Base description which applies to whole site

4.3 Artikel 3: Effectieve Europese samenwerking

In aansluiting op de ontwerpbegrotingen en de Voorjaarsnota worden vanaf 2024 ook de mutaties voor het jaar t+5 opgenomen in de tabel budgettaire gevolgen van beleid van de 1ste suppletoire begrotingen. Dit betreft de extrapolatie van de begroting – het toevoegen van het jaar t+5 – en vervolgens de mutaties tot en met t+5 die tijdens de voorjaarsbesluitvorming zijn verwerkt.

Tabel 10 Budgettaire gevolgen van beleid art. 3 Effectieve Europese samenwerking (Eerste suppletoire begroting) (bedragen x € 1.000)
  

Ontwerpbegroting t (1)

Mutaties via NvW, moties, amendementen en ISB (2)

Vastgestelde begroting t (3) = (1) + (2)

Mutaties 1e suppletoire begroting (4)

Stand 1e suppletoire begroting (5) = (3) + (4)

Mutatie 2026

Mutatie 2027

Mutatie 2028

Mutatie 2029

Mutatie 2030

Art.

Verplichtingen

10.450.902

0

10.450.902

683.752

11.134.654

1.715.633

1.055.253

1.417.770

1.463.168

17.399.610

            
 

Uitgaven

10.722.332

0

10.722.332

683.752

11.406.084

1.674.133

1.055.253

1.417.770

1.463.168

17.440.756

            

3.1

Afdrachten aan de Europese Unie

6.288.611

0

6.288.611

216.571

6.505.182

1.121.656

425.876

744.393

763.791

11.702.260

 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

6.288.611

0

6.288.611

216.571

6.505.182

1.121.656

425.876

744.393

763.791

11.702.260

 

BNI-afdrachten

4.525.801

0

4.525.801

194.141

4.719.942

1.121.656

425.876

744.393

763.791

9.712.278

 

BTW-afdrachten

1.527.720

0

1.527.720

0

1.527.720

0

0

0

0

1.759.889

 

Plastic-grondslag

235.090

0

235.090

22.430

257.520

0

0

0

0

230.093

3.2

Europees Ontwikkelingsfonds

38.644

0

38.644

0

38.644

‒ 41.500

0

0

0

41.000

 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

38.644

0

38.644

0

38.644

‒ 41.500

0

0

0

41.000

 

Europees Ontwikkelingsfonds

38.644

0

38.644

0

38.644

‒ 41.500

0

0

0

41.000

3.3

Een hechtere Europese waardengemeenschap

21.431

0

21.431

2.553

23.984

2.553

2.553

2.553

2.553

16.723

 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

21.431

0

21.431

2.553

23.984

2.553

2.553

2.553

2.553

16.723

 

Raad van Europa

14.170

0

14.170

2.553

16.723

2.553

2.553

2.553

2.553

16.723

 

Kapitaalaanvullingen bij regionale ontwikkelingsbank

7.261

0

7.261

0

7.261

0

0

0

0

0

3.4

Versterkte Nederlandse positie in de Unie

5.599

0

5.599

1.424

7.023

1.424

5.824

5.824

5.824

11.031

 

Subsidies (regelingen)

348

0

348

0

348

0

0

0

0

146

 

EIPA

348

0

348

0

348

0

0

0

0

146

 

Opdrachten

525

0

525

1.100

1.625

1.100

5.500

5.500

5.500

5.835

 

Europa College beurzenprogramma

190

0

190

0

190

0

0

0

0

0

 

EU-sanctiebeleid

335

0

335

1.100

1.435

1.100

5.500

5.500

5.500

5.835

 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

4.726

0

4.726

324

5.050

324

324

324

324

5.050

 

Benelux bijdrage

4.726

0

4.726

324

5.050

324

324

324

324

5.050

3.5

Europese Vredesfaciliteit

267.046

0

267.046

0

267.046

0

0

0

0

48.742

 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

267.046

0

267.046

0

267.046

0

0

0

0

48.742

 

Europese Vredesfaciliteit

267.046

0

267.046

0

267.046

0

0

0

0

48.742

3.6

Invoerrechten aan de Europese Unie

4.101.001

0

4.101.001

463.204

4.564.205

590.000

621.000

665.000

691.000

5.621.000

 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

4.101.001

0

4.101.001

463.204

4.564.205

590.000

621.000

665.000

691.000

5.621.000

 

Invoerrechten

4.101.001

0

4.101.001

463.204

4.564.205

590.000

621.000

665.000

691.000

5.621.000

            
 

Ontvangsten

3.387.367

0

3.387.367

‒ 1.060.975

2.326.392

1.441.704

155.250

166.250

172.750

1.405.500

            
Tabel 11 Uitsplitsing ontvangsten voor beleid art. 3 Effectieve Europese samenwerking (Eerste suppletoire begroting) (bedragen x € 1.000)
  

Ontwerpbegroting t (1)

Mutaties via NvW, moties, amendementen en ISB (2)

Vastgestelde begroting t (3) = (1) + (2)

Mutaties 1e suppletoire begroting (4)

Stand 1e suppletoire begroting (5) = (3) + (4)

Mutatie 2026

Mutatie 2027

Mutatie 2028

Mutatie 2029

Mutatie 2030

            

Art.

Ontvangsten

3.387.367

0

3.387.367

‒ 1.060.975

2.326.392

1.441.704

155.250

166.250

172.750

1.405.500

            

3.10

Diverse ontvangsten EU

1.025.250

0

1.025.250

115.791

1.141.041

147.500

155.250

166.250

172.750

1.405.250

 

Diverse ontvangsten EU

1.025.250

0

1.025.250

115.791

1.141.041

147.500

155.250

166.250

172.750

1.405.250

 

Invoerrechten

1.025.250

0

1.025.250

115.791

1.141.041

147.500

155.250

166.250

172.750

1.405.250

3.11

Europees herstelfonds

2.361.867

0

2.361.867

‒ 1.176.766

1.185.101

1.294.204

0

0

0

0

 

Europees herstelfonds

2.361.867

0

2.361.867

‒ 1.176.766

1.185.101

1.294.204

0

0

0

0

 

Europees herstelfonds

2.361.867

0

2.361.867

‒ 1.176.766

1.185.101

1.294.204

0

0

0

0

3.30

Restitutie Raad van Europa

250

0

250

0

250

0

0

0

0

250

 

Restitutie Raad van Europa

250

0

250

0

250

0

0

0

0

250

 

Restitutie Raad van Europa

250

0

250

0

250

0

0

0

0

250

Toelichting

Verplichtingen

De verplichtingen op artikel 3, met uitzondering van de mutatie in 2026 op artikelonderdeel 3.2 Europees Ontwikkelingsfonds, muteren mee met de uitgaven zoals hieronder toegelicht.

Uitgaven

De uitgaven voor 2025 op artikel 3 Effectieve Europese samenwerking zijn voor 100% juridisch verplicht.

Artikelonderdeel 3.1Bij de eerste suppletoire begroting is de raming van de Nederlandse afdrachten aan de EU naar boven bijgesteld door enerzijds de verwerking van de nacalculatie (hieronder toegelicht) en anderzijds door de inschatting van de meerjarige doorwerking van deze nacalculatie en economische ontwikkeling.

Op 10 februari jl. is de Kamer geïnformeerd over de nacalculatie. Dit is een jaarlijkse technische exercitie waarbij met terugwerkende kracht wordt berekend wat de EU-afdrachten van lidstaten hadden moeten zijn op basis van hun realisaties en economische prestaties over de jaren 2018-2023. Voor Nederland leidt deze nacalculatie tot een eenmalige extra afdracht van in totaal EUR 696,8 miljoen. Het grootste gedeelte daarvan (EUR 674,4 miljoen) wordt verrekend en komt ten laste van het EMU-saldo in het begrotingsjaar 2026; het andere deel (EUR 22,4 miljoen) geldt voor de plastic-afdracht en wordt verwerkt in 2025.

Daarnaast is er een inschatting gemaakt van de meerjarige doorwerking van de nacalculatie en de economische ontwikkeling. Deze leidt tot een opwaartse bijstelling van de raming van de Nederlandse EU-afdrachten in de jaren 2025-2030. Daardoor stijgen de afdrachten in 2025 met ruim EUR 216 miljoen*, in 2026 met EUR 447 miljoen, in 2027 met EUR 426 miljoen, in 2028 met EUR 775 miljoen, in 2029 met EUR 795 miljoen en in 2030 met EUR 815 miljoen. De oorzaken van deze grote stijging zijn relatieve hoge groeicijfers en met name de prijsontwikkeling in Nederland (ten opzichte van het EU totaal). De relatief grotere stijging vanaf 2028 heeft te maken met de ramingsmethodiek van het volgende meerjarig financieel kader (MFK) waarin de omvang van het volgend MFK wordt geraamd op 1,12% van het totaal EU-bni. De stijging van het Nederlandse bni-aandeel heeft daardoor relatief meer impact vanaf 2028.

De hoge mutatie voor 2030 heeft te maken met de extrapolatie waarmee de geraamde afdrachten voor 2030 in zijn geheel ook als mutatie worden weergegeven.

Tenslotte heeft er een update van de rentestanden plaatsgevonden voor de terugbetaling NGEU ten behoeve van de raming van het volgende MFK (vanaf 2028). Deze update is conform reguliere systematiek. Lagere rentestanden leiden tot een lagere raming van het volgend MFK (ongeveer EUR 30 miljoen per jaar vanaf 2028).

*Op basis van de eerste aanvullende begroting (DAB1) van de Europese Commissie wordt het surplus over begrotingsjaar 2024 verrekend met de EU-afdrachten in 2025. Voor Nederland leidt het surplus tot een lagere afdracht van EUR 84,9 miljoen in 2025. Hiermee komt de mutatie voor 2025 uit op EUR 216,6 miljoen.

Artikelonderdeel 3.2De Nederlandse afdrachten aan het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) voor 2026 zijn neerwaarts bijgesteld met EUR 41,5 miljoen, op basis van een geactualiseerde raming van de Europese Commissie. Deze ODA-middelen worden conform bestaande systematiek overgeboekt naar begrotingshoofdstuk 17.

Artikelonderdeel 3.3Het uitgavenbudget op artikelonderdeel 3.3, een hechtere Europese waardengemeenschap, laat vanaf 2025 een structurele stijging zien van EUR 2,6 miljoen. Deze stijging is het gevolg van een verhoogde contributie aan de Raad van Europa (RvE), onder andere als gevolg van het wegvallen van de contributie van Rusland en de financiering van nieuwe prioriteiten voortkomend uit de RvE-top van Reykjavik.

Artikelonderdeel 3.6Als gevolg van de bijstelling van de raming van de invoerrechten in het Centraal Economisch Plan (CEP) 2025 worden de invoerrechten naar boven bijgesteld. In 2025 is de actualisatie gelijk aan EUR 463 miljoen, in 2026 EUR 590 miljoen, in 2027 EUR 621 miljoen, in 2028 EUR 665 miljoen, in 2029 EUR 691 miljoen en in 2030 ruim EUR 752 miljoen.

De mutatie in 2030 heeft te maken met de extrapolatie waarmee de geraamde invoerrechten voor 2030 in zijn geheel ook als mutatie worden weergegeven.

Tenslotte is er een Traditionele Eigen Middelen (TEM)-nabetaling in 2025 gedaan aan de Europese Unie. Als gevolg van een zelfanalyse door Douane heeft Nederland de aansprakelijkheid op een aantal dossiers geaccepteerd wat heeft geleid tot een nabetaling van circa EUR 204.000.

Ontvangsten

Artikelonderdeel 3.10De perceptiekostenvergoeding wordt door een technische correctie naar boven bijgesteld. Dit is het een gevolg van een bijstelling van de raming van de invoerrechten op basis van de CEP-cijfers 2025 (Centraal Economisch Plan – raming van het CPB). Nederland mag 25% van de totale invoerrechten zelf houden, ter dekking van de gemaakte kosten voor de inning ervan. Deze korting geldt ook voor eventuele nabetalingen. In 2025 is de actualisatie gelijk aan EUR 116 miljoen, in 2026 EUR 148 miljoen, in 2027 EUR 155 miljoen, in 2028 EUR 166 miljoen, in 2029 EUR 173 miljoen en in 2030 EUR 188 miljoen. Deze mutatie wordt verwerkt ten gunste van het generale beeld.

Vanwege de TEM-nabetaling in 2025 worden de perceptiekosten verhoogd met EUR 41.000.

Artikelonderdeel 3.11Ten eerste vindt er een technische bijstelling plaats van het totaal aan ontvangsten van het Herstel- en Veerkrachtplan (HVP) voor 2024, 2025 en 2026. De voor Nederland gereserveerde ontvangsten van het HVP zijn ingedeeld in vijf tranches. De verdeling over de tranches is gewijzigd toen de Nederlandse HVP portefeuille werd opgehoogd met EUR 735 miljoen ten behoeve van RePowerEU, een instrument om de energieonafhankelijkheid van Europa te vergroten. Deze wijzigingen worden doorgevoerd middels een bijstelling van de standen voor 2024, 2025 en 2026. Bij de tweede suppletoire begroting 2024 is de stand van 2024 reeds met EUR 118 miljoen naar beneden bijgesteld. De stand van 2025 wordt nu met EUR 245 miljoen naar boven bijgesteld, de stand voor 2026 wordt met EUR 127 miljoen naar beneden bijgesteld. Meerjarig hebben deze technische bijstellingen geen effect op de totale raming van de ontvangsten van het HVP. Ten tweede heeft er een kasschuif plaatsgevonden van 2025 naar 2026. Tot en met 2026 maakt Nederland aanspraak op EUR 5,4 miljard uit de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit. Het derde betaalverzoek vindt niet zoals eerder gepland in het voorjaar van 2025 plaats, maar wordt in de tweede helft van 2025 ingediend. Uitbetaling geschiedt pas na goedkeuring door de Raad van de EU op basis van een beoordeling door de Europese Commissie. De kans is groot dat Nederland het geld pas begin 2026 ontvangt. Daarom is het bedrag van circa EUR 1,4 miljard van 2025 naar 2026 verschoven.

Geldstromen richting de EU

Om een integraal beeld te geven van alle geldstromen richting de EU wordt met ingang van de Ontwerpbegroting 2024 in de BZ-begrotingsstukken een extracomptabele tabel opgenomen met een totaaloverzicht van: – Artikel 3.1: Nationale afdrachten aan de Europese Unie (bni, btw en plasticafdrachten); – Artikel 3.6: Traditionele eigen middelen (TEM; invoerrechten); – Artikel 3.10: Perceptiekostenvergoeding – Artikel 9 Begroting Financiën: Vertragingsrente betaald aan de Europese Commissie

Tabel 12 extracomptabel overzicht van de mutaties nationale afdrachten, invoerrechten, ontvangsten EU en vertragingsrente

Begroting

Art.

Nederland

Stand ontwerp- begroting 2025

Mutaties via NvW, moties, amende- menten en ISB 2025

Vastge- stelde begro-ting 2025

Mutaties 1e suppletoire begroting 2025

Stand 1e suppletoire begroting 2025

Mutaties 1e suppletoire begroting 2026

Mutaties 1e suppletoire begroting 2027

Mutaties 1e suppletoire begroting 2028

Mutaties 1e suppletoire begroting 2029

Mutaties 1e suppletoire begroting 2030

V (BZ)

3.1

Nationale afdrachten

6 288 611

0

6 288 611

216 571

6 505 182

1 121 656

425 876

744 393

763 791

11 702 260

  

Bni-afdracht

4 525 801

0

4 525 801

194 141

4 719 942

1 121 656

425 876

744 393

763 791

9 712 278

  

Btw-afdracht

1 527 720

0

1 527 720

0

1 527 720

0

0

0

0

1 759 889

  

Plastic

235 090

0

235 090

22 430

257 520

0

0

0

0

230 093

V (BZ)

3.6

Invoerrechten

4 101 001

0

4 101 001

463 204

4 564 205

590 000

621 000

665 000

691 000

5 621 000

V (BZ)

3.10

Ontvangsten EU

1 025 250

0

1 025 250

115 791

1 141 041

147 500

155 250

166 250

172 750

1 405 250

  

Perceptie-kostenvergoeding

1 025 250

0

1 025 250

115 791

1 141 041

147 500

155 250

166 250

172 750

1 405 250

  

Overige ontvangsten EU

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

IX (FIN)

9.44.2

Vertragings-rente

0

0

0

1085

1085

0

0

0

0

0

Totaal

9 364 362

0

9 364 362

565 069

9 929 431

1 564 156

891 626

1 243 143

1 282 041

15 918 010

Licence