A. Algemene doelstelling
Het stelsel van studiefinanciering biedt studenten in het hoger onderwijs en in de beroepsopleidende leerweg de financiële mogelijkheden om in Nederland en daarbuiten onderwijs te kunnen volgen.
B. Rol en verantwoordelijkheid
De Minister is verantwoordelijk voor de doeltreffende en doelmatige werking van het stelsel van studiefinanciering, zoals geregeld in de Wet studiefinanciering 2000.
Financieren: De Minister financiert het stelsel waarbij de financiële toegankelijkheid is gewaarborgd: er zijn geen onoverkomelijke financiële belemmeringen om te gaan studeren. Tegelijkertijd wordt recht gedaan aan het principe dat studeren ook een investering door de student zelf is. Tevens wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders daaraan kunnen leveren.
Indicatoren/kengetallen
Voor indicatoren/kengetallen over studiefinanciering wordt verwezen naar Onderwijs in Cijfers
Normbedragen ho | Normbedragen mbo/bol | |||||
---|---|---|---|---|---|---|
Uitwonend | Thuiswonend | Studie-voorschot | Uitwonend | Thuiswonend | ||
Basisbeurs | € 295,63 | € 106,18 | n.v.t. | Basisbeurs | € 273,17 | € 83,70 |
Aanvullende beurs | € 283,11 | € 260,96 | € 396,39 | Aanvullende beurs | € 366,50 | € 344,40 |
Maximaal leenbedrag | € 303,73 | € 303,73 | € 486,08 | Maximaal leenbedrag | € 182,34 | € 182,34 |
Collegegeldkrediet | € 173,58 | € 173,58 | € 173,58 | Collegegeldkrediet | n.v.t. | n.v.t. |
Totaal | € 1056,05 | € 844,45 | € 1056,05 | Totaal | € 822,01 | € 610,44 |
Peildatum 1 september 2019
C. Beleidswijzigingen
Ook in het komende jaar gaat DUO door met een meer persoonsgerichte manier van het innen van schulden. Dat gaat DUO doen door zelf proactief contact te zoeken met studenten en oud-studenten die een substantiële betalingsachterstand hebben of dreigen te krijgen. Medewerkers van DUO zoeken samen met de student en oud-student naar een oplossing voor de ontstane problemen en kunnen een betalingsregeling op maat voorstellen.
D. Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit
2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 6.200.225 | 5.547.637 | 5.221.098 | 4.940.462 | 5.665.703 | 5.749.571 | 5.774.741 | ||
Totale uitgaven | 6.200.225 | 5.547.637 | 5.221.098 | 4.940.462 | 5.665.703 | 5.749.571 | 5.774.741 | ||
Waarvan juridisch verplicht (%) | 100% | ||||||||
Inkomensoverdracht | 3.595.627 | 2.664.307 | 2.137.924 | 1.608.672 | 2.098.735 | 2.090.607 | 2.111.835 | ||
– | Basisbeurs gift (R) | 1.210.960 | 1.084.608 | 840.285 | 595.990 | 409.145 | 363.934 | 352.268 | |
– | Aanvullende beurs gift (R) | 672.109 | 664.582 | 674.557 | 693.566 | 707.600 | 713.727 | 717.889 | |
– | Reisvoorziening gift (R) | 1.631.598 | 813.756 | 542.961 | 232.469 | 883.214 | 906.943 | 929.347 | |
– | Caribisch Nederland gift (R) | 3.210 | 3.210 | 3.210 | 3.210 | 3.210 | 3.210 | 3.210 | |
– | Overige uitgaven (R) | 77.750 | 98.151 | 76.911 | 83.438 | 95.566 | 102.793 | 109.121 | |
Leningen | 2.488.675 | 2.761.603 | 2.965.119 | 3.213.062 | 3.447.850 | 3.538.938 | 3.542.256 | ||
– | Basisbeurs prestatiebeurs (NR) | – 707.732 | – 792.730 | – 608.035 | – 392.971 | – 202.606 | – 146.314 | – 158.651 | |
– | Aanvullende beurs prestatiebeurs (NR) | 136.424 | 145.917 | 115.192 | 91.006 | 74.297 | 60.872 | 46.974 | |
– | Reisvoorziening (NR) | 114.498 | 118.446 | 98.339 | 75.886 | 72.374 | 58.767 | 49.716 | |
– | Rentedragende lening (NR) | 2.459.989 | 2.856.066 | 2.924.417 | 2.982.094 | 3.035.091 | 3.088.587 | 3.119.919 | |
– | Collegegeldkrediet (NR) | 352.355 | 363.363 | 353.529 | 366.405 | 371.260 | 375.746 | 379.290 | |
– | Leven lang leren krediet (NR) | 20.191 | 35.000 | 45.000 | 50.000 | 50.000 | 50.000 | 50.000 | |
– | Overige uitgaven (NR) | 112.950 | 35.541 | 36.677 | 40.641 | 47.434 | 51.280 | 55.008 | |
Bijdrage aan agentschappen | 115.923 | 121.727 | 118.055 | 118.728 | 119.118 | 120.026 | 120.650 | ||
– | Dienst Uitvoering Onderwijs | 115.923 | 121.727 | 118.055 | 118.728 | 119.118 | 120.026 | 120.650 | |
Ontvangsten | 846.307 | 885.248 | 936.149 | 1.005.775 | 1.076.894 | 1.151.569 | 1.223.241 | ||
Ontvangsten (R) | 152.773 | 143.023 | 139.535 | 151.271 | 164.641 | 176.477 | 184.893 | ||
– | Ontvangen rente (R) | 93.903 | 87.778 | 89.518 | 106.466 | 125.034 | 141.971 | 150.468 | |
– | Overige ontvangsten (R) | 58.870 | 55.245 | 50.017 | 44.805 | 39.607 | 34.506 | 34.425 | |
Ontvangsten (NR) | 693.534 | 742.225 | 796.614 | 854.504 | 912.253 | 975.092 | 1.038.348 | ||
– | Terugontvangen hoofdsom (NR) | 693.534 | 742.225 | 796.614 | 854.504 | 912.253 | 975.092 | 1.038.348 |
Toelichting: R = relevant, NR = niet-relevant
2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
relevante uitgaven: | 3.711.550 | 2.786.034 | 2.255.979 | 1.727.400 | 2.217.853 | 2.210.633 | 2.232.485 |
niet relevante uitgaven: | 2.488.675 | 2.761.603 | 2.965.119 | 3.213.062 | 3.447.850 | 3.538.938 | 3.542.256 |
relevante ontvangsten: | 152.773 | 143.023 | 139.535 | 151.271 | 164.641 | 176.477 | 184.893 |
niet relevante ontvangsten: | 693.534 | 742.225 | 796.614 | 854.504 | 912.253 | 975.092 | 1.038.348 |
Budgetflexibiliteit
Van het totale budget voor artikel 11 is voor 2020 100 procent juridisch verplicht op basis van de Wet studiefinanciering 2000. Alternatieve aanwending vereist wijziging van wet- en regelgeving. De geraamde DUO-uitgaven zijn volledig benodigd voor de uitvoering van de Wet.
Toelichting:
Zowel voor de uitgaven als de ontvangsten wordt een onderscheid gemaakt tussen relevant en niet-relevant. Relevant betekent: relevant voor het EMU-saldo en daarmee relevant voor het uitgavenplafond. De relevante uitgaven worden hoofdzakelijk gevormd door studiefinanciering die meteen als gift wordt toegekend en uitgekeerde prestatiebeurs die wordt omgezet in een gift (na het behalen van het diploma binnen tien jaar). Onder de niet-relevante uitgaven vallen vooral de prestatiebeursuitgaven (zolang die nog niet is omgezet in een gift) en de rentedragende leningen. Deze uitgaven zijn niet-relevant voor het uitgavenplafond, maar worden wel meegerekend in de EMU-schuld. De relevante ontvangsten worden vooral gevormd door de ontvangen rente op leningen. De niet-relevante ontvangsten betreffen hoofdzakelijk aflossingen op de hoofdsom van de rentedragende leningen.
In tabel 11.2 «Budgettaire gevolgen voor beleid en budgetflexibiliteit» is vanaf dit jaar gekozen voor een verhelderende indeling tussen de instrumenten inkomensoverdracht en leningen. In totaal zijn er vier wijzigingen.
Ten eerste zijn de niet-relevante posten die onder het instrument inkomensoverdracht stonden overgeheveld naar het instrument leningen. Het betreft hier de posten Basisbeurs prestatiebeurs (NR), Aanvullende beurs prestatiebeurs (NR), Reisvoorziening prestatiebeurs (NR) en Overige uitgaven niet-relevant (NR). De prestatiebeurzen worden in eerste instantie als lening toegekend aan de student en omgezet in een gift bij het behalen van een diploma. Het boeken van de niet-relevante posten onder het instrument leningen sluit beter aan op de wijze waarop de prestatiebeurzen aan de studenten worden toegekend. De onderliggende tabellen die een verdere uitsplitsing geven op deze posten worden voortaan ook toegelicht onder het kopje «Leningen».
Ten tweede worden alle relevante uitgaven aan de reisvoorziening gift nu onder hetzelfde budget geboekt. Voorheen waren deze uitgaven apart uitgesplitst naar Reisvoorziening gift (R), Bijdrage studerenden aan OV-contract (R) en Kosten contract OV-bedrijven. De reisvoorziening wordt nu op vergelijkbare manier weergegeven als de basisbeurs en de aanvullende beurs. De uitsplitsing naar deze drie posten is in de onderliggende tabellen weergegeven.
In de derde plaats is de post Rentedragende lening (NR) verder uitgesplitst naar de posten Rentedragende lening (NR) en Leven lang leren krediet (NR). Voorheen werden de uitgaven aan het Leven lang leren krediet volledig onder de post Rentedragende lening (NR) geboekt, nu wordt dit bedrag ook apart weergegeven.
Tot slot zijn de Relevante ontvangsten hoofdsom (R) nu geheel zichtbaar onder de post overige ontvangsten (R). Deze ontvangsten waren voorheen zichtbaar onder de post Ontvangen rente en relevante hoofdsom (R). De rente-inkomsten hebben nu een aparte post Ontvangen rente (R), waardoor nu beter zichtbaar wordt wat de ontvangen rente is. De post die voorheen Kortlopende vorderingen (R) werd genoemd, valt nu onder de post Overige ontvangsten (R) samen met de Relevante ontvangsten hoofdsom (R).
Was | Wordt |
---|---|
• Reisvoorziening gift (R) • Bijdrage studerenden aan OV-contract (R) • Kosten contract OV-bedrijven (R) | • Reisvoorziening gift (R) |
• Rentedragende lening (NR) inclusief leven lang leren krediet (NR) | • Rentedragende lening (NR) exclusief leven lang leren krediet (NR) • Leven lang leren krediet (NR) |
• Ontvangen rente en relevante hoofdsom (R) inclusief relevante ontvangsten hoofdsom (R) | • Ontvangen Rente (R) exclusief relevante ontvangsten hoofdsom |
• Kortlopende vorderingen (R) exclusief relevante ontvangsten hoofdsom (R) | • Overige ontvangsten (R) inclusief ontvangsten van kortlopende vorderingen en inclusief relevante ontvangsten hoofdsom (R) |
E. Toelichting op de financiële instrumenten
Inkomensoverdrachten
Basisbeurs
Sinds het studiejaar 2015/2016 geldt voor nieuwe studenten in het hoger onderwijs het studievoorschot. De basisbeurs in het hoger onderwijs is vervangen door de mogelijkheid om gebruik te maken van een leenvoorziening tegen sociale terugbetaalvoorwaarden. Studenten die voordien zijn ingestroomd, vallen voor hun bachelor of master nog onder het oude stelsel en ontvangen in enkele gevallen nog een basisbeurs. Voor mbo-studenten van achttien jaar en ouder in de beroepsopleidende leerweg is de basisbeurs onveranderd gebleven. Om voor deze groep de financiële toegankelijkheid tot het onderwijs te garanderen, ontvangen zij een bijdrage in de vorm van een basisbeurs. Voor studenten in de bol niveau 1 en 2 is de basisbeurs direct een gift. Studenten in de bol niveau 1 en 2 vallen niet onder het prestatiebeursregime omdat studenten op deze niveaus nog niet over een startkwalificatie beschikken. Voor wie er niet in slaagt een startkwalificatie te halen, wordt het terugbetalen van de prestatiebeurs al snel problematisch. Door het beschikbaar stellen van de basisbeurs in de vorm van een gift, draagt dit bij aan het wegnemen van financiële belemmeringen voor studenten in de bol niveau 1 en 2.
Studenten in de bol niveau 3 en 4 hebben recht op een basisbeurs onder het prestatiebeursregime. Het prestatiebeursregime geeft hen een prikkel om de opleiding binnen 10 jaar na de eerst opgenomen studiefinanciering met succes af te ronden.
2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Studenten met basisbeurs | 290.298 | 228.900 | 206.800 | 203.200 | 203.800 | 202.700 | 200.700 |
bol | 220.603 | 211.300 | 202.000 | 200.600 | 202.400 | 202.000 | 200.700 |
hbo | 64.064 | 14.700 | 4.000 | 2.100 | 1.100 | 500 | 0 |
wo | 5.631 | 2.900 | 800 | 500 | 300 | 200 | 0 |
Studenten zonder basisbeurs | 486.511 | 545.600 | 559.200 | 563.100 | 566.000 | 567.700 | 568.200 |
bol | 8.067 | 7.800 | 7.500 | 7.400 | 7.500 | 7.500 | 7.500 |
hbo | 277.321 | 324.600 | 330.600 | 328.700 | 326.000 | 322.700 | 318.800 |
wo | 201.123 | 213.200 | 221.100 | 227.000 | 232.500 | 237.500 | 241.900 |
Totaal | 776.809 | 774.500 | 766.000 | 766.300 | 769.800 | 770.400 | 768.900 |
Bron 2018: realisatiegegevens DUO; Bron 2019–2024: ramingsmodel SF
Toelichting:
Deze gegevens laten het verwachte gebruik zien van de regeling. Het aantal studenten met studiefinanciering volgt het aantal voltijds studenten in het ho en de bol, maar ligt lager omdat niet iedere student die ingeschreven is ook daadwerkelijk aanspraak maakt op studiefinanciering.
Naast de groep studenten met een basisbeurs is er een groep die geen aanspraak meer kan maken op de basisbeurs (omdat de maximale duur is verbruikt of omdat ze onder het studievoorschot vallen), maar (nog) wel recht heeft op een lening en eventueel de reisvoorziening en de aanvullende beurs. Als gevolg van de invoering van het studievoorschot vindt een verschuiving plaats van het aantal studenten met een basisbeurs naar het aantal studenten zonder basisbeurs.
De gegevens zijn inclusief aantallen studenten die met een meeneembare studiefinanciering een volledige opleiding in het buitenland volgen.
2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Uitbetaalde basisbeurs gift | 88.310 | 84.989 | 78.802 | 77.358 | 77.069 | 80.060 | 79.717 |
bol | 82.292 | 83.034 | 78.802 | 77.358 | 77.069 | 80.060 | 79.717 |
hbo | 3.907 | 386 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
wo | 2.111 | 1.569 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Naar gift omgezette basisbeurs prestatiebeurs | 1.122.649 | 999.619 | 761.483 | 518.632 | 332.076 | 283.874 | 272.551 |
bol | 250.183 | 224.403 | 219.464 | 214.456 | 207.519 | 210.205 | 208.582 |
hbo | 537.064 | 500.023 | 381.490 | 186.327 | 56.245 | 38.533 | 33.683 |
wo | 335.402 | 275.193 | 160.529 | 117.849 | 68.312 | 35.136 | 30.286 |
Totaal | 1.210.960 | 1.084.608 | 840.285 | 595.990 | 409.145 | 363.934 | 352.268 |
Bron 2018: realisatiegegevens DUO; Bron 2019–2024: ramingsmodel SF
Toelichting:
In tabel 11.5 worden de geraamde relevante uitgaven voor de basisbeurs gepresenteerd. De hoogte van de basisbeurs is genormeerd en wordt verstrekt gedurende de nominale studieduur. Als gevolg van de invoering van het studievoorschot dalen de omzettingen van prestatiebeurs naar gift in het ho.
Aanvullende beurs
In de studiefinanciering wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders kunnen leveren aan de opleiding van hun kinderen. Daarom wordt rekening gehouden met een zogenoemde ouderlijke bijdrage. In het geval dat ouders onvoldoende inkomen hebben om die bijdrage te leveren, hebben studenten een extra financiële belemmering te overwinnen. Om deze belemmering weg te nemen wordt aan hen een aanvullende beurs verstrekt die afhankelijk is van het ouderlijk inkomen.
Studenten in de bol niveau 1 en 2 met recht op aanvullende beurs krijgen dit direct als gift, aangezien zij nog geen startkwalificatie hebben bereikt.
Studenten in de bol niveau 3 en 4 en in het ho met recht op aanvullende beurs vallen onder het prestatiebeursregime. De eerste 5 maanden krijgen de studenten in het ho de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Studenten in de bol niveau 3 en 4 krijgen de eerste 12 maanden de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Na deze periode wordt de aanvullende beurs uitgekeerd onder het prestatiebeursregime.
Voor studenten die onder het studievoorschot vallen is de maximale aanvullende beurs hoger dan voor studenten die hier (nog) niet onder vallen.
2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
bol | 110.724 | 107.800 | 103.000 | 102.100 | 102.900 | 102.600 | 101.900 |
hbo | 88.466 | 88.700 | 87.500 | 86.500 | 85.500 | 84.500 | 83.300 |
wo | 30.127 | 31.100 | 31.900 | 32.700 | 33.500 | 34.200 | 34.800 |
Totaal | 229.317 | 227.600 | 222.400 | 221.300 | 221.900 | 221.300 | 220.000 |
Bron 2018: realisatiegegevens DUO; Bron 2019–2024: ramingsmodel SF
Toelichting:
Deze tabel laat het aantal studenten met een aanvullende beurs zien. In de bol wordt relatief vaker een beroep gedaan op de aanvullende beurs dan in het hbo en in het hbo relatief vaker dan in het wo.
2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Uitbetaalde aanvullende beurs gift | 283.500 | 286.012 | 274.872 | 275.216 | 275.776 | 273.760 | 271.083 |
bol | 228.931 | 230.500 | 219.608 | 219.712 | 220.490 | 218.721 | 216.411 |
hbo | 43.321 | 43.984 | 43.417 | 43.277 | 42.780 | 42.276 | 41.688 |
wo | 11.248 | 11.528 | 11.847 | 12.227 | 12.506 | 12.763 | 12.984 |
Naar gift omgezette aanvullende beurs prestatiebeurs | 388.609 | 378.570 | 399.685 | 418.350 | 431.824 | 439.967 | 446.806 |
bol | 164.215 | 153.976 | 154.722 | 153.886 | 150.475 | 147.143 | 146.292 |
hbo | 164.179 | 164.249 | 178.108 | 192.676 | 205.227 | 214.213 | 219.854 |
wo | 60.215 | 60.345 | 66.855 | 71.788 | 76.122 | 78.611 | 80.660 |
Totaal | 672.109 | 664.582 | 674.557 | 693.566 | 707.600 | 713.727 | 717.889 |
Bron 2018: realisatiegegevens DUO; Bron 2019–2024: ramingsmodel SF
Toelichting:
In de tabel 11.7 worden de geraamde relevante uitgaven voor de aanvullende beurs gepresenteerd. De hoogte van de aanvullende beurs is genormeerd.
Voor studenten in het hoger onderwijs die niet onder het studievoorschot vallen is de aanvullende beurs naast het inkomen van de ouders onder andere afhankelijk van de woonsituatie van de studerende; thuis- of uitwonend, maximaal respectievelijk € 260,96 of € 283,11 (zie tabel 11.1).
De hoogte van de maximale aanvullende beurs voor studenten die onder het studievoorschot vallen is € 396,39. De woonsituatie van de studerende (thuis- of uitwonend) is dan niet langer bepalend voor de hoogte van de aanvullende beurs.
Het verloop van deze uitgaven is voor een groot deel afhankelijk van de prijsontwikkeling. Daarnaast is de ontwikkeling in het aantal studenten met minder draagkrachtige ouders en de deelname aan het onderwijs hier van invloed, en spelen exogene factoren een rol, zoals de ontwikkeling van de conjunctuur en de daarmee samenhangende inkomensontwikkeling.
Reisvoorziening
Als onderdeel van het stelsel van studiefinanciering, draagt een reisvoorziening bij aan de toegankelijkheid van het onderwijs. Meer in het bijzonder is het doel van de reisvoorziening om studenten te faciliteren in het reizen van huis naar de onderwijsinstelling en van huis naar de stageplaatsen.
2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Aantal gebruikers van het reisrecht | 782.943 | 779.400 | 770.600 | 770.100 | 771.500 | 770.900 | 769.700 |
bol minderjarig | 109.345 | 108.200 | 107.000 | 105.900 | 103.700 | 102.100 | 102.000 |
bol | 215.032 | 209.200 | 200.000 | 198.600 | 200.400 | 200.000 | 198.700 |
ho | 458.566 | 462.000 | 463.600 | 465.600 | 467.400 | 468.800 | 469.000 |
Aantal RBS | 19.314 | 19.500 | 19.600 | 19.700 | 19.800 | 19.900 | 20.000 |
bol | 2.992 | 2.900 | 2.800 | 2.800 | 2.800 | 2.800 | 2.800 |
ho | 16.322 | 16.600 | 16.800 | 16.900 | 17.000 | 17.100 | 17.200 |
Totaal | 802.257 | 798.900 | 790.200 | 789.800 | 791.300 | 790.800 | 789.700 |
Bron 2018: realisatiegegevens DUO; Bron 2019–2024: ramingsmodel SF
Toelichting:
De reisvoorziening kan in twee vormen worden toegekend: een reisproduct op een persoonlijke ov-chipkaart (week- of weekendabonnement) of een financiële vergoeding voor studenten die studeren in het buitenland (reisvergoeding buitenland studerenden, RBS).
Voltijdstudenten in het ho kunnen gebruik maken van de reisvoorziening voor de duur van de nominale studie en één uitloopjaar. Studenten in de bol kunnen gebruik maken van de reisvoorziening voor de duur van de nominale studie en drie uitloopjaren. Per 1 januari 2017 hebben ook minderjarige studenten in de bol recht op de reisvoorziening.
De reisvoorziening is onderdeel van de prestatiebeurs voor studenten in de bol niveau 3 en 4 en voor studenten in het ho. Voor studenten in de bol niveau 1 en 2 wordt de reisvoorziening direct als gift verstrekt.
2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Uitbetaalde reisvoorziening gift | 70.219 | 66.746 | 67.223 | 68.055 | 69.223 | 70.152 | 71.252 |
bol | 58.064 | 59.950 | 60.180 | 60.857 | 61.870 | 62.646 | 63.608 |
ho | 12.154 | 6.796 | 7.043 | 7.197 | 7.353 | 7.505 | 7.644 |
Naar gift omgezette reisvoorziening prestatiebeurs | 695.785 | 666.337 | 699.828 | 731.692 | 747.318 | 771.306 | 790.144 |
bol | 199.917 | 191.015 | 230.543 | 263.024 | 278.245 | 291.104 | 296.529 |
ho | 495.868 | 475.322 | 469.285 | 468.668 | 469.073 | 480.201 | 493.615 |
Bijdrage studerenden aan OV-contract | – 857.909 | – 876.723 | – 896.097 | – 911.816 | – 930.546 | – 947.322 | – 963.682 |
bol | – 346.466 | – 351.675 | – 352.388 | – 356.448 | – 362.997 | – 367.842 | – 373.429 |
ho | – 511.442 | – 525.048 | – 543.709 | – 555.368 | – 567.549 | – 579.480 | – 590.253 |
Kosten contract OV-bedrijven | 1.723.502 | 957.396 | 672.007 | 344.538 | 997.220 | 1.012.807 | 1.031.634 |
Totaal reisvoorziening | 1.631.598 | 813.756 | 542.961 | 232.469 | 883.214 | 906.943 | 929.347 |
Bron 2018: realisatiegegevens DUO; Bron 2019–2024: ramingsmodel SF
Toelichting:
Bij de kosten contract OV-bedrijven is in 2018 een veel hoger bedrag uitgegeven dan in de overige jaren en in 2020 en 2021 een veel lager bedrag dan in de overige jaren. Dit heeft te maken met een aantal kasschuiven. Voor de betaling van het reisproduct aan vervoerbedrijven heeft een kasschuif van 2018 naar 2016 van € 44 miljoen plaatsgevonden. Tevens zorgt een aantal kasschuiven per saldo voor een schuif van € 425 miljoen van 2020 naar 2018 en van € 425 miljoen van 2021 naar 2018. Daarnaast is er een kasschuif van 19,5 miljoen van 2019 naar 2018 en van 50 miljoen van 2020 naar 2019. Als laatste is er een kasschuif van € 200 miljoen van 2021 naar 2020. Contractueel is vastgelegd dat OCW de vergoeding voor de OV-studentenkaart uiterlijk medio januari van het betreffende jaar aan de vervoerbedrijven betaalt. Door de betaling aan de vervoerbedrijven (gedeeltelijk) al aan het eind van het voorafgaande jaar in plaats van aan het begin van het betreffende jaar te doen, kan zonder af te wijken van de afspraken met de vervoerbedrijven een bijdrage worden geleverd aan de optimalisering van de kasritmes van de staat over de jaren heen.
Overige uitgaven
De geraamde overige uitgaven omvatten voornamelijk technische posten, waaronder achterstallige rechten en boekingen tussen relevante en niet-relevante uitgaven en kwijtscheldingen.
Leningen
Onder de niet-relevante uitgaven vallen de uitgaven die niet relevant zijn voor het EMU-saldo, maar wel doorwerken op de EMU-schuld. Het betreft hier de prestatiebeurzen, de rentedragende leningen, het collegegeldkrediet en het leven lang leren krediet.
Basisbeurs
Studenten in de bol niveau 3 en 4 en in het ho hebben recht op een basisbeurs onder het prestatiebeursregime. Sinds het studiejaar 2015/2016 geldt voor nieuwe studenten in het hoger onderwijs het studievoorschot.
2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Uitbetaalde basisbeurs | 413.927 | 285.289 | 242.528 | 235.421 | 234.910 | 233.680 | 230.700 |
bol | 238.488 | 234.355 | 224.737 | 223.780 | 226.551 | 226.969 | 226.077 |
hbo | 158.613 | 41.661 | 14.464 | 9.472 | 6.820 | 5.477 | 4.012 |
wo | 16.826 | 9.273 | 3.327 | 2.169 | 1.539 | 1.234 | 611 |
Naar gift omgezette basisbeurs prestatiebeurs | – 1.122.649 | – 999.619 | – 756.483 | – 518.632 | – 312.076 | – 238.874 | – 232.551 |
bol | – 250.183 | – 224.403 | – 219.464 | – 214.456 | – 207.519 | – 210.205 | – 208.582 |
hbo | – 537.064 | – 500.023 | – 381.490 | – 186.327 | – 41.245 | – 8.533 | – 3.683 |
wo | – 335.402 | – 275.193 | – 155.529 | – 117.849 | – 63.312 | – 20.136 | – 20.286 |
Naar lening omgezette basisbeurs prestatiebeurs | 990 | – 78.400 | – 94.080 | – 109.760 | – 125.440 | – 141.120 | – 156.800 |
bol | – 2 | – 6.400 | – 7.680 | – 8.960 | – 10.240 | – 11.520 | – 12.800 |
hbo | 152 | – 50.000 | – 60.000 | – 70.000 | – 80.000 | – 90.000 | – 100.000 |
wo | 840 | – 22.000 | – 26.400 | – 30.800 | – 35.200 | – 39.600 | – 44.000 |
Totaal | – 707.732 | – 792.730 | – 608.035 | – 392.971 | – 202.606 | – 146.314 | – 158.651 |
Bron 2018: realisatiegegevens DUO; Bron 2019–2024: ramingsmodel SF
Toelichting:
In tabel 11.10 worden de geraamde niet-relevante uitgaven voor de basisbeurs gepresenteerd. Als gevolg van de invoering van het studievoorschot daalt het aantal toekenningen in het hbo en wo vanaf 2015. Met de invoering van het Programma Vernieuwing Studiefinanciering (PVS) vindt de omzetting van prestatiebeurs naar lening op een later moment plaats. Voorheen werd een prestatiebeurs naar lening omgezet als een student gestopt was met de studie. Nu wordt een prestatiebeurs naar lening omgezet als een student uit de diplomatermijn van 10 jaar loopt, zodat er later bij het behalen van een diploma niet alsnog hoeft te worden omgezet en moet worden verrekend met eventueel betaalde termijnen. Dit zorgt ervoor dat er een oplopende trend zit in de omzettingen van prestatiebeurs naar lening, die ook terug te zien is bij de aanvullende beurs en de reisvoorziening.
Aanvullende beurs
Studenten in de bol niveau 3 en 4 en het ho met recht op aanvullende beurs vallen onder het prestatiebeursregime. De eerste 5 maanden krijgen de studenten in het ho de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Studenten in de bol niveau 3 en 4 krijgen de eerste 12 maanden de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Na deze periode wordt de aanvullende beurs uitgekeerd onder het prestatiebeursregime.
2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Uitbetaalde aanvullende beurs | 524.837 | 549.487 | 544.677 | 543.956 | 545.521 | 545.039 | 542.780 |
bol | 164.272 | 162.209 | 155.552 | 154.892 | 156.808 | 157.097 | 156.480 |
hbo | 262.252 | 282.811 | 281.539 | 278.729 | 275.790 | 272.659 | 268.978 |
wo | 98.313 | 104.467 | 107.586 | 110.335 | 112.923 | 115.283 | 117.322 |
Naar gift omgezette aanvullende beurs prestatiebeurs | – 388.609 | – 378.570 | – 399.685 | – 418.350 | – 431.824 | – 439.967 | – 446.806 |
bol | – 164.215 | – 153.976 | – 154.722 | – 153.886 | – 150.475 | – 147.143 | – 146.292 |
hbo | – 164.179 | – 164.249 | – 178.108 | – 192.676 | – 205.227 | – 214.213 | – 219.854 |
wo | – 60.215 | – 60.345 | – 66.855 | – 71.788 | – 76.122 | – 78.611 | – 80.660 |
Naar lening omgezette aanvullende beurs prestatiebeurs | 196 | – 25.000 | – 29.800 | – 34.600 | – 39.400 | – 44.200 | – 49.000 |
bol | – 4 | – 10.168 | – 12.168 | – 14.168 | – 16.168 | – 18.168 | – 20.168 |
hbo | 36 | – 10.847 | – 12.847 | – 14.847 | – 16.847 | – 18.847 | – 20.847 |
wo | 164 | – 3.985 | – 4.785 | – 5.585 | – 6.385 | – 7.185 | – 7.985 |
Totaal | 136.424 | 145.917 | 115.192 | 91.006 | 74.297 | 60.872 | 46.974 |
Bron 2018: realisatiegegevens DUO; Bron 2019–2024: ramingsmodel SF
Toelichting:
In de tabel 11.11 worden de geraamde niet-relevante uitgaven voor de aanvullende beurs gepresenteerd. Het verloop van deze uitgaven is voor een groot deel afhankelijk van de prijsontwikkeling. Daarnaast is de ontwikkeling in het aantal studenten met minder draagkrachtige ouders en de deelname aan het onderwijs hier van invloed, en spelen exogene factoren een rol, zoals de ontwikkeling van de conjunctuur en de daarmee samenhangende inkomensontwikkeling.
Reisvoorziening
2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Uitbetaalde reisvoorziening | 810.274 | 812.283 | 831.167 | 846.078 | 863.693 | 879.573 | 894.860 |
bol | 292.105 | 293.800 | 294.266 | 297.669 | 303.256 | 307.355 | 312.004 |
ho | 518.169 | 518.483 | 536.901 | 548.409 | 560.437 | 572.218 | 582.856 |
Naar gift omgezette reisvoorziening prestatiebeurs | – 695.785 | – 666.337 | – 699.828 | – 731.692 | – 747.318 | – 771.305 | – 790.144 |
bol | – 199.917 | – 191.015 | – 230.543 | – 263.024 | – 278.245 | – 291.104 | – 296.529 |
ho | – 495.868 | – 475.322 | – 469.285 | – 468.668 | – 469.073 | – 480.201 | – 493.615 |
Naar lening omgezette reisvoorziening prestatiebeurs | 9 | – 27.500 | – 33.000 | – 38.500 | – 44.000 | – 49.500 | – 55.000 |
bol | 0 | – 2.500 | – 3.000 | – 3.500 | – 4.000 | – 4.500 | – 5.000 |
ho | 9 | – 25.000 | – 30.000 | – 35.000 | – 40.000 | – 45.000 | – 50.000 |
Totaal reisvoorziening | 114.498 | 118.446 | 98.339 | 75.886 | 72.374 | 58.767 | 49.716 |
Bron 2018: realisatiegegevens DUO; Bron 2019–2024: ramingsmodel SF
Toelichting:
In de tabel 11.12 worden de geraamde niet-relevante uitgaven voor de reisvoorziening gepresenteerd.
2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Rentedragende lening | 2.459.989 | 2.856.066 | 2.924.417 | 2.982.094 | 3.035.091 | 3.088.587 | 3.119.919 |
Collegegeldkrediet | 352.355 | 363.363 | 353.530 | 366.405 | 371.260 | 375.746 | 379.290 |
Leven lang leren krediet | 20.191 | 35.000 | 45.000 | 50.000 | 50.000 | 50.000 | 50.000 |
Totaal | 2.832.535 | 3.254.429 | 3.322.947 | 3.398.499 | 3.456.351 | 3.514.333 | 3.549.209 |
Bron 2018: realisatiegegevens DUO; Bron 2019–2024: ramingsmodel SF
Toelichting:
Het totale bedrag dat wordt geleend stijgt jaarlijks vanwege onder andere hogere studentenaantallen en hogere gerealiseerde leningen. Het collegegeldkrediet loopt in 2020 iets terug vanwege de wetsaanpassing collegegeld halvering. Het maximaal aan te vragen collegegeldkrediet voor eerstejaarsstudenten wordt per collegejaar 2020–2021 ook gehalveerd.
Bijdrage aan agentschappen
De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.
Ontvangsten
Leningen worden terugbetaald naar draagkracht. Wie gelet op zijn of haar inkomen niet kan terugbetalen, hoeft niet of minder terug te betalen. Voor wie bewust leent, is de studielening hiermee een veilig instrument voor de financiering van onderwijs.
2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Ontvangen rente | 93.903 | 87.778 | 89.518 | 106.466 | 125.034 | 141.971 | 150.468 |
Overige ontvangsten | 58.870 | 55.245 | 50.017 | 44.805 | 39.607 | 34.506 | 34.425 |
Renteloos voorschot en relevante rentedragende lening | 1.197 | 1.149 | 1.021 | 909 | 811 | 730 | 659 |
Kortlopende vorderingen | 57.673 | 54.096 | 48.996 | 43.896 | 38.796 | 33.776 | 33.766 |
Totaal relevante ontvangsten | 152.773 | 143.023 | 139.535 | 151.271 | 164.641 | 176.477 | 184.893 |
Bron 2018: realisatiegegevens DUO; Bron 2019–2024: ramingsmodel SF
Toelichting:
De relevante ontvangsten bestaan uit verschillende posten, waarvan de ontvangen rente de grootste is. De overige relevante ontvangsten bestaan voor het grootste deel uit kortlopende vorderingen, die ontstaan doordat onterecht ontvangen studiefinanciering wordt teruggevorderd. De relevante rentedragende lening betreft leningen van vóór 1992; het renteloze voorschot betreft voornamelijk studieleningen die zijn verstrekt vóór 1986 en waarover geen rente verschuldigd is.
2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Hoofdsom (NR) | 693.534 | 742.225 | 796.614 | 854.504 | 912.253 | 975.092 | 1.038.348 |
Totaal niet-relevante ontvangsten | 693.534 | 742.225 | 796.614 | 854.504 | 912.253 | 975.092 | 1.038.348 |
Bron 2018: realisatiegegevens DUO; Bron 2019–2024: ramingsmodel SF
Toelichting:
De niet-relevante ontvangsten ontstaan door terugbetaling van de hoofdsom op studieleningen. De ontvangsten nemen de komende jaren toe, omdat er in eerdere jaren meer is geleend.