Base description which applies to whole site

3.5 Artikel 36. Contraterrorisme en nationaal veiligheidsbeleid

Bijdragen aan een veilig en stabiel Nederland door het voorkomen en beperken van maatschappelijke ontwrichting door dreigingen te onderkennen, de weerbaarheid van burgers, bedrijfsleven en overheidsorganen te verhogen en de bescherming van vitale belangen te versterken.

De Minister heeft een regisserende rol op het gebied van nationale veiligheid en crisisbeheersing, terrorismebestrijding en cybersecurity.15 Bij Koninklijk Besluit is vastgelegd dat de Minister doorzettingsmacht heeft wanneer het gaat om het voorkomen van terroristische misdrijven.16 

De Minister is stelselverantwoordelijk voor de brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing. De Minister verstrekt aan de veiligheidsregio’s een bijdrage, de Brede Doeluitkering Rampenbestrijding, voor hun taken op dat gebied. Ook verstrekt de Minister een bijdrage aan het Instituut Fysieke Veiligheid om de veiligheidsregio’s bij hun taakuitvoering te ondersteunen.

De Minister heeft op basis van onder andere de Politiewet de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de leden van het Koninklijk Huis en is daarmee verantwoordelijk voor een adequate en proportionele uitvoering van de beveiliging rondom de leden van het Koninklijk Huis en hun woon- en werkverblijven. De Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Defensie zorgen voor de uitvoering daarvan in personele zin. Deze ministers hebben middelen voor deze beveiligingstaken op hun begroting staan, ongeacht of deze uitgaven voor beveiliging betrekking hebben op leden van het kabinet, van de Kamers der Staten-Generaal of het Koninklijk Huis. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties zorgt voor een adequate uitvoering van fysieke beveiliging van woon- en werkverblijven. Vanwege veiligheidsrisico’s worden deze uitgaven niet nader toegerekend, omdat daar informatie over de beveiliging aan zou kunnen worden ontleend naar de te beveiligen objecten en personen.

De maatschappelijke effecten van het beleid ter bescherming van de nationale veiligheid (onder andere crisis- en cybersecuritybeleid en terrorismebestrijding) laten zich door het grote aantal activiteiten en instrumenten, de afhankelijkheid van derden bij de realisatie van de doelstellingen en met name de onvoorspelbaarheid van gebeurtenissen die de nationale veiligheid bedreigen, niet (altijd) in prestatie-indicatoren of kengetallen uitdrukken. Kwalitatieve indicatoren zijn te vinden in de voortgangsrapportages met betrekking tot contraterrorisme en -extremisme, cybersecurity en nationale veiligheid die jaarlijks aan de Tweede Kamer worden aangeboden.17 

In het kader van de stelselverantwoordelijkheid van de Minister voor de brandweerzorg, rampenbestrijding en decentrale crisisbeheersing wordt eind 2020 de evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s door een onafhankelijke commissie afgerond. In 2021 komt na overleg met de betrokken (crisis)partners de kabinetsreactie op deze evaluatie tot stand. Bij de verdere versterking van de rampenbestrijding en decentrale crisisbeheersing zullen de leerervaringen bij de aanpak van de COVID-19 pandemie een belangrijke rol spelen.

Ter versterking van de risico- en crisisbeheersing coördineert de Minister de uitvoering van de Agenda Risico- en Crisisbeheersing 2018-202118. In het kader van deze agenda, mede op basis van de actuele ervaringen met de aanpak van de COVID-19 crisis en de bevindingen van de evaluatie commissie Wet veiligheidsregio’s wordt in 2021 de samenwerking tussen Rijk en veiligheidsregio’s verder verstevigd. Hierbij worden onder meer geactualiseerde Nationale Crisisplannen voor infectieziekten en Digitaal vastgesteld. Daarnaast zal 2021 in het teken staan van het waar mogelijk en nodig bestendigen van de samenwerkings(vormen) die gegeven de aanpak van de COVID-19 crisis zijn ontstaan. De basis hiervoor zal onder meer komen uit de lessen die de huidige aanpak alle betrokken partijen biedt.

In de brandweerzorg zal in 2021 bijzondere aandacht zijn voor aanpassing van de rechtspositie van de brandweervrijwilligers en voor het behoud en werving van personeel. In de regelgeving voor opkomsttijden wordt met behoud van de kwaliteit van brandweerzorg meer rekening gehouden met gebied specifieke kenmerken, zoals bevolkingsdichtheid en concentraties van industriële bedrijvigheid. Gewerkt wordt aan een verkenning van de brandweer op langere termijn.

Tabel 28 Tabel Budgettaire gevolgen van beleid artikel 36 (bedragen x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Verplichtingen

246.699

269.548

273.598

273.615

273.646

273.240

273.240

        

Programma-uitgaven

256.921

269.548

273.598

273.615

273.646

273.240

273.240

Waarvan juridisch verplicht

  

96%

    

36.2 Nationale Veiligheid en terrorismebestrijding

       

Bijdrage Agentschappen

       

Overige bijdragen agentschappen

110

330

330

330

330

330

330

Bijdrage ZBO's/RWT's

       

Instituut Fysieke Veiligheid

30.361

30.745

30.372

30.367

30.370

30.370

30.370

Bijdrage medeoverheden

       

Brede Doeluitkering Rampenbestrijding

184.037

172.620

172.799

172.758

172.780

172.780

172.780

Overige Bijdrage medeoverheden

5.549

24.739

29.692

29.829

29.829

29.829

29.829

Subsidies

       

Nederlands Rode Kruis

1.200

1.291

1.291

1.333

1.333

1.333

1.333

Nationaal Veiligheids Instituut

981

1.282

1.285

1.283

1.285

1.285

1.285

Overige Subsidies

3.657

2.725

2.730

2.732

2.732

2.732

2.732

Opdrachten

       

Project NL-Alert

4.254

4.465

4.597

4.921

4.922

4.922

4.922

NCSC

5.724

7.910

8.735

8.750

8.750

8.750

8.750

Overige Opdrachten

7.302

10.266

8.578

8.105

8.108

7.702

7.702

        

36.3 Onderzoeksraad voor Veiligheid

       

Bijdrage ZBO's/RWT's

       

Onderzoeksraad voor Veiligheid

13.746

13.175

13.189

13.207

13.207

13.207

13.207

        

Ontvangsten

568

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

Budgetflexibiliteit

Het juridisch verplichte deel heeft voornamelijk betrekking op de verplichtingen die voortvloeien uit de Wet Veiligheidsregio’s (BDuR) en het Besluit Rijksbijdrage IFV alsmede op een doorlopende subsidieregeling.

36.2 Nationale veiligheid en terrorismebestrijding

Bijdragen aan ZBO’s en RWT’s

Instituut Fysieke Veiligheid (IFV)

Het IFV verricht taken op het terrein van brandweer, Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (GHOR), rampenbestrijding en crisisbeheersing. Die taken betreffen onder meer het brandweeronderwijs (opleiden, trainen en oefenen), het ontwikkelen van lesstof, de uitvoering en organisatie van examens alsmede de verwerving en het beheer van (rampenbestrijdings-)materieel. Andere taken zijn het verzamelen en beheren van relevante kennis en het doen van onderzoek. Het IFV ontvangt voor deze wettelijke taken op grond van artikel 2 van het Besluit rijksbijdragen IFV een lumpsumbijdrage.19 

In opdracht van het Veiligheidsberaad is in afstemming met het Ministerie van JenV, de vakorganisaties en het IFV een programmaplan vrijwilligheid opgesteld.20 Uitgangspunt van het programma is het behoud van vrijwilligheid bij de brandweer in Nederland. Voor de uitvoering van dit plan ontvangt het IFV in de periode 2018-2021 uit de regeerakkoordgelden een jaarlijkse bijdrage van € 0,5 mln.

Los van de bijdragen van JenV voor wettelijke taken en de incidentele bijdragen verricht het IFV in opdracht van de veiligheidsregio’s gemeenschappelijke werkzaamheden en, op commerciële basis, werkzaamheden voor derden, zoals bedrijven, ministeries en gemeenten (ook wel aangeduid als wettelijk toegestane werkzaamheden).

De Commissie evaluatie Wet veiligheidsregio’s heeft als opdracht ook de wettelijke bepalingen in de Wet veiligheidsregio’s met betrekking tot het IFV te evalueren, en het IFV zal daarom onderdeel zijn van de kabinetsreactie op de evaluatie, die in 2021 wordt opgesteld.

Bijdragen aan medeoverheden

Brede Doeluitkering Rampenbestrijding (BDuR)

De BDuR is een lumpsumbijdrage die wordt verstrekt aan de 25 veiligheidsregio’s voor de uitvoering van wettelijke taken. Dit betreft onder andere de volgende hoofdtaken (zie ook artikel 10 van de Wet Veiligheidsregio’s):

  • de bestrijding van branden en het organiseren van rampenbestrijding en crisisbeheersing;

  • het instellen en in stand houden van de brandweer en de geneeskundige hulp bij ongevallen en rampen.

Naast deze rijksbijdrage, die ongeveer 15 procent van de inkomsten van de veiligheidsregio’s behelst, ontvangen de veiligheidsregio’s een bijdrage van de gemeenten. De verdeling van de BDuR over de veiligheidsregio’s in een vast en een variabel deel vindt plaats conform het verdeelsysteem dat te vinden is in bijlage 2 van het Besluit veiligheidsregio’s. In overeenstemming met artikel 8.1 van het Besluit veiligheidsregio’s worden de bijdragen bekend gemaakt in een brief die wordt verstuurd aan de veiligheidsregio’s. 

Het aandeel van de veiligheidsregio’s in de kosten van het beheer door de politie van de meldkamers bedraagt € 14 mln. en is vanaf 2020 via een korting op de Brede Doeluitkering Rampenbestrijding beschikbaar gesteld aan de politie.

Overig Nationale Veiligheid en terrorismebestrijding

De bijdragen met betrekking tot de gemeentelijke aanpak contraterrorisme in het kader van de versterking van de veiligheidsketen worden jaarlijks op dit instrument verantwoord. Ook de middelen met betrekking tot de verdere inrichting van de eenheid Passagiersinformatie Nederland (Pi-NL) worden op dit instrument verantwoord.

Subsidies

Nederlands Rode Kruis

Jaarlijks ontvangt het Nederlandse Rode Kruis een subsidie van JenV ten behoeve van de ondersteuning van de grootschalige geneeskundige hulpverlening en de tracing, het opsporen van familieleden met wie het contact is verloren als gevolg van een situatie waarin humanitaire actie vereist is. Deze subsidie wordt toegekend op grond van artikel 8 van het Besluit Rode Kruis.

Nationaal Veiligheidsinstituut

Het Nationaal Veiligheidsinstituut ontvangt ook in 2021 subsidie om een landelijk expositiecentrum op het terrein van veiligheid te beheren. Over het beheer en exposeren van het betreffende erfgoed in de jaren daarna vindt overleg plaats met betrokken partijen. Deze begrotingsvermelding vormt de wettelijke grondslag voor de hier bedoelde subsidieverlening als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c, van de Algemene Wet Bestuursrecht. 

Overige Nationale Veiligheid en terrorismebestrijding

Onder dit instrument vallen de subsidies die worden verstrekt met het doel de aantasting van de nationale veiligheid te voorkomen en crisisbeheersing te verbeteren. Onder meer worden in dit kader projecten gefinancierd die het presterend vermogen van veiligheidspartners verhogen door slimmer, sneller en/of efficiënter te gaan werken. Het gaat om incidentele subsidies die worden verstrekt op grond van de Wet Justitiesubsidies.

Opdrachten

Project NL-Alert

NL-Alert is het landelijk alarmeringssysteem voor het alarmeren en informeren van de bevolking bij rampen, crises en andere ernstige incidenten. De veiligheidsregio's alarmeren en informeren met dit systeem mensen over een acute crisis per mobiele telefoon (cell broadcast), apps, digitale vertrekborden en reclamezuilen, en andere kanalen. Hierbij kunnen aan burgers handelings­perspectieven worden meegegeven. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid is verantwoordelijk voor het beheer en de doorontwikkeling van NL-Alert.

Onder de post ‘Project NL-Alert’ valt tevens de bekostiging van het beheer en de doorontwikkeling van de Noodcommunicatievoorziening (NCV) waarvoor het Ministerie van Justitie en Veiligheid eveneens verantwoordelijk is. Het NCV is een telecommunicatienetwerk dat specifiek bedoeld is voor gebruik door overheid en hulpdiensten tijdens een ramp of crisis als het reguliere openbare telefoonnet overbelast raakt of uitvalt.

Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC)

Het NCSC heeft krachtens de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen (voorheen de Wgmc) diverse taken ter voorkoming of beperking van de uitval van de beschikbaarheid of het verlies van integriteit van de systemen van rijks- en vitale organisaties en ter verdere versterking van de digitale weerbaarheid van de Nederlandse samenleving. Is er sprake van een dreiging of een incident in netwerk- en informatiesystemen van vitale aanbieders, onderdelen van het Rijk of digitale dienstverleners (DSP’s), dan is het NCSC het aangewezen Computer Security Incident Response Teams (CSIRT). Tevens worden de Rijksoverheid en vitale aanbieders en anderen in en buiten Nederland, die voor vitaal belang zijn voor de Nederlandse samenleving, geïnformeerd en geadviseerd over dreigingen en incidenten met betrekking tot informatiesystemen. Daarnaast is het NCSC het nationaal centraal contactpunt met een operationeel coördinerende rol binnen de nationale crisisstructuur in geval van een ernstig ICT-incident of een ICT-crisis.

Overige Nationale Veiligheid en terrorismebestrijding

Onder dit instrument vallen de opdrachten die worden verstrekt met het doel de aantasting van de nationale veiligheid te voorkomen en crisisbeheersing te verbeteren. Onder meer worden in dit kader projecten gefinancierd die het presterend vermogen van veiligheidspartners verhogen door slimmer, sneller en/of efficiënter te gaan werken.

36.3 Onderzoeksraad voor Veiligheid

Bijdragen aan ZBO’s en RWT’s

Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV)

De OVV verricht op grond van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid onafhankelijk onderzoek en stelt op basis daarvan aanbevelingen op voor het structureel vergroten van de veiligheid. De OVV besluit op eigen gezag en in volledige onafhankelijkheid tot het doen van onderzoek naar de oorzaak van (ernstige) ongevallen en rampen of een dreiging daarvan. Uitzonderingen hierop zijn de bij wet of internationaal voorgeschreven onderzoeken die door de OVV worden verricht (waaronder op het terrein van lucht- en scheepvaart). De bijdrage voor 2021 bedraagt € 13,2 mln.

15

De verantwoordelijkheid van de minister is gebaseerd op de Wet veiligheidsregio’s (verantwoordelijkheid voor het stelsel van brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening in de regio (GHOR), rampenbestrijding en crisisbeheersing), de Politiewet 2012 (bewaken en beveiligen), de Luchtvaartwet (beveiliging burgerluchtvaart) en het Koninklijk Besluit van 14 december 2005 (terrorismebestrijding).

16

Besluit van 14 december 2005, houdende tijdelijke herindeling van ministeriële taken in geval van een terroristische dreiging met een urgent karakter, Stb. 2005, nr. 662.

17

Voor de meest recente versies wordt verwezen naar respectievelijk: brief integrale aanpak Jihadisme (Kamerstukken II , 2017-2018,, 29 754, nr. 419); Brief dreigingsbeeld cyber security (kamerstukken II 2017-2018, 26643 nr. 540), Voortgangsbrief Nationale Veiligheid (Kamerstukken II, 2017-2018, 30 821, nr. 38).

18

Kamerstukken II 2018-2019, 30 821, 50

20

Kamerstukken II 2018-2019, 29 517, nr. 144

Licence