Base description which applies to whole site

Beleidsartikel 22 Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s

Algemene Doelstelling

Mens en milieu beschermen tegen maatschappelijk onaanvaardbaar geachte veiligheid-, milieu- en gezondheidsrisico’s.

Regisseren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor de integrale kaderstelling rond activiteiten die risico’s kunnen veroorzaken voor het milieu en de gezondheid van de mens. Deze regisserende rol komt naar voren in:

  • De normstelling en regels waaraan bedrijven en overheden zich bij de uitoefening van hun activiteiten moeten houden. Dit beschermingsniveau wordt bij voorkeur op Europees of internationaal niveau vastgelegd en zonder «nationale kop» geïmplementeerd, waardoor een level playing field bereikt wordt. De veiligheid van mens en milieu bij handelingen met genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s), bij de ontwikkeling en implementatie van regelgeving op het gebied van chemische stoffen (REACH) en bestrijdingsmiddelen (Biocideverordening, Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden), bij risicovolle bedrijven en bij het transport van gevaarlijke stoffen (water, rail, buisleidingen en weg) zijn voorbeelden waarbij dit in de vorm van wet- en regelgeving gebeurt. Voor deze dossiers geldt dat Nederland een actieve bijdrage levert aan de Europese processen die leiden tot verdere verbetering van deze internationale (voornamelijk Europese) regels.

  • Waar Europese regels (deels) ontbreken, of lidstaatspecifieke implementatie vereisen, of waar specifieke omstandigheden in Nederland het stellen van regels voor de veiligheid van de omgeving noodzakelijk maken, wordt in dialoog met stakeholders gezocht naar een optimum tussen de te bereiken doelen (en dus baten in termen van milieu en gezondheidswinst) en de lasten die deze regels veroorzaken. Dit is onder meer aan de orde bij de regelgeving rond buisleidingen, risicovolle bedrijven en basisnet vervoer gevaarlijke stoffen waarmee een balans wordt gezocht tussen de belangen van vervoer, ruimte en veiligheid. Voorts is dit aan de orde bij de beleidsontwikkeling ten behoeve van de veilige toepassing voor mens en milieu van nieuwe technologieën, zoals nanotechnologie en synthetische biologie. Het is ook aan de orde bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw. Hier wordt, binnen de grenzen van Europese regelgeving, een balans gezocht tussen bescherming van mensen in de openbare ruimte en de wens overlast door onkruid te bestrijden. Een ander voorbeeld is het verbod op asbestdaken dat in 2016 in werking is getreden en in 2024 van kracht zal zijn. In Nederland vormen asbestdaken de belangrijkste bron van verspreiding van asbestvezels in de leefomgeving.

  • De reductie van administratieve lasten voor bedrijven en het terugdringen van het aantal regels door de vereenvoudiging van de bestaande wet- en regelgeving. Het Activiteitenbesluit, dat bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet daarin opgaat, is hiervan het belangrijkste voorbeeld. Dit besluit is er onder meer op gericht de vergunningplicht te vervangen door algemene regels. Reductie van de regeldruk wordt ook nagestreefd door een betere kwaliteit van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Deze taken worden door 29 Omgevingsdiensten (OD’s) uitgevoerd, waarbij zes OD’s een specialisatie in BRZO12– taken hebben. Tegengaan van lastendruk is ook een centrale invalshoek bij het transport van gevaarlijke stoffen. Om die reden stelt Nederland in principe geen hogere eisen aan verpakkingen en voer- of vaartuigen dan in de relevante internationale verdragen is vastgelegd, conform de EU-Kaderrichtlijn Transport Gevaarlijke Stoffen.

  • Het ontwikkelen van een integraal afwegingskader veiligheid dat behulpzaam is bij besluitvorming inzake activiteiten die veiligheid-, milieu- en gezondheidsrisico’s met zich mee kunnen brengen;

  • Het verlenen van vergunningen met als doel bescherming van mens en milieu voor activiteiten met GGO’s;

  • Het verlenen van vergunningen voor een beperkt aantal bedrijven met een verhoogd risico voor de externe veiligheid in Caribisch Nederland.

Stimuleren

Het is primair de verantwoordelijkheid van bedrijven die risico’s voor mens en milieu veroorzaken om deze risico’s te identificeren en te voorkomen of te beperken. Dit geldt ook voor overheden die, bijvoorbeeld in de ruimtelijke ordening, keuzes maken die invloed hebben op veiligheid en risico’s. De Minister stimuleert:

  • Het in beeld (doen) brengen van bestaande of nieuwe risicosituaties en het vermijden of beperken hiervan. Dit geschiedt door inventarisaties van deze risico’s en het stimuleren van de aanpak daarvan, door het in beeld brengen van de risico’s van nieuwe technologieën zoals het gebruik van nanomaterialen en synthetische biologie, het volgen van nieuwe wetenschappelijke inzichten op het gebied van hormoonverstoring en gecombineerde blootstelling aan stoffen en door het ontwikkelen van beleid ten aanzien van onzekere risico’s zoals bij elektromagnetische velden. De eigen verantwoordelijkheid van bedrijven en andere overheden is daarbij een belangrijk anker, onder andere door openheid te geven ten aanzien van feitelijke risico’s. De Risicokaart (in overleg met het Ministerie van Veiligheid en Justitie ontwikkeld) en de Atlas Leefomgeving zijn hiervan voorbeelden. Op basis van deze informatie kunnen burgers nagaan hoe het is gesteld met de kwaliteit van hun directe leefomgeving. Het landelijk asbestvolgsysteem voorziet alle ketenpartijen van de nodige informatie. Het verbod op asbestdaken gaat per 2024 in. Om de sanering tijdig op gang te brengen wordt dit verbod begeleid door een subsidieregeling die in 2016 is in gegaan. Tevens is in 2016 een strategisch samenwerkingsverband met alle betrokken partijen opgericht om onder meer met behulp van een meerjarig uitvoeringsprogramma de sanering van de asbestdaken te begeleiden. Hiermee moet worden voorkomen dat er rond 2023 een capaciteitsprobleem ontstaat bij de inventarisatie- en verwijderingbedrijven en dat er een handhavingprobleem ontstaat in 2024.

  • Het nemen van maatregelen ter bescherming van mens en maatschappij tegen moedwillige verstoring van onderdelen van de vitale infrastructuur door te bevorderen dat de risico’s op moedwillige verstoring (bijvoorbeeld terroristische aanslagen) worden geïdentificeerd en waar mogelijk beperkt. Het betreft hier onder andere chemische bedrijven en buisleidingen.

  • Het bevorderen van een continue verbetering van de omgevingsveiligheid bijvoorbeeld met behulp van het instrument van de Safety Deals.

Verder is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht).

Indicatoren en Kengetallen

Op het terrein van Omgevingsveiligheid en milieurisico’s worden de volgende kwantitatieve kengetallen gehanteerd:

REACH

In het kader van de Europese stoffenregelgeving (REACH) en de Biocideverordening worden stoffen beoordeeld en waar nodig van maatregelen voorzien (autorisatie, restrictie). Nederland levert een bijdrage aan dat proces, waarbij de Nederlandse inzet wordt bepaald door de eerder ontwikkelde beleidsprioriteringscriteria en de mate waarin de betreffende stof voor Nederland zorgen oplevert, of hier geproduceerd of gebruikt wordt. Onderstaande tabel geeft aan wat de realisatie is in 2015 bij deze producten van het Europese systeem en wat naar verwachting de Nederlandse inbreng en voor de hele EU is in 2016 en 2017. Daarbij betreft de Nederlandse bijdrage, naast het zelf inbrengen van dossiers, ook het actief becommentariëren van door andere lidstaten ingebrachte dossiers.

Tabel resultaten EU REACH in 2015, 2016 en 2017
   

Realisatie 2015

Geraamd 2016*

Geraamd 2017*

   

NL inbreng

Hele EU

NL inbreng

Hele EU

NL inbreng

Hele EU

1

Beoordelingen ontwerpbesluiten ECHA t.a.v. registratiedossiers en testvoorstellen van Europese bedrijven

74

286

100

480

75–100

273

2

Door Nederland uitgevoerde en becommentarieerde stofevaluaties (getallen tussen haakjes)

3 (18)

48

2 (30)

45

2 (30)

50

3

Door Nederland ingediende en becommentarieerde RMO-analyses en informatieverzoeken (getallen tussen haakjes)

8 (10)

n.v.t.

6 (12)

n.v.t.

4–6 (8–12)

n.v.t.

4a

Door Nederland ingebrachte en becommentarieerde Annex XV dossiers t.a.v. zeer ernstige zorgstoffen (getallen tussen haakjes)

1 (8)

8

3(20)

20

3 (20)

50

4b

Door Nederland gerapporteerde en (becommentarieerde) autorisatieverzoeken (getallen tussen haakes)

0 (7)

40

2 (8)

60

2 (10)

100

5

Door Nederland ingebrachte en becommentarieerde restrictiedossiers (getallen tussen haakjes)

0 (11)

3

1 (6)

14

1 (4–6)

11

6

Door Nederlandse ingebrachte en becommentarieerde voorstellen voor geharmoniseerde classificatie & labelling 6

6 (55)

52

7 (40)

60

5–10 (30–40)

70

7

Behandelde vragen door de REACH helpdesk 7

± 675

n.v.t.

400–500

n.v.t.

600–800

n.v.t.

Bron: ECHA’s «baseline figures for 2014–2018 (Annex 3)».

Toelichting:

Het beoordeling- en besluitvormingstraject met betrekking tot de REACH-werkprocessen stofevaluatie, autorisatieverzoeken en restrictiedossiers beperkt zich veelal niet tot één kalenderjaar waarmee de daarmee samenhangende werklast over meerdere jaren wordt verspreid. De getallen in dit overzicht voor genoemde processen geven daarmee veelal een onderschatting van het daadwerkelijk aantal dossiers waarop in dat betreffende jaar input is geleverd.

Voor de Nederlandse bijdrage in 2017 staan bandbreedtes (onzekerheidmarge) vermeld daar afstemming over de Nederlandse inzet nog niet is afgerond. Bij het prioriteren wordt de nadruk gelegd op stoffen die relevant zijn voor de Nederlandse situatie.

Ad 4b) De taken met betrekking tot de autorisatieverzoeken zijn nog vrij nieuw, wat blijkt uit het nog steeds verder oplopend aantal verwachte autorisatieaanvragen. Voor enkele autorisatieaanvragen treden Nederlandse RAC- dan wel SEAC-leden op als rapporteur, voor een deel van de andere autorisatieaanvragen wordt een reactie geschreven op een ontwerp opinie (de getallen tussen haakjes).

Ad 5) Nederland treedt mogelijk in 2016 en 2017 op als rapporteur voor een restrictiedossier en becommentarieerd restrictiedossiers van andere lidstaten en ECHA (de getallen tussen haakjes).

Ad 6) Onder becommentariëring vallen zowel reacties op publieke consultatie, reacties op ontwerp opinies van het RAC als rapporteurschappen van de Nederlandse leden van het Committee for Risk Assessment (RAC). Reacties op publieke consultatie en ontwerp opinie kunnen volgtijdelijk voor hetzelfde dossier worden ingediend, vandaar dat deze aantallen die van de hele EU overstijgen.

Ad 7) Sinds eind 2015 heeft het RIVM naast de taken die voortvloeien uit de REACH Helpdesk (zoals het beantwoorden van vragen van industrie en voorlichting MKB) ook de taken met betrekking tot de CLP-Helpdesk erbij gekregen. Vandaar dat er een stijging wordt voorzien in het aantal helpdeskvragen.

Bevt en Bevi

Het aantal (opgeloste) kwetsbare objecten binnen veiligheidszones met betrekking tot externe veiligheid bij transport en -inrichtingen. Voor het oplossen van knelpunten veroorzaakt door het Basisnet is de milde saneringsregeling Bevt (Besluit externe veiligheid transport) gestart.13 Het aantal knelpunten is in 2014 gereduceerd van 4214 naar 34 woningen omdat door extra veiligheidsmaatregelen aan de infrastructuur (snelheidsverlaging bij omrijdroute tunnel «de Noord») acht woningen niet meer binnen de risicozone vallen. Verder zijn voorafgaand aan het in werking treden op 1 april 2015 van de Aankoopregeling Basisnet15 zeven woningen aangekocht. Na 1 april 2015 is aan de eigenaren van de resterende 27 woningen een aanbod tot aankoop gedaan. De regeling loopt tot en met 2020, dan moeten alle woningen zijn aangekocht.

Bij de inwerkingtreding van de saneringsregeling Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen) in 2004 was er sprake van 65 saneringssituaties. Ultimo 2015 was de stand van zaken dat er in acht gevallen sprake is van een achterstand bij de sanering. In vier van deze acht gevallen is er sprake van een latente situatie. Dat wil zeggen dat er geen kwetsbaar object binnen de risicocontour van het bedrijf aanwezig is, maar dat het bestemmingsplan het wel toelaat. De monitoring van de overgebleven saneringssituaties is overgedragen aan het bevoegd gezag.

GGO’s

In onderstaande tabel zijn voor 2015 als kengetallen de aantallen ontvangen vergunningaanvragen, aanvragen voor wijziging van vergunningen, kennisgevingen, wijzigingen op kennisgevingen en art. 2.8-verzoeken opgenomen, alsmede als indicator het percentage waarbij het risico voor mens en milieu gelijk of lager is dan een verwaarloosbaar risico.

 

Kengetal 2015

Indicator 2015

Ingeperkt gebruik

139

100%

Vergunningaanvragen

44

100%

Kennisgevingen1

230

100%

Verzoeken ex art. 2.8 Besluit ggo milieubeheer 2013

95

100%

Introductie in het milieu, landbouw (inclusief marktaanvragen)

5

100%

Introductie in het milieu, medisch, veterinair

13

100%

Totaal

526

100%

Bron: RIVM Bureau Genetisch Gemodificeerde Organismen

1

Het betreft kennisgeving op niveau I, II-k, II-v, en III, inclusief de wijzigingen op de respectievelijke niveau’s

Toelichting:

Per 1 maart 2015 is het Besluit «GGO 2013» in werking getreden waarin een meldingsysteem wordt geïntroduceerd naast het al bestaande, maar door het Besluit aangepaste, systeem van vergunningen. Dit gegeven zorgt ervoor dat nog maar een beperkte set historische kengetallen voorhanden is. Een prognose voor 2016 en 2017 is daarom niet te geven.

Majeure risicobedrijven

Jaarlijks rapporteert de Staatssecretaris aan de Tweede Kamer de Staat van de Veiligheid bij de majeure risicobedrijven. De Staat van de Veiligheid majeure risicobedrijven schetst vanuit een breed perspectief een beeld van de veiligheidssituatie van de majeure risicobedrijven in Nederland. Met deze benadering wordt vanuit verschillende invalshoeken het beeld over de veiligheid bij deze groep bedrijven losgekoppeld van de individuele casuïstiek bij bedrijven. Op basis van een jaarlijks terugkerende rapportage (eerste rapportage in 2014) kunnen tevens trends en ontwikkelingen over de veiligheid bij de majeure risicobedrijven zichtbaar worden en waar nodig specifieke sturingsmaatregelen worden genomen. De Staat van de Veiligheid majeure risicobedrijven is een monitoringsinstrument voor de stelselverantwoordelijke departementen (IenM, VenJ en SZW).

Beleidswijzigingen

In het met de andere overheden in de jaren 2015 – 2018 uit te voeren programma Impuls Omgevingsveiligheid (IOV) wordt in 2017 een impuls gegeven aan het omzetten van de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS) in een PGS Nieuwe Stijl (duidelijker governance gebaseerd op risicomethodiek). «Safety Deals» worden initiatieven van het bedrijfsleven en de overheden op het terrein van het creëren van een duurzame veiligheidscultuur bij bedrijven concreet opgepakt en uitgevoerd.

Het (Europese) beleid ten aanzien van nieuwe risico’s, bijvoorbeeld op het vlak van nanotechnologie, hormoonverstorende stoffen en synthetische biologie is nog in ontwikkeling. Het accentueren van het gezondheidsaspect in het milieubeleid moet helpen om op termijn te komen tot een omgevingskwaliteit die bijdraagt aan een goede gezondheid. Omgevingsfactoren vormen een significante oorzaak van de gezondheidslast (circa 5%, schatting PBL 2014). In 2017 zal, worden nagegaan welke aanpak mogelijk is voor andere en nieuwe, onzekere risico’s voor de gezondheid. Eind 2017 zal een «beleidsaanpak nieuwe risico’s» worden gepresenteerd waarin de acties beschreven zijn die moeten leiden tot de ontwikkeling van inherent veilige nieuwe technologieën. Daarbij zal het Safe-by-Design concept een prominente rol spelen.

In 2017 zal een begin worden gemaakt met het ontwikkelen van aanvullende instrumenten die ervoer moeten zorgen dat ook in de toekomst de veiligheid van mens en milieu gewaarborgd is bij toepassing van biotechnologie in de samenleving (programma modernisering veiligheid biotechnologie). Ook zal in de EU de aanpassing van de GGO-Europese regelgeving worden geagendeerd teneinde die veiligheid te waarborgen. Daarbij zal aangehaakt worden bij de Europese evaluatie van het EU veiligheidsbeleid ten aanzien van biotechnologie.

Bij de beperking van de risico’s van stoffen ligt de focus in 2017 op de Europese «review» van de Europese REACH-verordening. Hierbij is de inzet dat deze regelgeving op punten wordt verduidelijkt en waar nodig aangevuld om risico’s van zeer zorgwekkende stoffen beter te adresseren. Hierbij zoekt de Nederlandse inbreng aansluiting bij het zevende Milieu-Actieprogramma van de EU, waarin al werd geconcludeerd dat verbetering nodig is ten aanzien van onder meer nanomaterialen, hormoonverstorende stoffen en cumulatieve blootstelling. Daarbij zullen ook de resultaten worden meegenomen van het project dat samen met het bedrijfsleven verbeteringsmogelijkheden voor de uitvoering van REACH identificeerde.

In 2017 zal met het inwerkingtreden van de AMvB Verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) de wetgeving voor VTH worden gecompleteerd. Met het volledige wetgevingspakket zijn de instelling en de taken van de omgevingsdiensten geborgd. De AMvB VTH benoemt onder andere de taken voor de omgevingsdiensten in het zogenaamde basistakenpakket en geeft bepalingen voor de uitwisseling van milieu-informatie.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 22 Omgevingsveiligheid en milieurisico's (bedragen x € 1.000)
   

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

30.217

32.881

33.108

48.780

53.312

62.348

63.159

Uitgaven:

25.225

35.999

33.780

51.115

55.411

62.683

63.159

Waarvan juridisch verplicht

   

92%

       

22.01

Veiligheid chemische stoffen

11.802

8.148

5.853

6.215

5.985

5.986

5.986

22.01.01

Opdrachten

3.576

4.597

3.312

4.099

3.651

3.652

3.652

22.01.02

Subsidies

5.646

2.172

600

175

175

175

175

 

– NANoREG

5.266

1.827

425

0

0

0

0

 

– Overige subsidies

380

345

175

175

175

175

175

22.01.03

Bijdrage aan agentschappen

2.580

1.379

1.941

1.941

1.779

1.779

1.779

 

– waarvan bijdrage aan RWS

2.580

1.379

1.941

1.941

1.779

1.779

1.779

22.01.05

Bijdragen aan internationale organisaties

0

0

0

0

380

380

380

22.02

Veiligheid biotechnologie

1.516

3.602

3.070

3.000

2.870

2.870

2.870

22.02.01

Opdrachten

1.516

3.602

3.070

3.000

2.770

2.770

2.770

22.02.05

Bijdragen aan internationale organisaties

0

0

0

0

100

100

100

22.03

Veiligheid bedrijven en transport

11.907

24.249

24.857

41.900

46.556

53.827

54.303

22.03.01

Opdrachten

3.422

4.147

4.377

19.556

22.144

25.312

27.788

 

– Omgevingsveiligheid

799

0

389

14.821

17.313

16.160

20.160

 

– Overige opdrachten

2.623

4.147

3.988

4.735

4.831

9.152

7.628

22.03.02

Subsidies

3.479

14.427

14.768

17.731

20.282

24.385

22.385

 

– Asbest en safety deals

2.472

10.275

12.278

15.441

17.992

22.095

22.095

 

– Overige subsidies

1.007

4.152

2.490

2.290

2.290

2.290

290

22.03.03

Bijdrage aan agentschappen

4.059

2.629

2.666

1.567

1.084

1.084

1.084

 

– waarvan bijdrage aan RWS

4.059

2.629

2.666

1.567

1.084

1.084

1.084

22.03.04

Bijdragen aan medeoverheden

75

0

0

0

0

0

0

 

– Bijdragen programma Externe Veiligheid

75

0

0

0

0

0

0

22.03.05

Bijdragen aan internationale organisaties

0

0

0

0

0

0

0

22.03.09

Inkomensoverdrachten

872

3.046

3.046

3.046

3.046

3.046

3.046

 

Ontvangsten

11.607

2.057

675

250

250

250

250

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing naar artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds (bedragen x € 1.000)
   

2017

2018

2019

2020

2021

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds

4.568

1.008

872

769

0

Andere ontvangsten van artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds

0

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds

4.568

1.008

872

769

0

waarvan

.

       

18.06

Externe veiligheid

4.568

1.008

872

769

0

22.01 Veiligheid chemische stoffen

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor subsidies en de agentschapbijdragen zijn volledig juridisch verplicht. Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten. Meer specifiek betreft het opdrachten in de sfeer van wettelijke taken betreffende het (inter)nationale stoffenbeleid evenals de vergunningverlening op dat gebied, het NANoREG-programma, het (interdepartementale) meerjaren programma Gezondheidsrisico’s straling zendmasten (elektromagnetische velden), de jaarlijkse bijdragen aan de Gezondheidsraad en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb).

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikelonderdeel heeft met name betrekking op het uitvoeren van de programma’s REACH, Gezondheid in het milieubeleid (GiM) en Bewust Omgaan met Veiligheid.

22.02 Veiligheid biotechnologie

Het grootste deel van de uitgaven is juridisch verplicht als gevolg van de jaarlijkse bijdrage aan de COGEM en de uitgaven in het kader van het meerjaren onderzoeksprogramma Biotechnologie en Veiligheid.

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikelonderdeel wordt aangewend voor uitgaven in het kader van de modernisering veiligheid biotechnologie.

22.03 Veiligheid bedrijven en transport

De uitgaven voor inkomensoverdrachten en de agentschapbijdragen zijn volledig juridisch verplicht. Van het opdrachtenbudget en het subsidiebudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten. Meer specifiek betreft het opdrachten en subsidies in de sfeer van (wettelijke) taken inzake omgevingsveiligheid, vervoer gevaarlijke stoffen, basisnetten en de subsidies in het kader van de Regeling Verwijderen Asbestdaken en de Safety Deals.

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikelonderdeel wordt voor een deel aangewend voor uitgaven in het kader van de modernisering van het omgevingsveiligheidsbeleid.

22.01 Veiligheid chemische stoffen

Toelichting op de financiële instrumenten

22.01.01 Opdrachten

In dit kader worden opdrachten verstrekt aan onder andere de Gezondheidsraad voor de uitvoering van wettelijke taken op het gebied van asbest, chemische stoffen en externe veiligheid en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) voor de uitvoering van het werkprogramma. Daarnaast worden opdrachten verstrekt voor het meerjarig onderzoekprogramma elektromagnetische velden (EMV), de uitvoering van EU-regelgeving ten aanzien van zeer zorgwekkende stoffen in relatie tot andere overheden (vergunningverlening), voor de uitvoering van taken op de gebieden «veiligheid en gezondheid» (asbest) en «nieuwe risico’s en security» (nanotechnologie en synthetische biologie).

22.01.02 Subsidies

De subsidies hebben betrekking de bijdrage aan het Platform EMV en de bijdrage van de Europese Commissie (EC) voor de coördinatie van het EU-project NANoREG uit het zevende kaderprogramma voor onderzoek van de EC.

22.01.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor voornamelijk de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van InfoMil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving) op het beleidsonderwerp «asbest». Daarnaast wordt inzet geleverd voor het beheer en verdere ontwikkeling van het Landelijk Asbestvolgsysteem (LAVS).

22.02 Veiligheid biotechnologie
22.02.01 Opdrachten

Ter uitvoering van de wettelijke taak wordt jaarlijks een opdracht verstrekt aan de Commissie Genetische Modificatie (COGEM) voor het maken van beoordelingen inzake risico’s verbonden aan werkzaamheden met genetisch gemodificeerde organismen en het adviseren over maatregelen risicobeheersing en monitoring die bij de uitvoering van werkzaamheden met GGO's kunnen worden toegepast. Daarnaast worden de uitgaven in het kader van het meerjarige onderzoeksprogramma Biotechnologie en Veiligheid hier verantwoord.

22.03 Veiligheid bedrijven en transport
22.03.01 Opdrachten

Omgevingsveiligheid

Het betreft hier uitgaven in het kader van de Impuls omgevingsveiligheid (IOV 2015–2018) voor de deelprogramma’s Besluit risico’s zware ongevallen (BRZO), Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS), Informatie/Kennisinfrastructuur en lokaal externe (omgeving) veiligheidsbeleid. Door middel van een programmatische aanpak wordt ingezet op het creëren van een veiligere leefomgeving. Het programma wordt uitgevoerd onder auspiciën van het Bestuurlijk Omgevingsberaad (BOB)

Overige opdrachten

Het betreft hier opdrachten voor (wettelijke) taken in het kader van BRZO bedrijven, olieterminals in Caribisch Nederland en vuurwerk, de monitoring van basisnetten (weg, water, spoor), aanpassing regelgeving vervoer gevaarlijke stoffen als gevolg van wijzigingen internationale verdragen, modellenbeheer buisleidingen (Bevb), onderhouden Activiteitenbesluit voor het realiseren vermindering regeldruk bedrijven en de stelselontwikkeling en het beheer van standaarden voor vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). Daarnaast worden opdrachten verstrekt voor onderzoek en implementatie van risicoreductie maatregelen alsmede de ondersteuning en begeleiding van het verwijderen van asbestdaken.

22.03.02 Subsidies

Asbest

Het betreft hier de uitgaven in het kader van de Subsidieregeling verwijderen asbestdaken die door de RVO.nl wordt uitgevoerd. Jaarlijks wordt in de Staatscourant het beschikbare jaarbudget gepubliceerd. Tevens worden hieruit subsidies aan organisaties betaald die een bijdrage leveren aan het samenwerkingsprogramma «verwijderen asbestdaken».

Safety Deals

Als onderdeel van de uitvoeringsagenda BRZO worden ook uitgaven gedaan onder de noemer «Safety Deals». De Safety Deals zijn complementair aan de maatregelen die versterking van toezicht en handhaving tot doel hebben (IOV 2015–2018). Het gaat hier om het creëren van een duurzame veiligheidscultuur bij onder meer de bedrijfsprocessen binnen de chemiesector, te weten het gebruik en productie van gevaarlijke stoffen, evenals de opslag en het transport daarvan. De veiligheidsmaatregelen leveren een positieve bijdrage aan de veiligheid in de omgeving.

Overige subsidies

De overige subsidies hebben voornamelijk betrekking op de vuurwerkcampagnes en het vervolmaken van het stelsel van Omgevingsdiensten.

22.03.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van InfoMil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving) op de beleidsonderwerpen «kennisoverdracht omgevingsveiligheid» en «vergunningverlening». Daarnaast vinden hier uitgaven plaats voor werkzaamheden van de Dienst Verkeer en Scheepvaart van RWS in het kader van basisnetten en vervoer gevaarlijke stoffen.

22.03.09 Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten hebben betrekking op het honoreren van incidentele aanvragen in het kader van de Regeling tegemoetkoming niet-loondienst gerelateerde slachtoffers van mesothelioom (TNS). Deze regeling is bedoeld voor iedereen die de ziekte van maligne mesothelioom heeft als gevolg van contact met asbest buiten de werksituatie.

Ontvangsten

Dit betreffen de bijdragen van het Ministerie van Defensie voor de kosten van de BRIKS (Bouwen, Reclame, Inrit, Kap en Sloop) vergunningen defensie inrichtingen.

12

BRZO: Besluit Risico's Zware Ongevallen.

13

Staatscourant 2015, nr. 10961, Beleidsregel verwerven van woningen langs basisnetroutes.

14

Staatscourant 2015, nr. 10961, Beleidsregel verwerven van woningen langs basisnetroutes.

aankoop woningen basisnet.

15

Staatscourant 2015, nr. 10961, Beleidsregel verwerven van woningen langs basisnet routes.

Licence