Base description which applies to whole site

3.2.11 Beleidsartikel 21 Duurzaamheid

Bevorderen van de circulaire economie met als doelen het behouden van natuurlijke hulpbronnen, zicht op de economische keten en het gebruik van hulpbronnen, het verbeteren van de voorzieningszekerheid van grondstoffen, het verminderen van emissies en het versterken van de Nederlandse economie.

Regisseren

Duurzaamheid moet expliciet onderdeel uit gaan maken van afwegingen en besluiten van organisaties en individuen in Nederland. Om dit te bereiken worden belemmeringen weggenomen, instrumenten ontwikkeld en samenwerkingsverbanden georganiseerd met de maatschappelijke partners. De Minister is hierbij verantwoordelijk voor:

  • De transitie naar een circulaire economie7 die wezenlijk bijdraagt aan het verminderen van de milieudruk en het halen van de klimaatdoelstelling, het verbeteren van de voorzieningszekerheid en het versterken van het verdienvermogen van de Nederlandse economie en het vitaal houden van ons natuurlijk kapitaal;

  • Het borgen van verduurzaming via wetgeving op nationaal, op EU- en internationaal niveau, bijvoorbeeld om de markt voor secundaire grondstoffen te vergroten, slim ontwerp van producten te stimuleren, het marktaandeel van circulaire producten te verhogen, ongewenste emissies te voorkomen, de kwaliteit van de leefomgeving in verdichte gebieden te verbeteren;

  • Het met behulp van de minimumstandaarden in het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) verder realiseren van hoogwaardige afvalverwerking;

  • Het coördineren van beleid in Europees en in mondiaal verband om het internationale level playing field voor duurzaamheid te versterken;

  • Het toepassen van slimme marktprikkels door het beprijzen van milieuschade;

  • Het coördineren van het interdepartementale plan van aanpak Maatschappelijk Verantwoord Inkopen overheden 2015–2020.

Stimuleren

Zowel producenten als consumenten moeten concrete stappen kunnen zetten naar een meer circulaire economie. Om dit te bereiken steunt IenW duurzame initiatieven in de samenleving. Daarom stimuleert de Minister in samenwerking met andere ministers:

De verduurzaming van productketens waarbij bedrijven worden gestimuleerd om efficiënter om te gaan met grondstoffen, kringlopen verder te sluiten en meer waarde uit afval te halen. Hiertoe worden partijen gefaciliteerd via bijvoorbeeld de Transitieagenda’s, aanpassing van regelgeving, Green Deals en ketenprojecten;

  • Samenwerking met andere organisaties om begrippen als «duurzaam consumeren» en «maatschappelijk verantwoord ondernemen» concreet en hanteerbaar te maken voor (kleine) bedrijven en burgers;

  • Investeringen in productietechnieken met een lagere milieuschade. Bijvoorbeeld door het stimuleren van de aanschaf van milieuvriendelijke producten of bedrijfsmiddelen door middel van financiële stimulering (MIA/VAMIL) en Groen Beleggen;

  • Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI) bij zowel het Rijk als decentrale overheden te vergroten/versterken, met speciale aandacht voor klimaatneutraal en circulair inkopen.

Duurzame ontwikkeling kan op meerdere manieren inzichtelijk worden gemaakt. In internationaal verband zijn najaar 2015 in de Verenigde Naties de Sustainable Development Goals vastgesteld. Over de stand van zaken in Nederland wordt regelmatig gerapporteerd («Meten van SDGs, een eerste rapportage voor Nederland», CBS, november 2016). Ook is hierop aansluitend vanaf Verantwoordingsdag 2018 de jaarlijkse Monitor Brede Welvaart door het CBS beschikbaar, als opvolger van de Monitor Duurzaam Nederland (brief mEZ, december 2016). Sinds 2019 is de Monitor Brede Welvaart geïntegreerd met de rapportage over het meten van SDG’s.

Onder regie van het Planbureau voor de Leefomgeving wordt samen met andere kennisinstellingen een vierjarig monitoringprogramma van 2019 ‒ 2023 uitgevoerd, waarin een volwaardig meet- en sturingssysteem wordt uitgewerkt voor het monitoren van de voortgang naar een circulaire economie. Dit was aangekondigd in het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie en is op 8 februari 2019 aangeboden aan de Tweede Kamer als bijlage bij de brief van de staatssecretaris -van IenW (Kamerstuk 2018-2019, 32 852, nr 76).

Voor het afvalbeleid zijn doelen vastgesteld in het Landelijk Afvalplan (LAP), waaronder:

  • Beperking van het afval aanbod door huishoudens en bedrijven, bevordering van afvalscheiding en (voorbereiding voor) nuttig hergebruik, liefst door hoogwaardige recycling. LAP3 is eind 2017 in werking getreden.

  • Preventie van afvalstoffen, zodanig dat de in de periode 1985–2014 bereikte ontkoppeling tussen de ontwikkeling van het Bruto Binnenlands Product (BBP) en de ontwikkeling van het totale afvalaanbod wordt versterkt. Dit houdt in dat het totaal afvalaanbod in 2023 niet groter mag zijn dan 61 Mton en in 2029 niet groter mag zijn dan 63 Mton.

  • Het van 2012 tot 2022 halveren van de hoeveelheid Nederlands afval dat de economie «verlaat» via afvalverbrandingsinstallaties en/of stortplaatsen (in 2012 betrof dit bijna 10 Mton).

Onderstaande grafieken laten cijfers realisatie afvalaanbod versus doelstelling (grafiek 1) zien. Grafiek 2 laat de Afvalverwerking (storten, recyclen en verbranden) zien.Grafiek 3 is een weergave van het werkelijke afval als deze de groei van het bbp zou volgen. De ambitie is om de hoeveelheid afval die wordt gestort of verbrand terug te brengen van 10 Mton in 2012 naar circa 4,5 Mton in 2022. Dat moet bereikt worden door inzet in de gehele keten, door van de ontwerp- tot aan de afvalfase te werken aan preventie, hergebruik en recycling. De hoeveelheid huishoudelijk restafval is afgenomen terwijl de hoeveelheid bedrijfsafval is toegenomen. Het is aannemelijk dat voor dat laatste de aantrekkende economie een rol in speelt.

Hoeveelheid Nederlands afval dat de keten verlaat (Mton)

Bron: RWS Leefomgeving

Figuur 1

Bron: RWS Leefomgeving

Werkelijke afvalaanbod (in Kton) versus ontwikkeling BBP (x € 10.000)

Bron: RWS Leefomgeving

Het op dit artikel uitgevoerde beleid en de bijbehorende resultaten waren in 2019 in grote mate conform de verwachtingen zoals gemeld in de begroting. Er zijn geen grote afwijkingen of een noodzaak tot neerwaartse bijstelling aan het licht gekomen. Onderstaand is aangegeven welke activiteiten in 2019 hebben plaatsgevonden.

In 2019 is verder ingezet op een ambitieus beleid op circulaire economie dat de transitie in Nederland en in Europa ondersteunt. Dit gebeurt in de context van het door IenW gecoördineerde Rijksbrede programma «Nederland Circulair in 2050».

Op 8 februari 2019 is het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie 2019 ‒ 2023 door het kabinet aan de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 2018-2019, 32 852, nr. 76). Het uitvoeringsprogramma bevat concrete acties ten aanzien van de vijf transitieagenda’s (biomassa en voedsel, kunststoffen, maakindustrie, bouw en consumptiegoederen) en de dwarsdoorsnijdende thema’s zoals circulair ontwerp, stimulerende wet- en regelgeving en het Versnellingshuis. Vanaf de zomer van 2020 zal het uitvoeringsprogramma jaarlijks geactualiseerd worden.

Om uitvoering te geven aan het programma is binnen de IenW begroting in de jaren 2019 en 2020 middelen in totaal € 16 miljoen vrijgemaakt. Deze middelen zijn in 2019 ingezet voor o.a. de monitoring van de voortgang en effecten van de maatregelen, voor de uitvoering van het deel van de transitieagenda’s waar IenW voor verantwoordelijk is en voor het Versnellingshuis.

Daarnaast heeft IenW samen met VNO-NCW/MKB-Nederland en Nederland circulair! (waaronder MVO-Nederland en Het Groene Brein) op 13 februari het Versnellingshuis Nederland Circulair! opgericht, waar circulaire initiatieven van bedrijfsleven worden ondersteund en kennis en best practices van circulaire businesscases worden ontwikkeld en verspreid.

Op 21 februari 2019 organiseerde IenW de eerste Nationale Conferentie Circulaire Economie met sessies over de transitieagenda’s en over onderwerpen als wet- en regelgeving, monitoring, circulair ontwerp, gedrag en het Versnellingshuis. De conferentie werd afgesloten met de ondertekening van het Plastic Pact.

Om de voortgang naar een circulaire economie te volgen en bij te kunnen sturen, is onder regie van het Planbureau voor de Leefomgeving samen met andere kennisinstellingen een vierjarig monitoringprogramma van 2019 ‒ 2023 gestart, waarin een volwaardig meet- en sturingssysteem wordt uitgewerkt. In dit kader is door PBL op 17 december 2019 een policy brief gepubliceerd met een reflectie op de halveringsdoelstelling.

De internationale context is voor Nederland van groot belang. Internationale Nederlandse bedrijven hebben baat bij een uniforme regeling op het gebied van circulaire economie die een groot deel van hun afzetmarkt bestrijkt. Ten slotte streven we ernaar om geen afwenteling naar andere plekken in de wereld te hebben, waar op dit moment wel sociale en milieuschade ontstaat als gevolg van bijvoorbeeld grootschalige grondstofwinning en dumping van afval. Daarom is in 2019 werk gemaakt van een internationaal informatiepakket van de Nederlandse aanpak en is verder gewerkt aan een samenhangende internationale inzet op de diverse aspecten van een Circulaire Economie.

Een belangrijk instrument om de doelstellingen ten aanzien van Circulaire Economie te realiseren is Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI). Dat betekent dat bij de inkoop van producten, diensten en werken de effecten op people, planet en profit worden meegenomen. In 2019 is met MVI een impuls gegeven aan klimaatneutraal en circulair inkopen vanuit de Rijksbrede Klimaatenveloppe. Verder zijn een aantal nieuwe tools in gebruik genomen die MVI en de monitoring van MVI ondersteunen, waaronder de MVI-zelfevaluatie tool, de MVI criteria webtool en de ISO 20400 benchmark. Het RIVM heeft de rapportage over de MVI-effecten van de tweede 8 prioritaire productgroepen opgeleverd. Verder is in 2019 het MVI congres georganiseerd en is de derde editie van de KoopWijsPrijs uitgereikt. In de voortgangsbrief MVI van 4 juli 2019 (Kamerstukken II, 2018-2019, 26 485, nr. 315) is de laatste stand van zaken gemeld aan de Kamer en de Rijksinkoopstrategie is op 28 oktober naar de Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2018-2019, 30 196, nr. 679).

Het Ministerie van IenW werkt ook aan de verduurzaming van zijn eigen beleid, uitvoering en bedrijfsvoering en heeft daarvoor een eigen Actieplan MVI opgesteld. Op de prioriteiten circulaire economie en klimaat zijn strategieën ontwikkeld voor de directe uitstoot van IenW en voor de indirecte uitstoot via Rijksinfrastructuurprojecten, in lijn met het Klimaatakkoord. IenW publiceert tevens jaarlijks een duurzaamheidsverslag en is gecertificeerd op de CO2-Prestatieladder (niveau 4).

Met de verstrekte bijdragen aan mede-overheden zal een afvalverbrandingsinstallatie aangeschaft worden op Sint-Eustatius. Het eerste deel van de bijdrage is in 2019 verstrekt. De beoogde installatie en bijbehorende offerte is op verzoek van IenW ter beoordeling voorgelegd aan het adviesbureau Ramboll. Voorwaarde voor de aanschaf was dat diverse aanbevelingen van Ramboll werden overgenomen. In dit kader lopen ook in 2020 nog onderhandelingen tussen het Openbaar Lichaam Sint-Eustatius, het lokale afvalbedrijf en de leverancier.

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid artikel 21 Duurzaamheid (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 
 

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

 

Verplichtingen

17.656

18.986

‒ 4.746

57.659

74.157

50.173

23.984

1

Uitgaven

18.530

19.059

21.741

52.352

29.867

49.962

‒ 20.095

 

21.04 Duurzaamheidsinstrumentarium

1.310

736

618

540

146

1.188

‒ 1.042

 

21.04.01 Opdrachten

1.120

736

618

540

146

1.188

‒ 1.042

2

21.04.03 Bijdragen aan agentschappen

190

0

0

0

0

0

0

 

- Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

190

0

0

0

0

0

0

 

21.05 Duurzame productketens

13.531

16.178

20.445

24.432

28.835

42.936

‒ 14.101

 

21.05.01 Opdrachten

4.818

9.033

10.724

8.929

9.898

21.003

‒ 11.105

3

- Uitvoering Duurzame Productketens

4.818

9.032

5.854

3.632

4.708

10.119

‒ 5.411

 

- Caribisch Nederland Afvalbeheer

0

0

1.449

0

0

0

0

 

- Transitie inkopen

0

0

0

0

0

7.500

‒ 7.500

 

- Overig

0

0

0

5.297

5.190

3.384

1.806

 

21.05.02 Subsidies

1.494

1.749

2.541

3.484

9.458

14.216

‒ 4.758

4

- Caribisch Nederland Afvalbeheer

0

0

0

0

0

3.559

‒ 3.559

 

- Chemische Recycling kunststoffen

0

0

0

0

2.700

10.000

‒ 7.300

 

- Overige Subsidies

0

0

0

0

6.758

657

6.101

 

21.05.03 Bijdragen aan agentschappen

7.219

5.396

7.180

7.078

7.861

7.247

614

 

- Waarvan bijdrage aan RWS

7.219

5.396

7.180

7.078

7.861

7.247

614

 

21.05.04 Bijdragen aan medeoverheden

0

0

0

4.471

1.148

0

1.148

5

- Caribisch Nederland Afvalbeheer

0

0

0

0

1.148

0

1.148

 

21.05.06 Bijdragen ZBO en RWT

   

470

470

470

0

 

21.06 Natuurlijk kapitaal

3.689

2.145

678

387

886

5.838

‒ 4.952

 

21.06.01 Opdrachten

1.322

1.331

678

387

886

5.838

‒ 4.952

6

21.06.02 Subsidies

138

0

0

0

0

0

0

 

21.06.03 Bijdragen aan agentschappen

2.229

814

0

0

0

0

0

 

- Waarvan bijdrage aan RWS

2.229

814

0

0

0

0

0

 

21.07 Duurzame Mobiliteit

0

0

0

26.993

0

0

0

 

21.07.01 Opdrachten

0

0

0

3.155

0

0

0

 

21.07.02 Subsidies

0

0

0

18.614

0

0

0

 

- Subsidie Duurzame Mobiliteit

0

0

0

18.614

0

0

0

 

21.07.03 Bijdragen aan agentschappen

0

0

0

5.224

0

0

0

 

- Waarvan bijdrage aan NEa

0

0

0

2.775

0

0

0

 

- Waarvan bijdrage aan KNMI

0

0

0

178

0

0

0

 

- Waarvan bijdrage aan RWS

0

0

0

2.271

0

0

0

 

Ontvangsten

6

2.198

618

215

171

0

171

 

Onderstaand wordt op het niveau van verplichtingen en financieel instrument een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie, zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  • 1. De hogere realisatie op het verplichtingenbudget wordt veroorzaakt door de middelen die verkregen zijn vanuit de Klimaatenveloppe (€ 17,5 miljoen) en de herschikking van budget binnen de artikelen van IenW á € 8 miljoen. Tot slot resteert er een saldo van hogere en lagere uitgaven (- € 1,6 miljoen).

  • 2. De lagere realisatie wordt verzoorzaakt door een overboeking naar artikel 19 van € 1,0 miljoen in het kader van de jaarlijkse opdrachtverstrekking aan het RIVM. Deze wordt verantwoord op artikel 19.

  • 3. De lagere realisatie wordt verzoorzaakt door verschillende budgetaire overboekingen.

    • Bij eerste suppletoire begroting zijn er meerdere bedragen overgeboekt naar andere departementen of uitvoeringsorganisaties. Er is voor € 0,4 miljoen overgeboekt naar LNV als bijdrage in de kosten van het onderzoek biologische varkens, het project voor verduurzaming van de veehouderij en het project Circulair Skills. Er is een bedrag van € 1,4 miljoen overgeboekt naar RVO voor onder andere de opdrachten voor het versnellingshuis en Social Return. Verder is er voor een bedrag van €0,9 miljoen overgeboekt naar RIVM in het kader van de jaarlijkse opdrachtverstrekking. Ook is er €0,75 miljoen overgeboekt naar VWS voor de opdracht circulair inkopen in de zorg en is er € 1,2 miljoen overgeboekt naar BZK voor de opdracht maatschappelijk verantwoord inkopen.

    • Daarnaast zijn bij ontwerpbegroting 2020 aanvullende opdrachten verstrekt aan RVO en RIVM in het kader van circulaire economie, hiervoor is respectievelijk € 1,3 miljoen en € 0,4 miljoen overgeboekt. Daarnaast zijn er interne budgetschuivingen geweest van het opdrachtenbudget naar het subsidiebudget ter hoogte van € 3,0 miljoen. Dit betrof de subsidies voor CO2-schaduwprijzen, Nederland Circulair en de Subsidieregeling advies bij klimaatneutraal en circulair inkopen.

    • Bij tweede suppletoire begroting is er een bedrag van € 1,9 miljoen overgeboekt naar het Planbureau voor de Leefomgeving voor het monitoringsprogramma Circulaire Economie 2019 ‒ 2023.

  • 7. Bij eerste suppletoire begroting is er € 3,6 miljoen budget overgeheveld van het instrument subsidies naar het instrument bijdragen mede-overheden vanwege wijziging van het gekozen financieel instrument voor een bijdrage aan het afvalbeheer Caribisch Nederland. Verder zijn er vanuit de Rijksbrede Klimaatenveloppe verschillende overboekingen gedaan voor in totaal € 7,3 miljoen. De voornaamste verklaringen zijn de overboeking naar EZK van € 5,1 miljoen voor de uitvoering van de pilot CO2-reductie en een aanvullende opdracht die is verstrekt aan RWS (€ 1,0 mln). De hogere realisatie op Overige Subsidies wordt veroorzaakt door de verkregen middelen in het kader van de Urgenda-maatregelen (€ 3,0 miljoen) en de € 3,0 miljoen die overgeboekt is vanuit het opdrachtenbudget.

  • 8. De hogere realisatie wordt veroorzaakt door de overheveling van € 3,6 miljoen van het instrument subsidies naar bijdrage mede-overheden. Deze bijdrage is bestemd voor het afvalbeheer Caribisch Nederland. Deze overboeking wordt gesaldeerd met prioritering van middelen over de beleidsartikelen (€ 2,4 miljoen). De taakstellende onderuitputting staat op artikel 99 geboekt en is structureel verwerkt door verlaging van de budgetten op de diverse artikelen binnen de IenW begroting Hoofdstuk XII.

  • 9. De lagere realisatie wordt veroorzaakt door de overboeking van € 5,0 miljoen naar RWS vanwege innovaties in de grond, weg en waterbouw (GWW).

21.04 Duurzaamheidsinstrumentarium

Het ontwikkelen van een duurzaamheidsinstrumentarium en het verbeteren van het economisch functioneren van de huidige verdienmodellen, zodat alle (maatschappelijke) kosten een rol gaan spelen bij de afwegingen van consumenten.

21.04.01 Opdrachten

In dit kader zijn opdrachten verstrekt voor de ontwikkeling en implementatie van het duurzaamheidsinstrumentarium, zoals monitoring, onderzoek en kennisontwikkeling en het stimuleren van circulair ondernemen.

21.05 Duurzame Productketens

Productketens zijn onderzocht met het oog op de gevolgen van de winning, verwerking en het (her)gebruik van grondstoffen. Er is ondersteuning geboden op het gebied van actie- en resultaatgerichte samenwerking in ketens en in de «gouden driehoek» (onderzoekers, ondernemers en overheid) om te komen tot een circulaire economie gericht op het maximaliseren van de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen en het minimaliseren van waardevernietiging.

Verduurzaming van de veehouderij is niet alleen van belang als onderdeel van de transitie naar een circulaire economie, maar ook om te kunnen voldoen aan (Europese) doelen op het gebied van emissies en milieukwaliteit. Tevens is verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving rondom veehouderijen nodig voor het waarborgen van een goed en gezond woon- en leefklimaat.

21.05.01 Opdrachten

In dit kader zijn opdrachten verstrekt omtrent de uitvoering van wettelijke taken op het gebied van het afvalbeleid (onder andere de uitvoering van het LAP3). Daarnaast heeft dit betrekking op opdrachten voor de uitvoering van «Nederland circulair in 2050». Dit betreft vooral de uitvoering van de prioriteiten kunststoffen, consumptiegoederen en het gedeelte infrastructuur van de prioriteit bouw.

Voor landbouw betreft het onder andere onderzoek naar toepassingen van maatregelen die de emissies uit veehouderijen naar de lucht en de leefomgeving verminderen en daarmee bijdragen aan een goed en gezond woon- en leefklimaat rond veehouderijen.

21.05.02 Subsidies

Dit betreft uitgaven voor subsidieverlening in het kader van voorlichting aan burgers over duurzame handelingsperspectieven en ondersteuning van bedrijven bij verduurzaming van productieprocessen. Daarnaast is er subsidie verleend in het kader van het ontwikkelen, beheren en toetsen van transparante duurzaamheidcriteria.

21.05.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de gedane bijdrage aan RWS in het kader van de transitie naar een Circulaire Economie (CE). Het betreft hier ook een opdracht aan RWS voor de uitvoering van het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA), waar IenW – ook namens gemeenten en provincies – de opdracht voor verleent.

21.05.04 Bijdragen aan medeoverheden

Dit betreft de gedane bijdragen aan Saba, Sint-Eustatius en Bonaire voor de programma’s aanpak wegwerpplastic en de bijdrage aan Sint-Eustatius voor de aanschaf van verbrandingsinstallatie.

21.06 Natuurlijk Kapitaal

Biotische (materiaal)ketens in kader van het borgen van het natuurlijk kapitaal zijn een integraal onderdeel van de transitie naar een circulaire economie. Biotische ketens, zoals hout of biocomposiet, kunnen vaak een alternatief zijn voor materialen van fossiele of minerale oorsprong. Duurzaam geproduceerde biotische grondstoffen maken het mogelijk om goederen of diensten duurzaam te kunnen benutten als circulair alternatief.

21.06.01 Opdrachten

Het betreft hier verstrekte opdrachten voor de ontwikkeling van criteria voor duurzaamheid van onder andere biomassa.

Verder betreft dit de opdracht die aan RWS verstrekt is voor de uitvoering van het beleid op het gebied van biotische ketens. RWS is gevraagd om de relatie inzichtelijk te maken tussen de inzet van biotische materialen en de gevolgen voor materiaalgebruik, CO2-emissies en energiegebruik. Verder leverde RWS ondersteuning van Green Deals en de City Deal Circulaire Stad. Verder gaat het om enkele taken in verband met het stortplaatsendossier, informatie- en kennisoverdracht op het gebied van milieubeleid en -regelgeving voor de landbouw.

21.07 Duurzame Mobiliteit

Op dit artikelonderdeel werden in 2018 met name opdrachten, subsidies en agentschapsbijdragen betreffende duurzame mobiliteit verantwoord. Vanaf 2019 vindt deze verantwoording plaats op artikel 14.

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage «Fiscale regelingen» in de Miljoenennota. Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota «Toelichting op de fiscale regelingen».

Fiscale regelingen 2017–2019, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (bedragen x € miljoen)
 

2017

2018

2019

Vrijstelling groen beleggen box 3

44

39

37

Heffingskorting groen beleggen

27

26

25

Milieu-investeringsaftrek (MIA)

114

99

107

VAMIL

27

40

32

Licence