.000

412.000

483.000

426.000

472.000

429.000

43.000

Kadaster

166.000

169.000

165.000

169.000

179.000

165.000

14.000

StAB

5.400

4.805

4.991

4.814

5.031

5.227

– 196

1

Deze gegevens zijn ontleend aan de voorlopige jaarcijfers ten behoeve van de conceptjaarrekening 2017 van ProRail. De conceptjaarrekening is nog niet vastgesteld door de aandeelhouder. De vastgestelde jaarrekening van ProRail wordt nagezonden aan de Tweede Kamer.

Taakstelling Rutte II

Conform de Regeling Rijksbegrotingsvoorschriften wordt hieronder aangegeven hoe de taakstelling Rutte II binnen IenM is verdeeld naar de verschillende onderdelen van het ministerie (inclusief agentschappen en ZBO’s). Onderstaande tabel geeft de verdeling weer.

Tabel verdeling taakstelling Rutte II 2016–2018 (Bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

Structureel

Kerndepartement

– 15.138

– 40.807

– 37.320

– 37.320

Agentschappen

       
 

NEa

– 90

– 180

– 269

– 269

 

KNMI

– 261

– 519

– 777

– 777

 

ILT

– 1.726

– 3.430

– 5.135

– 5.135

 

RWS

– 18.289

– 37.972

– 53.100

– 53.100

ZBO's

         
 

Kadaster

– 310

– 618

– 924

– 924

Overig

         
 

RIVM

– 361

– 824

– 1.000

– 1.000

 

ProRail

– 6.825

– 13.650

– 20.475

– 20.475

Totale taakstelling

– 43.000

– 98.000

– 119.000

– 119.000

Toelichting

Bij het kerndepartement, zijn maatregelen om de taakstelling Rutte II (2016 en volgende) in te vullen voor het grootste deel gevonden in:

  • versobering van de bedrijfsvoering; verlaging van de centrale budgetten op het gebied van materiële uitgaven (onder andere door efficiency of productiviteitverbeteringen, door verdergaande digitalisering).

  • verbeterde inzet op integrale programma-aanpak, standaardisering, uniformering en vereenvoudiging van processen, vakmanschap en flexibele inzet over de grenzen van de organisatieonderdelen.

  • maatregelen met personele gevolgen worden in overleg met de medezeggenschap opgepakt. Omdat de grens van het haalbare steeds dichterbij komt wordt getracht om de personele krimp zoveel mogelijk te beperken.

Bij de agentschappen wordt het grootste deel van de financiële taakstelling ten laste van de personele budgetten gebracht. Invulling geschiedt middels het nemen van efficiencymaatregelen en indien nodig taakversobering. Dit betekent dat bepaalde taken dan niet meer of minder intensief zullen worden uitgevoerd.

Licence