Base description which applies to whole site

Artikel 4 Internationale financiële betrekkingen

A. Algemene doelstelling

Een bijdrage leveren aan een financieel gezond en welvarend Europa en een evenwichtige internationale financieel-economische ontwikkeling.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Nederlandse economie wordt door zijn openheid en relatief beperkte grootte sterk beïnvloed door internationale financieel-economische ontwikkelingen. Dit betreft voor een belangrijk deel ontwikkelingen in de lidstaten van de EU. Verreweg het grootste deel van de Nederlandse export en import gaat naar of komt uit andere Europese landen. Een sterke Europese economie heeft daarmee een directe weerslag op de Nederlandse economie. Mede om die reden is Nederland gebaat bij een gezonde financieel-economische ontwikkeling en een stabiele budgettaire en monetaire ontwikkeling in de EU en haar lidstaten, waarbij ook de financiële stabiliteit binnen de eurozone gewaarborgd is. De Minister van Financiën speelt in Nederland op dit gebied een regisserende rol en maakt daarbij gebruik van een aantal instrumenten.

Ten behoeve van de bevordering van financiële stabiliteit neemt de Minister actief deel aan internationale overleggen (onder andere Economic and Financial Affairs Council (Ecofinraad) en Eurogroep) ter versterking van de begrotingsdiscipline van lidstaten van de EU en een stabiele macro-economische omgeving in de eurozone. Hieronder valt ook de economische beleidscoördinatie in de EU en de EMU in het kader van het Europees semester.

Verder neemt de Minister van Financiën besluiten over het Nederlandse standpunt met betrekking tot aanvragen voor het Exchange Rate Mechanism (ERM) II en voor invoering van de euro door andere lidstaten. Tevens draagt de Minister van Financiën het Nederlandse standpunt over de EU-begroting uit. De Minister ziet erop toe dat deze EU-begroting volgens de afspraken van het Meerjarig Financieel Kader (MFK; 2014–2020) wordt vormgegeven.

In internationaal verband zijn maatregelen getroffen om de wereldeconomie minder gevoelig te maken voor financieel-economische crises en te zorgen dat de gevolgen, mocht een dergelijke crisis toch plaatsvinden, zo beperkt mogelijk blijven. De Minister van Financiën draagt bij aan het beheer van stabilisatiemechanismen, zoals het European Financial Stability Facility (EFSF) en het European Stability Mechanism (ESM) ten behoeve van het bewaken van de financiële stabiliteit in de eurozone.

Internationale financiële instellingen (IFI’s), waaronder het IMF, de Wereldbank, de European Bank for Reconstruction and Development (EBRD), de EIB en de AIIB dragen in belangrijke mate bij aan een evenwichtige internationale financieel-economische ontwikkeling. Zij vervullen een belangrijke rol bij het financieel-economisch beleidstoezicht, bevorderen de ontwikkeling van lage- en middeninkomenslanden en vormen een financieel vangnet in geval van een crisis. De Minister houdt als aandeelhouder toezicht op deze IFI’s en hun financiële soliditeit en bestuur, met als doel deze instellingen gezond en sterk te houden. Hierbij bewaakt de Minister ook de financiële belangen van de Nederlandse overheid en burger. Ook ziet de Minister toe op de effectiviteit van de internationale financiële architectuur, waarbij het cruciaal is dat IFI’s hun eigen rol hierbinnen uitvoeren en hun middelen effectief en efficiënt inzetten.

Daarnaast levert de Minister een bijdrage aan de internationale beleidsdiscussie en beleidsrespons bij internationale fora, zoals de Ecofinraad, Eurogroep, verschillende OESO-werkgroepen en commissies en discussies bij het IMF, de Wereldbank en andere IFI’s.

C. Beleidsconclusies

EU/Eurozone

In mei 2018 heeft de EC het voorstel voor het MFK 2021–2027 gepresenteerd. Dit voorstel behelst mede als het gevolg van uittreding van het VK een toename van de Europese begroting van 1,00% van het BNI van de EU naar 1,11%, terwijl Nederland een stabiel niveau nastreeft. In het najaar zijn de onderhandelingen gestart, waarbij Nederland samenwerkt met andere netto-betalende lidstaten om de omvang van de Europese begroting te beperken. De Europese jaarbegroting voor 2018 heeft zich binnen de afspraken van het lopende MFK (2014–2020) ontwikkeld.

Tijdens de Eurotop van 29 juni 2018 hebben de regeringsleiders afspraken gemaakt om de EMU verder te verdiepen, bijvoorbeeld door het ESM een grotere rol in toekomstige macro-economische programma’s te laten spelen. Ook zijn randvoorwaarden geformuleerd om beter om te gaan met het zekerstellen van de houdbaarheid van de overheidsschuld van het betreffende land bij de aanvraag van een ESM-programma.86 Daardoor lopen belastingbetalers uit andere eurozonelanden minder risico en worden ESM-middelen niet onnodig ingezet. Daarnaast is een raamwerk opgesteld voor de in 2013 aangekondigde publieke achtervang voor het resolutiefonds dat bij het ESM zal worden ondergebracht.87 Dankzij deze achtervang heeft het resolutiefonds extra vuurkracht bij een grote financiële crisis. De bankensector moet de leningen van het ESM zelf terugbetalen. De regeringsleiders hebben eind 2018 gesproken over de uitwerking van bovengenoemde afspraken en verzocht om de afspraken in de eerste helft van 2019 om te zetten in concrete wijzigingen van het ESM-verdrag.

Gedurende het jaar is tussen de lidstaten ook veelvuldig van gedachte gewisseld over de noodzaak van een eurozonebegroting voor het stabiliseren van asymmetrische schokken, mede op basis van een voorstel voor een verordening van de EC en de zogenaamde Meseberg-verklaring waarin Frankrijk en Duitsland een gezamenlijke visie op de EMU uiteen hebben gezet. In lijn met het regeerakkoord heeft Nederland zich als een overtuigd tegenstander van een dergelijke begroting opgesteld en daarbij ook de nodige medestanders gezocht. Als uitkomst van deze discussie hebben de regeringsleiders aan de EU-ministers van Financiën verzocht om binnen het kader van het meerjarig EU-begrotingsraamwerk te werken aan een instrument waarmee het concurrentievermogen en de verdere convergentie tussen eurozone-economieën kan worden versterkt.

Op 14 november 2018 is het terugtrekkingsakkoord samen met een politieke verklaring over het raamwerk voor de toekomstige relatie tussen de EU en het VK gepubliceerd.88 Voor wat betreft de financiële afwikkeling zijn in het terugtrekkingsakkoord duidelijke afspraken gemaakt over wat de verplichtingen zijn waar het VK zich aan verbindt. Ook bevat het terugtrekkingsakkoord een overgangsperiode tot en met eind 2020, waarin het VK wordt behandeld als ware het een lidstaat. Het terugtrekkingsakkoord moet goedgekeurd worden door het Europees Parlement, de Raad van de EU en het parlement van het VK. Nederland houdt vast aan de gezamenlijke EU-inzet gericht op een zo ordelijk mogelijke Brexit. Nederland houdt echter onverminderd rekening met een no-deal scenario dat zich kan voordoen en blijft zich hierop voorbereiden.

Verder is het derde Griekse programma op 20 augustus 2018 afgerond. Dit programma startte in augustus 2015 en in de programmaperiode heeft Griekenland financiële steun ontvangen vanuit het ESM. Nederland heeft zich in 2018 ingezet voor de succesvolle afronding van het ESM-programma, waarin de voortdurende toekomstige verplichtingen van Griekenland met betrekking tot de gemaakte afspraken gewaarborgd blijven.

IFI’s

In 2018 heeft Nederland zich bij de IFI’s ingezet voor het vergroten van de effectiviteit en de efficiëntie van deze instellingen, bijvoorbeeld door in te zetten op sober beloningsbeleid en balansoptimalisatie. Ook heeft Nederland zich ingespannen voor meer transparantie van schulden en om te voorkomen dat lage-inkomenslanden meer lenen dan zij kunnen dragen, onder andere door dit onderwerp te bespreken bij het IMF, de Wereldbank en de Club van Parijs.

In bredere zin heeft Nederland bijgedragen door samen op te trekken met gelijkgezinde landen en betrokkenheid bij discussies, zoals bij de werkgroepen van de G20. Nederland heeft in 2018 deelgenomen aan vergaderingen en werkgroepen binnen het G20 finance track onder Argentijns voorzitterschap. Tevens heeft Nederland in 2018 een G20 werkgroep (de «Framework Working Group») georganiseerd. Dit omvatte een driedaags evenement waarmee Nederland als gastland in de gelegenheid was zowel inhoudelijk als organisatorisch bij te dragen aan de agenda van de G20, bijvoorbeeld door de Nederlandse positie op belangrijke G20-onderwerpen, zoals het belang van het doorvoeren van structurele hervormingen en het opbouwen van begrotingsbuffers, uit te dragen. Nederland is in december 2018 voor het derde opeenvolgende jaar uitgenodigd als gastland voor de G20 in 2019 onder het Japanse voorzitterschap.

Naast aandacht voor crisispreventie en beleidstoezicht, legden de IFI’s in 2018 de nadruk op duurzame en inclusieve groei. Dit gebeurde onder meer door investeringen (de Wereldbank heeft in 2018 $ 66,9 mld. aan leningen, garanties en eigen vermogen verstrekt voor ontwikkeling aan overheden en bedrijven in partnerlanden),89 beleidsdialoog met en technische assistentie aan overheden en in diverse publicaties/rapporten. Daarnaast is het IMF bij programmafinanciering ook rekening gaan houden met sociale uitgaven. Zo wordt er in recente IMF-programma voor gekozen om niet te korten op sociale uitgaven. Hiermee bevordert het IMF meer duurzame en inclusieve groei. Ook hebben de IFI’s in 2018 verschillende financieringsinstrumenten ontwikkeld om de economische groei wereldwijd een impuls te geven, de grondoorzaken van migratie aan te pakken en klimaatverandering tegen te gaan. Daarnaast is één van de speerpunten het Europese Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI), dat wordt uitgevoerd door de EIB. Ook het investeren in fragiele staten en menselijk kapitaal stond prominent op de agenda van de Wereldbank, mede door de inzet van Nederland in diverse formele vergaderingen van de Raad van Bewindvoerders en Gouverneurs, contacten met Wereldbank-management en bij de onderhandelingen over de kapitaalverhoging. Tevens stonden het IMF en de Wereldbank uitgebreid stil bij de oorzaken en gevolgen van de groeiende schuldenproblematiek in de armste landen en opkomende economieën.

Voorts was de mobilisatie van private sectorfinanciering in 2018 een van de belangrijkste prioriteiten bij de Nederlandse inzet binnen de IFI’s, bijvoorbeeld bij de discussies over de kapitaalverhoging van de Wereldbank. De Wereldbank heeft daarbij toegezegd tot 2030 $ 110 mld. aan additionele private financiering voor ontwikkeling te mobiliseren. Dit vond verder onder andere zijn beslag binnen de EBRD die in de kern gericht is op de ontwikkeling van de private sector, maar ook binnen de verschillende onderdelen van de Wereldbank. In de International Development Association (IDA) via het speciale nieuwe private sectorloket. En in de private sectortak (International Finance Corporation, IFC) via de «cascade-approach» waarin ook de nadruk ligt op het wegnemen van investeringsbelemmeringen via bijvoorbeeld regulering en via instrumenten zoals het «Managed Co-Lending Portfolio Program» (waarmee institutioneel kapitaal wordt gemobiliseerd).

In 2018 hebben de aandeelhouders van de Wereldbank een politiek besluit genomen over een aanvullende kapitaalinleg voor de Wereldbank, om zo de financiële capaciteit van de Wereldbank te vergroten.90 Dit betreft de bankonderdelen IBRD (Wereldbankloket voor middeninkomenslanden) en de IFC. De kapitaalverhoging is onderdeel van een door de Wereldbank voorgesteld pakket beleidsmatige toezeggingen en institutionele en financiële hervormingen, zoals verder aangescherpte klimaatdoelstellingen, ambitieuzere genderstreefcijfers, sterkere focus van financiering op armere en fragiele landen, prijsdifferentiatie voor IBRD-leningen en meer private financiering voor ontwikkeling. Nederland beschouwt de Wereldbank als een belangrijke en effectieve partner voor het realiseren van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen voor 2030 (Sustainable Development Goals, SDG’s) en de internationale klimaatagenda en heeft het kapitaalpakket ondersteund. Voor het Nederlandse aandeel in de verhoging zijn in de begroting van Financiën voorzieningen getroffen die nog niet zichtbaar zijn in dit jaarverslag.

In 2018 is een akkoord bereikt over een kapitaalverhoging van de EIB en een pakket aan governancehervormingen.91 De verhoging is nodig om de gevolgen van Brexit te adresseren. Nederland heeft daarbij met een aantal gelijkgezinde lidstaten gewezen op het belang van governancehervormingen. Voor het Nederlandse aandeel in de kapitaalverhoging is in de begroting 2019 opgenomen dat aanvullende garanties zullen worden verleend in 2019.

In het derde operationele jaar van de AIIB92 heeft Nederland via de eurozone-kiesgroep in de Raad van Bewindvoerders een belangrijke rol vervuld bij de nadere institutionele vormgeving, vaststelling en uitwerking van het belangrijkste beleid en de strategie van de AIIB en de financiering van projecten door de AIIB. Belangrijke voorbeelden hiervan zijn het dit jaar vastgestelde klachtenmechanisme en het beleid ten aanzien van het verstrekken van publieke informatie. Het ledenaantal van de AIIB is inmiddels gegroeid tot 93 en er is eind 2018 ca. $ 7,5 mld. aan financiering verstrekt ($ 4,2 mld. in 2017), via 35 projecten in onder meer de sectoren energie, transport, stedelijke ontwikkeling en water, in met name Zuid Azië.93

D. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid – artikel 4 Internationale financiële betrekkingen (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2014

2015

2016

2017

2018

2018

2018

Verplichtingen

3.649.277

3.729.791

– 33.540.633

11.434.921

1.106.696

257.820

848.876

Waarvan betalingsverplichtingen:

787.228

195.028

12.218

678.313

107.144

111.494

– 4.350

Deelneming multilaterale ontwikkelingsbanken

661.288

   

690.280

0

0

0

AIIB

 

189.492

5.562

– 13.661

1.296

5.557

– 4.261

Technische assistentie kiesgroeplanden

940

   

1.694

2.548

1.677

871

SMP/ANFA

125.000

     

103.300

104.260

– 960

Overige betalingsverplichtingen

 

5.536

6.656

 

0

0

0

               

waarvan garantieverplichtingen:

2.862.049

3.534.763

– 33.552.851

10.756.607

999.551

146.326

853.225

Deelneming multilaterale ontwikkelingsbanken

725.439

447.175

466.850

– 599.648

199.750

146.326

53.424

Garantie aan DNB inzake IMF en BIS

2.158.610

2.258.303

– 18.563.822

11.451.012

654.645

0

654.645

Kredieten EU-betalingssteun

– 10.000

32.500

2.500

0

50.000

0

50.000

EFSM

– 12.000

39.000

3.000

0

60.000

0

60.000

EFSF

0

0

– 15.486.252

0

0

0

0

AIIB

 

757.785

24.873

– 94.757

31.555

0

31.555

EIB

       

3.601

 

3.601

               

Uitgaven

1.093.524

356.416

597.440

39.163

502.045

419.328

82.717

               

Bijdrage aan internationale organisaties

1.092.584

355.313

596.017

38.030

397.312

313.391

83.921

Multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen

52.864

355.313

518.329

3.132

361.037

274.895

86.142

ESM

914.720

0

0

0

0

0

0

AIIB

   

77.688

34.898

36.276

38.496

– 2.220

Uitkering rente aan Griekenland

125.000

0

0

0

0

0

0

               

Leningen

0

0

0

0

103.300

104.260

– 960

Teruggave winsten SMP/ANFA

0

0

0

0

103.300

104.260

– 960

               

Opdrachten

940

1.103

1.423

1.132

1.432

1.677

– 245

Technische assistentie kiesgroeplanden

940

1.103

1.423

1.132

1.432

1.677

– 245

               

Ontvangsten

19.969

18.702

10.053

6.101

5.415

7.032

– 1.617

               

Deelneming multilaterale (ontwikkelings) banken en fondsen

5.951

5.385

4.620

3.828

3.059

655

2.404

Ontvangsten IFI's

5.951

5.385

4.620

3.828

3.059

655

2.404

               

Lening

14.018

13.317

5.433

2.273

2.356

6.377

– 4.021

Renteontvangsten lening Griekenland

14.018

13.317

5.433

2.273

2.356

6.377

– 4.021

E. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen

Betalingsverplichtingen (– € 4,4 mln.)

AIIB (– € 4,3 mln.)

De wisselkoersmutatie zoals meegenomen in de begroting volgens de maart raming CEP, valt lager uit dan verwacht.

Garantieverplichtingen (+ € 853,2 mln.)

Deelneming multilaterale ontwikkelingsbanken (+ € 53,4 mln.)

Dit betreft een wisselkoersbijstelling van de garantieverplichtingen aan de onderdelen IBRD en MIGA van de Wereldbank.

Garantie aan DNB inzake IMF (+ € 654,6 mln.)

Dit betreft een wisselkoersbijstelling van de garantieverplichting aan DNB inzake het IMF.

Kredieten EU-betalingsbalanssteun (+ € 50,0 mln.)

Naar aanleiding van een stijging van het Nederlandse aandeel EU-BNI, is het Nederlandse aandeel in de bestaande garantieverplichting voor de EU-betalingsbalanssteun toegenomen. In de Spring Forecast 2017 van de EC bedroeg dit aandeel 4,7%. In Spring Forecast 2018 stijgt dit aandeel naar 4,8%.

EFSM (+ € 60,0 mln.)

Naar aanleiding van een stijging van het Nederlandse aandeel in het EU-BNI, neemt ook het Nederlandse aandeel in de bestaande garantieverplichting voor het EFSM toe. In de Spring Forecast 2017 van de EC bedroeg dit aandeel 4,7%. In Spring Forecast 2018 stijgt dit aandeel naar verwachting naar 4,8%. Deze verandering in het EU-BNI vertaalt zich in een verhoging van € 60 mln. van de EFSM-garantie.

AIIB (+ € 31,6 mln.)

Dit betreft een wisselkoersbijstelling van de garantieverplichting aan de AIIB.

Uitgaven

Bijdrage aan internationale organisaties (+ € 83,9 mln.)

Multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen (+ € 86,1 mln.)

Door de bijdragen voor IDA18 in 9 jaar te betalen in plaats van 6 jaar, valt de betaling in 2018 voor IDA lager uit. Daartegenover staat dat de helft van de voor 2019 geplande bijdrage van Nederland aan de IDA van de Wereldbank in 2018 is betaald. Tevens zijn de stelposten voor de kapitaalverhoging voor IBRD en IFC verschoven van 2018–2022 naar 2019–2024 waardoor er voor deze Wereldbankonderdelen in 2018 geen betaling plaatsvindt. Per saldo valt de totale uitgave voor multilaterale ontwikkelingsbanken en-fondsen hierdoor € 86,1 mln. hoger uit voor 2018.

AIIB (– € 2,2 mln.)

De toegezegde Nederlandse kapitaalstorting bij de AIIB is $ 206,3 mln., en is voor de begroting afhankelijk van de wisselkoers van de euro ten opzichte van de dollar. Deze kapitaalstorting wordt tussen 2015 en 2019 in vijf gelijke tranches van elk $ 41,26 mln. betaald. In 2018 is de vierde tranche betaald van omgerekend € 36,3 mln. Door wisselkoerseffecten in 2018 valt de hoogte van deze tranche € 2,2 mln. lager uit dan eerder geraamd.

Ontvangsten

Deelneming multilaterale (ontwikkelings)banken en fondsen (+ € 2,4 mln.)

De terugbetaling van leningen door de EIB en de Wereldbank aan Nederland zijn hoger dan geraamd wat tot hogere ontvangsten heeft geleid. Bij de EIB gaat het om leningen aan landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACP-landen) en de «Landen en Gebieden Overzee» (LGO) onder het Europees ontwikkelingsfonds in het kader van de verdragen van Lomé en Cotonou. Bij de Wereldbank gaat het om de European Economic Community (EEC) van de Special Action Account. In Europees Economisch Gemeenschapsverband (EEG) zijn op concessionele basis via de Wereldbank speciale kredieten verstrekt aan ontwikkelingslanden, welke over langere periode worden terugbetaald. Aangezien de inkomsten van de IFI’s met enige onzekerheid zijn omgeven, zijn deze afgeweken van de begrote inkomsten.

Lening (– € 4,0 mln.)

Door een lagere rente dan tijdens het opstellen van de begroting werd geraamd, vallen de ontvangsten op de bilaterale leningen aan Griekenland € 4,0 mln. lager uit.

86

Statement of the Euro Summit, 14 December 2018

87

Statement of the Euro Summit, 14 December 2018

89

World Bank Annual Report 2018 (http://www.worldbank.org/en/about/annual-report)

90

Kamerstukken II 2017–2018, 26 234, nr. 208 en Kamerstukken II 2017–2018, 26 234, nr. 209.

91

Kamerstukken II 2017–2018, 21 501-07, nr. 1541.

92

Zie https://www.aiib.org/en/news-events/news/2017/annual-report/index.html voor het jaarverslag AIIB en www.aiib.org voor het vastgesteld beleid.

Licence