Bevorderen van de circulaire economie met als doelen het behouden van natuurlijke hulpbronnen, zicht op de economische keten en op het gebruik van hulpbronnen, het verbeteren van de voorzieningszekerheid van grondstoffen, het verminderen van emissies en het versterken van de Nederlandse economie. Daarmee levert de circulaire economie een belangrijke bijdrage aan het klimaatbeleid.
Regisseren
De transitie naar een circulaire economie maakt een groot onderdeel uit van de duurzaamheidsvraagstukken waar we voor staan. Duurzaamheid moet expliciet onderdeel uit gaan maken van afwegingen en besluiten van organisaties en individuen in Nederland. Om dit te bereiken worden belemmeringen weggenomen, instrumenten ontwikkeld en samenwerkingsverbanden georganiseerd met (mede)overheden, bedrijven, kennisinstellingen en maatschappelijke partners. De Minister van IenW is hierbij verantwoordelijk voor:
• De transitie naar een circulaire economie32 die wezenlijk bijdraagt aan het verminderen van de milieudruk en het halen van de klimaatdoelstelling, het verbeteren van de leveringszekerheid en het versterken van het verdienvermogen van de Nederlandse economie en het vitaal houden van ons natuurlijk kapitaal;
• Het borgen van verduurzaming via wetgeving op nationaal, op EU- en internationaal niveau, bijvoorbeeld om de markt voor secundaire grondstoffen te vergroten, slim ontwerp van producten te stimuleren, het marktaandeel van circulaire producten te verhogen, ongewenste emissies te voorkomen, de kwaliteit van de leefomgeving in verdichte gebieden te verbeteren;
• Het verder realiseren van hoogwaardige afvalverwerking met behulp van de minimumstandaarden in het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP);
• Het coördineren en beïnvloeden van beleid in Europees en in mondiaal verband om het internationale level playing field voor duurzaamheid te versterken;
• Het toepassen van slimme marktprikkels door het beprijzen van milieuschade;
• Het faciliteren van circulair inkopen door overheden en invulling geven aan het interdepartementale plan van aanpak Maatschappelijk Verantwoord Inkopen overheden 2021-2025.
Stimuleren
Zowel producenten als consumenten moeten concrete stappen kunnen zetten naar een meer circulaire economie. Om dit te bereiken steunt IenW duurzame initiatieven in de samenleving. Daarom stimuleert de Minister in samenwerking met andere ministers:
• De verduurzaming van productketens waarbij bedrijven worden aangespoord om efficiënter om te gaan met grondstoffen, kringlopen verder te sluiten en meer waarde uit afval te halen. Hiertoe worden partijen gefaciliteerd via bijvoorbeeld de Transitieagenda’s, aanpassing van regelgeving, Green Deals, subsidieregelingen en ketenprojecten;
• Samenwerking tussen organisaties onderling om begrippen als ‘duurzaam consumeren’ en ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’ concreet en hanteerbaar te maken voor (kleine) bedrijven en burgers;
• Investeringen in productietechnieken met minder milieudruk. Bijvoorbeeld door het stimuleren van de aanschaf van milieuvriendelijke producten of bedrijfsmiddelen door middel van financiële stimulering (MIA/VAMIL en DEI+) en Groen Beleggen;
• Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI) door het Rijk en het verantwoord inkopen bij decentrale overheden, met speciale aandacht voor klimaatneutraal en circulair inkopen, zoals uitgewerkt in het door IenW gecoördineerde interdepartementale actieplan MVI 2021-2025.
Indicatoren en kengetallen
Duurzame ontwikkeling kan op meerdere manieren inzichtelijk worden gemaakt. In internationaal verband zijn in het najaar 2015 in de Verenigde Naties de Sustainable Development Goals vastgesteld. Over de stand van zaken in Nederland wordt sinds 2018 jaarlijks op Verantwoordingsdag aan het parlement gerapporteerd in de ‘Monitor Brede Welvaart & Sustainable Development Goals’ die door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt samengesteld.
Voor het Rijksbrede programma Circulaire Economie «Nederland Circulair in 2050» is door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in samenwerking met verschillende kennisinstellingen een monitoringprogramma ontwikkeld. Eén keer in de twee jaar levert PBL in dat verband een Integrale Circulaire Economie Rapportage (ICER) op. Het andere jaar levert PBL een voortgangsrapportage op. Op 30 januari 2020 heeft het PBL een eerste monitoringsrapportage uitgebracht: ‘Op weg naar een robuuste monitoring van een circulaire economie’. Deze rapportage brengt kennis bij elkaar die de verschillende onderzoeken/projecten in 2019 hebben opgeleverd en levert de basis voor enkele methodieken die de komende jaren verder ontwikkeld worden. Vanwege de start van het monitoringsprogramma betreft de informatie nadrukkelijk de eerste bouwstenen; in deze rapportage worden nog geen uitspraken gedaan over de voortgang van de transitie naar een circulaire economie. Het PBL brengt naar verwachting begin 2021 de eerste ICER uit. In de Klimaat- en Energieverkenning rapporteert het PBL met ingang van 2019 jaarlijks over de voortgang in het beleid dat is opgenomen in het klimaatakkoord en de effecten daarvan. Daarin wordt ook aandacht besteed aan circulaire projecten die tevens een CO2-reductie realiseren.
In het Landelijk Afvalplan (LAP) is een overzicht opgenomen van doelen uit onder andere het Rijksbrede programma Circulaire Economie en het convenant Meer en Betere Recycling.33 Het betreft onder meer:
• Beperking van het aanbod van afval door huishoudens en bedrijven, bevordering van afvalscheiding en (voorbereiding voor) nuttig hergebruik, liefst door hoogwaardige recycling. LAP3 is eind 2017 in werking getreden en wordt geactualiseerd. Het herziene LAP treedt vanaf 1 januari 2021 in werking.
• Preventie van afvalstoffen, zodanig dat de in de periode 1985-2014 bereikte ontkoppeling tussen de ontwikkeling van het Bruto Binnenlands Product (BBP) en de ontwikkeling van het totale afvalaanbod wordt versterkt. Dit houdt in dat het totaal afvalaanbod in 2023 niet groter mag zijn dan 61 Mton en in 2029 niet groter mag zijn dan 63 Mton.
• Het van 2012 tot 2022 halveren van de hoeveelheid Nederlands afval dat de economie ‘verlaat’ via afvalverbrandingsinstallaties en/of stortplaatsen (in 2012 betrof dit bijna 10 Mton).
Onderstaande figuren geven een beeld van de ontwikkeling van het Nederlands afval tot en met 2018. Figuur 6 laat de hoeveelheid Nederlands afval dat de economie ‘verlaat’ zien als percentage van die hoeveelheid in het basisjaar 2012. Figuur 7 laat de verhoudingen zien tussen afvalverwerking (storten, recyclen en verbranden) over de jaren heen. De tabe daaronder is een weergave van het werkelijke afvalaanbod versus het afvalaanbod als het de ontwikkeling van het bbp zou volgen. De ambitie is om de hoeveelheid afval die wordt gestort of verbrand terug te brengen met 50% van 10 Mton in 2012 naar 5 Mton in 2022. Dat moet bereikt worden door inzet in de gehele keten, door van de ontwerp- tot aan de afvalfase te werken aan preventie, hergebruik en recycling. Voor hoogwaardige recycling is het van belang dat de deelstromen van afvalscheiding een goede kwaliteit hebben. Dit is een basisvoorwaarde om bovengenoemde kwantitatieve doelstelling te behalen.
Figuur 6 De hoeveelheid Nederlands afval dat de keten verlaat (%)
Bron: RWS leefomgeving
Figuur 7 Afvalverwerking Nederlands afval 1985-2017
Bron: RWS leefomgeving34
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Werkelijke afvalhoeveelheid | 60.964 | 60.925 | 59.669 | 59.220 | 59.578 | 61.107 | 59.908 | 61.428 | 61.225 |
Afvalhoeveelheid indien na 2010 meegegroeid met BBP | 60.964 | 61.939 | 61.320 | 61.259 | 62.116 | 63.359 | 64.753 | 66.630 | 68.230 |
Bron: RWS leefomgeving
Op 11 maart 2020 heeft de Europese Commissie het nieuwe actieplan voor de circulaire economie gepresenteerd, zoals reeds aangekondigd in de Green Deal. De Commissie stelt dat de helft van de totale uitstoot van broeikasgassen afkomstig is uit winning en verwerking van hulpbronnen, en dat het alleen mogelijk is om de doelstelling van klimaatneutraliteit tegen 2050 te halen door over te gaan op een volledig circulaire economie. Het doel van het actieplan is om de consumptie-voetafdruk van de EU te verkleinen en het circulaire materiaalgebruik van de EU in het komende decennium te verdubbelen, terwijl de economische groei wordt gestimuleerd. Het actieplan bevat een aankondiging van de Europese Commissie voor wetgeving en beleidsinitiatieven, waarvan een groot aantal voorstellen in 2021 gepresenteerd zal worden. Deze zien in 2021 naar verwachting onder meer op een initiatief inzake duurzaam productbeleid, herziening ter versterking van de essentiële eisen voor verpakking en vermindering van (over)verpakking en verpakkingsafval, EU-strategie voor textiel, herziening van de regels inzake de overbrenging van afvalstoffen en actualisering van het monitoringkader voor de circulaire economie. Deze wetgeving en beleidsinitiatieven sluiten grotendeels aan bij het beleid dat het kabinet reeds voert ten aanzien van een circulaire economie en worden daarmee door Nederland gesteund.
Het Rijksbrede programma Circulaire Economie geeft richting aan alle inspanningen die IenW en de overige departementen doen om de transitie naar een circulaire economie te versnellen. Op 8 februari 2019 is het Uitvoeringsprogramma Circulaire economie 2019-2023 aan de Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2018-2019 32 852, nr. 76). Het Uitvoeringsprogramma wordt jaarlijks geactualiseerd. In 2021 zal dit voor de tweede keer gebeuren. In dit programma zijn de activiteiten gepresenteerd binnen vijf transitieagenda’s en binnen de dwarsdoorsnijdende thema’s. Om uitvoering te geven aan het Uitvoeringsprogramma is op de IenW begroting in totaal van 2021-2024 € 40 miljoen vrijgemaakt voor stimulering van sociale en productinnovaties, stimulering van kennisontwikkeling, opschaling van (bijna-)marktrijpe technieken en voor uitvoeringskosten van de onderdelen van IenW binnen het programma Circulaire Economie, waaronder het Versnellingshuis, monitoring en communicatie.
Voor de uitvoering van het Klimaatakkoord heeft het kabinet vanaf 2020 middelen ter beschikking gesteld voor circulaire maatregelen voor het realiseren van de CO2-reductie doelstelling in 2030. De middelen zijn binnen het kabinet beschikbaar gesteld en bestemd voor de ontwikkeling van nieuwe technieken, demonstratie- en pilotprojecten in het kader van onderstaande deelthema’s. Voor 2021 en verder gaat het om de volgende reeks:
Deelthema | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | Struct. (t/m 2030) |
---|---|---|---|---|---|
Maatregelen in de Grond- Weg- en Waterbouw (GWW) | 2.000 | 2.000 | 3.000 | 3.000 | 3.000 |
Ketenaanpak | 3.000 | 3.000 | 5.000 | 5.000 | 5.000 |
Klimaatneutraal en circulair inkopen en aanbesteden | 2.000 | 2.000 | 3.000 | 3.000 | 3.000 |
Kunststof- en textielrecycling | 3.000 | 3.000 | 4.000 | 4.000 | 4.000 |
In 2021 zullen bovenstaande thema’s worden uitgevoerd door opdrachten van RWS aan derden, de subsidieregeling circulaire ketenprojecten via RVO, expertondersteuning middels zogenaamde buyergroups (groepen van publieke partijen die gezamenlijk richting de markt optreden in het circulair inkopen van een product om CO2- en grondstoffenwinst te behalen), CO2-schaduwbeprijzing als onderdeel van de subsidieregeling Advies Klimaatneutraal en Circulair Inkopen (via pilots met andere overheden), en tot slot, via de DEI+ Circulaire Economie.
In een Kamerbrief (Kamerstukken II 2019-2020 32 813, nr. 496) in april 2020 is ingegaan op een aanvullend pakket van maatregelen ten behoeve van het Urgenda-vonnis. Drie CE-relevante maatregelen die zijn opgenomen zijn: retourpremie op koel- en vrieskasten; het ophogen van het budget bij RWS voor circulaire maatregelen in de Grond Weg Waterbouw (GWW), waarbij het onder andere gaat om nieuwe asfalt of betonmengsels en de toepassing van recycled staal; en verplicht percentage recyclaat in kunststof. Voor 2021 is een bedrag van € 1 miljoen beschikbaar gesteld voor de communicatie over de maatregel retourpremie op koel- en vrieskasten en € 7,5 mln voor de uitvoering van de circulaire maatregelen in de Grond Weg Waterbouw (GWW).
Met het beleidsprogramma circulair textiel dat op 14 april 2020 naar de Tweede Kamer is gestuurd is meerjarig beleid aangekondigd om de textielketen sluitend te maken (Kamerstukken II 2019-2020 32852, nr. 116). In het programma worden doelstellingen gesteld om toe te werken naar een halvering van de ecologische voetafdruk van de textielsector, meer toepassing van recyclaat in nieuwe kleding en meer hergebruik en recycling. In het voorjaar van 2021 wordt een voorstel voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor textiel gedaan. Daarnaast worden effectieve gedragsinterventies onderzocht en wordt er gewerkt aan een Denim Deal. De Tweede Kamer ontvangt in het voorjaar van 2021 de eerste voortgangsrapportage waarin tevens de initiële uitkomsten van de monitoring van het beleidsprogramma worden gedeeld.
Nederland wil de plastic soep tegengaan en de aanwezigheid van kleine plastic flesjes in zwerfafval voorkomen. Daarom is besloten om per 1 juli 2021 statiegeld in te voeren voor kleine plastic flesjes (Kamerstukken 11 2019-2020 30 872, nr. 245). Voor blikjes wordt een vergelijkbare tweesporen aanpak gevolgd als eerder is gevolgd voor de kleine plastic flesjes. Het eerste spoor betreft het door het verpakkend bedrijfsleven realiseren van 70-90% minder blikjes in het zwerfafval en 90% recycling van blikjes. Indien in het najaar van 2021 blijkt dat deze doelen niet zijn gerealiseerd, wordt in 2022 ook op blikjes statiegeld ingevoerd. Parallel wordt de daartoe benodigde wijziging van het Besluit beheer verpakkingen voorbereid. De monitoringresultaten van blikjes in het zwerfafval worden halfjaarlijks aan de Tweede Kamer gezonden. Parallel aan de genoemde twee sporen heeft het bedrijfsleven aangegeven te zullen onderzoeken hoe blikjes het beste kunnen worden ingezameld en welke middelen daarvoor nodig zijn. De uitkomsten van dit derde spoor zullen ook bij de besluitvorming worden betrokken. Voor recycling en hergebruik van verpakkingen zijn nieuwe doelstellingen gesteld voor de periode tot en met 2025. Hiermee wordt een verdere stap gezet naar een circulaire verpakkingsketen.
Ter implementatie van de Single Use Plastics (SUP)-richtlijn treedt op 1 juli 2021 het Besluit kunststofproducten voor eenmalig gebruik in werking. Het besluit legt verboden en gebruiksbeperkingen op voor bepaalde kunststofproducten met als doel de schadelijke effecten hiervan op het milieu te verminderen. Voor verpakkingen worden per 2021 nieuwe doelstellingen van kracht voor hergebruik en recycling voor de periode tot en met 2025. Hiermee wordt een verdere stap gezet naar een circulaire verpakkingsketen.
In 2020 heeft het kabinet conform de aankondiging in het Klimaatakkoord en het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie de hoofdlijnen van het duurzaamheidskader voor biomassa vastgesteld. In 2021 zal dit kader worden geïmplementeerd.
Een belangrijk instrument om de doelstellingen ten aanzien van Circulaire en klimaatneutrale Economie te realiseren is ook in 2021 Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI). Dat betekent dat bij de inkoop van producten, diensten en werken de effecten op people, planet en profit worden meegenomen, waardoor circulaire- en klimaatneutrale alternatieven aantrekkelijk worden. In 2021 wordt op basis van de transitie bezien met welke andere prikkels de circulaire economie het beste verder kan worden ondersteund. Het in 2020 gestarte traject om te komen tot een robuust en toekomstbestendig afvalbeheersysteem in de richting van een circulaire economie zal mede de basis vormen voor het vormgeven van stimulerende maatregelen, zoals onder andere marktprikkels en financieringsinstrumenten.
Duurzaam IenW
IenW zet in 2021 zijn programma rond verduurzaming van zijn eigen beleid, uitvoering en bedrijfsvoering en de uitvoering van het eigen Actieplan MVI voort. De inhoudelijke prioriteit blijft liggen op circulaire economie en klimaat. Focus ligt op het laten landen van duurzaamheid in de reguliere werkprocessen en op verbetering van monitoring van de voortgang van verduurzaming.
Naar aanleiding van de Rijksinkoopstrategie «Inkopen met impact» die in het najaar van 2019 mede namens IenW naar de Kamer is gestuurd, wordt nader aandacht gegeven aan de opdrachtgeversrol binnen IenW zodat het toevoegen van maatschappelijke waarde in elke inkoopopdracht een prominente plek krijgt. IenW blijft daarmee een koploperrol innemen en stelt zijn kennis en ervaring beschikbaar aan de andere departementen.
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 74.157 | 45.640 | 50.501 | 42.292 | 36.285 | 36.283 | 31.287 |
Uitgaven | 29.867 | 89.745 | 50.982 | 42.292 | 36.285 | 36.283 | 31.287 |
Waarvan juridisch verplicht | 91% | ||||||
4 Duurzaamheidsinstrumentarium | 146 | 882 | 1.251 | 857 | 859 | 859 | 859 |
Opdrachten | 146 | 882 | 1.251 | 857 | 859 | 859 | 859 |
5 Duurzame productketens | 28.835 | 77.028 | 39.300 | 38.076 | 31.040 | 31.039 | 26.042 |
Opdrachten | 9.898 | 9.536 | 20.775 | 19.008 | 10.272 | 10.271 | 5.272 |
- Waarvan overige opdrachten | 4.234 | 5.109 | 1.826 | 1.841 | 1.916 | 1.916 | 1.916 |
- Waarvan opdrachten MVI (RWS) | 956 | 311 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
- Waarvan opdrachten Caribisch Nederland | 0 | 0 | 0 | 246 | 2.065 | 2.065 | 2.065 |
- Waarvan uitvoering duurzame productketens | 4.708 | 4.116 | 18.949 | 16.921 | 6.291 | 6.290 | 1.291 |
Subsidies | 9.458 | 56.381 | 9.799 | 9.726 | 12.814 | 12.814 | 12.816 |
- Waarvan subsidie duurzame productketens | 6.758 | 55.868 | 9.799 | 9.726 | 12.814 | 12.814 | 12.816 |
- Waarvan overige subsidies | 2.700 | 513 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bijdrage aan agentschappen | 7.861 | 8.609 | 7.497 | 7.497 | 7.497 | 7.497 | 7.497 |
- Waarvan bijdrage aan RWS | 7.861 | 8.609 | 7.497 | 7.497 | 7.497 | 7.497 | 7.497 |
Bijdrage aan medeoverheden | 1.148 | 2.024 | 778 | 1.390 | 0 | 0 | 0 |
- Waarvan bijdrage aan Caribisch Nederland | 1.148 | 2.024 | 778 | 1.390 | 0 | 0 | 0 |
Bijdragen aan ZBO's/RWT's | 470 | 478 | 451 | 455 | 457 | 457 | 457 |
6 Natuurlijk kapitaal | 886 | 11.835 | 10.431 | 3.359 | 4.386 | 4.385 | 4.386 |
Opdrachten | 886 | 11.835 | 10.431 | 3.359 | 4.386 | 4.385 | 4.386 |
- Waarvan overige opdrachten | 399 | 231 | 617 | 622 | 625 | 624 | 624 |
- Waarvan uitvoering natuurlijk kapitaal | 487 | 11.604 | 9.814 | 2.737 | 3.761 | 3.761 | 3.762 |
Ontvangsten | 171 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Extracomptabele fiscale regelingen
Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage ‘Fiscale regelingen’ in de Miljoenennota. Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota ‘Toelichting op de fiscale regelingen’.
2019 | 2020 | 2021 | |
Vrijstelling groen beleggen box 3 | 45 | 44 | 50 |
Heffingskorting groen beleggen | 29 | 30 | 31 |
Milieu-investeringsaftrek (MIA) | 126 | 124 | 114 |
VAMIL | 20 | 25 | 25 |
Budgetflexibiliteit
21.04 Duurzaamheidsinstrumentarium
Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten. Meer specifiek betreft het opdrachten die betrekking hebben op het ontwikkelen van een duurzaamheidsinstrumentarium en het verbeteren van het economisch functioneren van de huidige verdienmodellen.
Het niet-juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor diverse (onderzoeks)opdrachten op het beleidsterrein duurzaamheidsinstrumentarium.
21.05 Duurzame productketens
De uitgaven voor subsidies (zie hiervoor de subsidiebijlage) en agentschapsbijdragen zijn volledig juridisch verplicht. De subsidies hebben een tijdshorizon en de agentschapsbijdragen hebben een structureel karakter. Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten.
De budgettaire reeks Caribisch Nederland heeft betrekking op de wederopbouw van Saba en Sint-Eustatius en verbetering van het afvalbeheer op Bonaire en Sint-Eustatius.
Het niet-juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor diverse (onderzoeks)opdrachten op het beleidsterrein duurzame productketens.
21.06 Natuurlijk kapitaal
Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten. Meer specifiek betreft het opdrachten die betrekking hebben op de uitvoering van wettelijke taken onder andere door RWS op het gebied van biomassa en ecosystemen en opdrachten in het kader van CO2-reducerende maatregelen in de Grond- Weg- en Waterbouw. Het niet-juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor diverse (onderzoeks)opdrachten op het beleidsterrein natuurlijk kapitaal.
4 Duurzaamheidsinstrumentarium
Het ontwikkelen van een duurzaamheidsinstrumentarium en het verbeteren van het economisch functioneren van de huidige verdienmodellen, zodat alle (maatschappelijke) kosten een rol gaan spelen bij de afwegingen van consumenten.
Opdrachten
In dit kader worden opdrachten verstrekt voor de ontwikkeling en implementatie van duurzaamheidsinstrumentarium, zoals monitoring, onderzoek en kennisontwikkeling en stimuleren van circulair ondernemen.
5 Duurzame Productketens
Productketens worden onderzocht met het oog op de gevolgen van de winning, verwerking en het (her)gebruik van grondstoffen. Actie- en resultaatgerichte samenwerking in ketens en in de ‘gouden driehoek’ (onderzoekers, ondernemers en overheid) wordt ondersteund om te komen tot een circulaire economie gericht op het maximaliseren van de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen en het minimaliseren van waarde vernietiging.
Opdrachten
De opdrachten hebben betrekking op uitvoering van wettelijke taken op het gebied van het afvalbeleid (onder andere de uitvoering van het LAP3). Daarnaast heeft dit betrekking op opdrachten voor de uitvoering van onder andere: de rijksbrede coördinatie van het CE-programma, de monitoring van de voortgang en effecten, de uitvoering van een aantal doorsnijdende thema’s uit de kabinetsreactie (zoals producentenverantwoordelijkheid, versnellingshuis, communicatie en circulair ontwerpen) en de versnelling en opschaling van de transitieagenda’s waar IenW voor verantwoordelijk is.
Rijksbrede programma Circulaire Economie
Om uitvoering te geven aan het Rijksbrede programma Circulaire Economie wordt in 2021 € 14 miljoen beschikbaar gesteld voor onder andere circulaire inkoop, circulair textiel en plastic, het stimuleren van kennisontwikkeling, het opschalen van (bijna-)marktrijpe technieken en voor uitvoeringskosten van de onderdelen van IenW binnen het programma Circulaire Economie, waaronder het Versnellingshuis, monitoring en communicatie.
Landbouw
Voor landbouw betreft het onder andere onderzoek naar toepassingen van maatregelen die de emissies uit veehouderijen naar de lucht en de leefomgeving verminderen en daarmee bijdragen aan een goed en gezond woon- en leefklimaat rond veehouderijen.
Subsidies
Dit betreft budget voor subsidieverlening in het kader van voorlichting aan burgers over duurzame handelingsperspectieven en ondersteuning van bedrijven bij verduurzaming van productieprocessen. Zoals vermeld in de ISB Urgenda (Kamerstukken II 2018–2019 35 235, nr. 1) worden subsidies verstrekt via de Demonstratieregeling Energie- en klimaatinnovaties (DEI+).
Klimaatmaatregelen
In het kader van het Klimaatakkoord worden middelen uit de beschikbaar gestelde middelen voor klimaatmaatregelen ingezet ter stimulering van:
• Ketenaanpak, Circulair ontwerp van producten en diensten in grondstoffenketens, hergebruik consumptiegoederen via ambachtscentra, ketensamenwerking en versnellingsteams, inclusief afvalpreventie
• Klimaatneutraal en circulair inkopen en aanbesteden
• Recycling en hergebruik van (bio)plastics en textiel
Rijksbrede programma Circulaire Economie
Om uitvoering te geven aan het Rijksbrede programma Circulaire Economie wordt in 2021 € 1 miljoen beschikbaar gesteld voor het stimuleren van en ondersteunen bij de opschaling van ketenprojecten.
In de tabel Budgettaire gevolgen van beleid bij dit beleidsartikel zijn in regel 1 de volgende subsidieverplichtingen opgenomen:
• Een bedrag van maximaal € 0,6 miljoen per jaar voor de jaren 2021 en 2022, en een bedrag van maximaal € 0,4 miljoen per jaar voor de jaren 2023 en 2024. Deze bedragen hebben betrekking op de mogelijke verlening van een subsidie voor het Versnellingshuis Nederland Circulair! aan Stichting Het Groene Brein in samenwerking met MVO Nederland.
• Een bedrag van maximaal € 1 miljoen voor het jaar 2021. Dit bedrag heeft betrekking op de mogelijke verlening van een subsidie voor de stimulering van circulair ontwerpen door middel van het programma CIRCO aan TKI CLICKNL.
• Een bedrag van maximaal € 0,1 miljoen voor het jaar 2021. Dit bedrag heeft betrekking op de mogelijke verlening van een subsidie voor ondersteuning van een betere infrastructuur voor repair aan Stichting Repair Café.
• Een bedrag van maximaal € 0,03 miljoen voor het jaar 2021. Dit bedrag heeft betrekking op de mogelijke verlening van een subsidie voor (het optimaliseren van) de informatieverstrekking aan consumenten over de beschikbaarheid en ontwikkelingen op het gebied van duurzame mode aan Stichting DSFW Foundation.
Deze begrotingsvermeldingen vormen de wettelijke grondslag voor de hier bedoelde subsidieverlening(en) als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c, van de Algemene Wet Bestuursrecht.
Bijdrage aan agentschappen
Dit betreft de bijdrage aan RWS voor werkzaamheden om de transitie naar een Circulaire Economie (CE) te bewerkstelligen. Tevens wordt een opdracht aan RWS verstrekt voor de uitvoering van het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA), waar IenW – ook namens gemeenten en provincies – de opdracht voor verleent.
Bijdrage aan medeoverheden
De middelen voor de ontwikkeling van het afvalbeheer Bonaire staan op het budget voor bijdragen aan medeoverheden.
Bijdrage aan ZBO en RWT
Dit betreft de bijdrage aan de stichting Milieukeur (SMK) voor het uitvoeren van de wettelijke taken ten behoeve van het Ecolabel. Daarnaast wordt een bijdrage verstrekt aan de Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie (NIWO) voor het uitvoeren van de overgedragen taken en werkzaamheden.
6 Natuurlijk Kapitaal
Biotische (materiaal)ketens zijn een integraal onderdeel van de transitie naar een circulaire economie. Biotische ketens, zoals hout of biocomposiet, mits producten herbruikbaar blijven, kunnen vaak een alternatief zijn voor materialen van fossiele of minerale oorsprong. Duurzaam geproduceerde biotische grondstoffen maken het mogelijk om goederen of diensten duurzaam te kunnen benutten als circulair alternatief.
Opdrachten
Het betreft hier opdrachten voor de ontwikkeling van criteria voor duurzaamheid van onder andere biomassa.
Verder betreft dit de opdrachten aan RWS en RVO voor de uitvoering van het beleid op het gebied van biotische ketens. Bijvoorbeeld voor het bieden van ondersteunen van ketensamenwerking rond biotische grondstoffen zoals hout of nutriënten. In het kader van het Klimaatakkoord en de ISB Urgenda (Kamerstukken II 2018–2019 35 235, nr. 1) worden daarnaast middelen ingezet voor CO2-reducerende maatregelen in de Grond- Weg- en Waterbouw (GWW).