Base description which applies to whole site

3.10 Artikel 22 Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s

Het realiseren van een gezonde en veilige leefomgeving, die door de inwoners van Nederland ook als zodanig wordt ervaren.

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de integrale kaderstelling rond activiteiten die risico’s kunnen veroorzaken voor een gezonde en veilige leefomgeving. Deze regisserende rol komt naar voren in:

  • De normstelling en regels waaraan bedrijven en overheden zich bij de uitoefening van hun activiteiten moeten houden. Het daarvoor gewenste beschermingsniveau wordt bij voorkeur op Europees of internationaal niveau vastgelegd en nationaal geïmplementeerd, waardoor een level playing field bereikt wordt. De veiligheid van mens en milieu bij handelingen met genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s), bij de ontwikkeling en implementatie van regelgeving op het gebied van chemische stoffen (REACH) en bestrijdingsmiddelen (Biocidenverordening, Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden), bij risicovolle bedrijven en bij het transport van gevaarlijke stoffen (water, rail, buisleidingen en weg) zijn voorbeelden waarbij dit in de vorm van wet- en regelgeving gebeurt. Voor deze dossiers geldt dat Nederland een actieve bijdrage levert aan de Europese en soms mondiale processen die leiden tot verdere verbetering van deze internationale regels.

  • Waar Europese regels (deels) ontbreken, of waar specifieke omstandigheden in Nederland het stellen van regels voor de veiligheid van de omgeving noodzakelijk maken, wordt in dialoog met stakeholders gezocht naar een optimum tussen de te bereiken doelen (en dus baten in termen van milieu en gezondheidswinst) en de lasten die deze regels veroorzaken. Dit is onder meer aan de orde bij de regelgeving rond buisleidingen, risicovolle bedrijven, de emissies van zeer zorgwekkende stoffen en het basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Met dat laatste wordt een balans gezocht tussen de belangen van vervoer, ruimte en veiligheid.

  • Waar nieuwe technologische ontwikkelingen aanleiding zijn om na te gaan of beleid en regelgeving daarmee nog in de pas lopen, kan het overwegen van nieuw of aanvullend beleid en regulering aan de orde zijn. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de beleidsontwikkeling ten behoeve van een veilige energietransitie in de leefomgeving envan de veilige toepassing voor mens en milieu van nieuwe vormen van nanotechnologie.

  • Het reduceren van de regeldruk wordt onder meer nagestreefd door een betere kwaliteit van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Deze taken worden door 29 Omgevingsdiensten (OD’s) uitgevoerd, waarbij zes OD’s een specialisatie in Besluit risico's zware ongevallen (Brzo)–taken hebben. De Minister heeft hierin een regisserende rol als voorzitter van het bestuurlijk omgevingsberaad (BOB) en is stelselverantwoordelijk voor het VTH stelsel milieu (Stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving). 

  • Tegengaan van lastendruk is ook een centrale invalshoek bij het transport van gevaarlijke stoffen. Om die reden stelt Nederland in principe geen hogere eisen aan verpakkingen en voer- of vaartuigen dan in de relevante internationale verdragen is vastgelegd, conform de EU-Kaderrichtlijn transport gevaarlijke stoffen.

  • Het verlenen van vergunningen met als doel bescherming van mens en milieu bij activiteiten met GGO’s.

  • Het verlenen van vergunningen voor een beperkt aantal bedrijven met een verhoogd risico voor de externe veiligheid in Caribisch Nederland.

Stimuleren

Het is primair de verantwoordelijkheid van bedrijven die risico’s voor een gezonde en veilige leefomgeving vormen om deze risico’s te identificeren en te voorkomen of te beperken. Overheden zijn verantwoordelijk voor bijvoorbeeld ruimtelijke ordening of vergunningverlening die invloed kan hebben op een gezonde en veilige leefomgeving. De Minister stimuleert:

  • Het in beeld (doen) brengen van bestaande of nieuwe risicosituaties en het vermijden of beperken hiervan. Dit geschiedt door inventarisaties van deze risico’s en het stimuleren van de aanpak daarvan, door het in beeld brengen van de risico’s van nieuwe technologieën zoals het gebruik van nanomaterialen en biotechnologie, het ‘vergroenen’ van het beschikbare pakket aan biociden en het terugdringen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw, het volgen van nieuwe wetenschappelijke inzichten op het gebied van hormoonverstoring en gecombineerde blootstelling aan stoffen en door het ontwikkelen van beleid ten aanzien van onzekere risico’s. Door integraal plaagdiermanagement (IPM) toe te passen, wordt gestreefd naar vermindering van het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen. De eigen verantwoordelijkheid van bedrijven en andere overheden is een belangrijk anker, onder andere door openheid te geven ten aanzien van feitelijke risico’s. De Risicokaart (in overleg met het Ministerie van Justitie en Veiligheid en ontwikkeld) en de Atlas Leefomgeving zijn hiervan voorbeelden. Op basis van deze informatie kunnen burgers nagaan hoe het is gesteld met de kwaliteit van hun directe leefomgeving. Daarnaast is er ook het landelijk asbestvolgsysteem die alle ketenpartijen van de nodige informatie voorziet. Het Landelijk asbestvolgsysteem (LAVS) is bedoeld om via inzicht in de asbestsaneringsketen de naleving van de asbestregelgeving te verbeteren en daarmee te voorkomen dat nadelige gevolgen optreden voor de gezondheid van de mens en het milieu.

  • Het nemen van maatregelen ter bescherming van mens en maatschappij tegen moedwillige verstoring van onderdelen van de vitale infrastructuur door te bevorderen dat de risico’s op moedwillige verstoring (bijvoorbeeld terroristische aanslagen) worden geïdentificeerd en waar mogelijk beperkt. Het betreft hier onder andere chemische bedrijven en buisleidingen.

  • Een continue verbetering van de omgevingsveiligheid bijvoorbeeld met behulp van het instrument van de Safety Deals (subsidieregeling versterking Omgevingsbeleid).

  • Dat veiligheid en gezondheid van meet af aan ontwerpcriteria zijn bij innovatieve ontwikkelingen (Safe-by-Design). Hiervoor wordt enerzijds ingezet op kennisontwikkeling met betrekking tot veilig ontwerpen en anderzijds op het opleiden van toekomstige ingenieurs en ontwerpers. Daarbij hoort ook – in het kader van de circulaire economie – het stimuleren van Safe & Circular Design. Hiervoor zijn samenwerkingsagenda’s met universiteiten opgesteld die in de komende jaren verder worden uitgewerkt.

    Verder is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht).

Indicatoren en kengetallen

Veiligheid en veiligheidsbeleving zijn niet eenvoudig objectief te meten. Het streven is gericht op het voorkomen van onveiligheid: vermeden onveilige situaties laten zich niet meten.

REACH

In het kader van de Europese stoffenregelgevingen (REACH en CLP) worden stoffen beoordeeld en indien nodig van maatregelen voorzien (geharmoniseerde classificatie en labelling, autorisatie, restrictie). Nederland levert een bijdrage, waarbij de inzet wordt ingegeven door de eerder ontwikkelde beleidsprioriteringscriteria (bv. specifieke zorg voor, of productie dan wel gebruik in Nederland). De daadwerkelijke invulling van Nederlandse dossiers wordt afgestemd met de opdrachtgevende ministeries. Onderstaande tabel geeft aan wat de realisatie is in 2019 bij deze producten van het Europese systeem en wat naar verwachting de Nederlandse inbreng en voor de hele EU is in 2020 en 2021. Daarbij betreft de Nederlandse bijdrage de door Nederland ingebrachte dossiers en door andere lidstaten ingebrachte dossiers waar Nederland actief input op levert.

Tabel 62 Tabel resultaten REACH in 2019, 2020 en 2021
  

Realisatie 2019

Geraamd 2020

Geraamd 2021

  

NL inbreng

Hele EU

NL inbreng

Hele EU

NL inbreng

Hele EU

1

Beoordelingen ontwerpbesluiten ECHA t.a.v. registratiedossiers en testvoorstellen van Europese bedrijven.

126

339

80

1400

75

300

2

Door Nederland uitgevoerde (en beoordeelde ontwerpbesluiten van) stofevaluaties.

2‒ 11

31

1‒ 30

50

2‒ 20

20

3a

Door Nederland gescreende stoffen.

11

n.v.t.

Circa 20

n.v.t.

5

n.v.t.

3b

Door Nederland ingediende (en becommentarieerde) RMO-analyses.

6‒ 7

15

6‒ 10

n.v.t.

5‒ 8

n.v.t.

4a

Door Nederland ingebrachte (en becommentarieerde) Annex XV dossiers t.a.v. zeer ernstige zorgstoffen.

1‒ 6

7

2‒ 15

15

1‒ 8

15

4b

Door Nederland gerapporteerde (en becommentarieerde) opinies over clusters van autorisatieverzoeken.

1‒ 80

80

2‒ 30

40

2‒ 30

30-50

5

Door Nederland RAC en SEAC leden gerapporteerde (en becommentarieerde) opinies over restrictiedossiers.

2‒ 10

10

2(8-10)

10

2‒ 6

6

6

Door Nederlandse ingebrachte (en becommentarieerde) voorstellen voor geharmoniseerde classificatie & labelling.

6‒ 52

52

5-10‒ 40

80

8-15‒ 40

70

7

Behandelde vragen door de REACH & CLP helpdesk.

571

n.v.t.

600

n.v.t.

550

n.v.t.

Bronnen: RIVM, Werkprogramma 2020 Bureau REACH en Jaarverslag Bureau REACH 2019. ECHA, Programming Document 2019-2022 – MB/52/2018 final (december 2018) & Programming Document 2020-2023 – MB/55/2019 final (januari 2020).

Toelichting:

Algemeen: De looptijd van beoordeling- en besluitvormingstraject met betrekking tot de REACH-werkprocessen stofevaluatie, autorisatie, restrictie en geharmoniseerde classificatie en labelling beperkt is doorgaans langer dan één kalenderjaar waarmee de daarmee samenhangende werklast over meerdere jaren wordt verspreid. De getallen betreffen door NL ingebrachte of becommentarieerde dossiers of door Nederlandse leden van de wetenschappelijke comités (RAC en SEAC) gedragen (co)rapporteurschappen. De aantallen door Nederland beoordeelde ontwerpbesluiten en becommentarieerde dossiers staan steeds tussen haakjes. De RAC- en SEAC-leden leveren input op alle dossiers, al dan niet met ondersteuning vanuit het RIVM.

Ad 1) Naar aanleiding van de evaluatie van REACH hebben de lidstaten in 2020 besloten dat het aandeel beoordelingen door het Europese agentschap van registratiedossiers moet worden verhoogd van 5% naar 20% van de 90.000 registraties over 22.000 verschillende stoffen. Hierdoor zullen meer conceptbesluiten voor commentaar worden voorgelegd. Het RIVM zal daardoor moeten prioriteren tussen dossiers om het aantal te beoordelen ontwerpbesluiten en de daarmee gepaarde werklast gelijk te laten blijven.

Ad 2) Er wordt naar gestreefd om voor 2021 twee geschikte stoffen te selecteren voor stofevaluatie.

Ad 3a) Betreft het screeningswerk om tot de selectie te komen voor kandidaten voor maatregelen (stofevaluatie, classificatie, autorisatie of restrictie). ECHA zet hier sterk op in, Bureau REACH leunt voor het screeningswerk sterk op ECHA en zal mogelijk enkele stoffen in aanvulling hierop screenen.

Ad 3b) Aan de hand van een RMO-analyse worden de meest adequate regulatoire maatregelen met ministeries en lidstaten afgestemd.

Ad 4a) De Nederlandse inbreng aan Annex XV SVHC dossiers wordt voor 2021 op één dossier geschat. Het lastige daarbij is om tot een geschikte stof te komen, deze volgt veelal uit andere processen zoals RMO-analyse en stofevaluatie.

Ad 4b) De taken met betrekking tot de autorisatieverzoeken laten zich lastig beschrijven in aantallen. De autorisatieaanvragen betreffen in de regel één tot drie gebruiken die afzonderlijke opinies behoeven. Aanvragen worden veelal geclusterd in groepen van vergelijkbare aanvragen die door dezelfde rapporteurs worden behandeld uit efficiëntieoverwegingen. Naast twee beoogde rapporteurschappen levert Nederland op circa 75% van alle opinies m.b.t. autorisatieverzoeken.

Ad 5) Nederland levert input op vrijwel alle restrictiedossiers. Bureau REACH stelt een restrictiedossier op voor DMAC en NEP, dit zijn oplosmiddelen met specifieke eigenschappen die echter zeer schadelijk kunnen zijn voor werknemers die hieraan worden blootgesteld, welke in 2021 gereed zal komen. Er worden twee rapporteurschappen voorzien. Bureau REACH heeft in 2020 de additionele opdracht gekregen om in samenwerking met enkele andere lidstaten en ECHA in drie jaar tijd een restrictiedossier op te stellen voor PFAS. Deze opdracht ter grootte van in totaal €6 miljoen verdeeld over de jaren 2020, 2021 en 2022 wordt financieel verantwoord op artikel 19 van de begroting (19.02.03 bijdrage aan RIVM).

Ad 6) De aantallen Nederlandse CLH-voorstellen nemen iets toe nu Ctgb zelf dossiers opstelt en Bureau REACH deze toetst, indient en procesmatig de dossiers afhandelt. Voor classificatievoorstellen worden circa zes rapporteurschappen voorzien.

Ad 7) Het RIVM beantwoordt zowel vragen van de REACH Helpdesk als de CLP-Helpdesk. Het aantal vragen lijkt in de afgelopen jaren zeer beperkt af te nemen.

Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS)

Het ZZS-beleid is gericht op het terugdringen van emissies van ZZS in de leefomgeving. Bij emissies naar de lucht en het water is dat vormgegeven door bronbeleid door het gebruik van ZZS te vermijden, substitutie van de ZZS door een minder gevaarlijke stof of door het productieproces aan te passen. Verder geldt voor de emissies een minimalisatieverplichting. Via een proces van een vijfjaarlijkse melding aan bevoegd gezag van de maatregelen die de producenten nemen om gebruiken en emissies van ZZS terug te dringen, wordt een continu proces van verbetering beoogd. De eerste vijfjaarlijkse melding van ZZS-emissies aan bevoegd gezag eindigt op 1 januari 2021. Na die datum ontstaat een beter beeld van de omvang en verspreiding van ZZS in de leefomgeving en op de maatregelen die worden genomen om ZZS in de leefomgeving terug te dringen.

Asbestdaken

Op basis van het advies van de Gezondheidsraad uit 2010 is het beleid erop gericht om asbestdaken als belangrijkste resterende bron van asbestvezels in de leefomgeving te saneren. Uit onderzoek is gebleken dat asbestdaken al na 15 jaar verweren en asbestvezels naar de leefomgeving verspreiden. Daarnaast hebben branden regelmatig tot gevolg dat de omgeving wordt verontreinigd met asbest, hetgeen risico’s voor de gezondheid en hoge opruimkosten met zich meebrengt.

Een wetsvoorstel dat moest voorzien in de juridische grondslag om asbesthoudende dakbedekkingen te kunnen verbieden, is op 4 juni 2019 verworpen door de Eerste Kamer. Desondanks blijft het streven om alle asbestdaken in Nederland zo snel en verantwoord mogelijk te verwijderen.

Het kabinet heeft na bestuurlijk overleg met een aantal provincies, gemeenten, betrokkenen uit de bouw- en asbest sector en andere maatschappelijke partijen ingezet op een pakket niet-wettelijke maatregelen.

Het aantal vierkante meters asbestdak in Nederland is in 2012 ingeschat op 120 mln. Het Ministerie van IenW volgt de sanering van de asbestdaken en brengt per kwartaal in beeld hoeveel daken er zijn gesaneerd. In onderstaande tabel wordt op jaarbasis de stand van zaken en de planning van de saneringsoperatie in beeld gebracht. Omdat momenteel verschillende provincies en gemeenten de asbestdaken op hun gebied in kaart brengen op basis van feitelijke waarnemingen, zal onderstaand overzicht met betrekking tot het resterend aantal vierkante meters zo nodig worden geactualiseerd.

Tabel 63 Sanering asbestdaken (aantallen in miljoenen m2

Jaar

Gesaneerd

Resterend

2012

(-)

120

2013

4,5

115,5

2014

5,9

109,6

2015

6,9

102,7

2016

9,9

92,8

2017

10,8

82

2018

12,8

69,2

2019

9,8

59,4

Bron: Startmeldingenbestand van de Inspectie SZW (meldingen saneerders bij aanvang sanering), bewerkt door RWS.

Bevt

Voor het oplossen van knelpunten veroorzaakt door het Basisnet is de milde saneringsregeling Bevt (Besluit externe veiligheid transport) gestart.35 Deze regeling heeft betrekking op het oplossen van huidige en mogelijke toekomstige knelpunten bij bestaande woningen langs basisnetroutes. Bij aanvang van deze regeling was er sprake van 42 kwetsbare objecten en per 1 januari 2020 resteren nog 4 woningen. Deze regeling loopt nog tot en met 2020 (bron: RWS).

GGO’s

Er is gekozen om over de uitvoering van de GGO-regelgeving niet alleen kengetallen te vermelden maar ook indicatoren. Immers, kengetallen geven uitsluitend een beeld van wat de bestede middelen voor vergunningverlening aan resultaten hebben opgeleverd, maar zij bieden geen inzicht in de mate waarin vergunningverlening aan het bereiken van het beleidsdoel heeft bijgedragen.

Kengetallen zijn de aantallen ontvangen vergunningaanvragen, aanvragen voor wijziging van vergunningen, kennisgevingen, wijzigingen op kennisgevingen en art.2.8-verzoeken.

Indicatoren zijn het percentage van het aantal vergunningaanvragen, kennisgevingen of art.2.8 verzoeken voor handelingen waarbij het risico voor mens en milieu gelijk of lager is dan een verwaarloosbaar risico.

De GGO-regelgeving is op 1 maart 2015 gewijzigd36 waarbij naast vergunningen ook algemene regels, de mogelijkheid tot het doen van kennisgevingen en verzoeken ingevolge art. 2.8 van het Besluit ggo milieubeheer 2013 zijn geïntroduceerd en de structuur van de vergunningverlening is gewijzigd. Dit gegeven zorgt ervoor dat nog maar een beperkte set historische kengetallen voorhanden is. De prognose voor 2021 is dat de realisatie eenzelfde beeld als 2019 te zien zal geven.

Tabel 64 Realisatie 2019

2019

Kengetal

Indicator

Ingeperkt gebruik:

  

Aanvragen vergunningen[3]

413

100%

Kennisgevingen[4]

53

100%

Verzoeken ex art. 2.8 Besluit ggo

145

100%

Introductie in het milieu, landbouw (inclusief marktaanvragen)

0

100%

Introductie in het milieu, medisch, veterinair

34

100%

Totaal

645

n.v.t.

Bron: RIVM, Bureau Genetisch Gemodificeerde Organismen.

Majeure risicobedrijven

Jaarlijks rapporteert de Staatssecretaris aan de Tweede Kamer de Staat van de Veiligheid bij de Brzo-bedrijven. De Staat van de Veiligheid Brzo-bedrijven schetst vanuit een breed perspectief een beeld van de naleving en de veiligheidssituatie van de Brzo-bedrijven in Nederland. Met deze benadering wordt vanuit verschillende invalshoeken het beeld over de veiligheid bij deze groep bedrijven losgekoppeld van de individuele casuïstiek bij bedrijven. Op basis van een jaarlijks terugkerende rapportage (eerste rapportage in 2014) kunnen tevens trends en ontwikkelingen over de veiligheid bij de Brzo-bedrijven zichtbaar worden en waar nodig specifieke sturingsmaatregelen worden genomen. In 2021 zal verder worden gewerkt aan het identificeren en gestart worden met monitoren van aanvullende indicatoren die een breder beeld van de veiligheidssituatie bij Brzo-bedrijven kunnen geven. De Staat van de Veiligheid majeure risicobedrijven is een monitoringsinstrument voor de stelselverantwoordelijke departementen (IenW, JenV en SZW). Voor de zomer 2020 zal de Staat van de Veiligheid Brzo-bedrijven (Kamerstukken II 2019-2020 26956, nr. 214) over 2019 aan de Tweede Kamer aangeboden.

Asbest

Om particuliere dakeigenaren te helpen bij het verwijderen van hun asbestdak, wordt samen met andere overheden een fonds opgericht waaruit leningen kunnen worden verstrekt aan dakeigenaren die niet in aanmerking komen voor een reguliere lening. Het voornemen is om leningen uit dit fonds tot en met 2028 te verstrekken om realisatie van vrijwillige sanering maximaal te stimuleren. Daarnaast wordt onderzocht of er ook een zakelijk fonds kan worden opgericht. Hiervoor wordt in 2020 een aantal juridische en financiële vraagstukken onderzocht.

Naast het oprichten van het fonds wordt samengewerkt aan meer en gerichte communicatie om dak eigenaren te wijzen op het belang van sanering van asbestdaken. Gemeenten worden geholpen met het uitwisselen van best practices. Monitoring zorgt voor een goed beeld van de resterende saneringsopgave en helpt bij een doelgroepgerichte aanpak. Ook wordt ingezet op vereenvoudiging van de uitvoering van de asbestdakensanering, waar dit veilig en verantwoord kan. Hierdoor kunnen de kosten mogelijk worden verlaagd.

De Tweede Kamer wordt over de resultaten van de initiatieven onder deze samenwerking voor het eind van 2020 geïnformeerd.

Duurzame veiligheid

Binnen het programma Duurzame Veiligheid 2030 (DV2030) wordt ernaar gestreefd om per 2030 een (petro-)chemische industrie zonder noemenswaardige incidenten te bewerkstelligen. Partners uit het bedrijfsleven, wetenschap en overheid werken hiertoe samen in vijf themagewijze roadmaps. In deze roadmaps worden diverse projecten en onderzoeken uitgevoerd. Eind 2020 zal DV2030 na een evaluatie worden afgerond. Onderdelen van DV2030 zullen landen in de in 2020 opgerichte Safety Delta Nederland (SDN). In deze organisatie zetten overheid, wetenschap en bedrijfsleven de met DV2030 ingezette samenwerking en koers voort waardoor de (petro-)chemische industrie in Nederland in 2030 de veiligste ter wereld moet worden. Zo worden bijvoorbeeld een Kenniscentrum opgericht en diverse onderzoekstrajecten in gang gezet.

Omgevingswet

In de Omgevingswet is een veilige en gezonde fysieke leefomgeving één van de maatschappelijke doelen. Een van de uitgangspunten van de Omgevingswet is dat overheden bij hun plannen zo vroeg mogelijk kijken naar veiligheid. Zo kunnen zij een ramp of crisis voorkomen of de gevolgen er van beperken. Onder de Omgevingswet is het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) opgesteld. In het Bkl is onder andere vastgelegd dat er een Register voor externe veiligheidsrisico’s (REV) moet komen, dat door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat wordt beheerd en dat voor eenieder langs elektronische weg toegankelijk moet zijn (artikel 10.8 Bkl).

Kort samengevat staat in de Omgevingswet dat vanaf 2022 in het REV de informatie van circa 40 activiteiten vanuit ruim 400 bronhouders langs elektronische weg toegankelijk gemaakt moet worden.

Deugdelijke informatie over de leefomgeving is cruciaal voor uitvoering van de zorgplicht in de Omgevingswet. Vanaf 2021 gaat het REV voorzien in de informatiebehoefte van Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen. Daarnaast moet het REV ook aan burgers en bedrijven/organisaties inzicht geven in de lokale situatie van externe veiligheid.

Bij het vaststellen van een omgevingsplan, een projectbesluit of het verlenen van een omgevingsvergunning voor een activiteit met gevaarlijke stoffen moet het bevoegd gezag in deze aandachtsgebieden expliciet nadenken over de risico’s en mogelijke effecten van een incident met gevaarlijke stoffen. Mede op basis van het risicoprofiel van de activiteit met gevaarlijke stoffen overweegt het bevoegd gezag maatregelen in het aandachtsgebied om personen te beschermen en om maatschappelijke ontwrichting te voorkomen.

Doordat het aandachtsgebied en de risicocontouren visueel worden gemaakt op kaarten, zullen ruimtelijke ordenaars in hun plannen eerder rekening kunnen houden met de gevaren, zoals een brand, explosie of giftige wolk. In 2020 en 2021 ligt het accent op het vaststellen van de aandachtsgebieden rondom alle Seveso-bedrijven en rondom andere risicovolle activiteiten, waarvan het aandachtsgebied berekend moet worden.

Veiligheid en gezondheid moeten, mede als voorwaarde voor het realiseren van een circulaire economie, van meet af aan in innovatieve ontwikkelingen worden meegenomen omdat alleen dan ook in de toekomst een gezonde en veilige leefomgeving realiseerbaar is. Safe-by-Design (‘Veilig aan de Voorkant’) wordt ingezet om invulling te geven aan die voorwaarde en is daarom van groot belang voor het voorkomen van milieurisico’s. Met de brief ‘Beleidsaanpak omgevingsveiligheid en milieurisico’s’ is de Kamer geïnformeerd over deze nieuwe ambities voor de aanpak van milieurisico’s en de acties die daar in 2020 en verder uit voortvloeien (Kamerstukken II 2017-2018 28 089, nr. 88).

In 2020 is verder invulling gegeven aan de beleidsmodernisering veiligheid biotechnologie die in de Kabinetsreactie Trendanalyse Biotechnologie37 is aangekondigd. Op 4 april 2019 is hierover een voortgangsbrief aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II 2018-2019 27 428, nr. 355). Het doel van de beleidsmodernisering is ten minste te waarborgen dat de veiligheid van mens, dier en milieu is gewaarborgd bij toepassingen van biotechnologie en dat beleid en regelgeving zijn toegesneden op toekomstige ontwikkelingen. Hiertoe vindt continu dialoog plaats met (wetenschappelijke) onderzoekinstellingen, bedrijven, maatschappelijke organisaties, het RIVM, de COGEM en medeoverheden. De Tweede Kamer wordt periodiek geïnformeerd over de ontwikkelingen.

In 2020 eindigt een tweejaarlijkse cyclus van aanpassing van de regels voor vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor en binnenwateren. De regels zijn dan aangepast aan de laatste stand van wetenschap en techniek, en zij worden in 2021 geïmplementeerd in nationale wetgeving. In het internationale overleg hierover zet Nederland in op voortdurende verbetering van de veiligheid en harmonisatie van voorschriften. Moderne informatie- en communicatietechnieken spelen hierin een belangrijke rol, evenals het intrinsiek veilig ontwerpen van vervoermiddelen. Hiermee sluit Nederland aan bij de nieuwe VN-strategie voor duurzaam vervoer, die in februari 2019 is vastgesteld.

Vuurwerk

Ook in 2021 is de beleidsinzet voor vuurwerk gericht op het realiseren van een veilige en feestelijke jaarwisseling. Begin 2021 worden de uitkomsten van het onderzoek naar verbeteren van de vuurwerkveiligheid (uitgezet cf. advies OVV) verwacht. Deze vormen in combinatie met de evaluatie van de jaarwisseling 2020-2021 de basis voor mogelijke nieuwe maatregelen. Verder is aanpassing van het Vuurwerkbesluit voorzien (met o.a. technische wijzigingen). Zoals ieder jaar worden middelen ingezet voor monitoring van de jaarwisseling door rapporten van VeiligheidNL, het ontwikkelen van een vuurwerkcampagne en een lesprogramma voor basisscholen.

Tabel 65 Tabel Budgettaire gevolgen van beleid art. 22 (bedragen x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Verplichtingen

21.788

39.680

42.980

42.924

55.717

55.733

60.787

        

Uitgaven

30.339

37.499

36.210

42.609

55.402

55.418

60.472

Waarvan juridisch verplicht

  

76%

    
        

1 Veiligheid chemische stoffen

6.773

7.959

8.250

7.980

8.072

8.091

8.633

Opdrachten

3.820

4.426

4.389

4.125

4.249

4.268

4.810

Subsidies

102

468

215

209

177

177

177

Bijdrage aan agentschappen

2.851

3.065

2.646

2.646

2.646

2.646

2.646

- Overige Bijdragen aan agentschappen

220

228

228

228

228

228

228

- Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

2.631

2.837

2.418

2.418

2.418

2.418

2.418

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

0

0

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

        

2 Veiligheid biotechnologie

3.250

3.771

2.778

2.802

2.811

2.811

2.811

Opdrachten

3.250

3.771

2.778

2.802

2.811

2.811

2.811

        

3 Veiligheid bedrijven en transport

20.316

25.769

25.182

31.827

44.519

44.516

49.028

Opdrachten

3.461

11.899

17.635

23.643

36.322

36.318

40.828

- Overige Opdrachten

2.447

7.615

5.253

12.238

22.147

22.142

22.148

- Omgevingsveiligheid

1.014

4.284

12.382

11.405

14.175

14.176

18.680

Subsidies

11.115

7.709

2.864

2.887

2.896

2.897

2.898

- Overige Subsidies

193

523

567

571

573

574

574

- Subsidies inrichtingen & transport

2.040

7.104

2.297

2.316

2.323

2.323

2.324

- Subsidies Asbest

8.800

0

0

0

0

0

0

- Subsidies Caribisch Nederland

82

82

0

0

0

0

0

Bijdrage aan agentschappen

1.933

2.341

1.573

1.573

1.573

1.573

1.573

- Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

1.933

2.341

1.573

1.573

1.573

1.573

1.573

Bijdrage aan medeoverheden

100

88

0

0

0

0

0

- Caribisch Nederland

100

88

0

0

0

0

0

Inkomensoverdrachten

3.707

3.732

3.110

3.724

3.728

3.728

3.729

        

Ontvangsten

1

250

250

250

250

250

250

Budgetflexibiliteit

22.01 Veiligheid chemische stoffen

De uitgaven voor de agentschapsbijdragen en bijdrage ZBO’s/RWT’s (College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden) zijn volledig juridisch verplicht. Van het opdrachten- en subsidiebudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten en subsidies, waaronder opdrachten in de sfeer van wettelijke taken inzake het (inter)nationale stoffenbeleid evenals de vergunningverlening op dat gebied en de jaarlijkse bijdragen aan de Gezondheidsraad. 

Het niet-juridisch verplichte deel van dit artikelonderdeel heeft met name betrekking op het uitvoeren van de programma’s REACH, waaronder ook de onderzoeken in het kader van de aanpak van zeer zorgwekkende stoffen en Safe-by-Design («Veilig aan de voorkant»).

22.02 Veiligheid biotechnologie

Het grootste deel van de uitgaven is juridisch verplicht als gevolg van de jaarlijkse bijdrage aan de COGEM en de uitgaven in het kader van het meerjarenonderzoeksprogramma Biotechnologie en Veiligheid.

Het niet-juridisch verplichte deel van dit artikelonderdeel wordt aangewend voor uitgaven in het kader van de beleidsondersteuning voor de uitvoering van beleid en regelgeving op het gebied van Veiligheid Biotechnologie. De werkzaamheden die aan het RIVM worden uitbesteed ter uitvoering van opgedragen wettelijke taken op het gebied van Veiligheid Biotechnologie (vergunningverlening, regelgeving en beleidsondersteuning) worden verantwoord op beleidsartikel 19 van de begroting (onder 19.02.03 bijdrage aan RIVM).

22.03 Veiligheid bedrijven en transport

De uitgaven voor de agentschapsbijdragen, bijdragen aan medeoverheden (Caribisch Nederland) en inkomensoverdrachten zijn volledig juridisch verplicht. Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten. Meer specifiek betreft het opdrachten in de sfeer van (wettelijke) taken inzake basisnetten, omgevingsveiligheid en asbest. Van het subsidiebudget wordt het budget voor de subsidieregeling Versterking omgevingsveiligheid chemische sector 2021 in de Staatscourant gepubliceerd en is hiermee juridisch verplicht. 

Het niet-juridisch verplichte deel van dit artikelonderdeel wordt voor een deel aangewend voor uitgaven in het kader van de modernisering van het omgevingsveiligheidsbeleid en het beheer van het VTH-stelsel, veiligheid van vervoer van gevaarlijke stoffen, vuurwerk en asbest.

1 Veiligheid chemische stoffen

Opdrachten

In dit kader worden opdrachten verstrekt aan onder andere de Gezondheidsraad voor de uitvoering van wettelijke taken op het gebied van asbest, chemische stoffen en externe veiligheid. Daarnaast worden opdrachten verstrekt voor de uitvoering van EU-regelgeving ten aanzien van zeer zorgwekkende stoffen in relatie tot andere overheden (vergunningverlening), voor de uitvoering van taken op de gebieden «veiligheid en gezondheid» (gezonde leefomgeving) en «nieuwe risico’s » (nanotechnologie en synthetische biologie).

Subsidies

De subsidies hebben betrekking op het onderwerp veiligheid stoffen.

Bijdrage aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor voornamelijk de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van InfoMil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving) op het beleidsonderwerp «asbest». Daarbij wordt inzet geleverd voor het beheer en verdere ontwikkeling van het Landelijk Asbestvolgsysteem (LAVS). Daarnaast wordt een bijdrage aan de NVWA verstrekt inzake toezicht op gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw.

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

Dit betreft de bijdrage aan het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) voor de uitvoering van het werkprogramma.

2 Veiligheid biotechnologie

Opdrachten

Ter uitvoering van de wettelijke taak wordt jaarlijks een opdracht verstrekt aan de Commissie Genetische Modificatie (COGEM) voor het maken van beoordelingen inzake risico’s verbonden aan werkzaamheden met genetisch gemodificeerde organismen en het adviseren over maatregelen risicobeheersing en monitoring die bij de uitvoering van werkzaamheden met GGO's kunnen worden toegepast. Daarnaast worden de uitgaven in het kader van het meerjarige onderzoeksprogramma Biotechnologie en Veiligheid hier verantwoord.

3 Veiligheid bedrijven en transport

Opdrachten

Omgevingsveiligheid

Het betreft hier uitgaven in het kader van de ‘Versterking uitvoering omgevingsveiligheid (2021-2024) voor de clusters Besluit risico’s zware ongevallen (Brzo), Publicatiereeks Gevaarlijke stoffen (PGS), Informatie/Kennisinfrastructuur, modernisering Omgevingsveiligheid, nieuwe ontwikkelingen en prioriteiten Rijks-omgevingsveiligheidsbeleid. Door middel van een programmatische aanpak wordt ingezet op het creëren van een veiligere leefomgeving. Het geheel wordt uitgevoerd onder auspiciën van het Bestuurlijk Omgevingsberaad (BOb).

Voor de periode 2021 tot en met 2024 zijn de middelen ten behoeve van lokaal omgevingsveiligheidsbeleid toegevoegd aan het gemeente- en provinciefonds en daarmee opgenomen in de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Bij deze middelen is er afwegingsruimte voor provincies en gemeenten als het gaat om de concrete inzet van de middelen. Er is sprake van beleids- en bestedingsvrijheid met lokale verantwoording.

Overige opdrachten

Het betreft hier opdrachten voor (wettelijke) taken in het kader van Brzo-bedrijven, vuurwerk, de monitoring van basisnetten (weg, water, spoor), modellenbeheer buisleidingen (Bevb), onderhouden Activiteitenbesluit voor het realiseren vermindering regeldruk bedrijven en de stelselontwikkeling en het beheer van standaarden voor vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). Daarnaast worden opdrachten verstrekt voor onderzoek en implementatie van risicoreductie maatregelen alsmede de ondersteuning en begeleiding van het verwijderen van asbestdaken.

Subsidies

Asbest

Het betrof hier de uitgaven in het kader van de Subsidieregeling verwijderen asbestdaken die door de RVO is uitgevoerd over de periode 2016-2018. In 2019 zijn de laatste uitgaven gedaan en inmiddels is de subsidieregeling beëindigd.

Inrichtingen en tansport

Het betreft hier de uitgaven in het kader van de Subsidieregeling versterking omgevingsveiligheid chemische sector, die door de RVO wordt uitgevoerd. Jaarlijks wordt in de Staatscourant het beschikbare jaarbudget gepubliceerd. De huidige regeling loopt af in oktober 2021. Eind 2020 wordt de regeling geëvalueerd en een besluit genomen over het vervolg van de regeling na 2021. Als onderdeel van de uitvoeringsagenda Brzo kunnen ook subsidies worden toegekend onder de noemer «Safety Deals». De Safety Deals zijn complementair aan de maatregelen die versterking van toezicht en handhaving tot doel hebben. Het gaat hier om het creëren van een duurzame veiligheidscultuur bij onder meer de bedrijfsprocessen binnen de chemiesector. Daarnaast zijn hier middelen gereserveerd voor een eenmalige tegemoetkoming aan vuurwerkondernemers om hen te helpen bij het verwerken en opruimen van restvoorraden vuurwerk.

Overige subsidies

De overige subsidies hebben voornamelijk betrekking op de vuurwerkcampagnes en subsidies aan organisaties die een bijdrage leveren aan het vervolmaken van het stelsel van Omgevingsdiensten.

Bijdrage aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van InfoMil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving) op de beleidsonderwerpen ‘kennisoverdracht omgevingsveiligheid’ en ‘vergunningverlening’. Daarnaast vinden hier uitgaven plaats voor werkzaamheden van de Dienst Verkeer en Scheepvaart van RWS in het kader van basisnetten en vervoer gevaarlijke stoffen.

Bijdrage aan medeoverheden

In 2020 heeft IenW middelen bijgedragen uit de Reservering regionale knelpunten (waaronder BES) (Kamerstukken II 2017-2018 34 775, nr. 54) met betrekking tot de vernieuwing van de brandstofopslag op Bonaire middels een overboeking van € 5 miljoen van IenW naar EZK. De middelen zijn hiermee in de begroting van Ministerie van EZK opgenomen. Ontvangen prijsbijstelling in 2020 voor deze middelen resteert nog op de begroting van IenW.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten hebben betrekking op het honoreren van incidentele aanvragen in het kader van de Regeling tegemoetkoming niet-loondienst gerelateerde slachtoffers van mesothelioom en asbestose (TNS). Deze regeling is bedoeld voor iedereen die de ziekte van maligne mesothelioom of asbestose heeft als gevolg van contact met asbest buiten de werksituatie.

35

Stcrt. 2015, 10961, Beleidsregel verwerven van woningen langs basisnetroutes.

37

Brief aan TK, Beleidsnota Biotechnologie, reactie op Trendanalyse Biotechnologie 2016 «Regelgeving Ontregeld», 12-12-2016 (Kamerstukken II 2016-2017 27 428, nr. 335).

Licence