Base description which applies to whole site

Artikel 13 Integratie en maatschappelijke samenhang

De overheid bevordert de maatschappelijke samenhang en sociale stabiliteit door participatie en inburgering van iedereen met een migratieachtergrond en het doen accepteren van culturele diversiteit in de samenleving.

In het integratiebeleid ligt de nadruk op het doen ontstaan van sociale stabiliteit in een samenleving die in cultureel opzicht steeds meer divers wordt. Een sociaal stabiele samenleving houdt in dat:

  • mensen zelfredzaam zijn en zonder belemmeringen kunnen meedoen;

  • zij in al hun verscheidenheid met elkaar samenleven;

  • iedereen zich thuisvoelt ongeacht herkomst, religie of levensovertuiging.

Dit wordt gerealiseerd door:

  • het bevorderen van samenhang en het voorkomen van maatschappelijke spanningen;

  • het werken aan een evenredige positie en participatie in de Nederlandse samenleving en aan een evenredig bereik en effectiviteit van voorzieningen voor alle burgers in Nederland;

  • het ervoor zorgen dat nieuwkomers snel de Nederlandse taal machtig zijn en kennis hebben van de Nederlandse samenleving.

De Minister stimuleert met behulp van onder andere financiële instrumenten de zelfredzaamheid en deelname aan de samenleving van migranten, en het samenleven met elkaar in de diverse samenleving. De samenlevingsvraagstukken verschillen per gemeente of regio. De rol van de Minister bij het oplossen hiervan is een faciliterende. Hij financiert een uitkeringsregeling (Remigratiewet), een leenstelsel voor degenen die moeten inburgeren en voorinburgering en maatschappelijke begeleiding voor nieuwkomers. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het inburgeringsstelsel;

  • de visie en samenhang van het integratiebeleid en de daarvoor benodigde kennis;

  • het aanspreken van de vakdepartementen op hun verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat reguliere voorzieningen toegankelijk en effectief zijn voor alle burgers;

  • de uitvoering van de Remigratiewet, de Wet inburgering en de Wet inburgering buitenland.

Voor personen die vóór 1 juli 2021 inburgeringsplichtig worden, ligt de uitvoering van het inburgerings (onder meer examens)- en leenstelsel bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en de uitvoering van de voorinburgering bij het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA). Voor personen die na 1 juli 2021 inburgeringsplichtig worden krijgen gemeenten de regierol over de uitvoering van inburgering. DUO blijft ook in het nieuwe stelsel een belangrijke ketenpartner en is verantwoordelijk voor onder andere het vaststellen van de inburgeringsplicht, het vaststellen van de inburgeringstermijnen, de verlenging daarvan, het laten afnemen van examens en de handhaving van de inburgeringsplicht aan het einde van het inburgeringstraject. Het COA blijft voorinburgering aanbieden in nauw contact met gemeenten. De Minister van OCW is eigenaar van DUO en de Minister van J&V van COA. Vanuit deze rol zijn laatstgenoemde ministers verantwoordelijk voor de kwaliteit en continuïteit van de uitvoering en daaronder valt de dienstverlening van DUO respectievelijk COA aan het Ministerie van SZW. Gemeenten krijgen middelen voor uitvoeringskosten via het Gemeentefonds en middelen voor inburgeringsvoorzieningen via een specifieke uitkering.

Implementatie Veranderopgave Inburgering

Het kabinet is voornemens om per 1 juli 2021 het nieuwe inburgeringsstelsel in werking te laten treden (Kamerstukken II 2019/2020, 35 483, nr. 2). Voor inburgeraars die voor die tijd inburgeringsplichtig zijn geworden, blijft de Wi2013 van toepassing. In het nieuwe stelsel krijgen gemeenten de regie over de uitvoering van inburgering. In 2021 zullen zij zich bezighouden met het inrichten van het inburgeringsbeleid en de implementatie van het nieuwe stelsel. VNG en Divosa begeleiden gemeenten bij deze implementatie en worden hierin financieel ondersteund door SZW.

Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt

In het programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt (VIA) wordt tot en met 2021 in een achttal pilots onderzocht ‘wat werkt’ om de arbeidsmarktpositie en –participatie van mensen met een niet-westerse migratieachtergrond te verbeteren. In 2021 zijn 6 van de 8 pilots afgerond, 2 pilots lopen door tot in 2022. De lessen uit deze pilots worden in samenwerking met gemeenten, UWV, onderwijsinstellingen, de sociale partners en maatschappelijke organisaties verspreid en geïmplementeerd. Vanaf 2021 wordt aanvullende monitoring ingezet om veranderingen in de arbeidsmarktpositie en –participatie van mensen met een niet-westerse migratieachtergrond te meten.

Brede Weerbaarheidsagenda 2021-2025

De sociale stabiliteit in Nederland staat onder druk. Onbehagen, racisme, discriminatie, misbruik van vrijheden door antidemocratisch, antirechtsstatelijk en onverdraagzaam gedrag vormen een reële bedreiging. Om de sociale stabiliteit veilig te stellen is extra inzet nodig die complementair is aan de veiligheidsaanpak. Hiervoor wordt de Brede Weerbaarheidsagenda 2021-2025 ontwikkeld (Kamerstukken II 2019/2020, 30 821, nr. 114). Het geeft aan hoe de Rijksoverheid deze versterking in samenwerking met andere partijen invulling geeft. Ook activiteiten die voortvloeien uit de bevindingen en aanbevelingen in het eindverslag van de parlementaire ondervragingscommissie naar ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen worden ondergebracht in deze agenda.

Tabel 104 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 13 (bedragen x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Verplichtingen

221.009

217.121

236.697

252.207

238.532

227.414

220.503

        

Uitgaven

220.838

216.621

237.197

252.207

238.532

227.414

220.503

waarvan juridisch verplicht

  

97,0%

    
        

Inkomensoverdrachten

41.893

42.126

41.681

41.273

40.935

40.498

39.833

Remigratiewet

41.890

42.126

41.681

41.273

40.935

40.498

39.833

Inburgering

3

0

0

0

0

0

0

Subsidies (regelingen)

12.503

16.736

15.618

8.932

8.582

8.582

8.582

Opbouw kennisfunctie integratie

2.746

2.736

2.736

2.600

2.250

2.250

2.250

Vluchtelingenwerk Nederland

1.030

1.084

1.032

1.032

1.032

1.032

1.032

Vroege integratie en participatie

0

0

3.800

3.800

3.800

3.800

3.800

Overige subsidies

8.727

12.916

8.050

1.500

1.500

1.500

1.500

Opdrachten

10.268

16.622

12.171

12.728

13.078

13.078

11.878

Inburgering en Integratie

8.675

14.922

10.471

11.028

11.378

11.378

10.178

Remigratie

1.593

1.700

1.700

1.700

1.700

1.700

1.700

Bijdrage aan agentschappen

18.280

20.630

11.873

10.041

10.041

10.041

10.041

DUO

18.280

20.630

11.873

10.041

10.041

10.041

10.041

Bijdrage aan ZBO’s/RWT's

10.755

14.817

17.245

17.245

17.245

17.245

17.245

COA

10.755

14.817

17.245

17.245

17.245

17.245

17.245

Bijdrage aan medeoverheden

0

8.462

60.133

105.731

117.315

121.865

121.865

Gemeenten maatschappelijke begeleiding

0

8.462

21.950

11.166

0

0

0

Gemeenten inburgeringsvoorzieningen

0

0

38.183

94.565

117.315

121.865

121.865

Leningen

127.139

97.228

78.476

56.257

31.336

16.105

11.059

DUO

127.139

97.228

78.476

56.257

31.336

16.105

11.059

        

Ontvangsten

4.218

1.800

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

Ontvangsten algemeen

775

0

0

0

0

0

0

Leningen

3.443

1.800

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

Budgetflexibiliteit

Inkomensoverdrachten:

De inkomensoverdrachten volgen uit wet- en regelgeving op het terrein van de Remigratiewet en zijn daarmee voor 100% juridisch verplicht.

Subsidies:

De subsidies zijn voor 70% juridisch verplicht. De subsidies voor opbouw kennisfunctie integratie, Vluchtelingenwerk Nederland en vroege integratie en participatie zijn gebaseerd op meerjarige afspraken met de ontvangende organisaties. Daarnaast is er sprake van verplichtingen ten aanzien van toegekende incidentele subsidies als gevolg van toezeggingen aan de Tweede Kamer in de vorm van diverse amendementen. Van de overige subsidies is 44% juridisch verplicht.

Opdrachten:

De middelen voor opdrachten zijn voor het onderdeel Remigratie geheel juridisch verplicht. De overige middelen zijn voor een groot deel benodigd om noodzakelijke uitgaven te doen in het kader van de inburgeringsexamens en het beheer van het examen- en leenstelsel. Hiervoor loopt thans een nieuwe aanbesteding die begin 2021 tot een verplichting zal leiden. Uitgangspunt is dat 80% juridisch verplicht is.

Bijdragen aan agentschappen:

De bijdrage aan de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) ten behoeve van het beheer van het examenstelsel en de uitvoering van het leenstelsel is gebaseerd op gemaakte afspraken en daarmee 100% juridisch verplicht.

Bijdragen aan ZBO's/RWT's:

De bijdrage aan ZBO’s is bedoeld voor de uitvoering van de voorinburgering door het Centraal Orgaan Asielzoekers (COA) en is daarmee 100% juridisch verplicht.

Bijdragen aan medeoverheden:

De bijdrage aan gemeenten voor maatschappelijke begeleiding volgt uit bestuurlijke afspraken met de VNG, die zijn vastgelegd in regelgeving inzake inburgering. De uitkering aan gemeenten ten behoeve van inburgeringsvoorzieningen wordt onderdeel van de nieuwe Wet inburgering. Daarmee zijn deze uitgaven 100% juridisch verplicht.

Leningen:

Het leenstelsel is gebaseerd op de Wet Inburgering 2013 en daarmee zijn de uitgaven in de vorm van leningen 100% juridisch verplicht.

Het integratiebeleid, dat de maatschappelijke samenhang en sociale stabiliteit bevordert, heeft als einddoel dat groepen met een migratieachtergrond dezelfde maatschappelijke positie innemen als groepen zonder migratieachtergrond. Dit doel komt dichterbij als de verschillen tussen de groepen afnemen. Drie belangrijke maten hiervoor zijn de arbeidsparticipatie, de werkloosheid en het aandeel leerlingen dat in het voortgezet onderwijs de hogere vormen (havo en vwo) volgt.

De figuren 6, 7 en 8 presenteren de ontwikkeling in deze indicatoren: de aandelen van de bevolking met betaald werk, het werkloosheidspercentage en het aandeel leerlingen in de derde klas van het voortgezet onderwijs dat havo of vwo volgt naar achtergrond, generatie en (school)jaar. De figuren laten verschillen zien zowel tussen de uiteenlopende herkomstgroepen als tussen de generaties binnen dezelfde herkomstgroep.

In het algemeen tonen de grafieken dat de positie van groepen met een migratieachtergrond nog ongunstiger is in vergelijking tot de groep zonder migratieachtergrond, waarbij de positie van de 2e generatie veelal beter is dan die van de 1e generatie. De arbeidsparticipatie (figuur 6) van de groepen met een migratieachtergrond stijgt in het algemeen gedurende de laatste drie jaren en het verschil met autochtonen neemt af. Bij de 2e generatie met Surinaamse en Antilliaanse achtergrond is de participatiegraad nu hoger dan onder de groep met autochtoon Nederlandse achtergrond. Ook bij de werkloosheid (figuur 7) tekent zich een positieve ontwikkeling af: de werkloosheid daalt voor de meeste herkomstcategorieën de afgelopen drie jaar sneller dan onder de autochtoon Nederlandse groep zodat de achterstand afneemt. Wel ligt bij een aantal categorieën de werkloosheid onder de 2e generatie nog hoger dan onder de 1e. In het onderwijs zien we dat bij de meeste categorieën het aandeel leerlingen dat in het 3e leerjaar de hogere vormen (havo of vwo) volgt in het algemeen toeneemt (figuur 8) maar dat het verschil met autochtoon Nederlandse leerlingen in stand blijft aangezien zich ook bij deze categorie een stijging aftekent.

Figuur 6 Kerncijfers integratie: netto arbeidsparticipatie2 (%)

Bron: CBS, Kernindicatoren Integratie.

Figuur 7 Kerncijfers integratie: werkloze beroepsbevolking3 (%)

Bron: CBS, Kernindicatoren Integratie.

Figuur 8 Kerncijfers integratie: Aandeel havo/vwo-leerlingen in het 3e leerjaar van het voortgezet onderwijs (%)

Bron: CBS, Kernindicatoren Integratie.

Inkomensoverdrachten

Een remigratievoorziening is een maandelijkse uitkering op grond van de Remigratiewet met eventueel een tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering. Deze uitkering geldt voor personen die naar Nederland kwamen voor arbeid en vestiging, maar nu een dringende wens tot terugkeer hebben, omdat zij in een uitzichtloze en afhankelijke situatie (uitkering) verkeren en zelf hun remigratie niet kunnen bekostigen. Om voor een dergelijke uitkering in aanmerking te komen gelden criteria betreffende onder meer leeftijd, verblijfsduur in Nederland, doelgroep en herkomstland. Met de wijziging van de Remigratiewet per 1 juli 2014 zijn de criteria om in aanmerking te komen voor een remigratievoorziening aangescherpt. Tevens vervalt per 1 januari 2025 de mogelijkheid om een beroep te doen op een remigratievoorziening

Op de uitkeringen remigratievoorziening is het woonlandbeginsel van toepassing. Voorts kunnen er volledige, gekorte of nihil-uitkeringen worden verstrekt (na verrekening van overige inkomsten uit uitkeringen). Een gemiddelde uitkering van personen die vanaf 1 april 2000 zijn vertrokken is voor 2021 geraamd op € 507 per maand. Uitvoering van de wet is opgedragen aan de SVB.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven beginnen als gevolg van de eerder genoemde verscherping van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een uitkering in 2021 te dalen. Aanvankelijk werd deze daling nog vertraagd door de verhoging van de AOW-leeftijd, waardoor personen langer in de regeling blijven, en met de extra toeloop op de regeling voordat de wet in 2014 werd aangepast. In de meerjarenraming wordt rekening gehouden met de temporisering van de AOW-leeftijd uit het principeakkoord over de vernieuwing van het pensioenstelsel.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 105 Kerncijfers Remigratie
 

Realisatie 20191

Raming 2020

Raming 2021

Aantal remigranten met een periodieke uitkering ( x 1.000 personen, ultimo)2

14

13

13

1

SVB, jaarverslag.

2

Inclusief nihil-uitkeringen: de remigrant heeft recht op een remigratie-uitkering, maar na verrekening van andere, exporteerbare uitkeringsgelden wordt het bedrag op nihil vastgesteld.

Subsidies

De jaarlijkse subsidie voor vroege integratie en participatie is niet nieuw in 2021, maar is apart zichtbaar gemaakt, omdat deze structureel van aard is. Het betreft een subsidie aan het COA voor de screening en matching van asielstatushouders.

De post overige subsidies bestaat in 2021 met name uit incidentele subsidies in het kader van de implementatie van het nieuwe inburgeringsstelsel. Het betreffen onder meer subsidies aan Divosa en VNG.

Opdrachten

Het budget voor opdrachten in het kader van inburgering en integratie is in 2021 wat hoger dan in de jaren erna. Er zijn middelen aan toegevoegd voor de implementatieactiviteiten voor het nieuwe inburgeringsstelsel. De dekking hiervoor komt uit de bij het regeerakkoord beschikbaar gestelde middelen. Aan het budget waren eerder extra middelen toegevoegd voor activiteiten in het kader van het programma VIA. Het gaat daarbij om het uitvoeren van pilots om in de praktijk na te gaan welke beleidsaanpak effectief is. Zo vindt de beleidsontwikkeling nadrukkelijk evidence based plaats.

Uit het reguliere budget worden aanbestedingen bekostigd in verband met ontwikkeling, onderhoud en vernieuwing van inburgeringsexamens, onderzoek en methodiekontwikkeling, en voorlichting op het terrein van integratieonderwerpen (weerbare samenleving en sociale stabiliteit, tegengaan van sociale spanningen binnen een sociaal diverse samenleving, etc.).

Een voorbeeld van een opdracht die uit dit budget wordt bekostigd is de monitoring- en onderzoeksstructuur waarbij op basis van registergegevens door het CBS en periodieke surveys van het SCP de maatschappelijke positie en ontwikkeling van uiteenlopende groepen met en zonder migratieachtergrond worden bijgehouden.

Tabel 106 Kerncijfers inburgering
 

Realisatie 2019

Raming 2020

Raming 2021

Inburgeringsplichtige nieuwkomers die een kennisgeving van DUO krijgen (x 1.000 personen, ultimo)

181

18

19,6

Inburgeraars die slagen voor het inburgeringexamen(x 1.000 personen, ultimo)2

321

23

24

Asielgerechtigde nieuwkomers die deelnemen aan de voorbereiding op inburgering in de opvang van COA (x 1.000 personen, ultimo)

4,63

5,0

6,4

Asielgerechtigde nieuwkomers die deelnemen aan de maatschappelijke begeleiding door gemeenten (x 1.000 personen, ultimo)

71

10

10

1

DUO, informatiesysteem Inburgering.

2

Dit kan zowel op A2 niveau zijn als op niveau Staatsexamen B1 of B2.

3

COA, voortgangsrapportages.

Bijdrage aan agentschappen

DUO voert het examen- en leenstelsel inburgering uit. Ook vervult het agentschap taken op het vlak van de handhaving inburgeringsplicht. DUO ontvangt hiervoor een bijdrage van het Ministerie van SZW. In 2019 en 2020 is het budget tijdelijk verhoogd om achterstanden bij de examens weg te werken. Vanaf 2021 daalt het budget weer naar het meer reguliere niveau. Vanaf de inwerkingtreding van de nieuwe Wet inburgering verandert de taak van DUO en naar verwachting wijzigt hierdoor het budget dat nu op dit artikel staat. Vanuit de beschikbare regeerakkoordmiddelen voor taalles bij integratie zijn middelen gereserveerd op artikel 99 voor nieuwe taken bij DUO. Met DUO wordt het gesprek gevoerd over het benodigde budget voor de taken in het nieuwe stelsel. Wanneer daar meer duidelijkheid over is zullen de benodigde middelen aan de bijdrage aan agentschappen worden toegevoegd.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Het Ministerie van SZW verstrekt het COA jaarlijks een bijdrage voor de voorinburgering van asielmigranten in de AZC’s. De bijdrage voor 2021 en verdere jaren is hoger dan in 2020, omdat de in de raming verwerkte volumeprognose uitgaat van een hoger aantal vergunninghouders dan in de begrotingsstand 2020, op basis van de offerte en een tussentijdse uitvoeringsrapportage van het COA. Het lagere volume in 2020 is mede het gevolg van de coronacrisis waardoor de voorinburgering een tijdje stil heeft gelegen.

Bijdrage aan medeoverheden

Het Ministerie van SZW verstrekt gemeenten via een decentralisatie-uitkering (DU) financiële middelen voor het verlenen van maatschappelijke begeleiding aan inburgeringsplichtige vergunninghouders die zich in een gemeente vestigen. Voor vergunninghouders die na inwerkingtreding van de nieuwe Wet inburgering de inburgeringsplicht krijgen opgelegd, wordt de financiële bijdrage voor maatschappelijke begeleiding onderdeel van de specifieke uitkering.

De regering is voornemens om per 1 juli 2021 een nieuw inburgeringsstelsel in werking te laten treden waarin gemeenten verantwoordelijk worden voor de inkoop van inburgeringsvoorzieningen. Het Ministerie van SZW verstrekt hiertoe vanaf 2021 een financiële bijdrage aan gemeenten via een specifieke uitkering. Hieruit worden naast de maatschappelijke begeleiding onder andere ook de inburgeringscursussen gefinancierd.

Leningen

Het Ministerie van SZW verleent – indien zij of hun partner niet over voldoende financiële middelen beschikken – via DUO leningen aan migranten met de plicht tot inburgering. Het leenstel hanteert het draagkrachtbeginsel. Asielmigranten die met succes en tijdig hun inburgering afronden hoeven de lening niet terug te betalen. Voor asielmigranten die onder het nieuwe stelsel vallen, komt een inburgeringsaanbod van gemeenten in de plaats van de lening. De groep overige migranten zal ook in het nieuwe stelsel gebruik kunnen maken van een sociale lening. Terugbetaling geschiedt in beginsel in termijnen voor de duur van 10 jaar. Ook migranten die eerst gealfabetiseerd moeten worden, kunnen van het leenstelsel gebruik maken.

Tabel 107 Kerncijfers leningen
 

Realisatie 2019

Raming 2020

Raming 2021

Toegekende leningen

   

Aantal aan inburgeraars toegekende leningen (x 1.000 personen, ultimo)

11

12

9

    

Terugbetaalde leningen

   

Aantal terugbetalende inburgeraars die in het betreffende jaar een terugbetaling op hun lening doen (x 1.000 personen, ultimo)

13

11

14

    

Kwijtgescholden leningen

   

Aantal inburgeraars met kwijtgescholden lening (x 1.000 personen, ultimo)

21

17

11

Totaalbedrag kwijtgescholden leningen inclusief rente (x € 1 mln)

181

150

100

Bron: DUO, Informatiesysteem inburgering.

Ontvangsten

De ontvangsten op dit artikel bestaan uit terugbetalingen op leningen. Op de leningen die terugbetaald moeten worden is het draagkrachtbeginsel van toepassing. De verwachting is daarom dat er beperkte ontvangsten vanuit het leenstelsel zullen komen.

2

Het aandeel van de bevolking van 15 tot 75 jaar met betaald werk voor ten minste een uur per week.

3

Het aandeel van de bevolking van 15 tot 75 jaar zonder betaald werk, die recent naar werk hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar zijn. Bij betaald werk gaat het om werkzaamheden ongeacht de arbeidsduur.

Licence