Base description which applies to whole site

2. Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

Artikel

Algemene doelstelling

De overheid ondersteunt bij het vinden van werk en biedt inkomensondersteuning en aangepaste arbeid aan hen die dat nodig hebben.

Wie kan werken, moet dat ook doen. Dit is in de eerste plaats in het belang van de betrokkene zelf: werk zorgt voor economische en financiële zelfstandigheid, draagt bij aan het gevoel van eigenwaarde en biedt kansen om volop mee te doen in de samenleving. De overheid streeft naar een transparant en activerend sociaal zekerheidsstelsel dat mensen enerzijds ondersteunt en prikkelt om (weer) aan het werk te gaan als dat kan en dat hen anderzijds de zekerheid biedt van een adequaat vangnet als dat echt nodig is.

Mensen hebben de verantwoordelijkheid om in het eigen inkomen te voorzien en nemen daartoe zelf het initiatief. Alleen als het vinden van werk op eigen kracht niet lukt, helpt de overheid hierbij door ondersteuning bij re-integratie of beschut werk aan te bieden. Aan mensen die (tijdelijk) niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien biedt de overheid een sociaal vangnet in de vorm van bijstand. Daarbij streeft de overheid ernaar om het aantal loketten waar uitkeringsgerechtigden mee te maken hebben te beperken.

De overheid biedt inwoners van Caribisch Nederland waar nodig re-integratieondersteuning en inkomensondersteuning op grond van de Onderstandsregeling.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister heeft een systeemverantwoordelijkheid. In dit kader stimuleert de Minister het vinden van werk door middelen beschikbaar te stellen aan gemeenten ten behoeve van re-integratie-inspanningen, sociale werkvoorziening en loonkostensubsidies, en financiert hij de inkomensondersteuning en de loonkostensubsidies.

De Minister is verantwoordelijk voor:

  • De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • De vaststelling van de hoogte van de algemene bijstandsniveaus;

  • Het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de inkomensvoorziening en de loonkostensubsidies vanuit de Participatiewet, waarin begrepen zijn de IOAW, IOAZ en algemene bijstand voor zelfstandigen;

  • Het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de uitvoering van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

  • Het houden van systeemtoezicht; het toepassen van interbestuurlijke toezichtinstrumenten indien de medeoverheden op ernstige wijze onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen. Het verzamelen van informatie om op landelijk geaggregeerd niveau te kunnen beoordelen of het systeem werkt, en zo niet, wanneer en in welke vorm aanpassingen van dat systeem wenselijk zijn;

  • De budgetmutaties en de extrapolatie van de meerjarenraming van het in de integratie-uitkering sociaal domein opgenomen SZW-aandeel en de verdeling daarvan die aansluit bij de gedecentraliseerde taak;

  • De sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB (AIO, bijstand buitenland) en UWV (TW);

  • De organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Het Rijk verschaft gemeenten middelen voor de uitvoering en geeft de wet- en regelgeving vorm waarbinnen deze uitvoering plaatsvindt. Binnen deze wettelijke kaders hebben gemeenten beleidsvrijheid om maatwerk te bieden waarmee participatie zo optimaal mogelijk wordt ondersteund. Het Rijk stelt een toereikend macrobudget aan de gemeenten beschikbaar om loonkostensubsidies en bijstandsuitkeringen te betalen. Dit budget wordt zoveel mogelijk op basis van objectieve factoren onder de gemeenten verdeeld. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de rechtmatige en doeltreffende uitvoering van de Participatiewet en aan genoemde wet verwante wetten en voorzieningen. Gemeenten zijn hiermee onder meer verantwoordelijk voor de handhaving van de naleving van verplichtingen door personen die een beroep doen op deze wetten. Bij ernstig onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen in de gemeentelijke uitvoering van de Participatiewet kan de Minister een aanwijzing geven aan een college, overgaan tot het optreden namens een nalatige gemeente dan wel een besluit tot vernietiging door de Kroon voordragen. De interbestuurlijke interventie heeft geen betrekking op de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de uitvoering, welke een louter gemeentelijke aangelegenheid zijn.

Breed Offensief

Beleidswijzigingen

Om de arbeidskansen van mensen met een beperking te vergroten heeft het kabinet een breed offensief gelanceerd (Tweede Kamer, 2018–2019, 34 352, nr. 115 en nr. 138) met verschillende maatregelen die ervoor moeten zorgen dat meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk komen en blijven. Belangrijke onderdelen zijn het vereenvoudigen van de inzet van het instrument loonkostensubsidie, het bevorderen van ondersteuning op maat, bijvoorbeeld door een adequate inzet van persoonlijke ondersteuning, en werken lonender maken voor mensen met een arbeidsbeperking. Over de stand van zaken van het breed offensief is de Tweede Kamer op 23 mei 2019 geïnformeerd (Tweede Kamer, 2018–2019, 34 352, nr. 163). Voor een aantal van de voorstellen is wijziging van de Participatiewet en de Ziektewet noodzakelijk. Het streven is het wetsvoorstel waarin dit wordt geregeld in de tweede helft van 2019 aan de Tweede Kamer aan te bieden, zodat het in juli 2020 in het Staatsblad gepubliceerd kan worden. Voor het voorstel om een gedeelte van de inkomsten vrij te laten van mensen die in deeltijd met loonkostensubsidie werken is structureel € 40 miljoen toegevoegd aan het macrobudget voor participatiewetuitkeringen. Voor de overige voorstellen uit het breed offensief is incidenteel € 53 miljoen gereserveerd, verspreid over 2020 en 2021. De invulling hiervan hangt mede af van de uitkomsten van de pilot om het proces rondom loonkostensubsidie meer te stroomlijnen en te uniformeren. De impact hiervan wordt bij gemeenten onderzocht. De bestemming van de middelen zal ook met gemeenten worden besproken om tot een doelmatige besteding te komen.

Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten (resultaten viermeting)

De banenafspraak uit het Sociaal Akkoord van 2013 heeft tot doel om meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen bij reguliere werkgevers. Met de sociale partners is afgesproken 125.000 banen voor de doelgroep te creëren. De opgave voor markt en overheid

tot en met 2018 is om 43.500 extra banen te realiseren ten opzichte van de nulmeting; 31.000 in de sector markt en 12.500 in de sector overheid. De doelstelling van 43.500 banen is met 51.956 extra banen ruim gehaald. Met 44.017 banen heeft de sector markt de doelstelling van 31.000 banen ruim overtroffen. Helaas hebben de overheidswerkgevers de doelstelling ook in 2018 niet gehaald. Ten opzichte van de nulmeting heeft de sector overheid 7.940 extra banen gerealiseerd. Het resultaat van de sector overheid over 2018 geeft dus geen aanleiding om de quotumregeling te deactiveren. Het vorige kabinet heeft de Tweede Kamer echter met de brief van 8 september 2017 (Tweede Kamer, 2016–2017, 34 352, nr. 65) geïnformeerd dat het heeft besloten dat de overheidswerkgevers in 2018 een jaar extra krijgen om de aantallen van de banenafspraak te realiseren.

De Staatssecretaris van SZW heeft in november 2018 (Tweede Kamer, 2018–2019, 34 352, nr. 137) de vereenvoudiging van de Wet banenafspraak aangekondigd. In juli 2019 heeft zij de Kamer geïnformeerd over de uitwerking van de vereenvoudiging en aangekondigd dat zij naar verwachting het wetsvoorstel daarvoor in de tweede helft van 2019 aan de Kamer aanbiedt. Gevolg gevend aan de uitvoering van de motie Nijkerken-de Haan c.s. (Tweede Kamer, 2018–2019, 34 352, nr. 126) heeft de Staatssecretaris anticiperend op deze vereenvoudiging in het wetsvoorstel deactivering en uitstel quotumheffing het opleggen van de quotumheffing opgeschort tot uiterlijk 1 januari 2022. Dit wetsvoorstel ligt nu in de Eerste Kamer.

Tabel 3.2.1 Indicatoren banenafspraak
 

Realisatie 20181

Streefwaarde 20182

Streefwaarde 20192

Streefwaarde 20202

Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten marktsector t.o.v. nulmeting op 1/1/2013

44.017

31.000

40.000

50.000

Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten overheidsector t.o.v. nulmeting op 1/1/2013

7.940

12.500

15.000

17.500

1

Berekening SZW op basis van metingen UWV.

2

Streefwaarden afkomstig uit memorie van toelichting bij de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. Tweede Kamer, 2013–2014, 33 981, nr. 3, blz. 6, tabel «Aantal te realiseren banen voor beoordeling activering quotumheffing.»

Armoede en schulden

Het kabinet wil het aantal mensen met problematische schulden terugdringen en mensen met schulden effectiever helpen. Ook zet het kabinet in op het bestrijden van kinderarmoede. Het kabinet heeft op 1 april 2019 haar ambities op het gebied van het bestrijden van kinderarmoede gepresenteerd (Tweede Kamer, 2018–2019, 24 515, nr. 484).

Het kabinet stelt voor drie jaar (2018 t/m 2020) in totaal € 80 miljoen ter beschikking voor het voorkomen van schulden en de bestrijding van armoede, in het bijzonder onder kinderen. De middelen hebben als doel om te leiden tot een kwaliteitsverbetering van het gemeentelijk armoede- en schuldenbeleid. Armoede en schulden hangen vaak samen met andere problemen, zoals schooluitval en gezondheidsproblemen. Door actief in te zetten op het voorkomen en bestrijden van armoede en schulden, kunnen kosten in andere domeinen worden voorkomen of verminderd. Gemeenten staan als uitvoerder van het armoede- en schuldenbeleid dichtbij de burger. Mede daardoor zijn zij het beste in staat om de middelen en de expertise doeltreffend en doelmatig in te zetten om het armoede- en schuldenbeleid verder te versterken.

Op 29 mei 2019 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang en de resultaten van de brede schuldenaanpak (Tweede Kamer 2018–2019, 24 515, nr. 489). Die aanpak is gericht op preventie en vroegsignalering van schulden, ontzorgen en realiseren van een maatschappelijk verantwoorde incasso. Het komend jaar staat onverminderd in het teken van wetgeving en het uitvoeren en verder uitwerken van de plannen en maatregelen. Zo zijn alle betrokken partijen erop gericht om de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet, die moet voorkomen dat schuldenaren bij beslaglegging te weinig geld overhouden om in basale levensbehoeften te kunnen voorzien, op 1 januari 2021 in werking te laten treden. Het implementeren van maatregelen en wet- en regelgeving kost tijd, ook omdat we te maken hebben met ingewikkelde processen en systemen. Voor 2020 is het doel dat de effecten van de maatregelen steeds meer merkbaar worden voor mensen met (problematische) schulden.

Herziening bijstandverlening zelfstandigen

Het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) biedt perspectief aan beginnende ondernemende bijstandsgerechtigden en een vangnet voor gevestigde zelfstandigen met een tijdelijk financieel probleem, maar met een levensvatbare onderneming. Het kabinet gaat het Bbz 2004 herzien met ingang van 2020. De wijziging van dit besluit heeft betrekking op de volgende vier onderdelen:

  • De financieringssystematiek wordt vereenvoudigd en meer in lijn gebracht met de financieringssystematiek van de Participatiewet;

  • Wijziging van het aanvraagloket voor bijstandsverlening aan ondernemers in de binnenvaart van centrumgemeenten naar woongemeenten, waardoor op den duur de aparte uitvoeringsstructuur verdwijnt;

  • Beperking van de instroom van oudere zelfstandigen met een niet-levensvatbaar bedrijf tot personen die zijn geboren vóór 1 januari 1960;

  • Verdere uniformering van Bbz 2004 met de Participatiewet. Algemene bijstand wordt niet langer verstrekt in de vorm van een rentedragende lening en bijstand wordt niet langer met terugwerkende kracht verleend.

Onderstand Caribisch Nederland

In de voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid Caribisch Nederland (Tweede Kamer, 2018–2019, 35 000-IV, nr. 61) heeft het kabinet een volgende stap aangekondigd om de inkomenspositie van inwoners van Caribisch Nederland te verbeteren. Het gaat om een verhoging van de Onderstand per 1 januari 2020 voor Bonaire en Saba met 5% en voor Sint Eustatius met 2%.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 3.2.2 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 2 (x € 1.000)

Artikelonderdeel

Realisatie 2018

Raming 2019

Raming 2020

Raming 2021

Raming 2022

Raming 2023

Raming 2024

Verplichtingen

7.009.665

6.924.552

6.975.855

7.162.942

7.319.057

7.482.932

7.658.158

Uitgaven

7.089.379

6.953.169

7.002.798

7.166.953

7.319.576

7.482.932

7.658.158

waarvan juridisch verplicht (%)

   

99,7%

       
               

Inkomensoverdrachten

7.002.267

6.871.201

6.941.277

7.118.602

7.275.247

7.439.222

7.614.448

Macrobudget participatiewetuitkeringen en intertemporele tegemoetkoming

6.215.974

6.072.605

6.147.353

6.287.578

6.427.995

6.577.580

6.733.113

TW

448.000

446.992

440.875

439.262

439.380

443.438

445.610

AIO

295.480

309.006

334.133

363.285

380.114

390.452

407.999

Bijstand zelfstandigen

38.877

34.611

10.800

20.297

19.583

19.581

19.582

Bijstand overig

1.200

1.168

1.100

1.050

1.000

950

900

Onderstand en re-integratie (Caribisch Nederland)

2.736

6.819

7.016

7.130

7.175

7.221

7.244

               

Subsidies

72.887

61.191

29.782

16.720

13.909

13.361

13.361

Sectorplannen

37.937

13.389

0

0

0

0

0

Armoedeschulden

4.436

7.629

985

0

0

0

0

Cofinanciering dienstverlening

3.924

13.623

8.000

0

0

0

0

Europees fonds meestbehoeftigen

117

100

100

100

0

0

0

Scholing richting een kansberoep

6.474

0

0

0

0

0

0

Regionale kansen kinderen

2.615

3.335

455

0

0

0

0

Alle kinderen doen mee

8.880

12.600

11.576

12.454

10.000

10.000

10.000

Overige subsidies algemeen

5.920

6.881

5.552

1.052

795

247

247

SBCM

2.280

3.320

2.800

2.800

2.800

2.800

2.800

NIBUD

304

314

314

314

314

314

314

               

Opdrachten

1.509

8.899

19.824

20.156

18.945

18.874

18.874

               

Bekostiging

2.403

1.655

1.739

1.297

1.297

1.297

1.297

ZonMw

2.403

1.655

1.739

1.297

1.297

1.297

1.297

               

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

313

223

167

169

169

169

169

ZonMw

313

223

167

169

169

169

169

               

Bijdrage aan sociale fondsen

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

Pensioenfonds Wsw

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

               

Bijdrage aan internationale organisaties

0

0

9

9

9

9

9

Contributie CASS

0

0

9

9

9

9

9

               

Ontvangsten

26.622

27.224

26.020

13.658

15.500

17.700

18.938

Inkomensoverdrachten:

Budgetflexibiliteit

De inkomensoverdrachten zijn voor 100% juridisch verplicht. De rijksbijdragen aan de uitvoerende instellingen, gemeenten, UWV en de SVB, worden ruim voor het begrotingsjaar bekend gemaakt. Inkomensoverdrachten die worden gedeclareerd, zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve ook voor 100% juridisch verplicht.

Subsidies:

De subsidies zijn voor 90% juridisch verplicht. De aanvragen in het kader van de subsidieregelingen, zoals voor armoede en schulden en Doorstart naar nieuw werk, zijn beschikt of nog in procedure. Evenzo geldt dit deels voor de incidentele subsidies, zoals voor armoede onder kinderen, of de subsidies aan de Stichting Beheer Collectieve Middelen (SBCM), Nibud of de gesubsidieerde cofinanciering Europees Fonds Meest Behoeftigen (EFMB) die voor meerdere jaren zijn toegekend aan de desbetreffende organisaties.

Opdrachten:

De opdrachten zijn voor 10% juridisch verplicht. Het gaat om circa € 1,7 miljoen.

Bekostiging:

Met de goedkeuring in 2015 van het meerjarige kennisprogramma, zoals dat door ZonMw wordt uitgevoerd, is het kasbudget 100% juridisch verplicht.

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s:

Analoog aan het instrument bekostiging is de bijdrage voor de uitvoeringskosten van ZonMw ook voor 100% verplicht.

Bijdrage aan sociale fondsen

De bijdrage aan sociale fondsen is voor 100% juridisch verplicht.

Bijdrage aan internationale organisaties

De bijdrage aan CASS is voor 100% juridisch verplicht.

A. Inkomensoverdrachten

Toelichting op de financiële instrumenten

A1. Macrobudget participatiewetuitkeringen

Het Macrobudget participatiewetuitkeringen voorziet in de middelen voor bijstandsuitkeringen, loonkostensubsidies, IOAW, IOAZ en bijstand voor levensonderhoud van ondernemers. Voor alle gemeenten tezamen wordt het macrobudget voor 2020 geraamd op ruim € 6 miljard. In 2020 wordt hiervan een bedrag van € 41,2 miljoen gereserveerd voor de vangnetregeling 2018. Bij de verdeling van het voorlopig macrobudget wordt hiermee rekening gehouden. De vangnetuitkering is bedoeld voor gemeenten waarvan het tekort op het budget op grond van artikel 69 Participatiewet de geldende eigenrisicodrempel overstijgt. Alle gemeenten met een tekort, dat over 2018 meer bedraagt dan 5% en over 2017 en 2018 samen ook meer bedraagt dan 5% van het budget 2018, kunnen een beroep doen op de vangnetregeling 2018 (te financieren uit het macrobudget 2020). In tabel 3.2.3 wordt de opbouw van het budget gespecificeerd.

Tabel 3.2.3 Extracomptabel overzicht Macrobudget participatiewetuitkeringen (x € 1.000)
 

Realisatie 2018

Raming 2019

Raming 2020

Raming 2021

Raming 2022

Raming 2023

Raming 2024

Macrobudget participatiewet uitkeringen

6.215.9741

6.072.605

6.147.353

6.287.578

6.427.995

6.577.580

6.733.113

               

Algemene bijstand, loonkostensubsidie

5.774.163

5.658.801

5.716.005

5.870.946

6.023.508

6.185.946

6.350.100

IOAW

377.614

350.536

343.606

328.615

315.008

300.667

290.870

IOAZ

31.670

31.838

32.353

32.629

34.088

35.572

36.754

BBZ2

32.527

31.429

55.389

55.389

55.389

55.389

55.389

2

In 2019 en 2019 betreft dit enkel het budget voor levensonderhoud voor startende ondernemers (BBZ). Vanaf 2020 wordt het budget voor levensonderhoud voor gevestigde ondernemers hieraan toegevoegd.

Algemene bijstand en loonkostensubsidies

De Participatiewet voorziet in een sociaal vangnet voor personen die niet zelfstandig in hun bestaan kunnen voorzien.

Wie komt er voor in aanmerking?

Iedereen die rechtmatig in Nederland verblijft en woont en onvoldoende over eigen middelen van bestaan beschikt, kan in aanmerking komen voor bijstand.

Hoe hoog is de bijstand?

De hoogte van de bijstandsuitkering is afhankelijk van leeftijd en leefsituatie. In tabel 3.2.4 zijn de bijstandsnormen opgenomen voor gehuwden/samenwonenden en alleenstaanden/alleenstaande ouders van 21 jaar tot de AOW-gerechtigde leeftijd die niet samenwonen met meerderjarige medebewoners. Voor gehuwden en alleenstaanden van 21 jaar of ouder die samenwonen met één of meer meerderjarige personen waarmee kosten kunnen worden gedeeld, geldt op grond van de kostendelersnorm een lager bedrag. Bijstandsgerechtigden van 18 tot 21 jaar ontvangen een lagere uitkering.

Tabel 3.2.4 Netto bijstandsnormen van 21-jaar tot de AOW-gerechtigde leeftijd inclusief vakantietoeslag (in €)
 

1 juli 2019

Gehuwd / samenwonend

1.472,031

Alleenstaande (ouder)

1.030,421

Budgettaire ontwikkelingen

Hieronder volgt een toelichting op de bijstellingen voor de algemene bijstand en loonkostensubsidies.

De invoering van een aantal wetswijzigingen leidt tot een oploop in de raming van de bijstandsuitgaven. Dit zijn onder andere de invoering van de Participatiewet, de AOW-leeftijdsverhoging en de invoering van het onderdeel WW-duurverkorting in de Wet werk en zekerheid. De door het CPB geraamde werkloosheidsdaling leidt tot iets lagere uitgaven in de bijstandsraming voor 2020. De meerjarige oploop van de uitgavenraming na 2020 hangt samen met de door het CPB verwachte meerjarige werkloosheidsstijging.

In de meerjarenraming wordt rekening gehouden met de Wet temporisering verhoging AOW-leeftijd naar aanleiding van het akkoord over de vernieuwing van het pensioenstelsel (zie ook Beleidswijzigingen artikel 8). Dit heeft een neerwaarts effect op de uitgaven, doordat mensen eerder de AOW-leeftijd bereiken. In paragraaf 2.2 tabel 2.2.6 wordt het meerjarige effect van het gehele pensioenakkoord per artikel weergegeven.

Beleidsrelevante kerncijfers Participatiewet

Tabel 3.2.5 toont de gerealiseerde en geraamde omvang van het aantal bijstandsuitkeringen. De Factsheet Participatiewet bevat meer informatie over de ontwikkeling en samenstelling van het bijstandsvolume.

Tabel 3.2.5 Kerncijfers volume Participatiewet
 

Realisatie 20181

Raming 2019

Raming 2020

Volume Participatiewetuitkering (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)2

379

372

376

1

CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.

2

Dit cijfer is exclusief volume loonkostensubsidie.

Tabel 3.2.6 bevat informatie over re-integratie door gemeenten. De voorzieningen die gemeenten aanbieden bestaan onder meer uit proefplaatsingen, jobcoaching, trainingen en opleidingen. Sinds de invoering van de Participatiewet in 2015 hebben gemeenten ook beschikking gekregen over het instrument structurele loonkostensubsidie en zijn zij verantwoordelijk voor het naar behoefte creëren van beschut werk. Bovendien is geen nieuwe instroom in de Wsw meer mogelijk. Meer informatie over de re-integratie-inspanningen van gemeenten vindt u in de Factsheet Participatiewet.

Tabel 3.2.6 Kerncijfers re-integratie door gemeenten
   

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Aantal voorzieningen Participatiewet (x 1.000, ultimo)1

222

256

270

Aantal personen met een voorziening Participatiewet (x 1.000, ultimo)1

174

190

198

Aantal gestarte banen na re-integratievoorziening door gemeenten (x 1.000, ultimo)2

43

45

3

       

Werkenden met een voorziening Participatiewet (x 1.000, ultimo)1

35

44

51

 

waarvan personen met een loonkostensubsidie Participatiewet

2,2

9,1

14

         

Werknemersbestand Wsw (x 1.000, ultimo)4

91

87

83

Aantal detacheringen als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen4

37

37

37

Aantal gerealiseerde plaatsen in begeleid werken als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen4

6,5

6,6

6,5

1

CBS, Statistiek re-integratie gemeenten.

2

CBS, Uitstroom na re-integratie.

3

Door leveringsproblemen van de Arbeidsongeschiktheidsstatistieken is dit cijfer op dit moment niet voorhanden.

4

Panteia, Wsw-rapportage.

Tabel 3.2.7 bevat informatie over mensen die werken onder de Banenafspraak, of op een beschutte werkplek onder de Wsw of de Participatiewet. Dit zijn veelal mensen die niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kunnen verdienen, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt zijn. Per saldo zijn over de drie wettelijke kaders eind 2018 bijna 20% meer mensen aan het werk dan eind 2015.

Tabel 3.2.7 Kerncijfers Werk voor mensen met een arbeidsbeperking
 

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Totaal werkend met een arbeidsbeperking (x 1.000, ultimo)

138

149

162

 

waarvan werkend binnen de Banenafspraak (x 1.000, ultimo)1

86

99

113

 

waarvan werkend vanuit Wsw-beschut (x 1.000, ultimo)2

52

49

47

 

waarvan werkend met positief advies beschut werk (x 1.000, ultimo)3

1,2

2,5

1

UWV, factsheet banenafspraak.

2

Panteia, Jaarrapportage Wsw-statistiek

3

UWV, Rapportage beschut werk, (cijfer realisatie ultimo 2016 niet gepubliceerd)

Wetten inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en gewezen zelfstandigen (IOAZ)

De IOAW-uitkering is een aanvulling op het (gezins)inkomen tot bijstandsniveau voor oudere werkloze werknemers. Anders dan bij de Participatiewet hoeven werkloze ouderen, die vaak vermogen in spaargeld of eigen huis hebben, in de IOAW hun vermogen niet aan te spreken.

De IOAZ is een uitkering voor ouderen die noodgedwongen zijn gestopt met hun werk als zelfstandige, omdat de inkomsten daaruit onvoldoende waren. De IOAZ-uitkering vult het (gezins)inkomen aan tot het bijstandsniveau. In de IOAZ wordt rekening gehouden met de bijzondere positie van zelfstandigen en hun (bedrijfs)vermogen.

Wie komt er voor in aanmerking?

De belangrijkste doelgroepen van de IOAW-regeling zijn:

  • Werkloze werknemers die op het moment dat zij werkloos worden ten minste 50 jaar zijn en geboren zijn voor 1 januari 1965, die recht hebben op een uitkering op grond van de WW van meer dan drie maanden en die de volledige uitkeringsduur daarvan hebben doorlopen;

  • Werknemers die na hun 50e verjaardag recht hebben gekregen op een loongerelateerde WGA-uitkering en van wie de WGA-uitkering is beëindigd, omdat zij niet langer ten minste 35% arbeidsongeschikt zijn.

De IOAZ is bedoeld voor oudere zelfstandigen tussen de 55 jaar en de AOW-gerechtigde leeftijd, die hun bedrijf of zelfstandig beroep na hun 55e verjaardag hebben beëindigd. Om in aanmerking te komen voor een uitkering moet de gewezen zelfstandige onder andere voldoen aan voorwaarden betreffende het gemiddeld jaarinkomen in de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag, het verwachte inkomen uit beroep of bedrijf bij voortzetting van het bedrijf en het aantal uren en de duur van de werkzaamheden als zelfstandige.

Hoe hoog is de IOAW/IOAZ?

De hoogte van de IOAW/ IOAZ uitkering is afhankelijk van de leefsituatie. Een overzicht van de bruto bedragen staat in tabel 3.2.8. In de IOAW en IOAZ geldt sinds 2015 de kostendelersnorm voor alleenstaande kostendelers. Voor alleenstaanden en alleenstaande ouders is de norm 50% van de gehuwdennorm, indien zij samenwonen met één of meer meerderjarige personen.

Tabel 3.2.8 Bruto bedragen IOAW/IOAZ per maand, exclusief vakantietoeslag (in €)
 

1 juli 20191

Gehuwd / samenwonend

1.668,50

Alleenstaande (ouder) zonder meerderjarige medebewoners

1.299,62

Alleenstaande (ouder) met een of meer meerderjarige medebewoners

834,25

Budgettaire ontwikkelingen

De IOAW-uitgaven stijgen in 2020 door de vertraagde doorwerking van de conjunctuur. De vertraging treedt op doordat het grootste deel van de IOAW-instroom eerst 3 jaar WW-gerechtigd is geweest. Vanaf 2020 is de gunstige conjunctuur terug te zien in de volumeontwikkeling van de IOAW. Het tweede belangrijke effect op de IOAW-uitgaven wordt veroorzaakt door de beperkende voorwaarde dat het IOAW-recht alleen geldt voor personen geboren voor 1965. Dit leidt ertoe dat vanaf 2020 minder mensen gebruik kunnen maken van de IOAW.

In de meerjarenraming wordt rekening gehouden met de Wet temporisering verhoging AOW-leeftijd naar aanleiding van het akkoord over de vernieuwing van het pensioenstelsel (zie ook Beleidswijzigingen artikel 8). Dit heeft een neerwaarts effect op de uitgaven, doordat mensen eerder de AOW-leeftijd bereiken. In paragraaf 2.2 tabel 2.2.6 wordt het meerjarige effect van het gehele pensioenakkoord per artikel weergegeven.

De uitgaven aan de IOAZ nemen vooral toe door de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 3.2.9 Kerncijfers IOAW en IOAZ
 

Realisatie 20181

Raming 2019

Raming 2020

Volume IOAW (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

24

24

23

Volume IOAZ (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

1,9

2,0

2,0

1

CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.

Bijstand zelfstandigen levensonderhoud (Bbz 2004)

De toelichting op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 staat later in het artikel. Alleen het deel wat onderdeel is van het Macrobudget participatiewetuitkeringen wordt hier toegelicht. Dit is het onderdeel bijstand dat kan worden verstrekt om te voorzien in de kosten van levensonderhoud voor gevestigde ondernemers of in bedrijfskredieten (starters en gevestigde ondernemers).

Wie komt er voor in aanmerking?

Startende ondernemers vanuit een uitkering en gevestigde zelfstandigen die aan de voorwaarden van het Bbz voldoen, zoals wanneer hulp via een andere weg niet meer mogelijk is, het inkomen onvoldoende is en de onderneming levensvatbaar is.

Hoe hoog is de Bbz-uitkering?

De uitkering voor levensonderhoud is in principe gelijk aan die van de algemene bijstand (zie tabel 3.2.4) als aanvulling voor levensonderhoud.

Budgettaire ontwikkeling

Tot 2020 is alleen het deel Bijstand voor levensonderhoud van startende ondernemers onderdeel van het macrobudget Participatiewetuitkeringen. Vanaf 2020 is hieraan ook het deel bijstand voor gevestigde ondernemers toegevoegd, waardoor het budget van 2019 op 2020 toeneemt met circa € 24 miljoen.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 3.2.10 Kerncijfers Bbz
 

Realisatie 20181

Raming 2019

Raming 2020

Volume Bbz (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

3,5

3,5

3,5

1

CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.

Handhaving

De kengetallen op het gebied van preventie tonen een stabiel beeld. De kerncijfers opsporing van de gemeenten tonen een lichte groei in het aantal vorderingen wegens geconstateerde overtreding van de inlichtingenplicht. Het totale benadelingsbedrag is de laatste jaren stabiel. Ook boetevorderingen vanwege schending van de inlichtingenplicht en de incassoratio van terugvorderingen tonen een vergelijkbaar beeld met voorgaande jaren. De incassoratio geeft weer in hoeverre fraudevorderingen ontstaan in een bepaald jaar ultimo 2018 zijn geïncasseerd. Dit percentage ligt hoger naarmate het ontstaansjaar van de vordering langer geleden is, omdat fraudevorderingen gedurende 10 jaar kunnen worden ingevorderd.

Tabel 3.2.11 Kerncijfers Participatiewet (fraude en handhaving algemene bijstand)
 

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Preventie1

Gepercipieerde detectiekans (%)

77

75

72

Kennis van de verplichtingen (%)

88

88

86

Opsporing2

Aantal vorderingen in verband met geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)3

30

31

33

Totaal benadelingbedrag (x € 1 mln)

71

69

70

Sanctionering2

Aantal boetes (x 1.000)

11

11

14

Totaal boetebedrag (x € 1 mln)

9,0

8,8

8,7

   

Ontstaansjaar vordering

   

2016

2017

2018

Terugvordering4

Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2018 (%)

31

25

14

1

Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».

2

CBS, bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

3

Dit kerncijfer betreft het aantal vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht. Eén overtreding kan meerdere vorderingen tot gevolg hebben. Het CBS onderzoekt momenteel de verhouding tussen het aantal vorderingen en het aantal overtredingen.

4

CBS-onderzoek incassoratio 2018.

A2. Toeslagenwet (TW)

De TW vult uitkeringen op grond van de werknemersverzekeringen aan tot het normbedrag voor het relevante sociaal minimum als het totale inkomen (exclusief TW-uitkering) van de uitkeringsgerechtigde en diens eventuele partner daaronder ligt.

Wie komt er voor in aanmerking?

Uitkeringsgerechtigden komen in aanmerking voor een toeslag als zij een uitkering ontvangen op grond van één van de zogenoemde moederwetten. Dit zijn de WIA, WAO, WAZ, Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen (Wamil), Wajong, IOW, WW, ZW en WAZO. Ook als een werkgever in het tweede ziektejaar minder loon doorbetaalt dan het voor de werknemer geldende sociaal minimum, komt de betrokkene in aanmerking voor een toeslag. De volgende personen kunnen recht hebben op een toeslag:

  • Een gehuwde/samenwonende met een gezamenlijk inkomen dat lager is dan het bruto minimumloon;

  • Een alleenstaande/alleenstaande ouder met een inkomen dat lager is dan 70% van het netto minimumloon.

Hoe hoog is de toeslag?

De toeslag vult de uitkering in beginsel aan tot het TW-normbedrag. Indien het dagloon lager is dan het TW-normbedrag, dan vult de toeslag aan tot dit lagere dagloon. Voor alleenstaanden van 21 jaar of ouder, die samenwonen met één of meer meerderjarige personen waarmee kosten kunnen worden gedeeld, geldt op grond van de kostendelersnorm een lagere norm: 50% van het netto Wml.

Tabel 3.2.12 Normbedragen TW bruto per dag, exclusief vakantietoeslag (in €)
 

1 juli 2019

Gehuwd / samenwonend

75,20

Alleenstaande van 21 jaar en ouder

55,33

Alleenstaande van 21 jaar en ouder met een of meer meerderjarige medebewoners

35,52

Budgettaire ontwikkelingen

De TW-uitgaven hangen samen met de volume-ontwikkelingen in de moederwetten. In 2020 dalen de TW-uitgaven met name vanwege de daling van het aantal WAO-uitkeringen, waardoor ook het aantal toeslagen op die uitkeringen afneemt. In de meerjarenraming wordt rekening gehouden met de Wet temporisering verhoging AOW-leeftijd naar aanleiding van het akkoord over de vernieuwing van het pensioenstelsel (zie ook Beleidswijzigingen artikel 8). Dit heeft een neerwaarts effect op de uitgaven, doordat mensen eerder de AOW-leeftijd bereiken, daardoor minder beroep doen op de werknemersverzekeringen en daarmee samenhangend op de TW. In paragraaf 2.2 tabel 2.2.6 wordt het meerjarige effect van het gehele pensioenakkoord per artikel weergegeven.

Aan de andere kant stijgen de TW-lasten vanwege de ingroeiende WIA-doelgroep.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het totale TW-volume in uitkeringsjaren neemt in 2019 en 2020, zoals genoemd, iets af. De gemiddelde toeslag is min of meer stabiel.

Tabel 3.2.13 Kerncijfers TW
 

Realisatie 20181

Raming 2019

Raming 2020

Gemiddeld jaarvolume TW (x 1.000 uitkeringsjaren)

108

106

106

Gemiddelde toeslag per jaar (x € 1)

3.456

3.542

3.527

1

UWV, juninota. Dit cijfer is actueler dan het cijfer in jaarverslag SZW 2018.

Handhaving

Samen met UWV wordt onderzocht welke risico’s er spelen in de uitvoering van de Toeslagenwet en welke aanpassingen in wet- en regelgeving en/of de uitvoeringspraktijk nodig zijn. De incassoratio geeft weer in hoeverre fraudevorderingen ontstaan in een bepaald jaar ultimo 2018 zijn geïncasseerd. Dit percentage ligt hoger naarmate het ontstaansjaar van de vordering langer geleden is, omdat fraudevorderingen gedurende 10 jaar kunnen worden ingevorderd.

Tabel 3.2.14 Kerncijfers TW (fraude en handhaving)
 

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Opsporing1

Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000)

2,5

2,7

1,8

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)2

1,7

2,0

1,2

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln)

5,6

6,7

4,5

Sanctionering1

Aantal waarschuwingen (x 1.000)

0,4

0,1

0,1

Aantal boetes (x 1.000)

1,3

1,3

0,8

Totaal boetebedrag (x € 1 mln)

0,9

0,9

0,7

   

Ontstaansjaar vordering

   

2016

2017

2018

Terugvordering1

Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2018 (%)

44

30

18

1

UWV, jaarverslag.

2

Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

A3. Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO)

Ouderen met een onvolledig AOW-pensioen kunnen recht hebben op algemene bijstand. Deze bijstand kan worden aangevraagd bij de SVB.

Wie komt er voor in aanmerking?

Personen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben, rechtmatig in Nederland wonen en niet genoeg inkomen of vermogen hebben om in hun levensonderhoud te voorzien.

Hoe hoog is de AIO?

De AIO is een uitkering op huishoudenniveau en vult aan tot bijstandsniveau. De hoogte van de AIO-uitkering hangt af van het inkomen en de leefsituatie. In onderstaande tabel zijn de normen opgenomen voor gehuwden/samenwonenden en alleenstaanden zonder meerderjarige medebewoners. Voor AIO-gerechtigden die samenwonen met één of meer meerderjarige personen waarmee kosten kunnen worden gedeeld, geldt op grond van de kostendelersnorm een lager bedrag.

Tabel 3.2.15 AIO netto maandbedragen (maximaal), inclusief vakantietoeslag (in €)
 

1 juli 2019

Gehuwd /samenwonend

1.571,50

Alleenstaande (ouder)

1.154,03

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten van AIO nemen de komende jaren toe. Deze budgettaire ontwikkeling houdt verband met de verwachte stijging van het aantal AIO-gerechtigden vanwege vergrijzing en doorwerking van de afschaffing van de partnertoeslag vanaf 2015. Vanaf 2022 nemen de uitgaven minder snel toe, omdat de AOW-leeftijd dan weer wordt verhoogd.

In de meerjarenraming wordt rekening gehouden met de Wet temporisering verhoging AOW-leeftijd naar aanleiding van het akkoord over de vernieuwing van het pensioenstelsel (zie ook Beleidswijzigingen artikel 8). Dit heeft een opwaarts effect op de uitgaven, doordat mensen eerder de AOW-leeftijd bereiken. In paragraaf 2.2 tabel 2.2.6 wordt het meerjarige effect van het gehele pensioenakkoord per artikel weergegeven.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 3.2.16 Kerncijfers AIO
 

Realisatie 20181

Raming 2019

Raming 2020

Aantal huishoudens AIO (x 1.000, jaargemiddelde)

46

48

51

1

CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.

Handhaving

De kerncijfers over de handhaving door de SVB laten een consequent beeld zien. Naar aanleiding van de licht lagere gepercipieerde detectiekans in 2018 wordt extra voorlichting ingezet.

Tabel 3.2.17 Kerncijfers AIO (fraude en handhaving)
 

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Preventie1

Gepercipieerde detectiekans (%)

77

77

73

Kennis van de verplichtingen (%)

88

89

87

Opsporing2

Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000)

3

1,0

0,9

Aantal overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)4

0,9

1,2

0,9

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln)

2,0

2,3

2,0

Sanctionering2

Aantal waarschuwingen (x 1.000)

0,6

1,3

1,4

Aantal boetes (x 1.000)

0,4

0,4

0,3

Totaal boetebedrag (x € 1 mln)

0,4

0,5

0,3

   

Ontstaansjaar vordering

   

2016

2017

2018

Terugvordering2

Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2018 (%)

29

23

6,9

1

Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».

2

SVB, jaarverslag.

3

Niet beschikbaar

4

Cijfers betreffen alle verwijtbare overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

A4. Bijstand zelfstandigen bedrijfskrediet (Bbz 2004)

Startende ondernemers en gevestigde zelfstandigen kunnen voor financiële ondersteuning onder voorwaarden een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004. Met dit besluit wordt beoogd kansrijke vanuit een uitkering startende ondernemers een steuntje in de rug te geven en zelfstandigen met tijdelijke financiële moeilijkheden in staat te stellen hun werkzaamheden voort te zetten. De bijstand kan worden verstrekt in de vorm van bedrijfskredieten voor starters en gevestigde ondernemers.

Wie komt er voor in aanmerking?

Startende ondernemers vanuit een uitkering en gevestigde zelfstandigen die aan de voorwaarden van het Bbz voldoen, zoals wanneer hulp via een andere weg niet meer mogelijk is, het inkomen onvoldoende is en de onderneming levensvatbaar is.

Hoe hoog is de Bbz-uitkering en het krediet?

De maximale hoogte van de bijstand voor bedrijfskredieten wordt in onderstaande tabel vermeld. De bedragen worden jaarlijks aangepast voor gestegen prijzen.

Tabel 3.2.18 Bbz-normen kredietverlening (maxima) (in €)
 

1 januari 2019

Startende zelfstandige

36.762

Gevestigde zelfstandige

199.680

Budgettaire ontwikkelingen

De Bbz-uitgaven dalen als gevolg van een vereenvoudiging van de financieringssystematiek van het Bbz per 2020. Onderdeel van deze vereenvoudiging is dat de middelen voor levensonderhoud van gevestigde zelfstandigen worden toegevoegd aan de gebundelde uitkering en de middelen voor levensvatbaarheidsonderzoeken worden toegevoegd aan het gemeentefonds. Daarnaast worden gemeenten volledig financieel verantwoordelijk voor de invordering van kapitaalverstrekking. Het Rijk vergoedt de middelen voor kapitaalverstrekking voor 25%. Hierdoor nemen de verwachte uitgaven aan kapitaalverstrekking toe in 2021. Daarmee omvatten de begrote Bbz-uitgaven in 2020 de verwachte nabetalingen met betrekking tot het uitvoeringsjaar 2019.

A5. Bijstand overig

Onder bijstand overig vallen de bijstand buitenland- en de repatriëringsregeling. Verlening van bijstand aan een in het buitenland gevestigde Nederlander wordt alleen nog voortgezet ingeval het recht op uitkering vóór 1 januari 1996 is vastgesteld. Sinds 1996 zijn er dus geen nieuwe gerechtigden meer toegelaten.

Budgettaire ontwikkelingen

De verwachte uitkeringslasten voor de bijstand buitenland nemen de komende jaren af, omdat het aantal gerechtigden naar verwachting afneemt. Voor de repatriëringsregeling zijn geen uitgaven voorzien.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal personen dat in het buitenland een bijstandsuitkering ontvangt, daalt de komende jaren naar verwachting licht.

Tabel 3.2.19 Kerncijfers Bijstand buitenland
 

Realisatie 20181

Raming 2019

Raming 2020

Volume Bijstand buitenland (x 1.000 gerechtigden, ultimo)

0,1

0,1

0,1

1

SVB, jaarverslag.

A6. Onderstand en re-integratie Caribisch Nederland

De overheid biedt aan inwoners van Caribisch Nederland inkomensondersteuning in de vorm van Onderstand en waar nodig ook re-integratieondersteuning.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten voor de Onderstand nemen toe als gevolg van verhoging van de basisuitkeringen. Daarnaast nemen de toeslagen toe die de basisuitkering aanvullen. Deze toeslagen worden niet alleen aan personen in de Onderstand uitgekeerd maar ook aan alleenstaande AOV-gerechtigden en volledig arbeidsongeschikten.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 3.2.20 Kerncijfers Caribisch Nederland
 

Realisatie 20181

Raming 2019

Raming 2020

Volume Onderstand Caribisch Nederland (x 1.000 huishoudens, ultimo)

0,5

0,5

0,5

1

RCN-unit SZW.

B. Garanties

Er zijn geen garanties voorzien voor 2020.

C. Subsidies

In totaal is in 2020 € 29,8 miljoen voor subsidies beschikbaar. € 13,4 miljoen is beschikbaar voor het armoede- en schuldenbeleid, waarvan € 12 miljoen specifiek voor kinderen. Voor de «Tijdelijke regeling cofinanciering projecten dienstverlening werkzoekenden en projecten samenwerking en regie arbeidsmarkt» (DWSRA) is € 8 miljoen beschikbaar. Verdere incidentele subsidies en de subsidies aan de Stichting Beheer Collectieve Middelen (SBCM) maken voor € 8,4 miljoen onderdeel uit van het subsidiebudget.

D. Opdrachten

De € 19,8 miljoen beschikbare middelen voor opdrachten zijn met name bestemd voor activiteiten op de terreinen van bevordering arbeidsparticipatie (circa € 13,4 miljoen), armoedebestrijding en schuldhulpverlening (circa € 5,9 miljoen) en bevordering ondernemerschap (circa € 0,5 miljoen). De middelen bevordering arbeidsparticipatie worden mede ingezet ten behoeve van het programma Sociaal Domein (dat in samenwerking tussen gemeenten en de ministeries van OCW, BZK, J&V en VWS is opgepakt), het programma Matchen op Werk en verbeteren van de werkgeversdienstverlening, het programma Perspectief op Werk en ondersteuningsprogramma’s op het terrein van vakmanschap. Uit de middelen voor armoedebestrijding en schuldhulpverlening worden onder andere diverse ondersteuningsprogramma’s gefinancierd ter verbetering van het (gemeentelijke) armoedebeleid en de (gemeentelijke) schuldhulpverlening. Dit laatste mede in het kader van de brede schuldenaanpak, waarover de Tweede Kamer in 2018 is bericht.

E. Bekostiging

Voor de bekostiging van het meerjarige Kennisprogramma vakkundig aan het werk, dat wordt uitgevoerd door ZonMw, is in 2020 € 1,7 miljoen beschikbaar.

F. Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

Voor de uitvoering van het Kennisprogramma vakkundig aan het werk is voor uitvoeringskosten voor ZonMw bijna € 0,2 miljoen beschikbaar in 2020.

G. Bijdrage sociale fondsen

Met ingang van 2018 is een financiële tegemoetkoming van € 10 miljoen per jaar beschikbaar gesteld aan het Wsw-pensioenfonds PWRI, onder de voorwaarde dat sociale partners zelf tot een structurele oplossing komen voor het fonds.

H. Bijdrage aan internationale organisaties

Vanaf 2020 is de financiering van de contributie van het Administratief Centrum voor de sociale zekerheid van de Rijnvarenden (CASS) overgegaan van het Ministerie van I&W naar SZW.

I. Ontvangsten

In het Bestuursakkoord Verhoogde Asielinstroom is een intertemporele tegemoetkoming afgesproken. De terugbetaling van de intertemporele tegemoetkoming van 2016 en 2017 met de gemeentelijke budgetten Participatiewetuitkeringen vindt in 8 jaar plaats vanaf respectievelijk 2018 en 2019, waarvoor € 3,8 miljoen ontvangsten zijn geraamd. Verder worden als gevolg van de gewijzigde financieringssystematiek van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen de terugontvangsten van gemeenten op verleende kredieten voortaan niet meer gesaldeerd, maar onder de ontvangsten verantwoord en worden hier ook de aflopende terugontvangsten van oude jaren geraamd (€ 22,2 miljoen).

Licence