Verplichtingenmutaties:
Ten opzichte van de tweede suppletoire begroting is de verplichtingenrealisatie naar beneden bijgesteld. De onderbesteding op het verplichtingenbudget op artikel 5 kan met name worden toegeschreven aan een lagere realisatie op de garanties van ‘Kapitaalaanvullingen bij regionale ontwikkelingsbanken’. Dit is het gevolg van herwaardering van uitstaande garanties, die doorgaans niet in EUR maar in SDR worden vastgelegd.
Uitgavenmutaties:
Ten opzichte van de tweede suppletoire begroting vallen de uitgaven op artikel 5 EUR 14 miljoen lager uit. Dit heeft verschillende oorzaken. Op artikel 5.1 Multilaterale Samenwerking is de realisatie EUR 2 ,8 miljoen hoger uitgevallen, mede doordat de eerste tranche aan het African Development Fund is verhoogd. Op artikel 5.2 Overig Armoedebeleid is vervolgens sprake van een onderuitputting van EUR 5,2 miljoen. Deze onderuitputting heeft plaatsgevonden op verschillende kleinere, decentrale activiteiten van de posten op cultuur en kleine ontwikkelingsprojecten. Deze activiteiten hebben, mede door de COVID-19 pandemie, vertraging opgelopen.
Bovenop de realisaties op de beleidsartikelen laat ook het verdeelartikel een mutatie zien. Ten tijde van de Najaarsnota was de stand op het verdeelartikel 5.4 EUR 11 miljoen. Deze stand is aan het einde van het jaar teruggebracht naar om en nabij EUR 0.
Ontvangstenmutaties & koersverschillen:
De realisatie is ten opzichte van de tweede suppletoire begroting naar boven bijgesteld. De hogere realisatie op de inkomsten bestaat voornamelijk uit die componenten. In de eerste plaats is er sprake van een meevaller van EUR 23,7 miljoen vanwege koerswinsten. Dit wordt veroorzaakt doordat het ministerie werkt met een vastgestelde wisselkoers ten opzichte van buitenlandse valuta (de zgn. corporate rate). Omdat bij betalingen in buitenlandse valuta gedurende het jaar een verschil ontstaat als gevolg van de werkelijk geldende koers, ontstaat een (in dit geval positief) saldo. Daarnaast is er sprake van een tegenvaller op de OS-ontvangsten ter waarde van EUR 7,8 miljoen. Dit zijn ontvangsten gerelateerd aan de uitvoering van onze activiteiten, zoals vorderingen op partners. Tezamen met een tegenvaller op de Ontvangsten en restituties met betrekking tot leningen is de totale realisatie van de ontvangsten op artikel 5 EUR 15,6 miljoen hoger uitgevallen.