De overheid biedt een basispensioen aan personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. De overheid stimuleert de opbouw van en stelt kaders voor de houdbaarheid van aanvullende arbeidspensioenen en draagt zorg voor toezicht op de naleving daarvan.
Het kabinet vindt dat iedere gepensioneerde een basispensioen dient te hebben. Daarom verschaft zij een basispensioen (AOW) aan diegenen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. Dit is de eerste pijler van het Nederlandse pensioenstelsel. Daarnaast bevordert de overheid het opbouwen van toekomstbestendige aanvullende pensioenen, zodat werknemers na hun pensionering niet te maken krijgen met een grote inkomensachteruitgang. Momenteel bouwt ruim 87% van de werknemers een aanvullend arbeidspensioen op door verplichte deelname aan pensioenregelingen die vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers meestal beheren. Dit betreft de tweede pijler van het Nederlandse pensioenstelsel. Met regelgeving en toezicht waarborgt de overheid een zorgvuldig beheer van de ingelegde pensioengelden. In de derde pijler van het pensioenstelsel kunnen mensen facultatief op eigen initiatief individuele pensioenproducten afsluiten.
De overheid biedt inkomensondersteuning aan AOW-gerechtigden (IOAOW) en biedt een overbruggingsuitkering aan mensen die per 1 januari 2013 reeds deelnemen aan een vut- of prepensioenregeling of een daarmee vergelijkbare regeling en die zich niet hebben kunnen voorbereiden op de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd (OBR).
Inwoners van Caribisch Nederland die de AOV-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, ontvangen een basispensioen op grond van de Algemene Ouderdomsverzekering (AOV).
De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen en de aanvullende arbeidspensioenen regisseert de Minister. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:
– de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
– de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen voor zover de overheid hier zelf verantwoordelijkheid voor draagt;
– de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB;
– de vormgeving van het toezicht met betrekking tot de arbeidspensioenen door De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM);
– de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).
De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het pensioenbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.
Implementatietraject wetsvoorstel toekomst pensioenen
Nu de Wet toekomst pensioenen is aangenomen, zullen sociale partners en pensioenuitvoerders op een zelf gekozen moment binnen de gestelde transitietermijnen de overstap maken naar het nieuwe pensioenstelsel. Dit is een grote operatie die de bestaanszekerheid en het inkomen van miljoenen Nederlanders raakt en alleen kan slagen als partijen met elkaar samenwerken en ervaringen delen. Daarom loopt er gedurende de volledige transitieperiode een meerjarig implementatietraject.
Het hoofddoel van dit implementatietraject is dat samen met de betrokken partijen uit de sector de stelselherziening de komende jaren goed wordt geïmplementeerd. Met vertrouwen bij zowel de professionals in de sector als bij het algemene publiek. Voor professionals is er met werkenaanonspensioen.nl een platform ‘voor en door de sector’ opgezet met praktische hulpmiddelen, nieuws en achtergrondinformatie. Dit platform wordt het komende jaar verrijkt met onder andere animaties en webinars, en verder aangevuld met bijeenkomsten en overige informatie waar in de sector vraag naar is. Daarnaast is er komend jaar een vervolg van de in 2023 gestarte informatiecampagne richting het algemene publiek met een verdere aanvulling op basis van vragen van het publiek van het publieksplatform onsnieuwepensioen.nl. Ten slotte is een belangrijk onderdeel van het implementatietraject het signaleren van knelpunten, het monitoren van de voortgang van de implementatie en het doen van onderzoek (onder meer naar vertrouwen in het stelsel) om daar zo nodig actie op te kunnen ondernemen. Ook dit gebeurt in samenwerking met partijen uit de sector. Verder zal de aangekondigde Regeringscommissaris transitie pensioenen hierin een rol spelen door onafhankelijk te adviseren over het verloop van de transitie en door ervaringen en goede voorbeelden binnen de sector te delen.
Externe geschilleninstantie(s)
De Wet toekomst pensioenen introduceert externe geschilleninstantie(s) voor de pensioensector. Deelnemers kunnen op die manier, na het doorlopen van de interne klachtenprocedure bij hun eigen pensioenuitvoerder, klachten neerleggen bij een externe geschilleninstantie. De geschilleninstantie(s) worden door de sector ingericht en in stand gehouden. De werking van de geschilleninstantie(s) zal tijdens en na de transitiefase op onderdelen worden geëvalueerd. Dit kan mogelijk leiden tot aanpassing van beleid. Overigens staat voor een deelnemer, naast de externe geschilleninstantie, ook altijd de mogelijkheid open om het geschil voor te leggen aan de rechter.
Wetsvoorstel herziening bedrag ineens
Op grond van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen kan een deelnemer op de pensioeningangsdatum maximaal 10% van de opgebouwde pensioenaanspraken opnemen (‘bedrag ineens’). In het wetsvoorstel herziening bedrag ineens worden een aantal technische aanpassingen voorgesteld ten aanzien van de mogelijkheid om de uitbetaling van het bedrag ineens uit te stellen. In dit wetsvoorstel wordt onder andere de periode tussen de pensioeningangsdatum en het uitbetalingsmoment verkleind. Ook wordt de uitkeringsstroom vereenvoudigd. Het bedrag ineens treedt niet eerder in werking dan 1 juli 2024. Hierbij moet worden opgemerkt dat de uiteindelijke datum afhankelijk zal zijn van de voortgang van het parlementaire proces.
Wetsvoorstel keuzemogelijkheden nabestaandenpensioen
Op dit moment ontvangt een partner bij overlijden van de deelnemer voor pensioendatum een levenslang partnerpensioen dat veelal een maandelijks vaste uitkering inhoudt. In het advies van de Stichting van de Arbeid over het nabestaandenpensioen is aangegeven dat er ruimte moet zijn voor meer keuzemogelijkheden en maatwerk binnen het partnerpensioen, waarbij actuariële neutraliteit het uitgangspunt is.
Het kabinet werkt aan een wetsvoorstel dat een keuzerecht regelt voor nabestaanden, die op het moment van het overlijden van hun partner de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt, om een bedrag ineens op te nemen. De rechthebbende partner kan deze keuze dan maken na het overlijden van de deelnemer.
Besluit Gegevensverstrekking voor Keuzebegeleiding
Met de inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen is er de wettelijke grondslag gecreëerd voor gegevensuitwisseling tussen pensioenuitvoerders via het platform van mijnpensioenoverzicht.nl voor keuzebegeleiding. Met deze gegevensuitwisseling kunnen pensioenuitvoerders deelnemers een completer beeld geven van hun pensioeninkomsten na pensionering, zodat ze beter in staat zijn de gevolgen van keuzes in de pensioenregeling te overzien. Per Algemene Maatregel van Bestuur, het Besluit Gegevensverstrekking voor Keuzebegeleiding, worden nadere eisen en waarborgen gesteld aan de gegevensuitwisseling zodat deze in lijn is met de van toepassing zijnde privacy wet- en regelgeving. Het kabinet is voornemens om de Algemene Maatregel van Bestuur op 1 juli 2024 in werking te laten treden.
Pensioen zelfstandigen
Het aantal zelfstandigen in ons land neemt toe. Het kabinet vindt pensioenopbouw voor zelfstandigen belangrijk en daarom zijn er met de Wet toekomst pensioenen verschillende maatregelen genomen. De Stichting van de Arbeid heeft aangekondigd te komen met een advies over de toegankelijkheid van de tweede pijler voor zelfstandigen. Op basis daarvan wordt bezien of er aanvullende maatregelen nodig zijn om zelfstandigen beter in staat te stellen te sparen voor de oude dag. Daarbij wordt tevens een aantal aangenomen moties en toezeggingen over de derde pijler en vrijwillige voortzetting als default betrokken.
Schuldig Nalatig
In 2023 is het wetsvoorstel afschaffen schuldige nalatigheid AOW naar de Tweede Kamer verstuurd. Het doel van het wetsvoorstel is om de premie invordering van de AOW en de vaststelling van het AOW-recht voor de Belastingdienst en de SVB te vereenvoudigen. Daarnaast beoogt het wetsvoorstel een disproportioneel effect voor burgers te voorkomen. De AOW-opbouw systematiek blijft hiermee ongewijzigd en de plicht tot betaling van de premie blijft. De Belastingdienst zal in de nieuwe situatie trachten de premievordering als onderdeel van de belastingaanslag in te blijven vorderen zolang dit mogelijk is. Met het wetsvoorstel wordt ook de korting vanwege schuldige nalatigheid op de AOV-uitkering op Caribisch Nederland afgeschaft.
Verhoging AOV Caribisch Nederland
Om de koopkracht te bevorderen en de armoede te bestrijden verhoogt het kabinet de Algemene Ouderdomsverzekering (AOV) CN tot 85% van het Wettelijk Minimumloon (WML). Hierbij is rekening gehouden met een aanzienlijke stijging van het WML per 1 januari 2024. De precieze verhoging van het WML moet nog worden vastgesteld. Partijen in CN zullen hierover om advies worden gevraagd.
Omschrijving | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 29.515 | 41.945 | 53.173 | 55.606 | 58.373 | 61.391 | 65.077 |
Uitgaven | 29.673 | 41.945 | 53.173 | 55.606 | 58.373 | 61.391 | 65.077 |
Inkomensoverdrachten | |||||||
AOV inclusief tegemoetkoming (Caribisch Nederland) | 28.148 | 40.311 | 51.864 | 54.715 | 57.892 | 61.044 | 64.730 |
Overbruggingsregeling AOW | 919 | 1.293 | 948 | 530 | 134 | 0 | 0 |
Opdrachten | |||||||
Opdrachten | 606 | 341 | 361 | 361 | 347 | 347 | 347 |
Ontvangsten | 166 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Ontvangsten | |||||||
Restituties | 166 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Geschatte budgetflexibiliteit
2024 | |
---|---|
juridisch verplicht | 99% |
bestuurlijk gebonden | 0% |
beleidsmatig gereserveerd | 0% |
nog niet ingevuld/ vrij te besteden | 1% |
De begrotingsgefinancierde uitgaven op artikel 8 Oudedagsvoorziening zijn voor 99% juridisch verplicht voor het jaar 2024. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.
Inkomensoverdrachten
De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten AOV en de Overbruggingsregeling AOW (OBR).
Opdrachten
De middelen onder opdrachten zijn voor 25% juridisch verplicht. De juridisch verplichte uitgaven betreffen gereserveerde middelen voor onderzoek naar het effect van de AOW-leeftijdsverhoging.
Budgettaire gevolgen van beleid premiegefinancierd
Omschrijving | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 44.030.599 | 47.999.950 | 52.134.210 | 55.107.360 | 58.887.416 | 62.430.310 | 65.187.390 |
Uitgaven | 44.030.599 | 47.999.950 | 52.134.210 | 55.107.360 | 58.887.416 | 62.430.310 | 65.187.390 |
Inkomensoverdrachten | |||||||
AOW | 43.000.051 | 47.803.642 | 48.304.646 | 49.391.643 | 50.562.927 | 51.762.487 | 52.235.083 |
Inkomensondersteuning AOW | 1.030.548 | 196.308 | 198.584 | 0 | 0 | 0 | 0 |
AOW nominaal | 0 | 0 | 3.611.321 | 5.715.717 | 8.324.489 | 10.667.823 | 12.952.307 |
Inkomensoudersteuning AOW nominaal | 0 | 0 | 19.659 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Ontvangsten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Inkomensoverdrachten
Algemene Ouderdomsverzekering (AOV) (Caribisch Nederland)
Personen die in Caribisch Nederland verzekerde jaren hebben opgebouwd voor de AOV en die de AOV-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, ontvangen een aan de verzekerde jaren gerelateerd ouderdomspensioen op grond van de AOV. Naast het ouderdomspensioen wordt op Sint Eustatius en Saba een tegemoetkoming verstrekt die gebaseerd is op de prijsverschillen tussen de eilanden. Tevens kent de AOV een partnertoeslag.
Budgettaire ontwikkelingen
Per 1 januari 2023 is de AOV beleidsmatig verhoogd tot het niveau van het ijkpunt sociaal minimum. Per 1 januari 2024 vindt een volgende beleidsmatige verhoging plaats. Hierdoor stijgen de uitgaven voor de AOV-uitkering over de periode 2022-2024. Meerjarig nemen de uitgaven toe op basis van demografische ontwikkelingen.
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 20221 | Raming 2023 | Raming 2024 | ||
---|---|---|---|---|
Volume AOV (x 1.000 personen, ultimo) | 4,8 | 4,8 | 4,8 |
Overbruggingsregeling AOW (OBR)
De OBR geldt voor mensen die per 1 januari 2013 reeds deelnemen aan een vut- of prepensioenregeling of een daarmee vergelijkbare regeling en die zich niet hebben kunnen voorbereiden op de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd. De regeling is per 1 oktober 2013 in werking getreden, werkt terug tot 1 januari 2013 en sluit voor nieuwe instroom per 1 januari 2024. Vanaf 2016 is de OBR uitgebreid voor mensen die tussen 1 januari 2013 en 1 juli 2015 met vroegpensioen zijn gegaan. De OBR overbrugt voor deze groep het AOW-gat voor zover dat het gevolg is van de versnelde verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd, omdat deze groep zich niet op die versnelling heeft kunnen voorbereiden. Sinds 1 oktober 2016 kan een OBR-uitkering tot maximaal 1 jaar met terugwerkende kracht worden aangevraagd (de aanvraag moet wel worden gedaan vóór dat de AOW-gerechtigde leeftijd is bereikt). De OBR kent een inkomenseis en een partner- en vermogenstoets (exclusief eigen woning en pensioenvermogen). De OBR wordt uitgevoerd door de SVB.
Wie komt er voor in aanmerking?
Het inkomen waarbij er toegang ontstaat tot de OBR bedraagt voor alleenstaanden maximaal 200% van het wettelijk minimumloon en voor paren 300% van het wettelijk minimumloon. Voor de vermogenstoets wordt aangesloten bij de grens van het vermogen uit box 3 uit de Wet Inkomstenbelasting 2001.
Hoe hoog is de OBR?
De maximale uitkeringshoogte van de overbruggingsregeling is afgeleid van het wettelijk minimumloon en komt netto overeen met de hoogte van het sociaal minimum onder de AOW-gerechtigde leeftijd. Inkomen uit arbeid wordt gedeeltelijk verrekend met de uitkeringshoogte. Inkomen uit uitkeringen wordt volledig in mindering gebracht op de overbruggingsuitkering. De hoogte is afhankelijk van het aantal verzekerde jaren in de opbouwperiode overeenkomstig de systematiek van de AOW, en begrensd tot de hoogte van het inkomen uit vut- of prepensioen of het daarmee vergelijkbaar inkomen dat aan de OBR voorafging.
Budgettaire ontwikkelingen
Toegang tot de OBR is in 2022 met twee jaar verlengd tot 1 januari 2024. Dit leidt ertoe dat er voor de OBR tot 2027 uitgaven worden voorzien. Aan de hand van de instroomrealisatiecijfers is het budget voor OBR naar boven bijgesteld. De relatief hoge instroom in gerealiseerde jaren werkt door in de uitkeringslasten tot 2027.
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 20221 | Raming 2023 | Raming 2024 | ||
---|---|---|---|---|
Instroom OBR (x 1.000 uitkeringen) | 0,1 | 0,1 | 0,1 |
Algemene Ouderdomswet (AOW)
De AOW is een volksverzekering en heeft als doel het verschaffen van een basispensioen aan degenen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. De AOW wordt uitgevoerd door de SVB. Hoofdstuk 5.1, Sociale fondsen SZW, gaat nader in op de financiering van de uitgaven aan de AOW.
Wie komt er voor in aanmerking?
Iedereen die rechtmatig in Nederland woont tussen de aanvangsleeftijd (in 2024 17 jaar) en de AOW-gerechtigde leeftijd (in 2024 67 jaar) is verplicht verzekerd voor de AOW. Ook als iemand niet in Nederland woont maar hier wel werkt en op grond daarvan onder de loonbelasting valt, is hij of zij verzekerd.
De AOW-gerechtigde leeftijd neemt de komende jaren stapsgewijs toe. In 2024 Is de AOW-gerechtigde leeftijd 67 jaar en 0 maanden. Dat is een toename van 2 maanden vergeleken met de leeftijd in 2023 (66 jaar en 10 maanden). Tussen 2024 en 2027 stijgt de AOW-leeftijd niet. In 2028 stijgt de AOW-leeftijd met 3 maanden naar 67 jaar en 3 maanden. Met ingang van 2025 wordt de AOW-leeftijd vastgesteld conform een 2/3e-koppeling aan de levensverwachting. De AOW-leeftijd wordt altijd vijf jaar van tevoren vastgesteld op basis van de wettelijk vastgestelde formule.
AOW’ers die vóór 1 april 2015 de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, kunnen in aanmerking komen voor de partnertoeslag als de jongere partner nog niet AOW-gerechtigd is. Die toeslag wordt alleen uitgekeerd als de jongste partner geen of weinig eigen inkomen heeft. De toeslag stopt zodra de partner een eigen AOW-pensioen ontvangt of wanneer de oudere partner overlijdt. Per 1 april 2015 is de partnertoeslag gesloten voor nieuwe instroom.
Hoe hoog is de AOW?
De hoogte van het AOW-basispensioen is gekoppeld aan het wettelijk minimumloon. Alleenstaanden ontvangen 70% van het AOW-normbedrag dat is afgeleid van het wettelijk minimumloon en gehuwden of samenwonenden elk 50%. De exacte bedragen voor 1 januari 2024 worden eind 2023 bekend gemaakt.
1 juli 2023 | |
---|---|
Gehuwd / samenwonend | 988,16 |
Alleenstaand | 1453,15 |
De bedragen in bovenstaande tabel zijn volledige AOW-pensioenen. Wie pas later in Nederland is komen wonen of een aantal jaren in het buitenland heeft gewoond en daarom niet de volledige opbouw heeft gehad, krijgt een lagere uitkering: voor ieder gemist jaar 2% minder AOW.
Budgettaire ontwikkelingen
De begrote uitgaven aan uitkeringslasten AOW bedragen in 2024 circa € 48,305 miljard. Inclusief de verwachte nominale ontwikkeling bedragen de geraamde uitgaven aan de AOW in 2024 circa € 51,916 miljard. Vanwege de vergrijzende bevolking nemen de uitkeringslasten de komende jaren toe. Tussen 2024 en 2027 stijgen de uitkeringslasten relatief sneller doordat de AOW-leeftijd in deze jaren constant blijft. In de jaren dat de AOW-leeftijd niet stijgt, bereiken relatief veel mensen de AOW-leeftijd. Echter, de stijging is iets afgezwakt doordat er in 2022 meer mensen van de AOW-gerechtigde leeftijd zijn overleden dan eerder verwacht. Dit werkt door in de prognose van het aantal AOW-gerechtigden, en daarmee de uitkeringslasten, in de komende jaren.
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 20221 | Raming 2023 | Raming 2024 | ||
---|---|---|---|---|
Volume AOW (x 1.000 personen, jaargemiddelde) | 3.581 | 3.568 | 3.604 | |
Personen met een onvolledige AOW-uitkering (% van totaal, ultimo) | 19 | 19 | 19 |
Handhaving
De onderstaande tabel geeft de resultaten weer in 2022 met betrekking tot preventie, opsporing, sanctionering en afdoening. Uit onderstaande tabel blijkt dat er ten opzichte van 2021 een daling is in de kennis der verplichtingen. In het onderzoek van I&O Research worden verschillende redenen genoemd waarom plichten niet herkend worden: sommige plichten worden als ‘logisch’ gezien, het proces van aanvragen is dermate eenvoudig dat men vervolgens niet verder over eventuele plichten nadenkt of omdat uitkeringsontvangers ervan uit lijken te gaan dat ‘de overheid toch al alles over mij weet’. Als voorbeeld wordt een ingevuld formulier van de Belastingdienst voor de inkomstenbelasting genoemd. Op basis van deze kennis gaat men ervan uit dat deze gegevens algemeen bekend zijn bij andere overheidsinstanties.
Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Preventie | Gepercipieerde detectiekans (%) | ‒1 | 382 | 362 | ||||
Kennis van de verplichtingen (%) | ‒1 | 922 | 892 | |||||
Opsporing3 | Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000) | 5,8 | 5,8 | 5 | ||||
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)4 | 0,4 | 0,4 | 0,5 | |||||
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) | 2,0 | 2,0 | 2,6 | |||||
Sanctionering3 | Aantal waarschuwingen (x 1.000) | 0,3 | 0,4 | 0,5 | ||||
Aantal boetes (x 1.000) | 0,3 | 0,3 | 0,3 | |||||
Totaal boetebedrag (x € 1 mln) | 0,4 | 0,4 | 0,5 | |||||
Ontstaansjaar vordering | ||||||||
2020 | 2021 | 2022 | ||||||
Terugvordering3 | Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2022 (%) | 42 | 39 | 18 |
Inkomensondersteuning AOW
In 2015 is een inkomensondersteuning voor AOW-gerechtigden geïntroduceerd die afhankelijk is van de opbouwjaren op grond van de AOW. De regeling wordt uitgevoerd door de SVB en gefinancierd uit het Ouderdomsfonds.
Wie komt er voor in aanmerking?
De inkomensondersteuning AOW-gerechtigden (IOAOW) wordt verstrekt aan iedereen die in aanmerking komt voor een AOW-uitkering en woonachtig is in de EU/EER/Zwitserland, verdragslanden of Caribisch Nederland. Hierdoor krijgen alleen personen die woonachtig zijn in een niet-verdragsland geen inkomensondersteuning AOW (0,1% van de AOW-gerechtigden).
Hoe hoog is de inkomensondersteuning AOW?
De hoogte van de IOAOW was tot 2022 afhankelijk van het aantal AOW-opbouwjaren. Per 1 januari 2023 is de hoogte vastgesteld op € 5 per maand. In 2024 wordt het bedrag geïndexeerd en per 1 januari 2025 wordt de IOAOW afgeschaft.
Budgettaire ontwikkelingen
De begrote uitgaven aan de IOAOW bedragen in 2024 circa € 199 miljoen. Inclusief de verwachte nominale ontwikkeling bedragen de geraamde uitgaven aan de IOAOW in 2024 circa € 218 miljoen. De IOAOW wordt per 1 januari 2025 afgeschaft.
Opdrachten
De gebudgetteerde middelen voor opdrachten bedragen in 2024 € 361.000 en nemen naar de toekomst toe iets af. De middelen onder opdrachten worden hoofdzakelijk ingezet voor onderzoek op het terrein van oudedagsvoorziening.
Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage ‘Fiscale regelingen’ in de Miljoenennota. Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota ‘Toelichting op de fiscale regelingen’.
2022 | 2023 | 2024 | |
---|---|---|---|
Pensioen niet-belaste premie | 23.138 | 25.316 | 26.745 |
Pensioen belaste uitkering | ‒ 13.952 | ‒ 15.706 | ‒ 17.632 |
Pensioen vrijstelling box 3 | 9.682 | 7.841 | 7.882 |
Lijfrente premieaftrek | 656 | 843 | 886 |
Lijfrente belaste uitkering | ‒ 399 | ‒ 449 | ‒ 508 |
Lijfrente vrijstelling box 3 | 277 | 224 | 227 |
Nettopensioen en nettolijfrente | 12 | 15 | 17 |
Sociale partners zijn verantwoordelijk voor de inhoud en de reikwijdte van pensioenregelingen. De overheid stelt regels om te bevorderen dat toezeggingen ook daadwerkelijk worden nagekomen en draagt zorg voor toezicht op de naleving daarvan.
Beleidsrelevante kerncijfers
Als kerncijfers zijn het totaal aantal pensioenfondsen opgenomen, het aantal pensioenfondsen met een dekkingsgraad onder de 130% en de daarbij betrokken deelnemers en gepensioneerden. De maatstaf van 130% is gekozen omdat een dergelijke dekkingsgraad met de wettelijk vastgestelde mate van zekerheid toereikend is om de pensioenverplichtingen met een grote mate van zekerheid na te komen.
De afname van het aantal pensioenfondsen in 2022 past bij de dalende trend van de afgelopen jaren. Het gaat hierbij vooral om een afname van de pensioenfondsen met een geringe omvang. Door schaalvergroting met andere pensioenfondsen kan beter worden voldaan aan de eisen die worden gesteld aan een verantwoord beheer.
Het aandeel pensioenfondsen met een dekkingsgraad lager dan 130% daalt, evenals het aantal bij die fondsen betrokken deelnemers en gepensioneerden. Door de stijgende rente zijn de dekkingsgraden flink gestegen. Sinds 1 juli 2022 kunnen fondsen die voornemens zijn de pensioenen in te varen naar het nieuwe pensioenstelsel gebruik maken van aangepaste regelgeving. Middels die aangepaste regelgeving wordt een voorschot genomen op het nieuwe pensioenstelsel en kunnen pensioenfondsen al indexeren vanaf een beleidsdekkingsgraad van 105%. Door de gestegen dekkingsgraden kunnen meer fondsen daar gebruik van maken.
Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 20221 | ||
---|---|---|---|---|
Totaal aantal pensioenfondsen2 | 196 | 188 | 181 | |
Aantal pensioenfondsen met dekkingsgraad ≤130%3 | 192 | 171 | 125 | |
Aantal bij deze fondsen betrokken deelnemers (x 1.000) | 5.844 | 5.741 | 5.428 | |
Aantal bij deze fondsen betrokken gepensioneerden (x 1.000) | 3.418 | 3.455 | 3.044 |
Bron: DNB, Statistiek toezicht pensioenfondsen.