Artikel
Algemene doelstelling
De overheid biedt financiële ondersteuning aan werkende ouders voor kinderopvang en bevordert de kwaliteit van kinderopvang.
De overheid hecht aan goede, veilige en financieel toegankelijke kinderopvang, zodat ouders arbeid en zorg kunnen combineren. Voor de bevordering van de arbeidsparticipatie is het belangrijk dat ouders van jonge kinderen actief blijven op de arbeidsmarkt. Bovendien zorgt goede kinderopvang er ook voor dat kinderen worden gestimuleerd in hun ontwikkeling.
De kinderopvangtoeslag houdt formele kinderopvang betaalbaar voor ouders. Om de kwaliteit van kinderopvang te bevorderen heeft de overheid in de Wet kinderopvang (Wko) vastgesteld aan welke eisen de kinderopvangvoorzieningen moeten voldoen. De GGD houdt hier, in opdracht van gemeenten, toezicht op. Daarnaast steunt de Minister via subsidies projecten die de (informatie)positie van ouders versterken. Dit om te zorgen dat ouders hun kind naar een kinderopvangvoorziening kunnen brengen die veilig en van goede kwaliteit is. De kinderopvangondernemers zijn verantwoordelijk voor het goed functioneren van de kinderopvang. Gastouderbureaus en gastouders zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van gastouderopvang. Ouders hebben een eigen verantwoordelijkheid bij de keuze voor een kinderopvangvoorziening en kunnen hun invloed onder andere via de oudercommissies uitoefenen.
Rol en verantwoordelijkheid
De Minister regisseert met wet- en regelgeving het stelsel, financiert met de kinderopvangtoeslag (KOT) het gebruik van kinderopvang en stimuleert met subsidies de (informatie)positie van ouders. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:
-
• De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
-
• Het vaststellen van de hoogte van de kinderopvangtoeslag en de voorwaarden waaronder deze wordt toegekend;
-
• Het ter beschikking stellen van middelen aan gemeenten via het Gemeentefonds ter financiering van toezicht en handhaving op de kinderopvang;
-
• Het borgen van de kwaliteit van toezicht en handhaving;
-
• Het verstrekken van middelen ten behoeve van de kinderopvang en voor- en naschoolse voorzieningen in Caribisch Nederland in het kader van het programma BES(t) 4 kids;
-
• Het bevorderen van de kwaliteit en veiligheid van de kinderopvang.
De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering van de KOT door de Belastingdienst.
Verbeteringen kinderopvangtoeslag
Beleidswijzigingen
Het kabinet wil grote geldschulden, mede als gevolg van de kinderopvangtoeslag, voorkomen en heeft in 2018 het besluit genomen om daarvoor verbeteringen binnen het huidige stelsel van de kinderopvangtoeslag bij de Belastingdienst door te voeren. De verbetervoorstellen richten zich op het aanpakken van de problematiek als gevolg van terugvorderingen bij ouders, met bijzondere aandacht voor het terugdringen van hoge terugvorderingen. Het is de bedoeling dat de meeste van de nu voorgenomen verbeteringen bij de Belastingdienst stapsgewijs naar 2020 worden gerealiseerd, zodat ze bij de definitieve toekenning van de kinderopvangtoeslag over 2020 tot zichtbaar resultaat leiden. De Tweede Kamer wordt halfjaarlijks over de voortgang geïnformeerd (Tweede Kamer, 2018–2019, 31 322, nr. 393).
Verbetering kwaliteit en toegankelijkheid van kinderopvang in Caribisch Nederland
Samen met de openbare lichamen van de eilanden in Caribisch Nederland en de ministeries van OCW, VWS en BZK wordt ingezet op het programma BES(t) 4 kids. Dit programma is gericht op een integrale aanpak voor de verbetering van de kwaliteit en (financiële) toegankelijkheid van kinderopvang en buitenschoolse voorzieningen op Caribisch Nederland. De uitgangspunten voor kwaliteit, toezicht en financiering worden vastgelegd in wetgeving. Eind juni 2019 is de Tweede Kamer hierover schriftelijk geïnformeerd (Tweede Kamer, 2018–2019, 31 322, nr. 397). Op de begroting van SZW zijn hiervoor structureel middelen gereserveerd. Vooruitlopend op het wettelijke kader zullen in Caribisch Nederland binnen het Programma BES(t) 4 kids eerste stappen worden gezet. Daarvoor worden aan de openbare lichamen in 2020 middelen beschikbaar gesteld. Vanuit dit artikel wordt onder andere een bijzondere uitkering in het kader van artikel 92 lid 2 sub c Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba aan de openbare lichamen verstrekt. De hoogte van de bijzondere uitkering per openbaar lichaam zal in het najaar 2019 worden vastgesteld en in de eerste suppletoire begrotingswet 2020 worden opgenomen.
Vaccinatie in de kinderopvang
In 2018 heeft kabinet een onafhankelijke commissie gevraagd onderzoek te doen naar oplossingsrichtingen die tegemoetkomen aan de zorgen van ouders over de veiligheid van hun kinderen op de kinderopvang gezien de gedaalde vaccinatiegraad. In het najaar van 2019 volgt de kabinetsreactie op het advies van de Commissie kinderopvang en vaccinatie.
Kinderopvangtoeslag en Wlz (Wet langdurige zorg)
Het kabinet is voornemens om het recht op kinderopvangtoeslag uit te breiden voor huishoudens waarin de ene partner werkt en de andere partner een permanente Wlz-indicatie heeft. De reden hiervoor is dat deze partner niet kan werken en vaak – vanwege de eigen zorgbehoefte – ook niet in staat is om voor de kinderen te zorgen. De verwachting is dat de Tweede Kamer het wetsvoorstel waarin dit geregeld wordt, in het voorjaar van 2020 toegestuurd krijgt. De beoogde inwerkingtredingsdatum is 1 januari 2021.
Budgettaire gevolgen van beleid
Artikelonderdeel | Realisatie 2018 | Raming 2019 | Raming 2020 | Raming 2021 | Raming 2022 | Raming 2023 | Raming 2024 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 2.955.372 | 3.378.662 | 3.461.212 | 3.490.686 | 3.500.804 | 3.518.429 | 3.542.958 |
Uitgaven | 2.958.302 | 3.378.662 | 3.461.212 | 3.490.686 | 3.500.804 | 3.518.429 | 3.542.958 |
waarvan juridisch verplicht (%) | 99,3% | ||||||
Inkomensoverdrachten | 2.933.211 | 3.359.431 | 3.434.006 | 3.467.468 | 3.479.026 | 3.496.651 | 3.520.459 |
Kinderopvangtoeslag | 2.933.211 | 3.359.431 | 3.434.006 | 3.467.468 | 3.479.026 | 3.496.651 | 3.520.459 |
Subsidies | 4.812 | 2.310 | 2.550 | 2.550 | 2.550 | 2.550 | 3.300 |
Kinderopvang | 1.898 | 2.310 | 2.350 | 2.350 | 2.350 | 2.350 | 3.100 |
Subsidies Caribisch Nederland | 0 | 0 | 200 | 200 | 200 | 200 | 200 |
Versterking T&I vaardigheden kinderopvang | 2.914 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Opdrachten | 4.508 | 6.671 | 14.129 | 10.129 | 10.129 | 10.129 | 10.129 |
Opdrachten Caribisch Nederland | 91 | 1.839 | 9.627 | 5.627 | 5.627 | 5.627 | 5.627 |
Overige opdrachten | 4.417 | 4.832 | 4.502 | 4.502 | 4.502 | 4.502 | 4.502 |
Bijdrage aan agentschappen | 15.771 | 10.250 | 10.527 | 10.539 | 9.099 | 9.099 | 9.070 |
DUO | 15.559 | 10.243 | 10.520 | 10.531 | 9.091 | 9.091 | 9.062 |
Justis | 212 | 7 | 7 | 8 | 8 | 8 | 8 |
Ontvangsten | 1.510.526 | 1.576.237 | 1.597.613 | 1.598.250 | 1.606.230 | 1.609.720 | 1.612.614 |
Werkgeversbijdrage kinderopvang | 1.203.577 | 1.272.367 | 1.279.935 | 1.263.519 | 1.263.199 | 1.262.170 | 1.262.170 |
Ontvangsten overig | 306.949 | 303.870 | 317.678 | 334.731 | 343.031 | 347.550 | 350.444 |
Inkomensoverdrachten:
Budgetflexibiliteit
De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en daarom voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten kinderopvangtoeslag.
Subsidies:
De subsidies zijn voor 35% juridisch verplicht. Het gaat daarbij hoofdzakelijk om subsidies gericht op de bevordering van de kwaliteit van kinderopvang, de versterking van de positie van ouders, op het toezicht en de sectorondersteuning in het kader van de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (IKK).
Opdrachten:
De opdrachten zijn voor 13% juridisch verplicht. De juridisch verplichte uitgaven betreffen onder andere kosten voor toezicht en onderzoek.
Bijdrage aan agentschappen:
De bijdrage aan agentschappen is nog niet juridisch verplicht maar wel bestuurlijk gebonden. Het betreft middelen voor DUO voor het beheer van het Landelijk Register Kinderopvang en het Personenregister Kinderopvang (PRK).
A. Inkomensoverdrachten
Toelichting op de financiële instrumenten
Kinderopvangtoeslag (KOT)
Ouders die betaalde arbeid verrichten en ouders die tot een doelgroep behoren zoals omschreven in de Wko, ontvangen een inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van kinderopvang: de kinderopvangtoeslag. Hierbij geldt de voorwaarde dat zij hun kinderen naar een kinderopvanginstelling of gastouder brengen die voldoet aan de eisen van de Wko en daarom geregistreerd is in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK). De KOT wordt uitgevoerd door de Belastingdienst/Toeslagen. DUO verzorgt de inschrijving in het register buitenlandse kinderopvang en de SVB is verantwoordelijk voor de uitbetaling van de aanvulling op de KOT in het buitenland.
Wie komt er voor in aanmerking?
-
• Ouders die arbeid en zorg voor kinderen combineren en beide werken (werknemers en zelfstandigen);
-
• Alleenstaande ouders die arbeid en zorg voor kinderen combineren (werknemers en zelfstandigen);
-
• Doelgroepouders, bijvoorbeeld ouders die studeren of deelnemen aan een traject om weer aan het werk te komen.
Hoe hoog is de kinderopvangtoeslag?
De hoogte van de kinderopvangtoeslag is van een aantal aspecten afhankelijk:
-
• Hoogte van het verzamelinkomen;
-
• Hoogte van de werkelijk betaalde uurprijs;
-
• Het kind waar de opvang betrekking op heeft: voor het eerste kind geldt een andere toeslag dan voor tweede en volgende kinderen;
-
• De opvangsoort: dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang kennen een verschillend maximumuurtarief waarvoor ouders een toeslag kunnen ontvangen;
-
• Het aantal gewerkte uren door de ouder die de minste uren per jaar werkt dan wel de periode waarin een traject naar werk gevolgd wordt;
-
• Het aantal uren dat gebruik wordt gemaakt van een kinderopvangvoorziening.
Budgettaire ontwikkelingen
In 2019 is structureel € 248 miljoen geïntensiveerd in de kinderopvangtoeslag. Het gebruik van kinderopvang (en daarmee ook de uitgaven) neemt in 2020 toe doordat ouders geleidelijk op een beleidswijziging reageren. In latere jaren nemen de uitgaven vervolgens nog licht toe, met name als gevolg van een stijging van het gebruik van dagopvang. Deze stijging hangt samen met de verwachte toename van het aantal 0- tot 4-jarigen (CBS-bevolkingsprognose).
Beleidsrelevante kerncijfers
Het aantal kinderen neemt vooral in 2019 sterk toe als gevolg van de intensivering in de kinderopvangtoeslag en de gunstige conjuncturele ontwikkeling. De stijging is het grootst op de buitenschoolse opvang. De intensivering werkt nog door op het gebruik in 2020. Het aantal uren per kind stijgt in 2019 en 2020 bij de dagopvang en is in beide jaren vrijwel stabiel bij de buitenschoolse opvang.
Realisatie 20182 | Raming 2019 | Raming 2020 | |
---|---|---|---|
Aantal huishoudens dat gebruik maakt van kinderopvangtoeslag (x 1.000, jaargemiddelde) | 528 | 546 | 552 |
Aantal kinderen met kinderopvangtoeslag (x 1.000, jaargemiddelde) | |||
0–12 jaar | 790 | 817 | 826 |
0–4 jaar (dagopvang) | 376 | 384 | 387 |
4–12 jaar (buitenschoolse opvang) | 414 | 434 | 439 |
Deelname kinderen met kinderopvangtoeslag (%) | |||
0–12 jaar | 36 | 38 | 38 |
0–4 jaar (dagopvang) | 54 | 56 | 56 |
4–12 jaar (buitenschoolse opvang) | 28 | 29 | 30 |
Aantal uren per kind per maand | |||
0–12 jaar | 57,9 | 58,5 | 58,9 |
0–4 jaar (dagopvang) | 80,3 | 82,0 | 82,9 |
4–12 jaar (buitenschoolse opvang) | 37,5 | 37,6 | 37,7 |
Gebruik kinderopvangtoeslag naar verzamelinkomen | |||
Aantal kinderen met kinderopvangtoeslag x 1.000 | |||
Tot 130% Wml | 73 | 75 | 75 |
130% Wml tot 1½ x modaal | 188 | 194 | 195 |
1½ x modaal tot 3 x modaal | 413 | 430 | 437 |
3 x modaal en hoger | 116 | 120 | 121 |
Aantal uren per kind per maand met kinderopvangtoeslag | |||
Tot 130% Wml | 74 | 74 | 74 |
130% Wml tot 1½ x modaal | 55 | 56 | 56 |
1½ x modaal tot 3 x modaal | 54 | 55 | 56 |
3 x modaal en hoger | 65 | 65 | 65 |
Realisatie 20182 | Raming 2019 | Raming 2020 | ||
---|---|---|---|---|
Bijdragen sectoren (in %) | ||||
Collectief | 69 | 73 | 73 | |
waarvan Overheid | 38 | 43 | 44 | |
waarvan Werkgevers | 31 | 29 | 29 | |
Ouders | 31 | 27 | 27 | |
Wettelijke maximum uurprijs (in €)3 | ||||
Dagopvang | 7,45 | 8,02 | 8,17 | |
Buitenschoolse opvang | 6,95 | 6,89 | 7,02 | |
Gastouderopvang | 5,91 | 6,15 | 6,27 | |
Gemiddelde tarieven van kinderopvanginstellingen (in €)4, 5, 6 | ||||
Dagopvang | 7,40 | 7,87 | 8,02 | |
Buitenschoolse opvang | 7,15 | 7,28 | 7,42 | |
Gastouderopvang | 5,91 | 6,06 | 6,17 | |
Ouderbijdrage eerste kind in € per uur voor gezinsinkomen7 | ||||
130% Wml | 0,46 | 0,35 | 0,36 | |
1½ x modaal | 1,77 | 1,60 | 1,63 | |
3x modaal | 4,97 | 4,70 | 4,79 | |
Ouderbijdrage volgende kind in € per uur voor gezinsinkomen7 | ||||
130% Wml | 0,38 | 0,34 | 0,35 | |
1½ x modaal | 0,48 | 0,47 | 0,47 | |
3x modaal | 1,24 | 1,19 | 1,22 |
De realisatiecijfers van 2018 zijn gebaseerd op de opgaven van aanvragers die nog kunnen wijzigen als gevolg van het definitief vaststellen van inkomen en gebruik.
De raming is opgesteld in prijzen 2019. Echter, het geraamde gemiddelde tarief 2020 is, evenals de wettelijke maximumuurprijs 2020 weergegeven op prijsniveau 2020.
De cijfers over de gemiddelde uurprijs zijn gebaseerd op de uurprijzen die ouders aan de Belastingdienst/Toeslagen doorgeven.
B. Subsidies
Voor 2020 is € 2,5 miljoen beschikbaar voor subsidies. Dit betreft onder andere:
-
• Een bijdrage ter ondersteuning van gemeenten bij de versterking en verbetering van toezicht en handhaving in de kinderopvang;
-
• Een bijdrage aan trajecten die de kwaliteit van de kinderopvang bevorderen;
-
• Versterken van de (informatie)positie van ouders;
-
• Een bijdrage in het kader van de sectorondersteuning Wet IKK waarbij houders worden geïnformeerd over best practices in de kinderopvang.
C. Opdrachten
Voor 2020 is er € 14,1 miljoen beschikbaar voor opdrachten. Het opdrachtenbudget wordt onder andere ingezet voor uitgaven voor de ontwikkeling van beleidsinstrumenten en daarnaast voor de financiering van het huidige toezicht, voor het Verbetertraject KOT, voor het verstrekken van middelen voor kinderopvang en voor- en naschoolse opvang in Caribisch Nederland in het kader van het programma BES(t) 4 kids en voor diverse onderzoeken.
D. Bijdrage aan agentschappen
Voor 2020 is € 10,5 miljoen beschikbaar voor de bijdragen aan agentschappen, vooral DUO. De middelen worden ingezet voor de ontwikkeling en het beheer van het LRK en het PRK, de Gemeenschappelijke Inspectieruimte en voor het beheer van het Register Buitenlandse Kinderopvang.
E. Ontvangsten
De ontvangsten zijn opgebouwd uit twee componenten: de werkgeversbijdrage kinderopvang en de ontvangsten overig.
De werkgeversbijdrage kinderopvang betreft een vast percentage (0,5%) van de geraamde totale loonsom. In 2020 neemt de werkgeversbijdrage kinderopvang naar verwachting nog licht toe als gevolg van de stijging van de loonsom. In 2021 neemt de loonsom weer af en daarmee ook de werkgeversbijdrage kinderopvang. In latere jaren zijn loonsom en werkgeversbijdrage kinderopvang stabiel.
De ontvangsten overig betreffen onder meer de terugbetalingen door ouders die in eerdere jaren te veel kinderopvangtoeslag hebben ontvangen. Sinds 2016 stijgen de uitgaven kinderopvangtoeslag, onder meer als gevolg van structurele intensiveringen in de kinderopvangtoeslag. Hierdoor nemen, met vertraging, de ontvangsten naar verwachting meerjarig toe. Specifiek voor 2019 is er een lichte daling ten opzichte van 2018. Dit hangt samen met incidenteel hogere ontvangsten in 2018 als gevolg van een terugbetaling door het Waarborgfonds kinderopvang van tijdelijk ter beschikking gestelde middelen.
Kerncijfers
Het aantal gewerkte uren per week is zowel bij vrouwen in het algemeen als bij moeders met jonge kinderen toegenomen.
Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | |
---|---|---|---|
Vrouwen 15 tot 75 jaar | 25,6 | 25,9 | 26,1 |
Moeders met jonge kinderen (0–11 jaar) | 25,8 | 26,4 | 26,6 |
De netto arbeidsparticipatie van ouders is in 2017 en 2018 in vrijwel alle categorieën toegenomen. Alleen bij alleenstaande vaders is de netto arbeidsparticipatie in 2017 gedaald. De netto arbeidsparticipatie van alleenstaande vaders kan sterk fluctueren omdat het een kleine groep betreft.
Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | |
---|---|---|---|
Totaal mannen en vrouwen 15 tot 75 jaar1 | 65,8 | 66,7 | 67,8 |
Moeders (lid van ouderpaar)1 | 77,6 | 78,5 | 79,0 |
Vaders (lid van ouderpaar)1 | 90,8 | 91,2 | 91,7 |
Alleenstaande moeders1 | 62,2 | 63,1 | 65,9 |
Alleenstaande vaders1 | 76,3 | 73,8 | 76,6 |
Moeders met jonge kinderen (0–11)2 | 76,5 | 77,2 | 77,6 |
Vaders met jonge kinderen (0–11)2 | 93,3 | 93,5 | 94,0 |