Base description which applies to whole site

Artikel 1: Duurzame handel en investeringen

A: Algemene doelstelling

Doel is om de agenda voor hulp, handel en investeringen vorm te geven om extreme armoede uit te bannen, inclusieve en duurzame groei te bevorderen en succes voor Nederlandse bedrijven in het buitenland te bewerkstelligen. De inzet is om duurzame handel en investeringen te bevorderen door versterking van het internationaal handelssysteem. Daarbij is er aandacht voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO), de versterking van de Nederlandse handel- en investeringspositie en economische naamsbekendheid en de bevordering van de private sector en de randvoorwaarden voor duurzaam en inclusieve groei in ontwikkelingslanden. Voor het Dutch Good Growth Fund (DGGF) is een belangrijke rol weggelegd om het Nederlandse en lokale midden- en kleinbedrijf te betrekken bij duurzame economische ontwikkeling in de DGGF-landen.

B: Rol en verantwoordelijkheid

De versterking van de Nederlandse handel- en investeringspositie en economische naamsbekendheid en het realiseren van een goede bijdrage van het Nederlandse bedrijfsleven aan duurzame economische ontwikkeling elders in de wereld vraagt een kabinetsbrede inspanning. In het bijzonder werkt de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hierbij samen met de Minister van Financiën, de Minister van Economische Zaken, de Staatssecretaris van Economische Zaken en de Minister van Infrastructuur en Milieu.

De Minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • Het voeren van een op maat gesneden en onderling samenhangend financieel instrumentarium gericht op export- en investeringsbevordering voor het Nederlands en lokaal bedrijfsleven, marktfacilitatie en markttoegang. Uitgangspunten hierbij zijn het opheffen van marktfalen en het creëren van een gelijk speelveld.

  • Het financieren van diverse programma’s die bijdragen aan een gunstig ondernemingsklimaat en innovatief ondernemerschap ten behoeve van duurzame en inclusieve groei in lage- en middeninkomenslanden.

  • Het financieel ondersteunen van het Nederlandse en lokale midden- en kleinbedrijf om met eigentijdse oplossingen bij te dragen aan duurzame economische ontwikkeling wereldwijd, onder andere via het Dutch Good Growth Fund.

Stimuleren

  • Het stimuleren van een actief voorlichtingsbeleid over de OESO-richtlijnen via onder andere het Nationale Contact Punt (NCP) voor de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen, de Rijksdienst voor ondernemend Nederland (RVO) en MVO Nederland.

  • Het faciliteren en ondersteunen van (Nederlandse) bedrijven met specifieke aandacht voor MKB, om zaken te doen op buitenlandse markten, waaronder in lage- en middeninkomenslanden, met behulp van financiering, informatie en advies.

  • Het bevorderen van clustergewijze samenwerking van bedrijven op buitenlandse markten.

  • Het benadrukken van de kansen die internationaal ondernemen biedt en bedrijven daartoe activeren en actief ondersteunen, met speciale aandacht voor het MKB.

  • Het monitoren en bevorderen van markttoegang in derde landen via de EU markttoegangsstrategie.

  • Het stimuleren van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor buitenlandse investeerders ten behoeve van verdere internationalisering van de Nederlandse economie.

  • Het stimuleren van toegang van lokale MKB-bedrijven tot (regionale) markten met oog voor duurzame ketenontwikkeling en handelspolitiek en -facilitatie.

  • Het stimuleren van goed bestuur in de vorm van goede wet- en regelgeving, betrouwbare instituties en actoren en verbeterde belastingregimes.

  • Het stimuleren van goede fysieke infrastructuur en logistiek die bijdragen aan een goed ondernemingsklimaat.

  • Het stimuleren van een inclusieve ontwikkelingsagenda door ontwikkeling van verzekeringsinstrumenten en uitbreiding van financiële dienstverlening aan de MKB-sector.

  • Het bevorderen van publiek-private samenwerking en inclusief ondernemerschap in lage- en middeninkomenslanden.

  • Het stimuleren dat de EU haar impact assessments herziet door (niet-hulp) beleid ex ante te screenen op mogelijke gevolgen voor derde landen.

Regisseren

  • Het met oog voor de Nederlandse belangen bijdragen aan de verdere vrijmaking van het internationale handels- en investeringsverkeer via de World Trade Organisation (WTO)/Doha ronde, vrijhandelsakkoorden, investeringsbeschermingsovereenkomsten en de Europese markttoegangstrategie.

  • Het versterken van de internationale economische rechtsorde in het kader van de WTO en OESO.

  • Het bevorderen van een gelijk speelveld voor Nederlandse ondernemers op MVO door goede afspraken te maken in de OECD Working Party on Responsible Business Conduct. Nederland levert het voorzitterschap via een speciaal vertegenwoordiger voor de OESO Richtlijnen.

  • Het mede vormgeven van een nieuwe WTO onderhandelingsagenda.

  • Het bevorderen van kaders voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen in het kader van de VN, OESO, EU en voluntary principles on security and human rights.

  • Het actief inzetten op het door de EU uitonderhandelen en de totstandkoming van een aantal ontwikkelingsvriendelijke, asymetrische Economische Partnerschapsakkoorden (EPA’s) met verschillende regio’s in Afrika, de Cariben en de Stille Oceaan (ACS).

  • Het behouden van draagvlak voor globalisering door realistische invulling van ketenverantwoordelijkheid.

  • Het vorm en inhoud geven aan economische diplomatie, economische missies en inkomende en uitgaande bezoeken met aandacht voor IMVO, en het opstellen en bewaken van de afgestemde reisagenda van het kabinet naar economisch prioritaire landen.

  • Het bevorderen van publiek-private samenwerking op het terrrein van internationaal ondernemen, onder via de Dutch Trade and Investment Board.

  • Het aansturen van het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) met als oogmerk het aantrekken van buitenlandse investeerders naar Nederland, samen met de Minister van Economische Zaken.

  • Het invulling geven aan de internationale kant van het topsectorenbeleid en dit verbinden aan het economisch-diplomatieke werk.

  • Het inhoud geven aan de mede-beleidsverantwoordelijkheid voor de Exportkredietverzekering (EKV) met de Minister van Financiën ten einde de Nederlandse export van kapitaalgoederen en dienstentransacties te faciliteren.

  • Het versterken van de Nederlandse positie in mondiale waardeketens om export en investeringen optimaal te laten bijdragen aan het Nederland verdienvermogen.

  • Het in onderlinge samenhang inzetten van centrale en decentrale programma’s ter versterking van de randvoorwaarden voor duurzame en inclusieve groei en private sectorontwikkeling in lage- en middeninkomenslanden.

  • Het afstemmen van Nederlandse inspanningen op het gebied van private sectorontwikkeling en duurzame en inclusieve groei met die van andere multilaterale en bilaterale donoren, met bijzondere aandacht voor programma’s van de Europese Commissie en EU-lidstaten.

  • Het invulling geven aan beleidscoherentie voor buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking door bij beleid vooraf en achteraf te letten op de effecten op ontwikkelingslanden.

  • Het bereiken van maximale synergie tussen ontwikkelingsdoelstellingen en de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven, mede door inzet van het Dutch Good Growth Fund.

  • In de partnerlanden zal Nederland binnen de speerpunten voedselzekerheid, water, seksuele en reproductieve gezondheidszorg (alsook vrouwenrechten en gendergelijkheid) en veiligheid en rechtsorde (met name in fragiele staten) inzetten op ontwikkeling en zoveel mogelijk samenwerking zoeken met de private sector en maatschappelijke organisaties.

Uitvoeren

  • Het behandelen van klachten van bedrijven, onder andere over oneerlijke concurrentie waar Nederlandse bedrijven in het buitenland mee te maken hebben.

  • Het uitvoeren van de controle op de export van strategische goederen met oog voor sancties in het kader van de EU, het Wassenaar Arrangement, de Australië groep, de Nuclear Suppliers Group, de Organisation for the prohibition of Chemical Weapons en de Missile Technology Control Regime.

  • Het aansturen en vormgeven van de inzet van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) op het gebied van handelsbevordering en privatesectorontwikkeling, inclusief het Dutch Good Growth Fund, en het strategisch aansturen van de Nederlandse ontwikkelingsbank FMO.

  • Het in dit verband realiseren van een efficiënte dienstverlening aan het Nederlandse bedrijfsleven (EénLoket).

Thema

Resultaatgebied

Indicator

Streefwaarde 2017

Streefwaarde 2020

Private sector-ontwikkeling (PSD)

Bedrijfsontwikkeling

Aantal banen ondersteund door PSD-programma’s (direct jobs supported naar internationaal geharmoniseerde definitie)

160.000 in dat jaar bereikt

180.000 in dat jaar bereikt

 

Bedrijfsontwikkeling

Aantal bedrijven (Nederlandse en lokale ondernemingen) met een ondersteund plan voor investering, handel of dienstverlening

2.250 in dat jaar bereikt

2.500 in dat jaar bereikt

C: Beleidswijzigingen

  • Opname in de begroting van een tweetal nieuwe indicatoren voor bedrijfsontwikkeling. In 2017 worden naar verwachting 2.250 investerings-en handelsplannen van bedrijven in lage-en middeninkomenslanden met PSD-programma’s ondersteund. Deze streefwaarde is in lijn met de realisatie van 2015, die 2.105 was. De andere indicator is het aantal directe banen dat met PSD-programma’s wordt ondersteund. De streefwaarde hiervoor van 160.000 directe banen in 2017 is gebaseerd op een realisatie van 156.000 in 2014 en 191.000 in 2015. Beide streefwaardes houden rekening met programma’s die deze resultaten opleveren en in de komende jaren aflopen, en andere die zich in de opstartfase bevinden en daarom pas later aan dit resultaat kunnen bijdragen.

  • Introductie van een nieuw instrument, het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) voor ondernemers die actief willen worden op zowel traditionele als opkomende markten. Het fonds combineert verschillende financiële producten voor het MKB en voegt nieuwe producten toe zoals voorfinanciering voor kleine ondernemers. Op deze manier kan het fonds beter inspelen op de specifieke financieringsbehoefte van bedrijven. Eerdere instrumenten FOM (faciliteit Opkomende Markten) en FIB (Finance for International Business) worden afgebouwd voor het starten van DTIF.

  • In 2017 zal het Private Sector Development (PSD)-instrumentarium voor bevorderen van het ondernemingsklimaat en private sectoractiviteiten van lokale en internationale bedrijven, ook worden opengesteld voor de landen Jordanië en Libanon. Deze landen hebben te maken met grote sociaaleconomische druk die wordt veroorzaakt door de opvang van Syrische vluchtelingen.

  • Meer dan voorheen zal in 2017 worden ingezet op een substantiële bijdrage van Nederlandse en lokale bedrijven (en sociale ondernemingen) aan de realisatie van de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s, ook wel Global Goals). Bedrijven zullen worden geattendeerd op de SDG’s als business case en aangemoedigd om met innovatieve oplossingen te komen voor uitdagingen in ontwikkelingslanden.

  • De inzet op handelsbevordering in India zal worden uitgebreid. India is in toenemende mate een belangrijke economische partner voor Nederland.

D1: Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 1 Duurzame handel en investeringen

Bedragen in EUR 1.000

 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

 

631.834

362.012

242.591

171.734

150.192

147.977

146.023

 

waarvan garantieverplichtingen

 

14.039

53.707

70.000

       
                   

Uitgaven:

               
                   

Programma-uitgaven totaal

 

390.662

514.304

496.986

493.581

435.483

403.459

483.505

 

waarvan juridisch verplicht

     

95%

       
                   

1.1

Versterkt internationaal handelssysteem, met aandacht voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

12.780

15.645

11.440

11.222

11.222

11.222

11.222

                   
 

Opdrachten

               
   

Beleidsondersteuning internationaal ondernemen (non-ODA)

3.083

2.719

2.794

2.794

2.794

2.794

2.794

                   
 

Bijdrage (inter)nationale organisaties

             

   

Contributies internationaal ondernemen (non-ODA)

4.191

5.670

5.670

5.670

5.670

5.670

5.670

   

Maatschappelijk verantwoord ondernemen

5.506

7.256

2.976

2.758

2.758

2.758

2.758

                   
                   

1.2

Versterkte Nederlandse Handels- en Investeringspositie en economische naamsbekendheid

48.837

83.554

82.667

74.636

73.094

70.879

68.925

                   
 

Subsidies

             

   

Starters International Business (SIB)/ Programma Strategische Beurzen (non-ODA)

3.881

4.940

5.200

5.200

5.200

5.200

5.200

   

Partners for International Business (PIB) (non-ODA)

410

8.400

8.000

8.000

8.000

8.000

8.000

   

Sport en OS

 

1.100

1.100

1.100

1.100

1.100

1.100

   

Demontratieprojecten, haalbaarheidsstudies en investeringsstudies (DHI) (non-ODA)

4.889

7.012

6.000

5.438

5.938

6.438

6.438

   

Overig Programmatische Aanpak (non-ODA)

817

1.500

500

200

200

200

200

   

PSO/2g@there (non-ODA)

 

1.300

500

       
   

Dutch Trade and Investment Fund (non-ODA)

 

18.800

20.643

19.771

18.229

16.014

14.060

                   
 

Leningen

               
   

Finance for International Business (FIB) (non-ODA)

 

235

900

       
                   
 

Bijdragen aan agentschappen

               
   

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (non-ODA)

27.146

26.000

26.000

26.000

26.000

26.000

26.000

   

Versterking economische functie (NBSO's via RVO) (non-ODA)

6.274

5.927

5.927

5.927

5.927

5.927

5.927

                   

1.3

Versterkte private sector en een verbeterd investeringsklimaat in ontwikkelingslanden

237.012

295.605

294.379

294.223

295.667

293.858

296.858

                   
 

Subsidies

               
   

Transitiefaciliteit

2.135

2.050

168

0

0

0

0

   

Marktontwikkeling in het kader van private sector development

44.526

67.890

54.251

43.157

43.157

43.157

43.157

   

Wet en regelgeving

5.579

7.000

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

   

Financiele sectorontwikkeling

36.639

24.100

26.338

27.238

27.938

27.938

27.938

   

Versterking privaat ondernemerschap

54.083

46.910

35.260

43.724

43.724

43.724

43.724

   

Infrastructuurontwikkeling

33.288

66.229

75.587

84.658

85.658

83.849

86.849

   

Samenwerking bedrijfsleven en PPP's

5.849

8.700

16.900

16.900

16.900

16.900

16.900

   

Versterking privaat ondernemerschap (non-ODA)

2.050

4.625

2.794

2.065

1.809

1.809

1.809

   

Technische assistentie DGGF

8.000

11.900

10.800

4.200

4.200

4.200

4.200

                   
 

Bijdragen aan agentschappen

               
   

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

15.404

42.355

42.355

42.355

42.355

42.355

42.355

                   
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

             
   

International Labour Organization

5.213

5.217

5.217

5.217

5.217

5.217

5.217

   

Partnershipprogramma ILO

4.883

5.500

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

   

Landenprogramma's ondernemingsklimaat

13.284

1.420

13.000

13.000

13.000

13.000

13.000

   

Bedrijfsmatige technische bijstand

1.748

1.709

1.709

1.709

1.709

1.709

1.709

                   

1.4

Dutch Good Growth Fund: intensivering van ontwikkelingsrelevante investeringen in en handel met ontwikkelingslanden door het Nederlandse en het lokale bedrijfsleven, met de focus op het MKB en bij uitzondering en onder condities grootbedrijf

92.033

119.500

108.500

113.500

55.500

27.500

106.500

 

Subsidies/Leningen/Garanties

               
   

programma's Dutch Good Growth Fund

92.033

119.500

108.500

113.500

55.500

27.500

106.500

                   

Ontvangsten

 

11.052

93.032

23.126

4.119

3.991

3.873

3.764

                   

1.10

Ontvangsten duurzame handel en investeringen

9.182

92.532

22.626

3.619

3.491

3.373

3.264

                   

1.40

Ontvangsten DGGF

 

1.870

500

500

500

500

500

500

D2: Budgetflexibiliteit

Voor het onderdeel versterkt internationaal handelssysteem, met aandacht voor maatschappelijk verantwoord ondernemen, zijn de geplande uitgaven voor de helft juridisch verplicht. De contributies aan internationale organisaties (WTO en OESO) vloeien voort uit meerjarige internationale afspraken en zijn volledig juridisch verplicht. De programma’s voor versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie en economische naamsbekendheid zijn volledig juridisch verplicht. Voor het onderdeel private sectorontwikkeling is ruim 90% juridisch verplicht als gevolg van de meerjarig overeengekomen bijdragen aan bedrijfsleveninstrumenten. Dit geldt ook voor de bijdragen aan internationale organisaties. Van de middelen voor het Dutch Good Growth Fund is 100% juridisch verplicht.

E: Toelichting op de financiële instrumenten

1.1 Versterkt internationaal handelssysteem, met aandacht voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

  • De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is beleidsinitiërend en coördinerend op het gebied van de handelspolitiek. Het belangrijkste orgaan hiervoor is de Interdepartementale Raad voor de Handelspolitiek (IRHP). Op basis van de uitkomsten in de IRHP neemt BHOS deel aan onderhandelingen en officiële besprekingen op bilateraal, communautair en multilateraal niveau (OESO, WTO). Vanuit dit budget worden de jaarlijkse contributies aan de verschillende partijen gefinancierd.

  • Bijdragen aan beleidsondersteuning en -onderzoek en evaluatie, alsmede incidentele projecten, zoals de Nederlandse deelname aan buitenlandse Wereldtentoonstellingen.

  • Programma’s ter ondersteuning van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.

1.2 Versterkte Nederlandse Handels- en Investeringspositie en economische naamsbekendheid

  • RVO is de centrale uitvoeringsorganisatie voor publieke handelsbevordering. Zij voert het financiële instrumentarium uit en faciliteert netwerken en contacten op het gebied van handels- en investeringsbevordering. Ook neemt RVO belemmeringen voor het bedrijfsleven weg, via het beschikbaar maken van kennis, informatie en contacten.

  • Opwaarderen van het bestaande business support office tot consulaat-generaal (CG) in Bangalore. Hiermee worden nieuwe kansen gecreëerd voor investeringen door Nederlandse bedrijven. Zo is de overheid daar op decentraal niveau aanwezig waar veel potentie zit. Het opwaarderen van dit kantoor tot CG zal tegen minimale meerkosten kunnen plaatsvinden

  • Het instrument Starters International Business (SIB) biedt startende exporteurs de mogelijkheid om samen met de Kamers van Koophandel en andere organisaties een actieplan voor export op te stellen.

  • Het instrument Partners for International Business (PIB) ondersteunt de structurele positionering van clusters van Nederlandse bedrijven, met name uit topsectoren, op voor Nederland kansrijke markten. Daarbij geldt als richtlijn, dat clusters van bedrijven (eventueel aangevuld met kennisinstellingen), die een grote en langdurige kans op een buitenlandse markt zien, maar tegen marktbelemmeringen aanlopen, gebruik kunnen maken van de faciliteit.

Indicator

Referentie Waarde

Peildatum

Realisatie 2015

Streefwaarde

Planning

Bron

Aantal convenanten met clusters van bedrijven (waarvan tenminste 80% binnen de topsectoren en focuslanden)

12

2012

24

25

2017

RvO

  • Met het Programma Strategische Beurzen worden collectieve promotionele activiteiten ondersteund van de topsectoren gericht op internationale doelgroepen.

  • Voor Nederlandse bedrijven die actief zijn op buitenlandse markten is een effectief functionerend bedrijfsleveninstrumentarium evenals goede economische diplomatie van groot belang. In 2015/2016 is gewerkt aan een herziening van het bestaande non-ODA financieringsinstrumentarium, zodat optimaal ingespeeld wordt op veranderende marktomstandigheden, financieringsbehoeftes, en maatwerk en flexibiliteit wordt geboden. Het instrument DTIF beoogt om de faciliteiten FOM, FIB, DHI (Demonstratie, Haalbaarheids- en Investeringstudies), evenals verdiscontering van wissels (exportfinanciering) te integreren. De middelen uit de bestaande begrotingsreserves voor de FOM (Faciliteit Opkomende Markten) en FIB (Finance for International Business) worden hiertoe ingezet. Het DTIF biedt financiering voor investeringen en export van MKB en grote bedrijven, indien banken en andere financiële instellingen deze financiering niet bieden, en er voldaan wordt aan de criteria die gelden voor publieke interventie.

1.3 Versterkte private sector en een verbeterd investeringsklimaat in ontwikkelingslanden

  • Het Centraal Bureau voor Import uit Ontwikkelingslanden (CBI), nu onderdeel van RVO, richt zich op realisatie van export van ontwikkelingslanden naar de Europese Unie.

  • Initiatief Duurzame Handel (IDH) vergroot de beschikbaarheid op de wereldmarkt van duurzame producten die in ontwikkelingslanden worden geproduceerd.

  • In partnerschap met de ILO wordt gewerkt aan betere arbeidsomstandigheden. Van het budget voor de ILO is EUR 2 miljoen non-ODA.

  • Het multi-donor programma Trade Mark East Africa richt zich op versterken van de regionale handel. Een soortgelijk programma wordt in samenwerking met Denemarken ontwikkeld voor West Afrika.

  • Verbetering van wet- en regelgeving en beleidsplannen van lokale overheden via multi- en bilaterale kanalen, zoals door opname van antimisbruikbepalingen in bilaterale belastingverdragen met Nederland. Rechtszekerheid is nodig voor investering in een bedrijf op langere termijn. Een functionerend belastingstelsel is nodig om de belastingafdracht door bedrijven aan de overheid te vergroten. Deze verbetering van rechtszekerheid en belastingstelsel komt tot uiting in de scores van landen op de Doing Business Index van de Wereldbank-groep.

  • Identificeren van knelpunten in het ondernemingsklimaat en facilitering van de oplossing daarvan door samenwerking met lokale overheden en partners.

  • Privaat ondernemerschap wordt versterkt door opbouw van bedrijfsmatige kennis en capaciteit bij lokale bedrijven. Ook wordt geïnvesteerd in het organisatorisch vermogen van economische instituties voor een beter ondernemingsklimaat. Met een peer-to-peer benadering wordt directe overdracht van relevante en actuele kennis bevorderd, zoals met het Programma Uitzending Managers.

  • Het Infrastructure Development Fund dat FMO namens het ministerie uitvoert, richt zich op het realiseren van private infrastructuur in ontwikkelingslanden. Met behulp van subsidies, achtergestelde leningen en aandelen kan privaat kapitaal worden aangetrokken. Hierdoor wordt een hefboomwerking gerealiseerd.

  • Het MASSIF programma stelt leningen beschikbaar voor kleine en middelgrote ondernemingen. Onder het Health Insurance Fund investeren private partijen samen met lokale financiële dienstverleners en ngo’s in de beschikbaarheid van private verzekering die mensen toegang geeft tot betere en betaalbare gezondheidszorg.

  • Ook maatschappelijke organisaties en sociale ondernemers leveren via het verstrekken van subsidies en technische assistentie aan startende ondernemers in Afrika een belangrijke bijdrage aan ondernemerschap en (jeugd)werkgelegenheid. Uit de begrotingsreserve voor de FOM zal het komende jaar voor EUR 10 miljoen aan middelen worden ingezet ter ondersteuning van projectvoorstellen van deze organisaties die rechtstreeks bijdragen aan meer ondernemerschap en werkgelegenheid onder Afrikaanse jongeren.

  • Technische assistentie voor het Dutch Good Growth Fund heeft als doel om een investeringsportefeuille op te bouwen die voldoet aan de eisen op het terrein van revolverendheid en ontwikkelingsrelevantie. Tevens biedt het capaciteitsopbouw voor lokale ondernemers om de slagingskans van investeringen en export te vergroten. Speciale aandacht gaat hierbij uit naar vrouwelijke ondernemers, jonge ondernemers en ondernemers in fragiele staten. Daarnaast wordt extra begeleiding aangeboden aan ondernemers die actief zijn in de landen waar jeugdwerkloosheid en migratieproblematiek heerst.

  • Door stimulering van publiek-private samenwerking met het bedrijfsleven wordt een impuls gegeven aan de ontwikkeling van de lokale private sector en aan investering door het Nederlandse bedrijfsleven in ontwikkelingslanden, zoals met de Faciliteit Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid.

  • De technische assistentie voor het Dutch Good Growth Fund. Hiervan is EUR 2,7 miljoen non-ODA.

1.4 Dutch Good Growth Fund: intensivering van ontwikkelingsrelevante investeringen in en handel met ontwikkelingslanden door het Nederlandse en het lokale bedrijfsleven, met een focus op het MKB en bij uitzondering en onder condities grootbedrijf

  • Het DGGF is een revolverend fonds dat financiering verschaft voor ontwikkelingsrelevante en risicodragende investeringen en export-transacties. De doelstelling van het DGGF is het vergroten van de werkgelegenheid, productiviteit en kennisoverdracht in ontwikkelingslanden. De financiering is additioneel aan wat reguliere marktpartijen bieden. Het gaat concreet om drie vormen van ondersteuning:

    • i. bevordering van investeringen door Nederlandse bedrijven, met name het midden- en kleinbedrijf, in lage- en middeninkomenslanden;

    • ii. ondersteuning van investeringen in het midden- en kleinbedrijf in lage- en middeninkomenslanden en Nederland;

    • iii. ondersteuning van ontwikkelingsrelevante export door Nederlandse bedrijven, met name het midden- en kleinbedrijf, in lage- en middeninkomenslanden.

  • Onderdeel van het DGGF is het verstrekken van garanties, waarvoor een kostendekkende premie wordt betaald. Daaruit kunnen eventuele schades in latere jaren worden betaald. Het DGGF werkt met een interne begrotingsreserve. De begrotingsreserve dient om een eventuele mismatch in de tijd tussen inkomsten en uitgaven op te kunnen vangen. De stand van de interne begrotingsreserve per 31 december 2015 is EUR 51,5 miljoen.

  • In de noordelijk gelegen Afrikaanse landen op de DGGF-landenlijst waar de jeugdwerkloosheid- en migratieproblematiek het grootst is, zal het DGGF in de periode 2015–2017 nog gerichter worden ingezet op het ondersteunen van lokale ondernemers en het stimuleren van Nederlandse ondernemers en sociale ondernemers die actief willen worden in deze landen. Hiervoor is EUR 25 miljoen vrijgemaakt binnen het DGGF.

  • In het najaar van 2015 heeft een midterm review plaatsgevonden. In deze midterm review is onder andere gekeken naar de aantallen verstrekte financieringen, verzekeringen en garanties en de financiële uitputting. Op basis van de resultaten die uit deze midterm review zijn voortgekomen zijn de financiële doelen voor 2017 en verder opgesteld.

Ontvangsten

  • De ontvangsten betreffen voornamelijk de middelen uit de begrotingsreserve voor de FOM ter ondersteuning van projectvoorstellen die rechtstreeks bijdragen aan meer ondernemerschap en werkgelegenheid onder Afrikaanse jongeren.

Licence