Algemene doelstelling
Het realiseren van een efficiënt, veilig en duurzaam goederenvervoersysteem, waarbinnen de internationale concurrentiekracht van de mainport en van de Nederlandse maritieme sector wordt versterkt.
(Doen) uitvoeren
Rollen en verantwoordelijkheden
De Minister is verantwoordelijk voor het in stand houden van een robuust hoofdnetwerk van vaarwegen. Vanuit de begroting Hoofdstuk XII (artikel 26.01) wordt een bijdrage gedaan aan het Infrastructuurfonds. Via het Infrastructuurfonds (artikel 15, 17 en 20) investeert de Minister door middel van aanleg en benutting in dit netwerk, in binnenhavens en in de maritieme toegang van zeehavens om een goede en betrouwbare bereikbaarheid over water van de economische kerngebieden te realiseren. Aanleg- en benuttingsprojecten worden in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) vastgelegd. De Minister is verantwoordelijk voor toezicht en nautisch beheer. Rijkswaterstaat voert als beheerder het beheer, onderhoud en vervanging uit. De uitgaven aan beheer, onderhoud en vervanging worden verantwoord op het Infrastructuurfonds (artikel 15).
Regisseren
De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook voor de uitvoering van het maritiem beleid. De rol «regisseren» heeft betrekking op de volgende taken:
-
• De Minister stelt normen en handhaaft deze om het veilige en duurzame gebruik van netwerken te waarborgen. De Minister ijvert regionaal en internationaal voor gelijke normen, bijvoorbeeld in de Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie van de EU en de Internationale Maritieme Organisatie (IMO), ook omdat een internationaal level playing field goed is voor de Nederlandse concurrentiepositie. Daarin passen een actief Nederlands lidmaatschap van IMO en Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) en een gerichte bijdrage aan de totstandkoming van Europese regelgeving, inclusief een actieve rol in agentschappen als het Europese Maritieme Veiligheidsagentschap (EMSA) en andere organisaties.
-
• De in 2015 vastgestelde Maritieme Strategie geeft de leidende principes aan: meerwaarde door samenwerking, ruimte voor ondernemerschap en oog voor de leefomgeving. Vanuit het oogpunt van verbetering van het milieu en van de kwaliteit van de leefomgeving wordt de innovatie en de transitie naar een duurzame scheepvaart bevorderd. IenW zorgt voor «state of the art» regelgeving op het gebied van milieu, veiligheid, marktordening, bemanningszaken en security. Waar nodig wordt hiervoor internationaal samengewerkt.
-
• Met het programma Beter Benutten stimuleert de Minister een slim, efficiënt en veilig gebruik van de vaarwegen. Samen met de inspanningen van de vervoerders en verladers kan daarmee de capaciteit van de vaarwegen beter worden benut.
-
• De Minister geeft zoveel mogelijk ruimte voor ondernemerschap, met een maximaal beroep op de eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven voor een permanente verbetering van de veiligheid en duurzaamheid van het transport over water.
-
• IenW draagt, binnen het kabinetsbrede bedrijvenbeleid onder coördinatie van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, als vakdepartement verantwoordelijkheid voor de overheidsinbreng op de Topsector Logistiek en het maritieme cluster binnen de Topsector Water en Maritiem.
-
• Voorts zet de Minister in op een intensivering en stroomlijning van de inspanningen van alle overheden, belangenorganisaties en sectorpartijen betrokken bij bovenstaande beleidsopgaven.
Ten slotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de Inspectie Leefomgeving en Transport op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht) en door de Autoriteit Consument en Markt.
Indicatoren en Kengetallen
Hieronder zijn de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor scheepvaart en havens opgenomen. In productartikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.
Realisatie 2011 | Realisatie 2012 | Realisatie 2013 | Realisatie 2014 | Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Streefwaarde 2019 en 2020 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Hoofdtransportas | 67% | 68% | 69% | 70% | 68% | 66% | 66% | 63% | 85% |
Hoofdvaarweg | 79% | 78% | 80% | 80% | 80% | 80% | 80% | 75% | 75% |
Overige vaarwegen | 92% | 93% | 92% | 92% | 91% | 91% | 88% | 87% | 70% |
Bron: RWS, 2019
Toelichting
Voor elk type vaarweg (Hoofdtransportas, Hoofdvaarweg en Overige vaarwegen) wordt een te realiseren percentage schepen nagestreefd dat binnen de normtijd de sluis passeert (streefwaarde). De «passeertijd sluizen» is een absolute normtijd die voor elke sluis afzonderlijk is bepaald. De gerealiseerde passeertijden op de hoofdtransportassen voldoen nog niet aan de streefwaarden. Dit speelt al langere tijd en wordt voornamelijk veroorzaakt door gebrek aan capaciteit op de corridors tussen Zeeland en Rotterdam. Voor de sluizen op die corridors lopen dan ook MIRT-projecten, gericht op het verbeteren van deze capaciteit. De passeertijden op de hoofdvaarwegen zijn in 2018 negatief beïnvloed door de lange periode van laag water (omvaarverkeer met meer schepen bij enkele sluizen) en renovatiewerkzaamheden (m.n. sluis Delden, Hagestein en Prinses Beatrixsluis).
De passeertijden voor de hoofd- en overige vaarwegen scoren overigens wel (ruim) voldoende.
Basiswaarde 2005 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 20161 | 2017 | 20182 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal Nederlandse Zeehavens | 44,9 | 47,8 | 47,2 | 47,9 | 47,5 | 47,2 | 48,1 | 48,3 | 47,9 | 50,3 |
Mainport Rotterdam | 34,9 | 37,0 | 36,3 | 37,0 | 36,6 | 36,2 | 37,3 | 37,6 | 37,2 | 36,8 |
Overige Nederlandse Zeehavens | 10,0 | 10,8 | 10,9 | 10,9 | 10,9 | 11,0 | 10,8 | 10,7 | 10,7 | 13,5 |
Bron: 2002–2010 Nationale Havenraad; 2011–2015 IenW; > 2016 Havenbedrijf Rotterdam
Toelichting
Dit kengetal geeft informatie over het marktaandeel van de Nederlandse zeehavens ten opzichte van de concurrerende Noordwest Europese havenrange (de zogenaamde «Hamburg-Le Havre range»). Het streven is het marktaandeel van de Nederlandse havengebieden ten opzichte van de totale Noordwest (de «Hamburg-Le Havre range») ten minste te handhaven.
Het «Totaal Nederlandse Zeehavens» kent een stijging van het marktaandeel, met de aantekening dat na de fusie van Zeeland Seaports en Gent die laatste daarin is begrepen. Rotterdam kende in 2018 een beperkte groei (+ 2,6 mln ton, + 0,3%), waar Antwerpen (de 2e haven van NW Europa) een plus van 5,5% noteerde (+ 11,6 mln ton). Daardoor nam het relatieve martkaandeel licht af. In absolute zin is Rotterdam nog met afstand de grootste haven (460 mln ton, Antwerpen 235 mln ton). De overslag van massagoed (zowel droog als nat) nam licht af t.o.v. 2017, het containersegment nam sterk toe (+5,6%).
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Van de vloot van in Nederland geregistreerde zeeschepen onder Nederlandse vlag | |||||||||
Aantallen | |||||||||
Handelsvaart | 725 | 769 | 800 | 822 | 808 | 790 | 771 | 761 | 757 |
Zeesleepvaart | 249 | 235 | 247 | 260 | 258 | 275 | 288 | 291 | 299 |
Waterbouw | 120 | 156 | 169 | 168 | 167 | 171 | 171 | 176 | 168 |
Totaal | 1.094 | 1.160 | 1.216 | 1.250 | 1.233 | 1.236 | 1.230 | 1.228 | 1.224 |
Bruto tonnage (GT) (x 1.000) | |||||||||
Handelsvaart | 6.075 | 6.883 | 6.740 | 7.045 | 6.978 | 6.572 | 6.411 | 6.275 | 6.229 |
Zeesleepvaart | 310 | 290 | 362 | 347 | 360 | 409 | 423 | 444 | 532 |
Waterbouw | 450 | 513 | 531 | 533 | 537 | 531 | 542 | 572 | 545 |
Totaal | 6.835 | 7.686 | 7.633 | 7.925 | 7.875 | 7.512 | 7.376 | 7.291 | 7.306 |
Van de vloot onder buitenlandse vlag in Nederlands eigendom of beheer | |||||||||
Aantallen | |||||||||
Handelsvaart | 433 | 422 | 408 | 403 | 403 | 432 | 451 | 458 | 474 |
Zeesleepvaart | 459 | 456 | 477 | 498 | 519 | 512 | 502 | 499 | 496 |
Waterbouw | 63 | 55 | 55 | 52 | 52 | 62 | 62 | 63 | 57 |
Totaal | 955 | 933 | 940 | 953 | 974 | 1.006 | 1.015 | 1.020 | 1.027 |
Bruto tonnage (GT) (x 1.000) | |||||||||
Handelsvaart | 5.259 | 5.232 | 5.072 | 5.517 | 5.987 | 6.500 | 7.203 | 7.700 | 8.086 |
Zeesleepvaart | 1.011 | 1.298 | 1.640 | 1.612 | 1.643 | 1.740 | 2.239 | 1.706 | 1.779 |
Waterbouw | 251 | 210 | 264 | 248 | 285 | 312 | 322 | 328 | 319 |
Totaal | 6.521 | 6.740 | 6.976 | 7.377 | 7.915 | 8.552 | 9.764 | 9.734 | 10.184 |
Bron: Inspectie Leefomgeving en Transport, 2019. Cijfers van zeeschepen onder buitenlandse vlag op basis van IHS.
Toelichting
Bovenstaande kengetallen geven informatie over de ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT) van de vloot in Nederlands eigendom of beheer onder Nederlandse en buitenlandse vlag. De gegevens zijn opgesplitst naar de sectoren handelsvaart, zeesleepvaart en waterbouw. De groei c.q. afname van de vloot onder Nederlandse vlag is niet alleen van overheidsbeleid afhankelijk, maar ook van externe factoren zoals de wereldwijde groei van het ladingaanbod en investeringsklimaat, het zeevaartbeleid (waaronder fiscale klimaat) van andere landen en de individuele prestaties van de ondernemingen. Een toename van de vanuit Nederland beheerde vloot (en dan met name de Nederlandse vlag) is gunstig voor de ontwikkeling van de toegevoegde waarde.
Kengetal: veiligheid scheepvaart
20101 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Zeer ernstige scheepsongevallen | 4 | 2 | 0 | 0 | 2 | 2 | 1 | ||
Ernstige scheepsongevallen | 15 | 13 | 12 | 11 | 8 | 122 | 10 | ||
Totaal | 19 | 15 | 12 | 11 | 10 | 13 | 11 |
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Significante scheepsongevallen | 164 | 159 | 161 | 136 | 138 | 158 | 164 | 161 | 176 |
(waarvan doden | 4 | 8 | 4 | 9 | 4 | 6 | 7 | 8 | 2 |
en gewonden) | 45 | 63 | 58 | 27 | 44 | 35 | 38 | 33 | 53 |
Overig ongevallen | 824 | 885 | 802 | 858 | 877 | 892 | 1.163 | 961 | 1.173 |
Totaal | 988 | 1.044 | 963 | 994 | 1.015 | 1.050 | 1.327 | 1.122 | 1.349 |
Bron: RWS, 2019, Cijfers van zeeschepen onder buitenlandse vlag op basis van IHS.
Voor de beoordeling van de ontwikkeling van de veiligheid op de Nederlandse binnenwateren wordt gebruik gemaakt van het begrip «significant scheepsongeval». Significante scheepsongevallen zijn scheepsongevallen op de Nederlandse binnenwateren met schepen (ook onder niet Nederlandse vlag) waarbij schade is ontstaan die als ernstig wordt geclassificeerd in de vorm van slachtoffers (doden/gewonden), stremming van de vaarweg of schade aan de vaarweg, schip, lading of milieu.
Toelichting
In 2018 zijn op het Nederlandse deel van de Noordzee 10 ESO’s (ernstige scheepvaartongevallen) en 1 ZESO (zeer ernstige scheepvaartongeval) geregistreerd. De ESO’s zijn als volgt onderverdeeld: koopvaardij (3), visserij (3), werk- en dienstvaart (4) en recreatievaart (1). Doordat een ongeval een aanvaring betrof tussen werk- en dienstvaart en zeevaart komt één ESO hier tweemaal voor. De ZESO betrof recreatievaart. Over het jaar 2018 zijn geen scheepsongevallen op de Noordzee geregistreerd met dodelijke slachtoffers.
Op de Nederlandse binnenwateren (inclusief de zeehavens) zijn in 2018 in totaal 1.349 ongevallen geregistreerd waarvan er 176 ernstige scheepsongevallen waren. Hierbij was sprake van grote materiële schade aan schip, lading of infrastructuur, met milieuschade, stremming van de vaarweg of (in uitzonderlijke gevallen) doden en zwaargewonden als gevolg. Deze ernstige ongevallen zijn de zogenaamde significante ongevallen.
In 2018 was er bij 2 geregistreerde scheepsongevallen een dodelijk slachtoffer te betreuren.
Beleidswijzigingen
De met de Rijksbrede Nederlandse Maritieme Strategie 2015–2025 (Kamerstukken II 2014–2015, 31 409, nr. 70) ingezette koers wordt ook in 2020 voortgezet, evenals de samenwerking tussen de rijksoverheid en de maritieme sector bij de uitwerking van de Maritieme Strategie. De basis voor deze samenwerking wordt gevormd door een op 22 februari 2018 vastgesteld werkprogramma, waarin de prioriteiten op het gebied van zeevaart, zeehavens, binnenvaart en de maritieme maakindustrie voor de komende jaren zijn vastgelegd (Kamerstukken II 2017–2018, 31 409, nr. 184). Het werkprogramma heeft een doorlooptijd tot en met 2021 en adresseert voor 2020 onder meer de volgende onderwerpen: verbetering van het scheepsregister, Smart Shipping, structuurversterking binnenvaart, vergroening zeevaart/binnenvaart en beroepskwalificaties binnenvaart.
Daarnaast is in het regeerakkoord aangegeven dat met de zeevaart-, de binnenvaart en de havensector een Green Deal zal worden afgesloten omdat in deze sectoren nog veel milieuwinst is te behalen. Deze Green Deal is ondertekend op 11 juni 2019. Er is zo snel mogelijk met de uitwerking van de Green Deal gestart. Eén van de belangrijkste acties richt zich op de uitwerking van een labelsysteem voor de binnenvaart, waarmee de milieuprestatie van een binnenvaartschip kan worden geduid. Ook zal gewerkt worden aan een regeling voor investeringssubsidies waarmee de aanschaf van schone motoren in de binnenvaart wordt gestimuleerd. Voor de zeevaart zal IenW zich inspannen voor de invoering van een mondiale CO2-heffing.
Budgettaire gevolgen van beleid
2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 44.916 | 38.562 | 21.714 | 8.633 | 8.479 | 8.975 | 10.609 |
Uitgaven | 39.981 | 58.705 | 39.881 | 9.081 | 8.927 | 9.423 | 11.057 |
Waarvan juridisch verplicht | 95% | ||||||
18.01 Scheepvaart en havens | 39.981 | 58.705 | 39.881 | 9.081 | 8.927 | 9.423 | 11.057 |
18.01.01 Opdrachten | 26.913 | 28.460 | 35.139 | 6.103 | 5.948 | 5.965 | 7.599 |
– Topsector Logistiek | 15.482 | 16.907 | 13.994 | 0 | 0 | 0 | 0 |
– Caribisch Nederland | 9.774 | 7.256 | 12.500 | 100 | 100 | 100 | 100 |
– Overige Opdrachten | 1.657 | 4.297 | 8.645 | 6.003 | 5.848 | 5.865 | 7.499 |
18.01.02 Subsidies | 7.976 | 5.224 | 1.764 | 0 | 0 | 0 | 0 |
– Topsector Logistiek | 6.359 | 4.104 | 1.764 | 0 | 0 | 0 | 0 |
– Overige Subsidies | 1.617 | 1.120 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
18.01.03 Bijdragen aan agentschappen | 1.430 | 1.527 | 1.405 | 1.405 | 1.406 | 1.885 | 1.885 |
– Waarvan bijdrage aan agentschap RWS | 1.212 | 1.477 | 1.405 | 1.405 | 1.406 | 1.885 | 1.885 |
– Overige Bijdragen aan agentschappen | 218 | 50 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
18.01.04 Bijdragen aan medeoverheden | 2.158 | 21.912 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
– Bijdrage Caribisch Nederland | 2.158 | 21.912 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
18.01.05 Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties | 1.504 | 1.582 | 1.573 | 1.573 | 1.573 | 1.573 | 1.573 |
Ontvangsten | 168 | 862 | 784 | 0 | 0 | 0 | 1.764 |
Extracomptabele verwijzingen
2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Bijdrage uit artikel 26 van Infrastructuurfonds aan artikel 15 Hoofdvaarwegennet | 839.511 | 1.165.966 | 1.087.957 | 942.226 | 917.784 | |
Andere ontvangsten van artikel 15 Hoofdvaarwegennet | 154.888 | 89.065 | 20.711 | 240 | 9.186 | |
Totale uitgaven op artikel 15 Hoofdvaarwegennet | 994.399 | 1.255.031 | 1.108.668 | 942.466 | 926.970 | |
waarvan | ||||||
15.01 | Verkeersmanagement | 8.830 | 8.830 | 8.830 | 8.830 | 8.830 |
15.02 | Beheer onderhoud en vervanging | 398.074 | 311.437 | 326.637 | 315.081 | 324.692 |
15.03 | Aanleg | 171.166 | 325.818 | 307.175 | 219.733 | 220.938 |
15.04 | Geïntegreerde contractvormen/PPS | 75.293 | 264.214 | 122.791 | 64.397 | 52.937 |
15.06 | Netwerkgebonden kosten HVWN | 341.036 | 344.732 | 343.235 | 334.425 | 319.573 |
15.07 | Investeringsruimte | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Bijdrage uit artikel 26 van Infrastructuurfonds aan artikel 17.06 PMR | 6.859 | 1.146 | 260 | 260 | 260 | |
Andere ontvangsten van artikel 17.06 PMR | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Totale uitgaven op artikel 17.06 PMR | 6.859 | 1.146 | 260 | 260 | 260 | |
waarvan | ||||||
17.06 | Project Mainportontwikkeling Rotterdam | 6.859 | 1.146 | 260 | 260 | 260 |
2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikelonderdeel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld modaliteit | 0 | 0 | 0 | 40.000 | 68.000 | |
Andere ontvangsten van artikelonderdeel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld modaliteit | ||||||
Totale uitgaven op artikelonderdeel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld modaliteit | 0 | 0 | 0 | 40.000 | 68.000 | |
waarvan | ||||||
20.05.3 | Investeringsruimte Vaarwegen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Voor de periode 2020–2024 staan geen bedragen geraamd en zijn derhalve geen bedragen zichtbaar.
Extracomptabele fiscale regelingen
Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage «Fiscale regelingen» in de Miljoenennota. De fiscale regelingen die niet in onderstaande tabel zijn opgenomen, maar wel op dit beleidsartikel betrekking hebben, zijn:
-
– Accijnsvrijstelling communautaire wateren
-
– Willekeurige afschrijving zeeschepen
Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota «Toelichting op de fiscale regelingen».
2018 | 2019 | 2020 | |
---|---|---|---|
Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart | 120 | 119 | 117 |
Afdrachtvermindering zeevaart | 108 | 108 | 108 |
18.01 Scheepvaart en havens
Budgetflexibiliteit
De bijdragen aan agentschappen en internationale organisaties zijn volledig juridisch verplicht en hebben een structureel karakter.
Voor de Topsector Logistiek zijn zowel het subsidiedeel aan de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) als de opdrachten via Connekt volledig juridisch verplicht. Dat geldt ook voor het opdrachtenbudget voor IenW opdrachten voor de topsector Logistiek dat eveneens juridisch verplicht is.
Het beschikbare budget voor verduurzaming en innovatie van de binnenvaart en zeevaart (uitvoering Green Deal) is volledig juridisch verplicht, evenals de bijdrage voor de vervanging van een verouderd simulatorcentrum op het terrein van het Maritiem Research Instituut Nederland (MARIN).
Van het overige opdrachtenbudget is circa de helft juridisch verplicht. Het betreft de uitfinanciering van aangegane verplichtingen voor onder meer de uitvoering van toezichtstaken door de ACM en de monitoring van maritieme indicatoren en kengetallen.
Het niet-juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor beleidsonderzoek gericht op onder meer binnenvaart, zeevaart, zeehavens en Caribisch Nederland.
18.01 Scheepvaart en havens
Toelichting op de financiële instrumenten
18.01.01 Opdrachten
-
• Voor beleidswerk gericht op havens (onder andere havensamenwerking) en Caribisch Nederland (de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba) is het benodigde budget gereserveerd.
-
• Het werkprogramma Maritieme Strategie en Zeehavens 2018–2021 is vanaf 2018 als onderdeel van het integrale werkprogramma ter uitvoering van de Maritieme Strategie doorgezet.
-
• Als vlaggen-, kust- en havenstaat zet Nederland in International Maritime Organization (IMO)- en EU-verband in op verbetering van het stelsel van regelgeving (bij voorkeur door optimaliseren bestaande regelgeving).
-
• De concurrentiepositie van het maritieme cluster vereist de implementatie van verdragen, een gelijk speelveld en vermindering van de administratieve lasten. De inzet richt zich bijvoorbeeld op een Europese maritieme ruimte zonder grenzen, het monitoren van de arbeidsmarkt, het faciliteren van verbetering van de efficiency van bemanningen en het wegnemen van knelpunten in de relevante wetgeving. Hiervoor wordt beleidsinformatie verzameld en onderzoek verricht.
-
• Voor de topsector Logistiek worden in 2020 opdrachten uitgevoerd onder regie van het Topteam Logistiek. De opdrachten en subsidies hebben betrekking op de volle breedte van de logistieke sector, dat wil zeggen op alle modaliteiten.
-
• Voor de vervanging van een verouderd simulatorcentrum door nieuwbouw op het terrein van het Maritiem Research Instituut Nederland (MARIN) zal IenW in 2020 incidenteel € 2,0 miljoen bijdragen.
-
• Voor de uitvoering van de Green Deal is budget beschikbaar voor verduurzaming en innovatie van de binnenvaart en zeevaart.
18.01.02 Subsidies
Voor de topsector Logistiek worden de subsidies op basis van het meerjarenprogramma en de gestarte activiteiten via de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) uitgezet.
18.01.03 Bijdragen aan agentschappen
In het kader van het Beleidsondersteuning en Advies (BOA) protocol met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die RWS uitvoert in opdracht van de beleids-DG’s. Door middel van de agentschapsbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd.
18.01.04 Bijdragen aan medeoverheden
Dit betreffen middelen voor de renovatie van de zeehaven op Saba, welke middels een bijzondere uitkering verstrekt zullen worden. Vanuit de Regio Envelop is € 12,5 miljoen beschikbaar gesteld voor de renovatie van de zeehaven op Saba. Daarnaast is er voor dit havenproject € 9 miljoen bestemd vanuit de wederopbouw gelden. Een optimale zeehaven te Saba is een groeiende bron van inkomsten voor het eiland en verbetert de leefbaarheid (aanlanding levensmiddelen en (project)goederen) op het eiland.
18.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties
Vanuit de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) gelden betaalt IenW in totaal € 1,07 miljoen aan contributies in het kader van Maritieme Zaken. Hiervan gaat circa € 0,5 miljoen contributie naar de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) en circa € 0,4 miljoen contributie naar de International Maritime Organisation (IMO) conform verdragsverplichtingen. Daarnaast worden bijdragen gedaan aan de International Association of Marine Aids to Navigation and Lighthouse Authorities (IALA), Regional Cooperation Agreement on Combating Piracy and Armed Robbery against Ships in Asia (ReCAAP), de Donaucommissie en de North Atlantic Ice Patrol.
Door de internationale brancheorganisaties in de binnenvaart is met een beroep op de gelden uit het reservefonds het European IWT platform opgericht. Uit het Nederlandse deel van het door de sector opgebouwde fonds zal gedurende 10 jaar (2017–2026) een bedrag van € 450.000 per jaar aan het IWT uitgekeerd worden.