De overheid biedt een basispensioen aan personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. De overheid stimuleert de opbouw van en stelt kaders voor de houdbaarheid van aanvullende arbeidspensioenen en draagt zorg voor toezicht op de naleving daarvan.
Het kabinet vindt dat iedere gepensioneerde een basispensioen dient te hebben. Daarom verschaft zij een basispensioen (AOW) aan diegenen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. Dit is de eerste pijler van het Nederlandse pensioenstelsel. Daarnaast bevordert de overheid het opbouwen van toekomstbestendige aanvullende pensioenen, zodat werknemers na hun pensionering niet te maken krijgen met een grote inkomensachteruitgang. Momenteel bouwt ruim 87% van de werknemers een aanvullend arbeidspensioen op door verplichte deelname aan pensioenregelingen die vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers meestal beheren. Dit betreft de tweede pijler van het Nederlandse pensioenstelsel. Met regelgeving en toezicht waarborgt de overheid een zorgvuldig beheer van de ingelegde pensioengelden. In de derde pijler van het pensioenstelsel kunnen mensen facultatief op eigen initiatief individuele pensioenproducten afsluiten.
De overheid biedt inkomensondersteuning aan AOW-gerechtigden (IOAOW) en biedt een overbruggingsuitkering aan mensen die per 1 januari 2013 reeds deelnemen aan een vut- of prepensioenregeling of een daarmee vergelijkbare regeling en die zich niet hebben kunnen voorbereiden op de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd (OBR).
Inwoners van Caribisch Nederland die de AOV-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, ontvangen een basispensioen op grond van de Algemene Ouderdomsverzekering (AOV).
De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefi-nancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen en de aanvullende arbeidspensioenen regisseert de Minister. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:
– de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
– de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen voor zover de overheid hier zelf verantwoordelijkheid voor draagt;
– de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB;
– de vormgeving van het toezicht met betrekking tot de arbeidspensioenen door De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM);
– de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).
De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het pensioenbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.
Wetsvoorstel toekomst pensioenen
Op 22 juni 2020 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de resultaten van de stuurgroep voor de uitwerking van het pensioenakkoord, zoals uiteengezet in de «Hoofdlijnennotie uitwerking Pensioenakkoord» (Kamerstukken II 2019/20, 32 043, nr. 519). Deze hoofdlijnennotitie heeft betrekking op de vormgeving van een nieuw pensioencontract, de afspraken over de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel, het nieuwe fiscale kader en de juridische analyse. De Tweede Kamer is op 6 juli 2020 geïnformeerd over het totaalpakket aan maatregelen (Kamerstukken II 2019/20, 32 043, nr. 520). Vervolgens zijn de afspraken uit de Hoofdlijnennotitie verder uitgewerkt resulterend in het Wetsvoorstel toekomst pensioenen, dat op 16 december 2020 voor acht weken is opengesteld voor consultatie.
Wetsvoorstel bedrag ineens, RVU en verlofsparen
De wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen is in november 2020 aangenomen door de Tweede Kamer. De Eerste Kamer heeft de wet in januari 2021 aangenomen, waarna de wet is gepubliceerd in het Staatsblad (Stb. 2021, 20). De maatregelen RVU en verlofsparen treden met terugwerkende kracht per 1 januari 2021 in werking. De beoogde invoeringsdatum voor bedrag ineens betreft 1 januari 2023. De drie maatregelen uit de wet volgen uit de afspraken die het kabinet met de sociale partners heeft gemaakt in het pensioenakkoord. Alle drie de maatregelen hebben betrekking op de keuzes die mensen maken rondom de pensioendatum. Daarnaast vertegenwoordigen ze een gezamenlijk doel, te weten het mogelijk maken van maatwerk ten aanzien van het arbeidsvoorwaardelijk pensioen. Maatwerk wordt beoogd door mensen de mogelijkheid te bieden een gemaximeerd deel van het pensioenvermogen op te nemen als een bedrag ineens en keuzemogelijkheden om eerder te kunnen stoppen met werken.
Ten aanzien van het bedrag ineens is naar aanleiding van de Tweede Kamer behandeling een tweede nota van wijziging opgesteld. Deze regelt dat een deelnemer op de pensioeningangsdatum ook kan kiezen om het bedrag ineens uitgekeerd te krijgen in februari volgend op het jaar waarin de deelnemer de AOW-datum bereikt. Vanwege de complexiteit en (on)uitvoerbaarheid van deze mogelijkheid zal in overleg met de pensioensector worden gezocht naar een oplossing en indien noodzakelijk de wetgeving worden aangepast.
Wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding
In 2020 is de (schriftelijke) voorbereiding van het wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding in de Tweede Kamer afgerond en is het wetsvoorstel aangemeld voor plenaire behandeling. Vanwege de coronacrisis heeft de behandeling nog niet plaatsgevonden, de Tweede Kamer heeft voorrang gegeven aan spoedwetgeving. De beoogde inwerkingtreding is via een nota van wijziging opgeschoven naar 1 januari 2022.
Matiging stijging AOW-leeftijd
In lijn met de Wet temporisering verhoging AOW-leeftijd (Stb. 2019, 246) is de AOW-leeftijd in 2020 gelijk gebleven op 66 jaar en 4 maanden. In 2020 is de Wet verandering koppeling AOW-leeftijd aangenomen (Stb. 2020, 503). Met deze wet is geregeld dat de 1-op-1-koppeling van de AOW- en pensioenrichtleeftijd aan de ontwikkeling van de resterende levensverwachting, per 1 januari 2025 wordt vervangen door een 2/3-koppeling (Stb. 2020, 503). Dit betekent dat elk jaar levenswinst zich vertaalt in gemiddeld acht maanden langer doorwerken en gemiddeld vier maanden langer AOW-pensioen. De koppeling van de pensioenrichtleeftijd aan de levensverwachting is op vergelijkbare wijze aangepast.
Uitkeringsverhoging Caribisch Nederland
De in de Voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid (Kamerstukken II 2018-2019, 35 000 IV, nr. 61) aangekondigde verhoging van de AOV-uitkering is per 1 januari 2020 daadwerkelijk gerealiseerd. Deze extra verhoging van 5% voor Bonaire en Saba en 2% voor Sint Eustatius is betrokken bij de regeling waarmee de indexatie is vastgesteld (Stcrt. 2019, 62805).
Realisatie | Vastgestelde begroting1 | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2020 | 2020 | |
Verplichtingen | 24.118 | 24.175 | 23.009 | 25.215 | 24.903 | 25.100 | ‒ 197 |
Uitgaven | 24.118 | 24.175 | 23.009 | 25.215 | 24.903 | 25.100 | ‒ 197 |
Inkomensoverdrachten | |||||||
MKOB | 1.017 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Overbruggingsregeling AOW | 3.900 | 4.363 | 4.006 | 3.509 | 1.904 | 2.247 | ‒ 343 |
AOV inclusief tegemoetkoming (Caribisch Nederland) | 19.197 | 19.794 | 19.003 | 21.706 | 22.999 | 22.853 | 146 |
Tijdelijke regeling inkomensondersteuning AOW | 4 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Opdrachten | |||||||
Opdrachten | 0 | 18 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Ontvangsten | 2.124 | 0 | 0 | 0 | 174 | 0 | 174 |
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2020 | 2020 | |
Uitgaven | 36.940.400 | 37.412.346 | 38.124.879 | 39.483.700 | 41.234.597 | 41.321.030 | ‒ 86.433 |
Inkomensoverdrachten | |||||||
AOW | 36.004.000 | 36.466.225 | 37.195.249 | 38.538.717 | 40.257.440 | 39.197.808 | 1.059.632 |
Inkomensondersteuning AOW | 936.400 | 946.121 | 929.630 | 944.983 | 977.157 | 966.353 | 10.804 |
Nominaal | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 1.156.869 | ‒ 1.156.869 |
Ontvangsten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Inkomensoverdrachten
Overbruggingsregeling AOW (OBR)
De OBR geldt voor mensen die per 1 januari 2013 reeds deelnemen aan een vut- of prepensioenregeling of een daarmee vergelijkbare regeling en die zich niet hebben kunnen voorbereiden op de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd. De regeling is per 1 oktober 2013 in werking getreden, werkt terug tot 1 januari 2013 en sluit voor nieuwe instroom per 1 januari 2023. Vanaf 2016 is de OBR uitgebreid voor mensen die tussen 1 januari 2013 en 1 juli 2015 met vroegpensioen zijn gegaan. De OBR overbrugt voor deze groep alleen het AOW-gat voor zover dat het gevolg is van de versnelde verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd omdat deze groep zich niet op die versnelling heeft kunnen voorbereiden (deze doelgroep heeft dus een kortere duur van de OBR dan de doelgroep die vóór 1 januari 2013 met vut- of prepensioen is gegaan). De OBR kent een inkomenseis en een partner- en vermogenstoets (exclusief eigen woning en pensioenvermogen). De OBR wordt uitgevoerd door de SVB.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitgaven aan de OBR komen € 0,3 miljoen lager uit dan begroot. In de begroting was nog gerekend in prijzen 2019. Indien rekening wordt gehouden met de loon- en prijsbijstelling (€ 0,03 miljoen) is de realisatie € 0,4 miljoen lager dan begroot. Deze lagere realisatie is het gevolg van verschillende ontwikkelingen. De instroom van personen die recht hebben vanaf 65 jaar (langere duur OBR) is in zowel 2019 als 2020 iets lager uitgevallen, daarentegen is de gemiddelde uitkering van deze groep iets hoger dan verwacht. Per saldo heeft dit geleid tot lagere uitgaven aan de langere duur OBR. Tegelijkertijd zijn de uitkeringslasten aan personen die recht hebben op de OBR in verband met de versnelde verhoging van de AOW-leeftijd (kortere duur OBR) hoger uitgevallen dan verwacht bij begroting 2020. Per saldo is het effect van de lagere uitkeringslasten voor de OBR met een langere duur, groter dan die van hogere uitkeringslasten OBR met een kortere duur.
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Begroting 2020 | Verschil 2020 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Instroom OBR (x 1.000 uitkeringen) | 1,5 | 1,5 | 1,0 | 0,8 | 0,4 | 0,4 | 0 |
Bron: SVB, jaarverslag.
Algemene Ouderdomsverzekering (AOV) (Caribisch Nederland)
Inwoners van Caribisch Nederland die de AOV-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, ontvangen een ouderdomspensioen op grond van de AOV. Naast het ouderdomspensioen wordt op Sint Eustatius en Saba een tegemoetkoming verstrekt die recht doet aan de prijsverschillen tussen de eilanden.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitgaven aan AOV zijn in 2020 € 0,1 miljoen hoger uitgekomen dan in de begroting 2020 werd verwacht. Op de totale uitgaven van € 23,0 miljoen is dit een minimale bijstelling. Het volume van de AOV stijgt over de jaren licht.
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Begroting 2020 | Verschil 2020 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume AOV (x 1.000 personen, ultimo) | 4,1 | 4,2 | 4,2 | 4,3 | 4,3 | 4,3 | 0 |
Bron: RCN-unit SZW.
Algemene Ouderdomswet (AOW)
De AOW is een volksverzekering en heeft als doel het verschaffen van een basispensioen aan degenen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. De AOW wordt uitgevoerd door de SVB. Hoofdstuk 10, Sociale fondsen SZW, gaat nader in op de financiering van de uitgaven aan de AOW.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitkeringslasten AOW komen € 1.060 miljoen hoger uit dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 1.206 miljoen, in tabel 65 onderdeel van de post nominaal) is de realisatie circa € 146 miljoen lager dan begroot. Dit wordt grotendeels verklaard doordat het aantal AOW'ers lager uitviel dan verwacht vanwege hogere sterfte als gevolg van corona. Daarnaast valt de gemiddelde AOW-uitkering lager uit doordat de indexatie van de AOW-uitkering, de gemiddelde AOW-opbouw en het percentage alleenstaanden (die recht hebben op een hogere AOW-uitkering) lager uitvielen dan waar bij het opstellen van de begroting vanuit is gegaan.
Beleidsrelevante kerncijfers
Het aantal personen met een AOW-uitkering is lager uitgekomen dan verwacht ten tijde van het opstellen van de begroting. Het percentage personen met een onvolledige AOW-uitkering komt overeen met de verwachting.
Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Begroting 2020 | Verschil 2020 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume AOW (x 1.000 personen, jaargemiddelde) | 3.364 | 3.387 | 3.411 | 3.423 | 3.483 | 3.490 | ‒ 7 | |
Personen met een onvolledige AOW-uitkering (% van totaal, ultimo) | 19 | 19 | 19 | 19 | 19 | 19 | 0 |
Bron: SVB, jaarverslag.
Handhaving
Uit onderstaande kerncijfers blijkt dat de uitkomsten in 2020 over een brede linie lager liggen dan in 2019. Dit wordt verklaard door de beperking van interventiemogelijkheden en handhavingsactiviteiten als gevolg van de coronamaatregelen.
Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Preventie1 | Gepercipieerde detectiekans (%) | 67 | 61 | 52 | 57 | ‒2 | ||||
Kennis van de verplichtingen (%) | 88 | 84 | 82 | 67 | ‒2 | |||||
Opsporing3 | Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000) | ‒4 | 11 | 13 | 9,4 | 5,8 | ||||
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)5 | 0,9 | 0,9 | 0,7 | 0,6 | 0,4 | |||||
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) | 3,2 | 3,3 | 3,1 | 3,0 | 2,0 | |||||
Sanctionering3 | Aantal waarschuwingen (x 1.000) | 0,5 | 0,5 | 0,4 | 0,6 | 0,3 | ||||
Aantal boetes (x 1.000) | 0,5 | 0,5 | 0,4 | 0,4 | 0,3 | |||||
Totaal boetebedrag (x € 1 mln) | 0,6 | 0,7 | 0,6 | 0,7 | 0,4 | |||||
Ontstaansjaar vordering | ||||||||||
2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | ||||||
Terugvordering3 | Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2020 (%) | 64 | 65 | 49 | 33 | 22 |
Inkomensondersteuning AOW
In 2015 is een inkomensondersteuning voor AOW-gerechtigden geïntroduceerd die afhankelijk is van de opbouwjaren op grond van de AOW. De regeling wordt uitgevoerd door de SVB en gefinancierd uit het Ouderdomsfonds. De inkomensondersteuning AOW-gerechtigden (IOAOW) wordt verstrekt aan iedereen die in aanmerking komt voor een AOW-uitkering en woonachtig is in de EU/EER/Zwitserland, verdragslanden of Caribisch Nederland. Hierdoor krijgen alleen personen die woonachting zijn in een niet-verdragsland geen inkomensondersteuning AOW (0,1% van de AOW-gerechtigden).
Budgettaire ontwikkelingen
De uitkeringslasten inkomensondersteuning AOW komen € 11 miljoen hoger uit dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 15 miljoen, in tabel 65 onderdeel van de post nominaal) is de realisatie € 5 miljoen lager dan begroot. Dit wordt voornamelijk verklaard doordat het aantal AOW'ers lager uitviel dan verwacht vanwege hogere sterfte als gevolg van corona.
Aanvullend pensioen is een arbeidsvoorwaarde. Sociale partners zijn verantwoordelijk voor de inhoud en de reikwijdte van pensioenregelingen. De overheid stelt regels om te bevorderen dat toezeggingen ook daadwerkelijk worden nagekomen en draagt zorg voor toezicht op de naleving daarvan.
Beleidsrelevante kerncijfers
Als kerncijfers zijn het totaal aantal pensioenfondsen opgenomen en het aantal pensioenfondsen met een dekkingsgraad onder de 130% (het vereist eigen vermogen), alsmede de daarbij betrokken deelnemers en gepensioneerden. De maatstaf van 130% is gekozen omdat een dergelijke dekkingsgraad gemiddeld genomen toereikend is om de pensioenverplichtingen na te komen. De afgelopen twee jaren is vrijstelling gegeven van de verplichting om naar het vereist eigen vermogen te herstellen wegens bijzondere economische omstandigheden.
Het aantal pensioenfondsen neemt af. Het gaat hierbij vooral om pensioenfondsen met een geringe omvang. Door schaalvergroting met andere pensioenfondsen kan beter worden voldaan aan de eisen die worden gesteld aan een verantwoord beheer.
Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Totaal aantal pensioenfondsen1 | 219 | 219 | 208 | 203 | 196 | |
Aantal pensioenfondsen met dekkingsgraad ≤130%2 | 214 | 204 | 190 | 193 | 192 | |
Aantal bij deze fondsen betrokken deelnemers (x 1.000) | 5.295 | 5.362 | 5.555 | 5.705 | 5.8403 | |
Aantal bij deze fondsen betrokken gepensioneerden (x 1.000) | 3.210 | 3.250 | 3.325 | 3.389 | 3.4513 |
Bron: DNB, Statistiek toezicht pensioenfondsen.