Base description which applies to whole site

Artikel 10 Apparaatsuitgaven

A. Inleiding

In dit niet-beleidsartikel wordt ingegaan op de personele en materiële uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

B. Tabel Budgettaire gevolgen

Apparaatsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Verplichtingen

377.681

393.214

338.243

319.684

306.237

301.707

302.655

                   

Uitgaven

361.603

404.839

340.989

319.964

306.281

301.707

302.655

 

Personele uitgaven

242.344

305.963

261.246

254.342

241.680

237.259

237.264

   

waarvan eigen personeel

220.239

282.790

248.371

242.766

234.176

229.756

229.761

   

waarvan externe inhuur

18.554

19.662

9.474

8.292

4.318

4.317

4.317

   

waarvan overige personele uitgaven

3.551

3.511

3.401

3.284

3.186

3.186

3.186

 

Materiële uitgaven

119.259

98.876

79.743

65.622

64.601

64.448

65.391

   

waarvan ICT

8.165

9.624

7.148

5.435

4.882

4.882

4.882

   

waarvan bijdrage SSO's

63.396

61.194

50.021

40.171

39.673

39.261

39.488

   

waarvan overige materiële uitgaven

47.698

28.058

22.574

20.016

20.046

20.305

21.021

                   

Ontvangsten

30.200

43.648

8.603

8.594

8.594

8.594

8.594

   

Overige

30.200

43.648

8.603

8.594

8.594

8.594

8.594

Nadere uitsplitsing apparaatsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Totaal apparaatsuitgaven Ministerie van VWS

361.603

404.839

340.989

319.964

306.281

301.707

302.655

                 

Personele uitgaven kerndepartement

155.618

202.240

160.703

155.283

143.558

142.548

142.551

   

waarvan eigen personeel

139.601

182.639

149.970

145.829

138.176

137.167

137.170

   

waarvan externe inhuur

12.847

16.879

8.121

6.959

2.985

2.984

2.984

   

waarvan overige personele uitgaven

3.170

2.722

2.612

2.495

2.397

2.397

2.397

                   

Materiële uitgaven kerndepartement

88.491

78.513

57.782

45.545

45.078

44.925

45.868

   

waarvan ICT

5.717

4.598

2.524

2.520

2.521

2.521

2.521

   

waarvan bijdrage SSO's

56.638

61.137

45.701

35.851

35.353

34.941

35.168

   

waarvan overige materiële uitgaven

26.136

12.778

9.557

7.174

7.204

7.463

8.179

                   

Personele uitgaven inspecties

67.079

81.096

80.479

79.886

78.991

78.445

78.447

   

waarvan eigen personeel

62.070

79.477

78.670

78.077

77.182

76.636

76.638

   

waarvan externe inhuur

4.628

830

1.020

1.020

1.020

1.020

1.020

   

waarvan overige personele uitgaven

381

789

789

789

789

789

789

                   

Materiële uitgaven inspecties

24.316

12.524

16.865

15.365

15.065

15.065

15.065

   

waarvan ICT

981

3.459

3.850

2.350

2.050

2.050

2.050

   

waarvan bijdrage SSO's

6.752

0

3.950

3.950

3.950

3.950

3.950

   

waarvan overige materiële uitgaven

16.583

9.065

9.065

9.065

9.065

9.065

9.065

                   

Personele uitgaven SCP en raden

19.647

22.627

20.064

19.173

19.131

16.266

16.266

   

waarvan eigen personeel

18.568

20.674

19.731

18.860

18.818

15.953

15.953

   

waarvan externe inhuur

1.079

1.953

333

313

313

313

313

   

waarvan overige personele uitgaven

0

0

0

0

0

0

0

                   

Materiële uitgaven SCP en raden

6.452

7.839

5.096

4.712

4.458

4.458

4.458

   

waarvan ICT

1.467

1.567

774

565

311

311

311

   

waarvan bijdrage SSO's

6

57

370

370

370

370

370

   

waarvan overige materiële uitgaven

4.979

6.215

3.952

3.777

3.777

3.777

3.777

Apparaatskosten agentschappen, ZBO’s en RWT’s (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Totaal apparaatskosten agentschappen

469.576

459.553

501.896

495.310

499.629

501.298

503.378

               

Agentschap College Ter Beoordeling van Geneesmiddelen

51.835

51.350

49.966

48.600

48.250

47.900

47.900

Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg

70.778

67.103

80.830

72.410

73.979

75.998

78.078

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

346.963

341.100

371.100

374.300

377.400

377.400

377.400

               

Totaal apparaatskosten ZBO’s en RWT’s

286.981

350.215

347.043

322.975

320.557

317.672

316.439

               

Zorg Onderzoek Nederland/ Medische Wetenschappen (ZonMw)

6.351

4.245

4.245

4.245

4.245

4.245

4.245

Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)

64.000

81.690

89.176

71.618

71.106

70.404

70.404

Centraal Administratie Kantoor (CAK)

111.161

128.246

124.389

121.263

116.149

116.143

116.146

Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR)

1.878

1.604

1.230

905

822

681

681

Centrale Commissie voor Mensgebonden Onderzoek (CCMO), inclusief Medisch Ethische Commissies (METC’s)

3.352

5.934

4.859

4.532

4.278

4.278

4.278

Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)

48.567

59.944

59.970

59.970

59.970

59.970

59.970

Zorginstituut Nederland (ZiNL)

48.550

65.552

59.878

57.529

61.074

59.038

57.802

College Sanering Zorginstellingen (CSZ)

2.538

2.200

2.583

2.200

2.200

2.200

2.200

College Ter Beoordeling van Geneesmiddelen

584

800

713

713

713

713

713

C. Toelichting op de instrumenten

1 Personele- en materiële uitgaven kerndepartement

Op dit artikel worden de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten voor personeel, inhuur externen en materieel geraamd die nodig zijn voor het functioneren van het kerndepartement.

De personele uitgaven kerndepartement bestaan uit alle personeelsuitgaven inclusief de inhuur van externen voor zowel primaire als ondersteunende processen. De materiële uitgaven hebben betrekking op activiteiten ter ondersteuning van het primaire proces. Dit omvat onder andere uitgaven aan ICT, bijdragen aan shared service organisaties (SSO’s) en overige materiële kosten zoals huisvestingskosten.

De uitgaven voor externe inhuur zijn op voorhand moeilijk te ramen. Daarnaast kan het budget (en de realisatie) voor externe inhuur in de loop van het begrotingsjaar wijzigen ook door tussentijdse interne herschikking van budgetten binnen het apparaatsbudget (bijvoorbeeld van budget voor eigen personeel naar budget voor de inhuur van externen).

Tot slot zullen de materiële uitgaven in 2020 hoger uitvallen dan nu in de begroting staat vermeld, doordat een aantal technische mutaties lopende het jaar worden verwerkt. Het betreft kosten voor bijvoorbeeld ICT-dienstverlening en huisvesting, waarvan de facturen centraal worden betaald aan de betreffende shared service organisaties binnen het Rijk (SSO’s) en pas lopende het jaar in rekening worden gebracht aan de dienstonderdelen van VWS. In de suppletoire begrotingen zullen deze mutaties worden gemeld en zo nodig toegelicht.

Apparaatsuitgaven kernministerie 2020 onderverdeeld naar Directoraat-Generaal (bedragen x € 1.000)
   

Omschrijving

Apparaats-uitgaven

Directoraat-generaal Volksgezondheid

30.329

Directoraat-generaal Curatieve zorg

19.952

Directoraat-generaal Langdurige zorg

30.868

Totaal beleid

81.149

Secretaris-generaal / (plaatsvervangend) secretaris-generaal

137.336

Totaal apparaatsuitgaven kerndepartement

218.485

2 Personele- en materiële uitgaven inspecties, SCP en raden

Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd

De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) houdt onafhankelijk toezicht op het brede veld van mensen en organisaties in de gezondheidszorg en jeugdhulp. De bewaking en bevordering van de kwaliteit en veiligheid van de gezondheidszorg en jeugdhulpverlening in Nederland is ons uitgangspunt.

Zorg is mensenwerk. De inspectie onderzoekt of zorgaanbieders voldoende afstemmen op de behoeften van de patiënt of cliënt. Daarnaast bekijkt de inspectie of de samenwerking tussen zorgaanbieders onderling goed verloopt. Vragen die hierbij worden gesteld zijn: begrijpt iedereen zijn rol in het zorgnetwerk met respect voor die van anderen? Op deze manier dragen zorgaanbieders actief bij aan het bevorderen van kwaliteit van leven. De inspectie kijkt daarbij of de zorg aansluit bij de behoeften en mogelijkheden van de patiënt en de cliënt, zowel voor volwassenen als voor jongeren. Een ander punt waar de IGJ goed op let, is de samenhang in de zorg rondom een persoon of gezin. Ook let de inspectie erop dat zorgaanbieders en fabrikanten van genees- en hulpmiddelen zich aan de wettelijke regels en normen houden en goede kwaliteit leveren.

Bestuurders en professionals uit de gezondheidszorg en jeugdhulp zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van de zorg die zij bieden. De IGJ vraagt hen klachten en calamiteiten goed te onderzoeken. De inspectie verwacht dat zij leren van wat er goed en niet goed gaat in de zorg, opdat zij hun zorgaanbod kunnen verbeteren. Ziet de IGJ de noodzakelijke verbeteringen niet, dan grijpt zij in.

De IGJ maakt haar bevindingen, oordelen en maatregelen openbaar naar de eisen van de wet. Deze informatie helpt bestuurders en professionals bij het leren en verbeteren van de zorg. Aansluitend is ook de openheid over de uitgangspunten van het toezicht en de werkwijze van de IGJ zelf één van haar prioriteiten. Alle belanghebbenden moeten immers van de IGJ weten wat ze van haar mogen verwachten. De IGJ treedt in contact met burgers en zorgverleners over wat zij belangrijk vinden in de zorg en analyseert meldingen die bij haar binnenkomen.

Naast het toezicht op de verschillende sectoren heeft de inspectie specifiek aandacht voor netwerkzorg thuis. Samenwerking tussen zorg- en hulpverleners in de netwerken rondom de cliënt vindt nog niet vanzelfsprekend plaats en daarnaast zijn taken en verantwoordelijkheden aan het verschuiven. Omdat bij het toezicht op netwerkzorg thuis ook de ondersteuning die vanuit de gemeente wordt geboden een belangrijke rol speelt, werkt de inspectie samen met de gemeenten in hun rol als Wmo-toezichthouder.

Sociaal en Cultureel Planbureau

Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) is opgericht bij Koninklijk Besluit op 30 maart 1973. Het Koninklijk Besluit is per 1 april 2012 vervangen door de «Regeling van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, houdende de vaststelling van de Aanwijzingen voor de Planbureaus». Het SCP is een professionele organisatie die wetenschappelijk werkt en dat op onafhankelijke wijze doet. Als kennisinstelling van de overheid verricht het SCP beleidsrelevant wetenschappelijk onderzoek. Het SCP valt formeel onder het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het SCP ondersteunt de departementen bij het vervullen van hun kennisbehoefte. Het werkprogramma van het SCP wordt gepubliceerd op de website van het bureau (www.scp.nl).

Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) volgt, verklaart en verkent het sociaal en cultureel welzijn van inwoners in Nederland. Het SCP verricht de monitoring van onder meer de leefsituatie en kwaliteit van leven in Nederland, evalueert in dat kader het overheidsbeleid en verricht verkenningen ten behoeve van toekomstig beleid. De planbureaufunctie van het SCP vraagt dat het zich minder met ad-hoc vragen bezighoudt en meer met het beantwoorden van de meerjarige, strategische kennisvragen op sociaal en cultureel terrein. De verbindingen tussen maatschappelijke domeinen als werk, gezondheid, opleiding, sociale participatie en veiligheid zijn in toenemende mate van belang. Hiertoe wordt gewerkt met drie doorsnijdende perspectieven die inhoudelijk de «waan van de dag» overstijgen en meerjarige maatschappelijke en beleidsrelevantie hebben én met acht onderzoeksprogramma’s.

Drie doorsnijdende perspectieven

  • 1. Kwaliteit van leven. Kwaliteit van leven komt als onderwerp in veel programmalijnen van het SCP terug. Vanzelfsprekend zijn er dwarsverbanden op dit thema zoals de overgang van leren naar werken, gezondheidsbelemmeringen en maatschappelijke participatie het combineren van zorgen en werken. In het perspectief Kwaliteit van leven onderzoeken we deze dwarsverbanden vanuit het perspectief van de kwaliteit van leven van burgers. Wat draagt wel en niet bij aan de kwaliteit van leven van mensen?

  • 2. In- en uitsluiting. Dit perspectief richt zich op processen van in- en uitsluiting die zich binnen meerdere leefdomeinen in de samenleving af kunnen spelen. Deze processen hebben enerzijds betrekking op de ongelijkheid in kansen en in de verdeling van hulpbronnen over bevolkingsgroepen. Anderzijds gaat het om de verbindingen in de samenleving zoals die tot uiting komen in onder andere verschillen in identificatie en identiteit, gescheiden leefwerelden en conflicterende waarden en opvattingen. De processen worden gedragen door verschillende actoren: groepen burgers kunnen in- en uitsluiting teweegbrengen, maar ook het gedrag van werkgevers, uitvoeringsinstanties, media en nationale en lokale beleidsmakers is van belang. Het perspectief raakt direct aan drie gezichtsbepalende doelgroepgerichte onderzoeksthema's van het SCP die blijvend aandacht in ons onderzoek krijgen: etnische minderheden, emancipatie van vrouwen en mannen en LHBTI.

  • 3. Veranderende verzorgingsstaat. De inrichting van de verzorgingsstaat staat onder druk door veranderingen in de maatschappelijke context. Dat komt tot uiting in nieuw overheidsbeleid en nieuwe verantwoordelijkheden voor individuele burgers, de civil society en marktpartijen op diverse terreinen, zoals de regulering van de arbeidsmarkt, de toegankelijkheid en het bereik van zorg en onderwijs, het zorgen voor voldoende bestaansmiddelen en inkomenscontinuïteit bij ziekte, ouderdom of werkloosheid, de maatschappelijke participatie en de realisatie van een meer duurzame samenleving. De wijze van institutionalisering kan per terrein echter sterk uiteenlopen, waardoor een programmadoorsnijdend perspectief potentieel grote meerwaarde heeft. Bovendien heeft de manier waarop de formele en informele maatschappelijke spelregels veranderen potentieel grote gevolgen voor de levenskansen van burgers en de gedragsverwachtingen waarmee zij worden geconfronteerd. Ook zijn de veranderende instituties van belang voor Nederland als geheel. Hierdoor legt dit perspectief een verbinding met enkele grotere maatschappelijke thema’s, zoals de opdeling van de samenleving, sociale cohesie en maatschappelijk ongenoegen.

Onderzoekprogramma’s

De maatschappelijke terreinen die sinds de instelling van het SCP in 1973, in het SCP-onderzoek centraal staan (zorgen, arbeid, leren, participeren) blijven behouden en zichtbaar in de programma’s. De onderzoekprogramma’s zijn tijdelijk van karakter en maken het mogelijk dat het SCP flexibel inspringt op nieuwe of veranderende maatschappelijke kwesties. Daarnaast willen de programma’s zich richten op relevante maatschappelijke thema’s die domeindoorsnijdend zijn. De drie doorsnijdende perspectieven die inhoudelijk de «waan van de dag» overstijgen en meerjarige maatschappelijke en beleidsrelevantie hebben komen daarom terug in de acht onderzoeksprogramma’s. Programma’s worden aangepast al naar gelang de relevante maatschappelijke vraagstukken of kennisvragen vanuit departementen veranderen.

De komende drie jaar (2020–2022) kent het SCP de volgende onderzoekprogramma’s:

  • 1. Inkomen en bestaanszekerheid: armoede, schulden, sociale zekerheid.

  • 2. Dynamiek op de arbeidsmarkt: inclusieve arbeidsmarkt, duurzame inzetbaarheid, waarde van betaalde en onbetaalde arbeid.

  • 3. Opgroeien en leren: jeugd, gezin, opvang, gelijke kansen en toegankelijkheid van onderwijs, (gevolgen van) stelselwijzigingen in het onderwijs, leven lang leren.

  • 4. Zorg en ondersteuning: vraag naar en aanbod van formele en informele zorg, wijzigingen in zorgarrangementen en zorggebruik, (on)toegankelijkheid van zorg.

  • 5. Gezondheid en welzijn: focus op maatschappelijke uitkomsten, welbevinden, eenzaamheid, leefstijlen, vaardigheden, redzaamheid, voorzieningen en preventie alsook LHBT en (gevolgen van) decentralisaties in het sociaal domein.

  • 6. Maatschappelijke participatie: sociale netwerken, sociale scheidslijnen, veranderende verhouding overheid en burger, discriminatie, toegankelijkheid van de samenleving, cultuur en sport.

  • 7. Waarden en zingeving: publieke opinie, sociaal-culturele integratie, religie en godsdienstige ontwikkelingen, zingeving, ethische kwesties, identiteit, ontwikkelingen in opvattingen ten aanzien van democratie en zeggenschap (lokaal, nationaal, Europees).

  • 8. Duurzame samenleving: burgerperspectief op duurzaamheidstransitie, participatie, draagvlak, kennis, houding en gedrag, brede welvaart, Sustainable Development Goals (SDG’s).

Raad voor Volksgezondheid en Samenleving

De Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) is een onafhankelijk adviesorgaan voor de regering en de beide kamers der Staten-Generaal. De RVS heeft tot taak strategische adviezen te geven over het te voeren beleid. De vraagstukken waarover de RVS adviseert zijn per definitie domeinoverstijgend. Vanuit zijn onafhankelijke positie en opdracht laat de RVS zijn licht schijnen over toekomstige strategische beleidsvraagstukken voor zorg, volksgezondheid, welzijn en samenleving. Hierbij beziet de RVS de mogelijkheid om dit in samenwerking met andere kennisinstellingen te doen. De RVS werkt aan een sterkere verbinding met VWS alsmede met andere departementen, zoals OCW, BZK, SZW en JenV. De RVS werkt in zijn adviezen zoveel mogelijk in interactie met het veld. Dit doet de RVS bovendien door naast schriftelijke adviezen op andere dan gebruikelijke manieren vraagstukken te agenderen, bijvoorbeeld met films, animaties, online activiteiten, veldraadplegingen, etc.

De RVS werkt met een meerjarige agenda. Begin 2020 presenteert de RVS zijn werkagenda voor de komende vier jaar. Dit past bij de brede opdracht aan de RVS en biedt ruimte om gedurende het jaar een vraag of probleem te agenderen. Dit kan leiden tot zowel gevraagde als ongevraagde adviezen.

Het Centrum voor Ethiek en Gezondheid (CEG) is een samenwerkingsverband van de Gezondheidsraad en de RVS. Het CEG publiceert over nieuwe ontwikkelingen op het snijvlak van ethiek, gezondheid en beleid. Het CEG brengt jaarlijks signalementen uit over ethische thema’s en geeft uitvoering aan de publieksfunctie, onder meer via de website www.ceg.nl (kennisbron over ethische thema’s) en diverse publieksbijeenkomsten, waaronder de jaarlijkse Els Borst Lezing.

Gezondheidsraad

De Gezondheidsraad is een onafhankelijk wetenschappelijke adviesraad die als taak heeft de regering en het parlement te adviseren door de actuele stand van de wetenschap aan te reiken voor gezondheidsbeleid. Vanuit verschillende disciplines werkt de raad aan hoogwaardige adviezen op het gebied van: optimale gezondheidszorg, preventie, gezonde voeding, gezonde leefomgeving, gezonde arbeidsomstandigheden en innovatie & kennisinfrastructuur. De raad brengt gevraagd en ongevraagd advies uit. De vraagstukken die onderwerp zijn van advies worden in belangrijke mate ingebracht vanuit diverse departementen en worden jaarlijks opgenomen in het werkprogramma. In september stelt de Minister van VWS het werkprogramma voor het komende jaar vast. Het werkprogramma en de actuele stand van zaken worden gepubliceerd op de website van de Gezondheidsraad (www.gr.nl).

Licence