Base description which applies to whole site

Niet-beleidsartikel 98: Apparaatsuitgaven kerndepartement

Algemene Doelstelling

Op dit artikel staan alle personele en materiële uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat met uitzondering van de agentschappen Inspectie Leefomgeving en Transport, Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut en Rijkswaterstaat. Het omvat de verplichtingen en uitgaven voor ambtelijk personeel, inhuur externen en materieel voor het kerndepartement.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen van beleid art. 98 Apparaatsuitgaven Kerndepartement (Bedragen x € 1.000)
   

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Verplichtingen

281.510

322.799

308.390

297.039

295.571

296.950

299.966

Uitgaven

298.856

335.380

312.445

298.355

296.352

296.946

299.962

98.01

Personele uitgaven

220.973

247.657

226.294

215.720

213.138

212.610

215.006

 

– waarvan eigen personeel

193.030

209.707

207.373

199.445

198.485

197.924

200.773

 

– waarvan externe inhuur

20.999

30.990

12.164

9.685

8.665

8.666

8.266

 

– waarvan overige personele uitgaven

6.944

6.960

6.757

6.590

5.988

6.020

5.967

98.02

Materiele uitgaven

77.883

87.723

86.151

82.635

83.214

84.336

84.956

 

– waarvan ICT

20.308

25.452

18.383

20.110

20.139

20.153

20.153

 

– waarvan bijdrage aan SSO's

48.798

41.244

40.896

40.658

40.647

40.681

40.680

 

– waarvan overige materiële uitgaven

8.777

21.027

26.872

21.867

22.428

23.502

24.123

 

Ontvangsten

14.667

18.792

5.430

5.430

5.430

5.430

5.430

98.01 Personele uitgaven

Toelichting op de financiële instrumenten

Dit betreft alle uitgaven van het eigen personeel, de externe inhuur en postactieven voor het kerndepartement.

Eigen personeel

Onder uitgaven eigen personeel vallen de loonkosten en de uitgaven voor de personele exploitatie.

  • Onder loonkosten wordt verstaan alle uit de rechtspositiebepalingen en aanverwante (wettelijke) regelingen voortvloeiende uitgaven aan en ten behoeve van de werknemers, zoals salaris, vakantie- en eindejaarsuitkering, vergoedingen voor inbesteding van personeel, toelagen, toeslagen en vergoedingen, gratificaties, onkostenvergoedingen waaronder woon-werkverkeer (ook collectieve inkoop openbaar vervoerskaarten), sociale lasten en de bijdrage aan de zorgverzekeringswet, pensioenpremies en de eindheffing loonbelasting.

  • Onder personele exploitatie worden andere personele uitgaven verstaan zoals verhuiskosten, hotels in het kader van dienstreizen, werving en selectie, keuringen, assessments, outplacement, loopbaanbegeleiding en re-integratie, arbeidsgezondheidskundige begeleiding, werkplekaanpassing, uitbesteding arbo-dienstverlening, bedrijfshulpverlening, representatie voor eigen personeel, opleiding, coaching, training, bezoek van symposia en congressen, personeelsevenementen, bijeenkomsten en recepties, noodzakelijke contributies van personeel, uitgaven sociaal flankerend beleid en dergelijke.

Externe inhuur

Dit betreft de uitgaven voor externe inhuur voor o.a. ICT-dienstverlening, de programma’s Vrachtwagenheffing, Duurzame mobiliteit, Fiets, Beter Benutten en de Luchtruimherziening.

Overige personele uitgaven

De overige personele uitgaven betreft de uitgaven aan postactieven. Onder postactieven wordt verstaan uitgaven aan en ten behoeve van voormalig personeel, voor zover niet ten laste komend van derden (pensioen- of uitkeringsfonds) zoals Functioneel leeftijdsontslag (FLO), werkloosheidsuitkeringen, wachtgelden en de daarmee samenhangende uitvoeringskosten van derden.

98.02 Materiele uitgaven

Dit betreft materiele uitgaven van het kerndepartement waarvoor geldt dat deze betrekking hebben op uitgaven die bedoeld zijn voor activiteiten ter ondersteuning van het primaire proces.

ICT bevat zowel de uitgaven voor projecten als structurele uitgaven zoals onderhoud en licenties. De bijdrage aan de Shared Service Organisaties betreft onder andere P-Direkt (Salarisbedrijf van het Rijk), FM Haaglanden en de Rijksgebouwendienst.

Apparaatsuitgaven per dienstonderdeel van de Bestuurskern (x € 1.000)
 

2020

Totaal apparaat Bestuurskern

312.445

   

Directoraat-Generaal Mobiliteit

34.136

Directoraat-Generaal Milieu en Internationaal

28.520

Directoraat-Generaal Water en Bodem

18.601

Directoraat-Generaal Luchtvaart en Maritieme zaken

21.425

Beleids- en Bestuursondersteuning

35.153

Financiën en Bedrijfsvoering

128.612

– waarvan IenM-brede apparaatsuitgaven

79.606

Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming

19.570

Planbureau voor de Leefomgeving

26.428

Deze tabel splitst de apparaatsuitgaven van het kerndepartement per integratieonderdeel uit voor het jaar 2020.

Extracomptabele verwijzingen

 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Totaal apparaatsuitgaven Staf Deltacommissaris

1.582

2.359

1.885

1.885

1.885

1.885

1.885

De apparaatskosten van de Staf Deltacommissaris worden in lijn met de Waterwet op het Deltafonds begroot en verantwoord (zie artikel 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven van het Deltafonds).

Apparaatsuitgaven agentschappen (x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Totaal apparaatskosten agentschappen

1.291.899

1.368.776

1.373.074

1.369.625

1.340.166

1.320.641

1.282.482

               

RWS

1.082.677

1.139.784

1.150.064

1.139.577

1.111.008

1.090.248

1.053.046

ILT

152.109

168.123

160 458

163.413

163.513

164.191

164.214

KNMI

57.113

60.869

62.552

66.635

65.645

66.202

65.222

Drie agentschappen vallen onder IenW: Rijkswaterstaat (RWS), de Inspectie voor de Leefomgeving en Transport (ILT) en het Koninklijk Meteorologisch Instituut (KNMI). Bovenstaand zijn de begrote apparaatskosten van deze agentschappen opgenomen. IenW draagt hier deels aan bij. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de agentschapsparagrafen.

Apparaatsuitgaven ZBO's en RWT's (x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Totaal apparaatsuitgaven ZBO's en RWT's

604.127

599.238

582.000

566.000

552.000

551.000

549.000

               

ProRail

599.000

594.000

582.000

566.000

552.000

551.000

549.000

StAB

5.127

5.238

         

IenW verstrekt bijdragen aan drie begrotingsgefinancierde ZBO’s en RWT’s: Prorail, Kadaster en StAB. Voor meer informatie over ZBO’s en RWT’s van IenW zie de bijlage ZBO’s en RWT’s van deze begroting.

Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/kosten inclusief agentschappen en ZBO's/RWT's
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Totaal apparaatsuitgaven ministerie

2.194.882

2.303.394

2.267.519

2.233.980

2.188.518

2.168.587

2.131.444

Kerndepartement

298.856

335.380

312.445

298.355

296.352

296.946

299.962

               

Totaal apparaatskosten Agentschappen

1.291.899

1.368.776

1.373.074

1.369.625

1.340.166

1.320.641

1.282.482

RWS

1.082.677

1.139.784

1.150.064

1.139.577

1.111.008

1.090.248

1.053.046

ILT

152.109

168.123

160.458

163.413

163.513

164.191

164.214

KNMI

57.113

60.869

62.552

66.635

65.645

66.202

65.222

               

Totaal apparaatskosten ZBO's en RWT's

604.127

599.238

582.000

566.000

552.000

551.000

549.000

Prorail

599.000

594.000

582.000

566.000

552.000

551.000

549.000

StAB

5.127

5.238

         

Taakstelling Rutte II

Conform de Regeling Rijksbegrotingsvoorschriften wordt hieronder aangegeven hoe de taakstelling Rutte II binnen IenW is verdeeld naar de verschillende onderdelen van het ministerie (inclusief agentschappen en ZBO’s). Onderstaande tabel geeft de verdeling weer.

Tabel verdeling taakstelling Rutte II 2016–2018 (x € 1.000)
 

2016

2017

2018

Structureel

Kerndepartement

– 15.138

– 40.807

– 37.320

– 37.320

Agentschappen

       
 

NEa

– 90

– 180

– 269

– 269

 

KNMI

– 261

– 519

– 777

– 777

 

ILT

– 1.726

– 3.430

– 5.135

– 5.135

 

RWS

– 18.289

– 37.972

– 53.100

– 53.100

ZBO's

       
 

Kadaster

– 310

– 618

– 924

– 924

Overig

       
 

RIVM

– 361

– 824

– 1.000

– 1.000

 

Prorail

– 6.825

– 13.650

– 20.475

– 20.475

Totale taakstelling

– 43.000

– 98.000

– 119.000

– 119.000

Toelichting

Bij het Kerndepartement, zijn maatregelen om de taakstelling Rutte II (2016 en volgende) in te vullen voor het grootste deel gevonden in:

  • Versobering van de bedrijfsvoering; verlaging van de centrale budgetten op het gebied van materiële uitgaven(o.a. door efficiency of productiviteitverbeteringen, door verdergaande digitalisering).

  • Verbeterde inzet op integrale programma-aanpak, standaardisering, uniformering en vereenvoudiging van processen, vakmanschap en flexibele inzet over de grenzen van de organisatieonderdelen.

  • Maatregelen met personele gevolgen worden in overleg met de medezeggenschap opgepakt. Omdat de grens van het haalbare steeds dichterbij komt wordt getracht om de personele krimp zoveel mogelijk te beperken.

Bij de agentschappen is het grootste deel van de financiële taakstelling ten laste van de personele budgetten gebracht. Invulling is geschied middels het nemen van efficiencymaatregelen en indien nodig taakversobering. Dit betekent dat bepaalde taken dan niet meer of minder intensief worden uitgevoerd. Voor een nadere toelichting zie het onderdeel 3. Agentschappen van deze begroting.

Licence