Base description which applies to whole site

4.2 Artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

De overheid ondersteunt bij het vinden van werk en biedt inkomensondersteuning en aangepaste arbeid aan hen die dat nodig hebben.

Wie kan werken, moet dat ook doen. Dit is in de eerste plaats in het belang van de betrokkene zelf: werk zorgt voor economische en financiële zelfstandigheid, draagt bij aan het gevoel van eigenwaarde en biedt kansen om volop mee te doen in de samenleving. De overheid streeft naar een transparant en activerend sociaal zekerheidsstelsel dat mensen enerzijds ondersteunt en prikkelt om (weer) aan het werk te gaan als dat kan en dat hen anderzijds de zekerheid biedt van een adequaat vangnet als dat echt nodig is.

Mensen hebben de verantwoordelijkheid om in het eigen inkomen te voorzien en nemen daartoe zelf het initiatief. Alleen als het vinden van werk op eigen kracht niet lukt, helpt de overheid hierbij door ondersteuning bij re-integratie of beschut werk aan te bieden. Aan mensen die (tijdelijk) niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien biedt de overheid een sociaal vangnet in de vorm van bijstand. Daarbij streeft de overheid ernaar om het aantal loketten waar uitkeringsgerechtigden mee te maken hebben te beperken.

De overheid biedt inwoners van Caribisch Nederland waar nodig re-integratieondersteuning en inkomensondersteuning op grond van de Onderstandsregeling.

De Minister heeft een systeemverantwoordelijkheid. In dit kader stimuleert de Minister het vinden van werk door middelen beschikbaar te stellen aan gemeenten ten behoeve van re-integratie-inspanningen, sociale werkvoorziening en loonkostensubsidies, en financiert hij de inkomensondersteuning en de loonkostensubsidies.

De Minister is verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • de vaststelling van de hoogte van de algemene bijstandsniveaus;

  • het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de inkomensvoorziening en de loonkostensubsidies vanuit de Participatiewet, waarin begrepen zijn de IOAW, IOAZ en algemene bijstand voor zelfstandigen;

  • het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de uitvoering van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

  • het houden van systeemtoezicht; het toepassen van interbestuurlijke toezichtinstrumenten indien de medeoverheden op ernstige wijze onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen. Het verzamelen van informatie om op landelijk geaggregeerd niveau te kunnen beoordelen of het systeem werkt, en zo niet, wanneer en in welke vorm aanpassingen van dat systeem wenselijk zijn;

  • de budgetmutaties en de extrapolatie van de meerjarenraming van het in de integratie-uitkering sociaal domein opgenomen SZW-aandeel en de verdeling daarvan die aansluit bij de gedecentraliseerde taak;

  • de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB (AIO, bijstand buitenland) en UWV (TW);

  • de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Het Rijk verschaft gemeenten middelen voor de uitvoering en geeft de wet- en regelgeving vorm waarbinnen deze uitvoering plaatsvindt. Binnen deze wettelijke kaders hebben gemeenten beleidsvrijheid om maatwerk te bieden waarmee participatie zo optimaal mogelijk wordt ondersteund. Het Rijk stelt een toereikend macrobudget aan de gemeenten beschikbaar om loonkostensubsidies en bijstandsuitkeringen te betalen. Dit budget wordt zoveel mogelijk op basis van objectieve factoren onder de gemeenten verdeeld. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de rechtmatige en doeltreffende uitvoering van de Participatiewet en aan genoemde wet verwante wetten en voorzieningen. Gemeenten zijn hiermee onder meer verantwoordelijk voor de handhaving van de naleving van verplichtingen door personen die een beroep doen op deze wetten. Bij ernstig onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen in de gemeentelijke uitvoering van de Participatiewet kan de Minister een aanwijzing geven aan een college, overgaan tot het optreden namens een nalatige gemeente dan wel een besluit tot vernietiging door de Kroon voordragen. De interbestuurlijke interventie heeft geen betrekking op de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de uitvoering, welke een louter gemeentelijke aangelegenheid zijn.

Breed Offensief

Om de arbeidskansen van mensen met een beperking te vergroten heeft het kabinet een breed offensief gelanceerd (Kamerstukken II 2018/19, 34 352, nr. 115, nr. 138, nr. 163). Het breed offensief bevat verschillende maatregelen die ervoor moeten zorgen dat meer mensen met een beperking aan het werk komen en blijven. Belangrijke onderdelen zijn het vereenvoudigen van de inzet van het instrument loonkostensubsidie, het bevorderen van ondersteuning op maat, en het werken lonender maken voor mensen met een beperking. Voor een aantal van de voorstellen is wetswijziging noodzakelijk. Het daartoe strekkende wetsvoorstel tot wijziging van de Participatiewet (uitvoeren Breed Offensief) is op 13 februari 2020 bij de Tweede Kamer ingediend (Kamerstukken II 2019/20, 35 394, nr. 2). Op 11 juni 2020 is de Nota naar aanleiding van het verslag naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2019/20, 35 394, nr. 8). De wetsbehandeling is een aantal keren uitgesteld. De Tweede Kamer heeft inmiddels besloten dat de wetsbehandeling na de verkiezingen plaatsvindt.

In verband met het voorstel om een gedeelte van de inkomsten van mensen die in deeltijd met loonkostensubsidie werken en nog aanvullende bijstand ontvangen vrij te laten bij de middelentoets, is structureel € 40 miljoen toegevoegd aan het macrobudget voor participatiewetuitkeringen. Voor de overige voorstellen uit het breed offensief is incidenteel € 53 miljoen beschikbaar gesteld. Hiervan is reeds € 22 miljoen ingezet voor maatregelen uit het wetsvoorstel. De bestemming van de resterende middelen wordt momenteel met gemeenten besproken om tot een doelmatige besteding te komen.

Wet Banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten (resultaten vijfmeting)

De banenafspraak uit het Sociaal Akkoord van 2013 heeft tot doel om meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen bij reguliere werkgevers. Het kabinet heeft met de sociale partners afgesproken eind 2025 125.000 extra banen voor de doelgroep te creëren. De opgave voor markt en overheid samen voor 2019 was om 55.000 extra banen te realiseren ten opzichte van de nulmeting; 40.000 in de sector markt en 15.000 in de sector overheid. De doelstelling van 55.000 banen is met 61.615 extra banen ruim gehaald (Kamerstukken II 2019/20, 34 352, nr. 196). Met 51.829 banen heeft de sector markt de doelstelling van 40.000 banen ruim overtroffen. De overheidswerkgevers hebben het afgesproken aantal banen voor 2019 niet gehaald. Ten opzichte van de nulmeting heeft de sector overheid 9.786 extra banen gerealiseerd. Het resultaat van de sector overheid over 2019 geeft dus geen aanleiding om de geactiveerde quotumregeling voor de overheid te deactiveren. In juli zal de Tweede Kamer geïnformeerd worden over de realisatiecijfers van 2020.

De Staatssecretaris van SZW heeft in november 2018 (Kamerstukken II 2018/19, 34 352, nr. 137) als onderdeel van het Breed Offensief een vereenvoudiging van de Wet banenafspraak aangekondigd. In juli 2019 (Kamerstukken II 2018/19, 34 352, nr. 168) heeft de Staatssecretaris de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitwerking van de vereenvoudiging. Het wetsvoorstel voor de vereenvoudiging wordt naar verwachting in de loop van 2021 aan de Tweede Kamer aangeboden. Gevolg gevend aan de uitvoering van de motie Nijkerken-de Haan c.s. (Kamerstukken II 2018/19, 34 352, nr. 126) heeft de Staatssecretaris anticiperend op deze vereenvoudiging met het wetsvoorstel deactivering en uitstel quotumheffing het opleggen van de quotumheffing opgeschort tot uiterlijk 1 januari 2022. Deze wet is vanaf 1 januari 2020 in werking getreden (Stb. 2019, 440).

De coronacrisis brengt voor veel werkenden het risico van werkloosheid met zich mee. Er zijn groepen en sectoren op de arbeidsmarkt met een groter risico om hard geraakt te worden door de crisis dan anderen, bijvoorbeeld mensen met een arbeidsbeperking. Het kabinet heeft daarom als onderdeel van het steun- en herstelpakket in totaal € 36 miljoen beschikbaar gesteld in 2020, 2021 en 2022 voor mensen uit de doelgroep banenafspraak (Kamerstukken II 2019/20, 35 420, nr. 105). Het gaat voor 2020 om € 2 miljoen, voor 2021 om € 21 miljoen en voor 2022 om € 13 miljoen. Met dit geld kunnen mensen van werk naar werk worden begeleid en, als dat niet mogelijk blijkt te zijn, zoveel mogelijk werkfit gehouden. De uitwerking vindt plaats in overleg met betrokken partijen.

Tabel 18 Indicatoren banenafspraak
 

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 20191

Realisatie 20202

Streefwaarde 20203

Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten marktsector t.o.v. nulmeting op 1-1-2013

18.957

30.432

44.017

51.829

50.000

Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten overheidssector t.o.v. nulmeting op 1-1-2013

3.597

6.471

7.940

9.786

17.500

1

Berekening SZW op basis van metingen UWV.

2

Realisatiecijfers komen in juni 2021 beschikbaar en worden opgenomen in de begroting van 2022.

3

Streefwaarden afkomstig uit memorie van toelichting bij de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten, Tweede Kamer, 2013–2014, 33 981, nr. 3, aantal te realiseren banen voor beoordeling activering quotumheffing.

Armoede en schulden

Op 15 juni 2020 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang en de resultaten van de brede schuldenaanpak (Kamerstukken II 2019/20, 24 515, nr. 533). Die aanpak is gericht op preventie en vroegsignalering van schulden, ontzorgen en realiseren van een maatschappelijk verantwoorde incasso. Het jaar heeft onverminderd in het teken gestaan van wetgeving en het uitvoeren en verder uitwerken van de plannen en maatregelen. Voor zowel de wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, waarmee het vroegtijdig signaleren van schuldenproblematiek een wettelijke basis krijgt, en de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet, die het bestaansminimum van mensen met schulden beter borgt, is het mogelijk gemaakt om deze op 1 januari 2021 in werking te laten treden. Beide wetten zijn gezien de verwachte toename van mensen met problematische schulden van extra waarde. Het is mede daarom dat het kabinet, hoewel nog niet alle betrokken partijen de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet per 1 januari volledig kunnen uitvoeren, toch tot invoering van deze wet is overgegaan. Er is een korte overgangstermijn geboden om alsnog de implementatie verantwoord te kunnen afronden (Kamerstukken II 2019/20, 24 515, nr. 532). De parlementaire behandeling van de wetgeving gericht op verbreding van het beslagregister (wetsvoorstel stroomlijning keten voor derdenbeslag) zal naar verwachting in 2021 plaatsvinden.

Het kabinet heeft bij de aanpak van armoede bijzondere aandacht voor de positie van kinderen. In 2019 heeft het kabinet in samenwerking met de VNG vier ambities kinderarmoede geformuleerd (Kamerstukken II 2018/19, 24 515, nr. 484). Deze zijn erop gericht dat ieder kind in een gezin met een laag inkomen kan meedoen; op een daling van het aantal huishoudens met kinderen met een laag inkomen; op het bieden van inzicht in kansarmoede onder kinderen; en op het verzamelen en delen van goede voorbeelden. De ambities zijn in 2020 nader uitgewerkt. In lijn met de duurzame ontwikkelingsdoelen streeft het kabinet naar een afname van het aantal kinderen in armoede van 9,2 procent in 2015 naar 4,6 procent in 2030 (Kamerstukken II 2019/20, 24 515, nr. 494). Het kabinet zal elke twee jaar over de voortgang van de ambities rapporteren.

Verder zet het kabinet zich, samen met gemeenten en maatschappelijke organisaties, ervoor in dat mensen die het financieel moeilijk hebben niet nog verder in de financiële problemen komen als gevolg van de corona-uitbraak. Het kabinet heeft in het licht van de coronacrisis een aantal extra tijdelijke maatregelen genomen, zoals noodsteun aan de voedselbanken en afspraken dat in principe geen uithuiszettingen plaatsvinden (Kamerstukken II 2019/20, 35 415, nr. 11).

De verwachting is desondanks dat het aantal mensen met problematische schulden en met een risico op armoede zal toenemen. Voor de aanpak hiervan heeft het kabinet in het kader van het steun- en herstelpakket in totaal € 146 miljoen beschikbaar gesteld in 2020, 2021 en 2022. Het geld gaat voor een belangrijk deel naar gemeenten ten behoeve van het gemeentelijk schuldenbeleid (efficiëntere en snellere dienstverlening) en de bijzondere bijstand. € 11 miljoen is beschikbaar voor een versnelling en intensivering van het armoede- en schuldenbeleid en € 30 miljoen voor het oprichten van een Waarborgfonds om problematische schulden sneller te kunnen afwikkelen (Kamerstukken II 2019/20 24 515, nr. 569).

Herziening bijstandverlening zelfstandigen

Conform het beleidsvoornemen heeft het kabinet met ingang van 1 januari 2020 het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) gewijzigd (Kamerstukken II 2018/19, 31 311 nr. 215). De wijziging van dit besluit heeft betrekking op de volgende vier onderdelen:

  • De financieringssystematiek is vereenvoudigd en meer in lijn gebracht met de financieringssystematiek van de Participatiewet;

  • Wijziging van het aanvraagloket voor bijstandsverlening aan ondernemers in de binnenvaart van centrumgemeenten naar woongemeenten, waardoor op den duur de aparte uitvoeringsstructuur verdwijnt;

  • Beperking van de instroom van oudere zelfstandigen met een niet-levensvatbaar bedrijf tot personen die zijn geboren vóór 1 januari 1960;

  • Verdere uniformering van Bbz 2004 met de Participatiewet. Algemene bijstand wordt niet langer verstrekt in de vorm van een rentedragende lening en bijstand wordt niet langer met terugwerkende kracht verleend.

Onderstand Caribisch Nederland

Conform de aankondiging in de voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid Caribisch Nederland (Kamerstukken II 2018/19, 35 000-IV, nr. 61) zijn de bedragen voor de uitkeringen Onderstand bovenop de indexatie als gevolg van de ontwikkeling van het consumentenprijsindexcijfer beleidsmatig verhoogd. Het betreft een extra verhoging van 5% voor gerechtigden op Bonaire en Saba en 2% voor gerechtigden op Sint Eustatius ingaande 1 januari 2020. Afhankelijk van het telmoment betreft dit circa 650 uitkeringen.

Tabel 19 Begrotingsgefinancierde budgettaire gevolgen van beleidsartikel 2 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting1

Verschil

2016

2017

2018

2019

2020

2020

2020

Verplichtingen

6.543.926

6.751.201

7.009.665

6.898.061

10.474.111

6.975.855

3.498.256

        

Uitgaven

6.626.117

6.809.474

7.089.379

6.927.241

10.478.338

7.002.798

3.475.540

        

Inkomensoverdrachten

       

Macrobudget participatiewetuitkeringen en intertemporele tegemoetkoming

5.711.137

5.900.666

6.215.974

6.084.680

6.378.336

6.147.353

230.983

Participatiebudget

459

1.800

0

700

0

0

0

WSW

17.447

0

0

0

0

0

0

TW

496.400

456.000

448.000

442.200

478.000

440.875

37.125

AIO

245.067

268.134

295.480

309.006

332.007

334.133

‒ 2.126

Tozo en Bijstand zelfstandigen bedrijfskrediet

56.427

42.866

38.877

35.027

3.210.858

10.800

3.200.058

Bijstand overig

1.500

1.500

1.200

1.168

1.000

1.100

‒ 100

Onderstand en re-integratie (Caribisch Nederland)

2.077

2.729

2.736

3.179

4.015

7.016

‒ 3.001

Garanties

       

Garanties

41

5

0

0

0

0

0

Subsidies

       

Sectorplannen

80.284

72.251

37.937

2.745

1.131

0

1.131

Armoede en schulden

3.136

4.181

4.436

4.335

2.507

985

1.522

Cofinanciering dienstverlening

990

4.747

3.924

6.061

6.212

8.000

‒ 1.788

Europees fonds meestbehoeftigen

89

103

117

90

104

100

4

Scholing richting een kansberoep

4.000

34.573

6.474

0

0

0

0

Regionale kansen kinderen

0

1.609

2.615

1.635

184

455

‒ 271

Alle kinderen doen mee

0

6.437

8.880

10.904

9.842

11.576

‒ 1.734

Overige subsidies algemeen

3.862

5.778

5.920

7.447

25.726

5.552

20.174

SBCM

2

2.875

2.280

2.810

2.800

2.800

0

NIBUD

3

304

304

251

375

314

61

Opdrachten

       

Opdrachten

2.183

1.553

1.509

3.125

13.628

19.824

‒ 6.196

Bekostiging

       

Nibud

304

0

0

0

0

0

0

ZonMw

478

1.064

2.403

1.655

1.435

1.739

‒ 304

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

       

ZonMw

236

299

313

223

170

167

3

Bijdrage aan sociale fondsen

       

Pensioenfonds Wsw

0

0

10.000

10.000

10.000

10.000

0

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       

Contributie CASS

0

0

0

0

8

9

‒ 1

        

Ontvangsten

55.901

48.492

26.622

28.393

25.190

26.020

‒ 830

1

Stand inclusief amendementen, moties en NvW. De stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, tweede suppletoire begroting, tweede incidentele suppletoire begroting en de slotwet. De reden hiervoor is dat in deze wetten de eerste en tweede incidentele suppletoire begroting, die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting, zijn opgeteld bij vastgestelde begroting en in het jaarverslag niet.

2

In 2016 zijn deze uitgaven onderdeel van de uitgaven WSW.

3

In 2016 zijn deze uitgaven verantwoord onder Bekostiging.

Tabel 20 Uitsplitsing verplichtingen van beleidsartikel 2 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting1

Verschil

 

2016

2017

2018

2019

2020

2020

2020

Verplichtingen

6.543.926

6.751.201

7.009.665

6.898.061

10.474.111

6.975.855

3.498.256

waarvan garantieverplichtingen

‒ 170

‒ 55

‒ 5

0

0

0

0

waarvan overige verplichtingen

6.544.096

6.751.256

7.009.670

6.898.061

10.474.111

6.975.855

3.498.256

1

Stand inclusief amendementen, moties en NvW.

Inkomensoverdrachten
Macrobudget participatiewetuitkeringen en intertemporele tegemoetkoming
Tabel 21 Extracomptabel overzicht macrobudget participatiewetuitkeringen (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Begroting 2020

Verschil 2020

Macrobudget participatiewetuitkeringen en intertemporele tegemoetkoming

5.711.137

5.900.666

6.215.974

6.084.680

6.378.336

6.147.353

230.983

        

Macrobudget participatiewetuitkeringen1

5.691.569

5.889.610

6.215.974

6.084.680

6.378.336

6.147.353

230.983

Algemene bijstand en loonkostensubsidies

5.304.066

5.466.450

5.774.163

5.658.801

5.968.729

5.716.005

252.724

IOAW

326.349

361.723

377.614

350.537

328.387

343.606

‒ 15.219

IOAZ

28.830

30.493

31.670

31.838

30.719

32.353

‒ 1.634

BBZ2

32.324

30.944

32.527

31.429

47.125

55.389

‒ 8.264

Correctie verdeelmodel

12.075

3.376

3.376

        

Intertemporele tegemoetkoming3

19.568

11.056

     
1

Toelichting definitief macrobudget 2020; berekening SZW.

2

Tot 2019 betreft dit enkel het budget voor levensonderhoud voor startende ondernemers (BBZ). Vanaf 2020 is het budget voor levensonderhoud voor gevestigde ondernemers hieraan toegevoegd.

3

SZW, financiële administratie. De terugbetalingen intertemporele tegemoetkoming zijn conform administratieve voorschriften onder de ontvangsten verantwoord en niet in mindering gebracht op de uitgaven.

Algemene bijstand en loonkostensubsidies

De Participatiewet voorziet in een sociaal vangnet voor personen die niet zelfstandig in hun bestaan kunnen voorzien. Het macrobudget participatiewetuitkeringen voorziet in de middelen voor bijstandsuitkeringen en loonkostensubsidies, waaronder de middelen voor bijstandsuitkeringen aan startende ondernemers. Dit budget wordt samen met de middelen voor IOAW, IOAZ en Bbz levensonderhoud onder de gemeenten verdeeld. Tot 2019 maakte alleen Bijstand voor levensonderhoud van startende ondernemers onderdeel uit van het macrobudget participatiewetuitkeringen. Vanaf 2020 is ook Bijstand voor levensonderhoud voor gevestigde ondernemers toegevoegd aan het macrobudget participatiewetuitkeringen.

Budgettaire ontwikkelingen

Het macrobudget participatiewetuitkeringen valt in 2020 € 231 miljoen hoger uit dan begroot. Hieronder volgt een toelichting op de bijstellingen voor de algemene bijstand en loonkostensubsidies en de compensatie verdeelmodel. De toelichting voor de IOAW, IOAZ en Bbz levensonderhoud volgt verderop in het artikel.

In 2020 is het definitieve budget aan gemeenten voor algemene bijstand en loonkostensubsidies € 253 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. De stijging is met name het gevolg van de verslechterde conjunctuur (€ 304 miljoen) en de verhoging voor doorwerking van lonen en prijzen (€ 113 miljoen). Hier tegenover staat dat het budget neerwaarts is bijgesteld door verwerking van realisaties in 2019 (- € 165 miljoen). Via de reguliere systematiek van het macrobudget werken realisaties in 2019 volledig door in het budget van uitvoeringsjaar 2020. Er zijn geen additionele effecten ingeboekt als gevolg van Rijksbeleid.

In 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat enkele gemeenten in het verleden zijn benadeeld bij de verdeling van het macrobudget. In 2020 zijn twee gemeenten hiervoor gecompenseerd, in totaal € 3 miljoen.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het volume bijstandsgerechtigde huishoudens op grond van de Participatiewet is als gevolg van de verslechterde conjunctuur gestegen ten opzichte van het volume in 2019.

Tabel 22 Kerncijfers volume Participatiewet
 

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 20201

Begroting 2020

Verschil 2020

Volume Participatiewetuitkering (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

395

398

379

361

361

376

‒ 15

Bron: CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.

1

Betreft voorlopige CBS-cijfers. De cijfers van oktober tot en met december 2020 zijn geraamd.

Tabel 23 bevat informatie over re-integratie- en participatie-inspanningen van gemeenten op grond van de Participatiewet. De voorzieningen die gemeenten aanbieden variëren van sociale activering en vrijwilligerswerk tot training, opleiding en proefplaatsingen op weg naar werk en begeleiding en jobcoaching eenmaal aan het werk. Sinds de invoering van de Participatiewet in 2015 hebben gemeenten beschikking gekregen over het instrument structurele loonkostensubsidie en zijn zij verantwoordelijk voor het naar behoefte creëren van beschut werk. Vanaf 2015 is geen nieuwe instroom meer mogelijk in de Wsw. De tabel bevat tevens informatie over het werknemersbestand van de Wsw.

Tabel 23 Kerncijfers re-integratie door gemeenten
 

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Aantal voorzieningen Participatiewet (x 1.000, ultimo)1

222

256

270

231

223

Aantal personen met een voorziening Participatiewet (x 1.000, ultimo)1

174

190

198

175

171

Aantal gestarte banen na re-integratievoorziening door gemeenten (x 1.000, ultimo)2

43

45

46

49

143

      

Werkenden met een voorziening Participatiewet (x 1.000, ultimo)1

35

44

52

49

49

 

waarvan personen met een loonkostensubsidie Participatiewet

2,2

9,1

13

18

20

      

Werknemersbestand Wsw (x 1.000, ultimo)4

91

87

83

78

755

Aantal detacheringen als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen4

37

37

38

37

375

Aantal gerealiseerde plaatsen in begeleid werken als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen4

6,5

6,6

6,4

6,7

6,75

1

CBS, Statistiek re-integratie gemeenten.

2

CBS, Uitstroom na re-integratie.

3

Betreft de stand medio 2020.

4

Panteia, WSW-rapportage.

5

Betreft de stand medio 2020. De realisatiecijfers van geheel 2020 worden opgenomen in begroting 2022.

Tabel 24 bevat informatie over mensen met een arbeidsbeperking die werken onder de Banenafspraak, op een interne plaatsing onder de Wsw of op een beschut werkplek onder de Participatiewet. Dit zijn veelal mensen die niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kunnen verdienen, maar niet duurzaam volledig arbeidsongeschikt zijn. Per saldo over de drie wettelijke kaders nam het aantal werkende mensen tussen 2015 en eind 2019 toe. De eerste helft van 2020 nam dit af.

Tabel 24 Kerncijfers Werk voor mensen met een arbeidsbeperking
 

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 20201

Totaal werkend met een arbeidsbeperking (x 1.000, ultimo)

138

149

162

167

163

 

waarvan werkend binnen de Banenafspraak (x 1.000, ultimo)2

86

99

113

120

116

 

waarvan werkend op een interne plaatsing Wsw (x 1.000, ultimo)3

52

49

47

43

42

 

waarvan werkend met positief advies beschut werk (x 1.000, ultimo)4

5

1,2

2,5

4,0

4,5

1

Betreft de stand medio 2020. De realisatiecijfers van geheel 2020 worden opgenomen in begroting 2022.

2

UWV, Factsheet banenafspraak 2e kwartaal 2020.

3

Onder 'interne plaatsing' valt ook 'werken op locatie' (WOL), waarbij begeleiding plaatsvindt vanuit het Sw-bedrijf. Panteia, Tussentijdse rapportage Wsw-statistiek.

4

UWV, Rapportage beschut werk 2e kwartaal 2020.

5

Dit cijfer is niet gepubliceerd.

Wetten inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en gewezen zelfstandigen (IOAZ)

De IOAW-uitkering is een aanvulling op het (gezins)inkomen tot bijstandsniveau voor oudere werkloze werknemers. Anders dan bij de Participatiewet hoeven werkloze ouderen, die vaak vermogen in spaargeld of eigen huis hebben, in de IOAW hun vermogen niet aan te spreken.

De IOAZ is een uitkering voor ouderen die noodgedwongen zijn gestopt met hun werk als zelfstandige, omdat de inkomsten daaruit onvoldoende waren. De IOAZ-uitkering vult het (gezins)inkomen aan tot het bijstandsniveau. In de IOAZ wordt rekening gehouden met de bijzondere positie van zelfstandigen en hun (bedrijfs)vermogen.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan de IOAW en de IOAZ zijn samen € 17 miljoen lager dan begroot. Bij de IOAW is dit het gevolg van enerzijds het verwerken van de realisaties van 2019 in de raming (- € 19 miljoen). Anderzijds heeft de loon- en prijsbijstelling voor een opwaarts effect gezorgd (€ 4 miljoen). De vertraagde doorwerking vanuit de WW geeft per saldo een klein effect (€ 0,1 miljoen).

De IOAZ is per saldo met € 1,6 miljoen neerwaarts bijgesteld in 2020. Dat is het gevolg van de verwerking van de realisaties (- € 2 miljoen) en de loon- en prijsbijstelling (€ 0,4 miljoen).

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 25 Kerncijfers IOAW en IOAZ
 

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 20201

Begroting 2020

Verschil 2020

Volume IOAW (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

22

24

24

23

21

23

‒ 2

Volume IOAZ (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

1,8

1,9

1,9

1,9

1,8

2,0

‒ 0,2

Bron: CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.

1

Betreft voorlopige CBS-cijfers. De cijfers van oktober tot en met december 2020 zijn geraamd.

Bijstand zelfstandigen levensonderhoud (Bbz 2004)

Startende ondernemers en gevestigde zelfstandigen kunnen onder voorwaarden voor financiële ondersteuning een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004. De bijstand kan worden verstrekt om te voorzien in de kosten van levensonderhoud of in bedrijfskredieten. Vanaf 2020 worden vanuit het macrobudget middelen verstrekt voor het levensonderhoud voor zowel startende ondernemers als gevestigde zelfstandigen. Tot en met 2019 werden middelen voor levensonderhoud voor gevestigde zelfstandigen buiten het macrobudget verstrekt. De uitgaven voor bedrijfskredieten worden verderop in het artikel toegelicht.

Budgettaire ontwikkelingen

Het Bbz is per saldo met € 8,3 miljoen neerwaarts bijgesteld in 2020. Dat is het gevolg van de verwerking van de realisaties (- € 3,6 miljoen) en de loon- en prijsbijstelling (€ 1 miljoen). Daarnaast is de raming bijgesteld als gevolg van de verlaagde instroom door de Tozo (- € 5,7 miljoen).

Beleidsrelevante kerncijfers

Het volume bijstandsgerechtigde huishoudens op grond van het Bbz is als gevolg van de Tozo gedaald in 2020.

Tabel 26 Kerncijfers Bbz
 

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 20201

Begroting 2020

Verschil 2020

Volume Bbz (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

3,8

3,8

3,5

3,1

2,5

3,5

‒ 1

Bron: CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.

1

Betreft voorlopige cijfers. De cijfers van oktober tot en met december 2020 zijn ramingen.

Handhaving

De kerncijfers handhaving Participatiewet laten de afgelopen jaren een stabiel beeld zien. Sinds dit jaar maakt de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) onderdeel uit van de Bijstandsdebiteuren en -fraudestatistiek van het CBS. De handhavingscijfers over het 4e kwartaal van 2020 met betrekking tot opsporing en sanctionering zijn nog niet beschikbaar. De ultimo stand van het 3e kwartaal 2020 is iets lager dan de ultimo stand van het 3e kwartaal in voorgaande jaren. Dit is mogelijk te verklaren door de coronacrisis.

Tabel 27 Kerncijfers Participatiewet (fraude en handhaving)
  

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Preventie1

Gepercipieerde detectiekans (%)

77

75

72

73

662

Kennis van de verplichtingen (%)

88

88

86

86

802

Opsporing3

Aantal vorderingen in verband met geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)4

30

31

33

31

175

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.)

71

69

70

67

405

Sanctionering3

Aantal boetes (x 1.000)

11

11

14

12

6,75

Totaal boetebedrag (x € 1 mln.)

9

8,8

8,7

7,9

4,35

  

Ontstaansjaar vordering

  

2016

2017

2018

2019

2020

Terugvordering6

Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2020 (%)

38

36

29

20

12

1

Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».

2

I&O Research «Kennis der verplichtingen in de coronacrisis». Als gevolg van een andere insteek van het onderzoek is sprake van een trendbreuk.

3

CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

4

Dit kerncijfer betreft het aantal vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht. Eén overtreding kan meerdere vorderingen tot gevolg hebben. Het aantal overtredingen ligt dus lager.

5

Betreft de stand ultimo 3e kwartaal 2020.

6

CBS, bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

Toeslagenwet (TW)

De TW vult uitkeringen op grond van de werknemersverzekeringen aan tot het normbedrag voor het relevante sociaal minimum als het totale inkomen (exclusief TW-aanvulling) van de uitkeringsgerechtigde en diens eventuele partner daaronder ligt.

Budgettaire ontwikkelingen

De TW-uitgaven komen € 37 miljoen hoger uit dan begroot. In de begroting was nog gerekend in prijzen 2019. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 11 miljoen) is de realisatie € 26 miljoen hoger dan begroot.

Dit komt grotendeels door een hoger aantal TW-aanvullingen dan verwacht. Door de coronacrisis zijn er meer WW-uitkeringen verstrekt waardoor ook het aantal TW-aanvullingen hierop is toegenomen. Overigens is de gemiddelde uitkeringshoogte binnen de TW wel lager uitgevallen dan geraamd. Deze daling zit met name in lagere TW-aanvullingen op de WW-uitkeringen.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 28 Kerncijfers TW
 

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Begroting 2020

Verschil 2020

Gemiddeld jaarvolume TW (x 1.000 uitkeringsjaren)

155

103

108

106

114

106

8

Gemiddelde toeslag per jaar (x € 1)

3203

3703

3456

3.489

3.389

3.527

‒ 138

Bron: UWV, jaarverslag.

Handhaving

Er is een lichte stijging zichtbaar in de onderzochte fraudesignalen en het aantal overtredingen met een financiële benadeling. Het totale benadelingsbedrag laat ook een stijging zien, maar dit past binnen de bandbreedte van de afgelopen jaren. Verder is de incassioratio in lijn met voorgaande jaren.

Tabel 29 Kerncijfers TW (fraude en handhaving)
  

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Opsporing1

Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000)

2,5

2,7

1,8

2,0

2,1

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)2

1,7

2,0

1,2

1,4

1,5

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.)

5,6

6,7

4,5

4,7

5,9

Sanctionering1

Aantal waarschuwingen (x 1.000)

0,4

0,1

0,4

0,5

0,4

Aantal boetes (x 1.000)

1,3

1,3

0,8

0,8

0,9

Totaal boetebedrag (x € 1 mln.)

0,9

0,9

0,7

0,6

0,7

  

Ontstaansjaar vordering

  

2016

2017

2018

2019

2020

Terugvordering1

Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2020 (%)

57

43

31

29

17

1

UWV, jaarverslag.

2

Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO)

Ouderen met een onvolledig AOW-pensioen kunnen recht hebben op algemene bijstand. Deze bijstand kan worden aangevraagd bij de SVB.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan de AIO zijn in 2020 circa € 2 miljoen lager uitgekomen dan in de begroting 2020 werd verwacht. In de begroting was nog gerekend in prijzen 2019. Indien rekening wordt gehouden met de loon- en prijsbijstelling (€ 6,7 miljoen) is de realisatie ongeveer € 9 miljoen lager dan begroot.

Deze lagere realisatie is het gevolg van verschillende ontwikkelingen. De uitgaven kwamen € 9 miljoen lager uit doordat het aantal AIO-gerechtigden lager is uitgekomen dan verwacht. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat een minder groot aantal personen in 2020 een AIO-uitkering heeft aangevraagd dan waar in de begroting rekening mee is gehouden. Daarentegen zijn er wel iets minder AIO-gerechtigden uitgestroomd dan verwacht. Doordat het aantal huishoudens in de AIO lager uit is gekomen dan verwacht hebben er in 2020 ook minder nabetalingen, herzieningen en inhoudingen plaatsgevonden. Dit heeft geleid tot lagere uitgaven van € 12 miljoen. Daarnaast is de gemiddelde uitkering over 2020 iets hoger uitgevallen dan bij begroting geraamd. Dit leidt tot hogere uitkeringslasten van € 11 miljoen. Per saldo leidt dit in vergelijking met de begroting 2020 tot € 9 miljoen lagere uitkeringslasten aan de AIO.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 30 Kerncijfers AIO
 

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 20201

Begroting 2020

Verschil 2020

Aantal huishoudens AIO (x 1.000, jaargemiddelde)

42

44

46

47

49

51

‒ 2

Bron: CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek

1

Betreft voorlopige cijfers. De cijfers van oktober tot en met december 2020 zijn geraamd.

Handhaving

In 2020 zijn vanwege de coronacrisis minder fraudesignalen onderzocht dan in eerdere jaren. Dat heeft ook doorgewerkt naar het aantal geconstateerde overtredingen en afgegeven waarschuwingen en boetes. Veel vorderingen worden over een periode van meerdere jaren geïncasseerd. De incassoratio neemt daardoor toe naarmate het ontstaansjaar van de vordering ouder is. De incassoratio van in 2020 ontstane vorderingen is 12%, dat wil zeggen dat van de in 2020 ontstane vorderingen ongeveer 1/8e deel in hetzelfde jaar is geïncasseerd.

Tabel 31 Kerncijfers AIO (fraude en handhaving)
  

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Preventie1

Gepercipieerde detectiekans (%)

77

77

73

67

2

Kennis van de verplichtingen (%)

88

89

87

85

2

Opsporing3

Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000)

4

1,0

0,9

0,6

0,5

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)5

0,9

1,2

0,9

0,8

0,4

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.)

2,0

2,3

2,0

1,7

1,3

Sanctionering3

Aantal waarschuwingen (x 1.000)

0,6

1,3

1,4

1,0

0,3

Aantal boetes (x 1.000)

0,4

0,4

0,3

0,3

0,2

Totaal boetebedrag (x € 1 mln.)

0,4

0,5

0,3

0,2

0,2

  

Ontstaansjaar vordering

  

2016

2017

2018

2019

2020

Terugvordering3

Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2020 (%)

38

34

23

20

12

1

Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».

2

Door een gewijzigde onderzoeksopzet is het cijfer over 2020 niet beschikbaar. Vanaf 2021 is dit cijfer weer beschikbaar uit het onderzoek "Kennis der verplichtingen".

3

SVB, Jaarverslag.

4

Dit cijfer is niet beschikbaar.

5

Cijfers betreffen alle verwijtbare overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Bijstand zelfstandigen bedrijfskrediet (Bbz 2004)

Startende ondernemers en gevestigde zelfstandigen kunnen onder voorwaarden voor financiële ondersteuning een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004. Gemeenten geven uitvoering aan dit besluit. Met het Bbz wordt beoogd kansrijke vanuit een uitkering startende ondernemers een steuntje in de rug te geven en zelfstandigen met tijdelijke financiële moeilijkheden in staat te stellen hun werkzaamheden voort te zetten. De bijstand kan worden verstrekt om te voorzien in de kosten van levensonderhoud of in bedrijfskredieten. Kosten voor levensonderhoud vallen onder het macrobudget participatiewetuitkeringen.

Budgettaire ontwikkelingen

Hier wordt het onderdeel van het Bbz over bedrijfskredieten toegelicht, uitgaven aan levensonderhoud zijn eerder in dit artikel over het macrobudget toegelicht. Per 1 januari 2020 is de financieringssystematiek van het Bbz vereenvoudigd. In 2020 zijn daardoor alleen uitgaven gedaan voor verrekeningen (€ 9 miljoen) en de aanvullende uitkering (€ 2 miljoen). Onder de verrekening zijn ook ontvangsten, deze worden onder ontvangsten toegelicht.

Tijdelijke overbruggingsregeling voor zelfstandige ondernemers (Tozo)

Gemeenten geven uitvoering aan een extra tijdelijke voorziening voor zelfstandigen, de Tijdelijke overbruggingsregeling voor zelfstandige ondernemers (Tozo). Ondernemers van wie het inkomen als gevolg van de coronacrisis onder het sociaal minimum is geraakt, kunnen een beroep doen op ondersteuning voor levensonderhoud in de vorm van aanvullende bijstand. Daarnaast kunnen zelfstandigen met een liquiditeitsprobleem een lening voor bedrijfskapitaal aanvragen. De Tozo betreft een tijdelijke regeling; vanaf 1 juli 2021 is het niet langer mogelijk een aanvraag voor levensonderhoud of bedrijfskapitaal op grond van de Tozo in te dienen. Uitkeringen ten behoeve van levensonderhoud lopen 1 juli 2021 af.

Budgettaire ontwikkelingen

De Tozo is een tijdelijke regeling in 2020 en 2021. Gemeenten geven uitvoering aan de Tozo en ontvangen daarvoor voorschotten. In 2020 is er € 3,2 miljard aan voorschotten over gemeenten verdeeld. Op basis van declaratie worden uiteindelijk de werkelijke uitgaven van gemeenten vergoed. De uitvoeringskosten worden vergoed op basis van een vast bedrag per besluit op aanvraag.

Bijstand overig

‘Bijstand overig’ bestaat in 2020 volledig uit bijstand buitenland. Verlening van bijstand aan een in het buitenland gevestigde Nederlander wordt alleen nog voortgezet ingeval het recht op uitkering vóór 1 januari 1996 is vastgesteld. Sinds 1996 zijn er dus geen nieuwe gerechtigden meer bijgekomen.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 32 Kerncijfers Bijstand Buitenland
 

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Begroting 2020

Verschil 2020

Volume bijstand buitenland (x 1.000 gerechtigden, ultimo)

0,2

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

0

Bron: SVB, jaarverslag.

Onderstand en re-integratie Caribisch Nederland

De overheid biedt aan inwoners van Caribisch Nederland inkomensondersteuning in de vorm van Onderstand en waar nodig ook re-integratieondersteuning.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan de Onderstand voor Caribisch Nederland laat een onderschrijding zien van € 3 miljoen. De verwachte uitgaven zoals opgenomen in de begroting waren te hoog ingeschat. Er is tussen 2019 en 2020 meer gebruik gemaakt van de regeling (zie tabel 33).

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 33 Kerncijfers Onderstand (Caribisch Nederland)
 

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Begroting 2020

Verschil 2020

Volume Onderstand Caribisch Nederland (x 1.000 huishoudens, ultimo)

0,5

0,6

0,5

0,5

0,7

0,5

0,2

Bron: RCN-unit SZW.

Subsidies

De uitgaven aan subsidies zijn in 2020 per saldo € 19 miljoen hoger uitgevallen dan begroot. Hiervan heeft € 7,1 miljoen betrekking op het overgebleven budget subsidies uit 2019 dat via de eindejaarsmarge is toegevoegd aan de begroting 2020. Verder is er € 5,4 miljoen extra uitgegeven aan maatregelen uit het aanvullend sociaal pakket, waaronder een eenmalige subsidie van € 4 miljoen als vangnet voor calamiteitenfonds Voedselbanken Nederland. Ook zijn er vanwege herschikkingen binnen de SZW begroting voor de vereenvoudiging beslagvrijevoet en Breed Offensief € 7,4 miljoen aan extra subsidieuitgaven. Daartentegen zijn er ook lagere uitgaven in 2020 onder meer als gevolg van diverse budgettair neutrale kasschuiven (-/- € 4 miljoen) van 2020 naar latere jaren en lagere subsidievaststellingen (-/- € 1 miljoen).

Opdrachten

De realisatie op het opdrachtenbudget is circa € 6 miljoen lager dan begroot. Dit heeft hoofdzakelijk te maken met subsidieverstrekkingen waarvoor circa € 10 miljoen aan middelen is verschoven van het opdrachtenbudget naar het subsidiebudget. Daartegenover staan hogere uitgaven voor de versnelling van de brede schuldenaanpak waar het kabinet met het aanvullend sociaal pakket extra middelen voor beschikbaar heeft gesteld, waarvan € 3 miljoen in 2020. Ook zijn er overboekingen met andere departementen verwerkt (per saldo € 3,2 miljoen). De grootste is de overboeking vanuit het Gemeentefonds voor de landelijke ondersteuning arbeidsmarktregio's (€ 4,3 miljoen).

Bekostiging

Aan het meerjarige kennisprogramma vakkundig aan het werk dat door ZonMw wordt uitgevoerd, is in 2020 € 1,4 miljoen uitgegeven.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Voor de meerjarige uitvoering van het kennisprogramma door ZonMw is in 2020 zoals begroot bijna € 0,2 miljoen uitgegeven.

Bijdrage aan sociale fondsen

Met ingang van 2018 wordt een financiële tegemoetkoming van € 10 miljoen per jaar beschikbaar gesteld aan het Wsw-pensioenfonds PWRI onder de voorwaarde dat de werkgevers (de gemeenten) en werknemers die verantwoordelijk zijn voor de pensioenen van de Wsw zelf tot een structurele oplossing komen voor het fonds. De financiële compensatie wordt jaarlijks gegeven tot uiterlijk 2057.

Bijdrage aan internationale organisaties

De uitgaven aan de contributie van het Administratie Centrum voor sociale zekerheid van de Rijnvarenden (CASS) bedroegen circa € 8.000 in 2020.

Ontvangsten

De ontvangsten bedragen in 2020 circa € 25 miljoen. Hiervan heeft € 3,8 miljoen betrekking op de terugbetaling van de intertemporele tegemoetkoming met de gemeentelijke budgetten Participatiewetuitkeringen, zoals afgesproken in het Bestuursakkoord Verhoogde Asielinstroom. Verder waren er in 2020 ontvangsten vanwege terugvorderingen van te hoge voorschotten inzake Rijksvergoedingen, zoals Bijstand zelfstandigen (€ 11 miljoen) en TW (€ 6 miljoen), AIO (€1,9 miljoen), en subsidies (€ 2,5 miljoen).

Licence