Base description which applies to whole site

4.7 Artikel 7 Kinderopvang

De overheid biedt financiële ondersteuning aan werkende ouders voor kinderopvang en bevordert de kwaliteit van kinderopvang.

De overheid hecht aan goede, veilige en financieel toegankelijke kinderopvang, zodat ouders arbeid en zorg kunnen combineren. Voor de bevordering van de arbeidsparticipatie is het belangrijk dat ouders van jonge kinderen actief blijven op de arbeidsmarkt. Bovendien zorgt goede kinderopvang er ook voor dat kinderen worden gestimuleerd in hun ontwikkeling. De kinderopvangtoeslag houdt formele kinderopvang betaalbaar voor ouders. Om de kwaliteit van kinderopvang te bevorderen heeft de overheid in de Wet kinderopvang (Wko) vastgesteld aan welke eisen de kinderopvangvoorzieningen moeten voldoen. De GGD houdt hier, in opdracht van gemeenten, toezicht op. Daarnaast steunt de Minister via subsidies projecten die de (informatie)positie van ouders versterken. Dit om te zorgen dat ouders hun kind naar een kinderopvangvoorziening kunnen brengen die veilig en van goede kwaliteit is. De kinderopvangondernemers zijn verantwoordelijk voor het goed functioneren van de kinderopvang. Gastouderbureaus en gastouders zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van gastouderopvang. Ouders hebben een eigen verantwoordelijkheid bij de keuze voor een kinderopvangvoorziening en kunnen hun invloed onder andere via de oudercommissies uitoefenen.

De Minister regisseert met wet- en regelgeving het stelsel, financiert met de kinderopvangtoeslag (KOT) het gebruik van kinderopvang en stimuleert met subsidies de (informatie)positie van ouders. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • het vaststellen van de hoogte van de kinderopvangtoeslag en de voorwaarden waaronder deze wordt toegekend;

  • het ter beschikking stellen van middelen aan gemeenten via het Gemeentefonds ter financiering van toezicht en handhaving op de kinderopvang;

  • het borgen van de kwaliteit van toezicht en handhaving;

  • het verstrekken van middelen ten behoeve van de kinderopvang en voor- en naschoolse voorzieningen in Caribisch Nederland in het kader van het programma BES(t) 4 kids;

  • het bevorderen van de kwaliteit en veiligheid van de kinderopvang.

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering van de KOT door het directoraat-generaal Toeslagen.

Verbetering stelsel kinderopvangtoeslag

Het afgelopen jaar heeft het Ministerie van SZW samen met Dienst Toeslagen, UWV, DUO, de SVB, verschillende sectorpartijen en andere experts gewerkt aan een conceptontwerp voor een nieuw kinderopvangfinancieringsstelsel. Het resultaat hiervan is in het voorjaar met het parlement gedeeld (Kamerstukken II 2022/23, 31 322, nr. 490) samen met een groot aantal impactanalyses (Kamerstukken II 2022/23, 31 322, nr. 506). Uit deze impactanalyses is duidelijk geworden dat het concept-ontwerp een aantal problemen en aandachtspunten kent. Deze knelpunten kunnen verholpen worden door het concept-ontwerp aan te passen. De mogelijkheden hiertoe zijn in september met het parlement gedeeld (Kamerstukken II 2022/23, 31 322, nr. 512). Door de val van het kabinet heeft, in tegenstelling tot wat het kabinet voornemens was, deze zomer geen besluitvorming kunnen plaatsvinden over deze aanpassingen. Het is aan het volgende kabinet om definitieve keuzes te maken over de herziening van het kinderopvangfinancieringsstelsel.

Aanspraak kinderopvangtoeslag ouders met tijdelijke Wlz-indicatie

Vanaf 2023 hebben gezinnen waarvan één ouder werkt of een traject naar werk volgt en de andere ouder een tijdelijke indicatie heeft op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz-indicatie) aanspraak op kinderopvangtoeslag (Kamerstukken II 2020/21, 35 598, nr. 2). Voor ouders met een permanente Wlz-indicatie was de aanspraak op kinderopvangtoeslag reeds op 1 januari 2021 geregeld.

Oplossing noodopvang knelpunt toeslagen

Op 1 januari 2023 is een belangrijk knelpunt in het toeslagensysteem opgelost. Er bestond geen (zelfstandige) aanspraak op toeslagen in bepaalde situaties waarin een ouder door huiselijk geweld in de noodopvang terecht komt. De Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen is gewijzigd (Stb. 2022, 532), waardoor ouders die in de noodopvang verblijven, per 1 januari 2023 kinderopvangtoeslag (alsmede kindgebonden budget en zorgtoeslag) kunnen ontvangen die passend is bij hun feitelijke situatie.

Loslaten koppeling gewerkte uren per 2023

Zoals door het kabinet is aangekondigd, is per 1 januari 2023 de koppeling gewerkte uren losgelaten (Stb. 2022, 386). Indien een ouder en diens eventuele partner werken, is er recht op kinderopvangtoeslag, onafhankelijk van hoeveel uren er per maand gewerkt wordt. De koppeling gewerkte uren kon leiden tot (hoge) terugvorderingen en daardoor voor een belemmering zorgen in de arbeidsparticipatie van met name ouders met onregelmatige werktijden. Met het loslaten van de koppeling gewerkte uren is tevens een knelpunt opgelost dat is geïnventariseerd in de uitwerking van de motie Lodders/Van Weyenberg.

Indexering maximum uurprijs kinderopvangtoeslag

In 2023 zijn de maximum uurprijzen in de gastouderopvang ten opzichte van de reguliere indexatie verlaagd met € 0,15, ter bekostiging van de intensivering van toezicht en handhaving in de gastouderopvang vanaf 2022. Daarnaast zijn de maximum uurprijzen in 2023 extra verhoogd, naar aanleiding van een kabinetsbesluit in december 2022 om vanwege de onvoorziene en uitzonderlijk hoge inflatie eenmalig uit te gaan van de ramingen in de Macro-Economische Verkenning in plaats van het Centraal Economisch Plan van het CPB (Stb. 2023, 248). Dienst Toeslagen heeft met terugwerkende kracht per 1 januari hogere voorschotten uitbetaald. In totaal stegen de maximum uurprijzen in 2023 met 7,32% in de dagopvang en de buitenschoolse opvang en met 5,06% in de gastouderopvang.

Kinderopvang in Caribisch Nederland

In het voorjaar van 2023 is het wetsvoorstel Kinderopvang BES naar de Tweede Kamer verstuurd. Doel van het wetsvoorstel is de kwaliteit en de financiële toegankelijkheid van de kinderopvang te verbeteren (Kamerstukken II 2022/23, 36 306, nr. 2). Ook zijn in 2023 de nota naar aanleiding van het verslag en de eerste nota van wijziging aan de Tweede Kamer verstuurd (Kamerstukken II 2022/23, 36 306, nr. 7 en Kamerstukken II 2022/23, 36 306, nr. 8). Verder is de tijdelijke subsidieregeling aangepast. De aanpassingen zien onder andere toe op het verhogen van de vergoedingen voor baby’s, gastouders en het gelijktrekken van de subsidiebedragen over de drie eilanden (Stcrt. 2023, 34059). Tot slot is in het najaar van 2023 het onderzoek naar de bekostiging kinderopvang Caribisch Nederland aan de Kamer aangeboden. Een inhoudelijke reactie zal begin 2024 met de Kamer worden gedeeld (Kamerstukken II 2023/24, 31 322, nr. 514).

Periodieke rapportage kinderopvangbeleid

In 2023 zijn de periodieke rapportage kinderopvangbeleid 2015‑2022 en het oordeel van een onafhankelijk deskundige naar de Tweede Kamer verstuurd (Kamerstukken II 2023/24, 31 322, nr. 513 en Kamerstukken II 2023/24, 31 322, nr. 520). Kinderopvangbeleid in Nederland kent twee doelen, 1) het ondersteunen van ouders in het combineren van arbeid en zorg, en 2) het bevorderen van de ontwikkeling van kinderen. Deze periodieke rapportage richtte zich op het tweede doel. De rapportage laat zien dat de kwaliteit en toegankelijkheid van de kinderopvang zijn toegenomen. De betaalbaarheid van de kinderopvang is door het uiteenlopen van de tarieven van de kinderopvangorganisaties en de maximumuurprijs afgenomen. Voor de gastouderopvang is de betaalbaarheid wel toegenomen. Het effect van het beleid op ontwikkeling en bereik van kinderen is vermoedelijk positief. Er kan niet vastgesteld worden of de ontwikkelresultaten op de kinderopvang ook met minder middelen bereikt hadden kunnen worden, of groter hadden kunnen zijn met dezelfde middelen. Wel hadden middelen gerichter ingezet kunnen worden voor kinderen in kwetsbare situaties. Uit de rapportage blijkt namelijk dat deze kinderen veel baat kunnen hebben bij goede kwaliteit kinderopvang. De rapportage laat ook zien dat de kwaliteit vanwege oplopende personeelstekorten onder druk staat. Er wordt momenteel samen met de sector op drie pijlers ingezet om de tekorten tegen te gaan: nieuwe medewerkers aantrekken, huidige medewerkers behouden en hen stimuleren meer uren te werken (Kamerstukken II 2022/23, 31 322, nr. 488).

Tabel 58 Begrotingsgefinancierde budgettaire gevolgen van beleidsartikel 7 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting1

Verschil

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

Verplichtingen

3.366.289

3.913.026

4.115.024

4.217.155

4.436.342

4.314.657

121.685

        

Uitgaven

3.366.184

3.912.442

4.108.446

4.206.526

4.440.566

4.317.157

123.409

        

Inkomensoverdrachten

       

Kinderopvangtoeslag

3.353.362

3.596.605

3.813.334

4.105.961

4.378.908

4.254.924

123.984

Tegemoetkomingsregeling Eigen Bijdrage

0

296.200

275.578

74.097

0

0

0

Subsidies

       

Kinderopvang

1.693

1.248

1.411

969

1.335

1.300

35

Subsidies Caribisch Nederland

0

0

5.221

7.535

10.992

10.597

395

Versterking T&I vaardigheden kinderopvang

4

1

0

0

0

0

0

Opdrachten

       

Opdrachten Caribisch Nederland

67

953

73

270

753

4.406

‒ 3.653

Opdrachten stelselherziening KO

0

0

0

0

547

0

547

Overige opdrachten

3.426

2.048

1.524

1.621

1.558

2.973

‒ 1.415

Bekostiging

       

Projectbureau PGV

0

980

1.394

1.478

433

1.593

‒ 1.160

Bijdrage aan agentschappen

       

DUO

7.631

6.827

7.275

7.698

8.100

8.864

‒ 764

Justis

1

0

0

0

0

0

0

Bijdrage aan medeoverheden

       

Versterking Kinderopvang Samenwerking BES(t) 4 kids CN

0

7.580

2.636

6.897

6.398

8.500

‒ 2.102

SPUK kwijtschelden schulden Kinderopvang

0

0

0

0

31.542

24.000

7.542

        

Ontvangsten

1.522.517

1.483.420

1.498.566

1.627.788

1.792.216

1.765.766

26.450

        

Ontvangsten

       

Werkgeversbijdrage kinderopvang

1.257.158

1.237.337

1.321.216

1.426.253

1.575.951

1.476.924

99.027

Restituties en overige ontvangsten

265.359

246.083

177.350

201.535

216.265

288.842

‒ 72.577

1

Stand inclusief amendementen, moties en NvW.

Inkomensoverdrachten

Kinderopvangtoeslag (KOT)

Ouders die betaalde arbeid verrichten en ouders die tot een doelgroep behoren zoals omschreven in de Wko, ontvangen een inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van kinderopvang: de kinderopvangtoeslag. Hierbij geldt de voorwaarde dat zij hun kinderen naar een kinderopvanginstelling of gastouder brengen die voldoet aan de eisen van de Wko en daarom geregistreerd is in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK). De KOT wordt uitgevoerd door het directoraat-generaal Toeslagen van het Ministerie van Financiën. DUO verzorgt de inschrijving in het register buitenlandse kinderopvang en de SVB is verantwoordelijk voor de uitbetaling van de aanvulling op de KOT in het buitenland.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven Kinderopvangtoeslag zijn in 2023 uitgekomen op € 4.378,9 miljoen en daarmee € 124,0 miljoen hoger dan in de begroting 2023 was voorzien. Een belangrijke verklaring van dit verschil is de jaarlijkse indexatie van de kinderopvangtoeslag (€ 307,5 miljoen). Daarnaast zijn er de volgende verklaringen: ten eerste zijn de lonen in 2023 harder gestegen dan waar rekening mee was gehouden. Het gemiddelde vergoedingspercentage kwam daardoor bijna 3 procentpunt lager uit dan verwacht (€ ‑175,0 miljoen). Ten tweede wordt een bedrag van € ‑81,8 miljoen verklaard doordat er in 2023 minder nabetalingen waren over eerdere jaren. Er waren vooral minder nabetalingen over toeslagjaar 2022 op grond van het definitief vastgestelde inkomen. Ten derde is het totale gebruik van kinderopvang in 2023 juist hoger uitgekomen dan verwacht (€ 65,4 miljoen), voornamelijk doordat er meer kinderen naar de opvang gingen. Ten slotte wordt € 7,9 miljoen verklaard door overige, relatief kleine factoren.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal kinderen met kinderopvangtoeslag is in 2023 uitgekomen op 898.000, 24.000 kinderen meer dan verwacht. Vooral het aantal kinderen in de buitenschoolse opvang is hoger uitgekomen. Het gemiddelde aantal uren per kind per maand was vrijwel volgens verwachting.

Het gebruik van kinderopvangtoeslag onder huishoudens met een verzamelinkomen tot 1½ x modaal is lager uitgekomen dan ten tijde van het opstellen van de begroting werd verwacht. Daar staat een hoger dan verwacht gebruik van de regeling tegenover onder huishoudens met een inkomen vanaf 1½ x modaal. Zoals bij de budgettaire ontwikkeling reeds is vermeld, zijn de lonen in 2023 sterker gestegen dan was voorzien.

Het kabinet heeft in december 2022 besloten om de maximum uurprijs voor 2023 extra te verhogen, bovenop de gebruikelijke jaarlijkse aanpassing. Daardoor verschilt de realisatie van de wettelijke maximum uurprijs van de bedragen die in de begroting 2023 waren opgenomen.

De gemiddelde tarieven van kinderopvanginstellingen zijn in 2023 bij de dagopvang en in mindere mate de buitenschoolse opvang hoger uitgekomen dan waar rekening mee was gehouden. In de gastouderopvang zijn de tarieven vrijwel conform de verwachting.

Tabel 59 Kerncijfers gebruik kinderopvang (jaargemiddelden)1
 

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Begroting 2023

Verschil 2023

Aantal huishoudens dat gebruik maakt van kinderopvangtoeslag (x 1.000)

547

550

552

586

604

584

20

        

Aantal kinderen met kinderopvangtoeslag (x 1.000)

       

0-12 jaar

818

824

827

877

898

874

24

0-4 jaar (dagopvang)

387

389

398

418

425

418

7

4-12 jaar (buitenschoolse opvang)

431

435

429

459

473

455

18

        

Deelname kinderen met kinderopvangtoeslag (%)

       

0-12 jaar

38

38

39

41

42

41

1

0-4 jaar (dagopvang)

56

57

58

60

61

59

2

4-12 jaar (buitenschoolse opvang)

29

30

30

32

33

32

1

        

Aantal uren per kind per maand

       

0-12 jaar

59,2

61,1

63,8

65,5

65,5

65,7

‒ 0,2

0-4 jaar (dagopvang)

82,6

85,3

88,4

90,8

91,2

91,1

0,1

4-12 jaar (buitenschoolse opvang)

38,3

39,5

41,0

42,4

42,4

42,3

0,1

        

Gebruik kinderopvangtoeslag naar verzamelinkomen (aantal kinderen met kinderopvangtoeslag x 1.000)

       

Tot 130% Wml

81

79

77

74

67

74

‒ 7

130% Wml tot 1 1/2 x modaal

193

187

182

162

128

168

‒ 40

1 1/2 x modaal tot 3 x modaal

420

431

435

481

507

483

24

3 x modaal en hoger

124

127

132

160

196

148

48

        

Aantal uren per kind met kinderopvangtoeslag

       

Tot 130% Wml

72

74

77

82

86

85

1

130% Wml tot 1 1/2 x modaal

57

59

62

65

68

65

3

1 1/2 x modaal tot 3 x modaal

56

58

60

61

61

61

0

3 x modaal en hoger

66

68

71

70

69

71

‒ 2

Bron: SZW, berekening op basis van informatie van CBS en Toeslagen.

1

De cijfers van 2023 zijn gebaseerd op de opgaven van aanvragers, die nog kunnen wijzigen als gevolg van het definitief vaststellen van inkomen en gebruik. Voor 2022 is het merendeel van de beschikkingen definitief vastgesteld. Voor 2021 en eerdere jaren zijn vrijwel alle beschikkingen en onderliggende gegevens definitief.

Tabel 60 Kerncijfers kinderopvang bijdragen sectoren en ouders1
 

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Begroting 2023

Verschil 2023

Bijdragen sectoren (in %)

       

Collectief

73

73

72

71

68

71

‒ 3

 

waarvan Overheid

43

46

46

45

42

45

‒ 3

 

waarvan Werkgevers

30

27

26

26

26

26

0

Ouders

27

27

28

29

32

29

3

        

Wettelijke maximum uurprijs (in €)

       

Dagopvang

8,02

8,17

8,46

8,50

9,12

8,97

0,15

Buitenschoolse opvang

6,89

7,02

7,27

7,31

7,85

7,72

0,13

Gastouderopvang

6,15

6,27

6,49

6,52

6,85

6,73

0,12

        

Gemiddelde tarieven van kinderopvanginstellingen (in €)2

       

Dagopvang

8,12

8,42

8,74

8,93

9,46

9,30

0,16

Buitenschoolse opvang

7,40

7,64

7,87

8,05

8,42

8,34

0,08

Gastouderopvang

6,25

6,41

6,61

6,75

6,93

6,94

‒ 0,01

        

Ouderbijdrage eerste kind in € per uur voor gezinsinkomen3

       

130% Wml

0,35

0,36

0,37

0,38

0,41

0,40

0,01

1 1/2 x modaal

1,60

1,63

1,68

1,72

1,84

1,81

0,03

3 x modaal

4,70

4,79

4,96

5,06

5,43

5,34

0,09

        

Ouderbijdrage volgend kind in € per uur voor gezinsinkomen

       

130% Wml

0,34

0,35

0,36

0,37

0,40

0,39

0,01

1 1/2 x modaal

0,47

0,47

0,49

0,50

0,54

0,53

0,01

3 x modaal

1,19

1,22

1,26

1,28

1,38

1,35

0,03

Bron: SZW, berekening op basis van informatie van Toeslagen.

1

De cijfers van 2023 zijn gebaseerd op de opgaven van aanvragers, die nog kunnen wijzigen als gevolg van het definitief vaststellen van uurtarieven. Voor 2022 is het merendeel van de beschikkingen definitief vastgesteld. Voor 2021 en eerdere jaren zijn vrijwel alle beschikkingen en onderliggende gegevens definitief.

2

De cijfers over de gemiddelde uurprijs zijn gebaseerd op de uurprijzen die ouders aan Toeslagen doorgeven. Deze kunnen afwijken van de door de ouders werkelijk betaalde uurprijzen. Het betreft de gemiddelde uurprijzen, waarbij gewogen is naar gebruik. Ter illustratie: de uurprijs van gebruikers die 60 opvanguren afnemen weegt drie keer zo zwaar mee bij bepaling van het gemiddelde als de uurprijs van gebruikers die 20 opvanguren afnemen.

3

Kosten van kinderopvang per uur voor ouders, gegeven de maximum uurprijs en de toeslag die ouders ontvangen.

Subsidies

De uitgaven aan subsidies zijn in 2023 in lijn met de begroting (het verschil bedraagt minder dan 5%).

Opdrachten

Van het budget voor Opdrachten Caribisch Nederland van € 4,4 miljoen is € 0,8 miljoen gerealiseerd. Dit is ruim € 3,6 miljoen minder dan bij de begroting werd verwacht. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat er in totaal € 3,1 miljoen naar bijdrage medeoverheden is gegaan ten behoeve van versterking kinderopvang in Caribisch Nederland.

Opdrachten stelselherziening KO is in 2023 toegevoegd aan de programmagelden. In de begroting was er nog geen apart budget voor opgenomen. In 2023 is € 0,5 miljoen besteed aan de ontwikkeling en uitwerking van een nieuw financieringsstelsel.

Op het budget voor ‘Overige opdrachten’ van € 3,0 miljoen is € 1,6 miljoen uitgegeven (€ 1,4 miljoen minder dan begroot). De lagere realisatie komt voornamelijk doordat er minder aan opdrachten en onderzoeken is uitgegeven dan was voorzien. Diverse kleine projecten zijn komen te vervallen in 2023 en daarnaast zijn onderzoeken gedeeltelijk doorgeschoven naar 2024.

Bekostiging

De bekostiging betreft uitgaven aan Stichting Projectenbureau Publieke Gezondheid van de Vereniging van Publieke Gezondheid en Veiligheid Nederland (PGV) voor de coördinatie op het toezicht op de kinderopvang. PGV is wettelijk aangewezen voor deze taak. Van het budget voor projectbureau PGV van € 1,6 miljoen is € 0,4 miljoen uitgegeven (€ 1,2 miljoen lager dan begroot). Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door een gewijzigde bevoorschottingssystematiek, waardoor de uitgaven in 2023 eenmalig € 1,1 miljoen lager zijn uitkomen.

Bijdrage aan agentschappen

Het budget van € 8,9 miljoen is geheel bestemd voor de uitvoering door DUO van het Landelijk Register Kinderopvang en het Personenregister Kinderopvang. De uitgaven kwamen € 0,8 miljoen lager uit dan begroot, wegens het lager uitvallen van de kosten voor het onderhoud aan de registers Kinderopvang.

Bijdrage aan medeoverheden

De openbare lichamen hebben in het kader van het programma BES(t) 4 kids een bijzondere uitkering ontvangen om de kinderopvangorganisaties te ondersteunen. Dit wordt onder andere gedaan voor de inrichting van de ondersteuningsstructuur voor de Kinderopvang en voor de nieuwbouw kinderopvang onderhuisvesting (de Pelikaan op Bonaire). De achterblijvende realisatie met een bedrag van € 2,1 miljoen heeft te maken met een betaling aan Bonaire die in 2023 niet meer gelukt is en in 2024 wordt betaald.

In 2023 is de eerste compensatie aan gemeenten voor het kwijtschelden van publieke schulden in het kader van de hersteloperatie Kinderopvangtoeslag uitbetaald. Gemeenten worden met een vertraging van 2 jaar gecompenseerd voor kwijtscheldingen. De compensatie over het jaar 2021 viel € 7,5 miljoen hoger uit dan eerder verwacht. Dit komt enerzijds door hogere kwijtscheldingen per gedupeerde dan verwacht. Daarnaast verliep de afhandeling door gemeenten sneller dan verwacht, waardoor van een hoger aantal gedupeerden de schulden reeds in 2021 in plaats van 2022 zijn kwijtgescholden. Tot slot is het totaal aantal gedupeerden hoger dan eerder was ingeschat.

Ontvangsten

De restituties en overige ontvangsten zijn in 2023 in totaal per saldo € 72,6 miljoen lager uitgekomen dan verwacht.

De restituties ofwel de terugontvangsten op de kinderopvangtoeslag kwamen € 89,8 miljoen lager uit dan werd verwacht. Bij het bepalen van het definitieve recht van huishoudens kwam het totale bedrag aan terugvorderingen lager uit dan eerder verwacht, met name in toeslagjaar 2021. Hierdoor waren er ook minder terugontvangsten.

De overige ontvangsten zijn € 17,2 miljoen hoger uitgekomen. Dit houdt vrijwel geheel verband met een terugontvangst voor de Tegemoetkoming eigen bijdrage kinderopvang. Tijdens de COVID-19 pandemie was de kinderopvang gedurende drie perioden gesloten. De voorschotten die zijn verstrekt aan de SVB voor de derde sluitingsperiode en de nabetaling voor de eerste en tweede sluitingsperiode zijn afgerekend. Per saldo kwamen de kosten lager uit dan was verwacht.

De ontvangsten werkgeversbijdrage kinderopvang zijn € 99,0 miljoen hoger dan in de begroting 2023 was voorzien. De werkgeversbijdrage voor de kinderopvang bestaat uit een vast percentage (0,5%) van de totale loonsom. De totale loonsom is in 2023 hoger uitgekomen dan verwacht, dit wordt mede verklaard doordat in de begroting nog was gerekend in prijspeil 2022. Als gevolg van de hogere loonsom zijn er ook meer ontvangsten uit de werkgeversbijdrage kinderopvang. 

Het aantal gewerkte uren per week is in 2023 in alle groepen in vrijwel stabiel gebleven ten opzichte van 2022.

Tabel 61 Ontwikkeling in gewerkte uren (gemiddelde binnen de groep mensen met een baan van meer dan 1 uur, jaarcijfers)
 

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Vrouwen 15 tot 75 jaar

26,3

26,2

27,4

27,9

27,9

Mannen 15 tot 75 jaar

35,6

35,4

36,3

36,1

36,0

Moeders met jonge kinderen (0-11 jaar)

26,8

26,9

27,5

28,1

28,2

Vaders met jonge kinderen (0-11 jaar)

39,6

39,4

40,4

40,1

40,0

Bron: CBS, Enquête Beroepsbevolking.

De netto arbeidsparticipatie is in 2023 in vrijwel alle categorieën gestegen ten opzichte van 2022. Enkel de netto arbeidsparticipatie onder alleenstaande vaders is in 2023 licht gedaald.

Tabel 62 Netto arbeidsparticipatie (%)
 

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Totaal mannen en vrouwen 15 tot 75 jaar

68,8

68,4

70,4

72,2

73,1

      

Moeders (lid van ouderpaar)

80,4

80,5

81,4

82,6

82,8

Vaders (lid van ouderpaar)

92,1

91,7

91,8

92,6

93,3

      

Alleenstaande moeders

66,2

68,5

71,5

70,5

73,6

Alleenstaande vaders

80,4

79,8

83,5

84,4

83,5

      

Moeders met jonge kinderen (0-11)

79,4

80,1

79,7

81,5

81,8

Vaders met jonge kinderen (0-11)

94,2

93,9

94,4

94,3

95,0

Bron: CBS, Enquête Beroepsbevolking.

Licence