Base description which applies to whole site

3.3 Art.nr. 4 Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

A. Algemene doelstelling

Het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie zorgen ervoor dat studenten hun talenten maximaal kunnen ontplooien en volwaardig kunnen deelnemen aan de samenleving. Studenten worden voorbereid op passend vervolgonderwijs en/of een positie op de arbeidsmarkt die optimaal aansluit bij hun talenten.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor een stelsel van middelbaar onderwijs dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten en de ambities van individuele studenten en bij de behoeftes van de maatschappij. De sector beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (bve) omvat het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en de volwasseneneducatie. Het middelbaar beroepsonderwijs heeft een belangrijke maatschappelijke en economische functie. Het is een leverancier van werknemers voor de arbeidsmarkt en draagt zorg voor dat studenten adequaat worden voorbereid op deelname aan de maatschappij. Ook is het een schakel tussen het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs en het hoger beroepsonderwijs.

Financieren: De Minister is verantwoordelijk voor de financiering van het middelbaar onderwijs door lumpsumbekostiging van de onderwijsinstellingen. Hierdoor wordt de toegankelijkheid van het onderwijs gewaarborgd.

Stimuleren: De Minister stimuleert specifieke beleidsonderwerpen door het verstrekken van aanvullende bekostiging, subsidies, en de inzet van andere instrumenten zoals overleg, voorlichting, kwaliteitsafspraken en wet- en regelgeving.

Regisseren: De Minister vult haar verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs in, via een regisserende rol. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving; de Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de naleving.

Kengetallen

Tabel 4.1 Kengetallen
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

1

Percentage studenten in het mbo dat zich uitgedaagd voelt1

37%

38%

37%

         

2

Studenttevredenheid2

               
 

Cijfer opleiding

7,0

 

7,1

         
 

Cijfer instelling

6,6

 

6,7

         
 

% tevreden over school en studie

   

62%3

         
1

Bron: ROA

2

Bron: JOB-monitor. Dit kengetal wordt twee jaarlijks gemeten

3

Vanwege een ander vraagstelling over de tevredenheid is het cijfer voor 2018 niet vergelijkbaar met eerder jaren en wordt deze niet getoond.

Tabel 4.2 Studenten mbo
   

2019

2020

2021

2022

2023

2024

1.

Aantal mbo-studenten (incl. «groen onderwijs», excl vavo1

497.300

493.700

486.000

476.700

467.900

461.100

 

Bol

358.800

352.700

353.600

351.400

349.200

348.200

 

Bbl

138.500

141.000

132.400

125.300

118.700

112.900

 

Vavo

8.700

8.500

8.200

8.000

7.800

7.600

Bron: OCW-Referentieraming 2019

2.

Onderwijsuitgaven per mbo-student (x € 1.000)2

8,4

8,4

8,4

8,1

9,1

8,7

1

(Sub)totalen geven een kleine afwijking door het afronden van de aantallen.

2

De onderwijsuitgaven per student zijn berekend door de middelen voor het instrument bekostiging te delen door het ongewogen aantal mbo-studenten uit de referentieraming 2019. Vanaf 2018 zijn ook de studenten die groen onderwijs volgen meegenomen in deze berekening, want vanaf 2018 staan ook alle middelen voor groen mbo-onderwijs op dit artikel.

Toelichting:

In 2022 dalen de onderwijsuitgaven per student naar € 8.100 en in 2023 stijgen de onderwijsuitgaven per student naar € 9.100. Dit komt doordat het resultaatafhankelijk budget voor 2022 van € 200 miljoen doorgeschoven is naar 2023. Dit is conform de afspraken in het Bestuursakkoord mbo 2018–2022. Uitbetaling van het resultaatafhankelijk budget kan pas plaatsvinden in 2023 na de eindbeoordeling van de Kwaliteitsafspraken mbo 2019–2022 door de onafhankelijke adviescommissie kwaliteitsafspraken. Zonder deze kasschuif van € 200 miljoen zijn de gemiddelde onderwijsuitgaven per student in 2022 en 2023 € 8.600.

C. Beleidswijzigingen

Met de mbo-sector is het «Bestuursakkoord 2018–2022 Trots, vertrouwen en lef» afgesloten. Het Bestuursakkoord bevat de gezamenlijke ambities voor het mbo. Voortbouwend op de uitgangpunten uit het bestuursakkoord hebben alle mbo-instellingen eind 2018 een kwaliteitsagenda ingediend die moeten leiden tot een duidelijke verbetering voor studenten en de regionale partners van de instelling. Studenten en docenten en externe stakeholders (bedrijfsleven, regionale overheden, andere onderwijsinstellingen) zijn actief betrokken geweest bij het opstellen en de uitvoering van de kwaliteitsagenda. Daarbij is er aandacht voor drie landelijke speerpunten: onderwijs dat voorbereidt op de arbeidsmarkt van de toekomst, gelijke kansen in het onderwijs (waaronder goede doorlopende leerlijnen) en jongeren en (jong)volwassenen in een kwetsbare positie. De kwaliteitsagenda’s zijn in het voorjaar 2019 door de Minister goedgekeurd.

OCW werkt aan het versterken van de randvoorwaarden voor een leven lang ontwikkelen. Dit doet OCW samen met andere departementen, sociale partners, onderwijsinstellingen en andere stakeholders. Een van de randvoorwaarden waar aan wordt gewerkt is een digitaal overzicht dat inzichtelijk maakt welke scholingsmogelijkheden een individu heeft. Om meer maatwerk voor volwassenen te creëren zal de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) met de mbo-instellingen verder werken aan het ontwikkelen van certificaten voor beroepsgerichte onderdelen van kwalificaties. Ook worden samen met het Ministerie van SZW pilots praktijkleren gestart.

Ook in 2020 zijn er weer twee toekenningsrondes voor het regionaal investeringsfonds mbo (RIF). Via het RIF wordt de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt bevorderd. Sinds 2019 kunnen instellingen – naast nieuwe aanvragen – ook subsidie aanvragen voor het opschalen van lopende projecten.

In het licht van de daling van de studentenaantallen zal werk worden gemaakt van een helder en duidelijk wettelijk kader, waarbinnen instellingen zelf antwoorden kunnen formuleren op de uitdagingen van deze daling. Hierbij wordt onder meer werk gemaakt van de fusie met behoud van eigenheid en zal worden gekeken naar het verstevigen van de positie van het specialistisch (groen) beroepsonderwijs (met hierbij nadrukkelijk aandacht voor de versterking van de koppeling tussen vmbo en mbo).

D. Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 4.3 Budgettaire gevolgen van beleid art. 4 (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Verplichtingen

4.424.079

5.255.576

4.413.277

4.746.362

4.517.752

4.867.819

4.660.962

Waarvan garantieverplichtingen

110.994

– 17.809

Waarvan overig

4.313.085

5.273.385

         

Totale uitgaven

4.601.918

4.672.996

4.680.116

4.787.894

4.536.512

4.928.113

4.685.282

Waarvan juridisch verplicht (%)

 

99,69%

               

Bekostiging

4.151.144

4.222.502

4.218.881

4.147.071

3.902.939

4.306.537

4.070.563

Hoofdbekostiging

3.607.090

3.689.495

3.673.340

3.604.265

3.560.483

3.534.121

3.497.847

 

– 

Bekostiging mbo-instellingen1

3.537.697

3.617.175

3.600.720

3.531.675

3.487.993

3.461.601

3.425.327

 

– 

Bekostiging Caribisch Nederland

5.491

6.920

7.220

7.190

7.090

7.120

7.120

 

– 

Bekostiging vavo

63.902

65.400

65.400

65.400

65.400

65.400

65.400

Kwaliteitsafspraken

399.635

417.800

440.000

440.000

240.000

645.000

445.000

 

– 

Investeringbudget

196.069

381.300

440.000

240.000

240.000

245.000

245.000

 

– 

Resultaatafhankelijk budget

203.566

36.500

0

200.000

0

400.000

200.000

Aanvullende bekostiging

144.419

115.207

105.541

102.806

102.456

127.416

127.716

 

– 

Regionaal Investeringsfonds

22.729

22.078

23.075

22.256

21.906

46.866

47.166

 

– 

Salarismix Randstadregio's

47.591

48.529

50.000

50.000

50.000

50.000

50.000

 

– 

Regionaal Programma

30.400

30.400

30.466

30.550

30.550

30.550

30.550

 

– 

Tegemoetkoming schoolkosten MBO

10.000

10.000

0

0

0

0

0

 

– 

Gelijke kansen

18.761

4.200

2.000

0

0

0

0

 

– 

Schoolmaatschappelijk werk in het mbo

14.938

0

0

0

0

0

0

Subsidies

246.410

246.400

255.647

436.466

429.519

417.625

411.275

 

– 

Subsidieregeling praktijkleren

201.500

204.048

212.600

206.600

201.600

197.600

194.600

 

– 

Leven Lang Ontwikkelen

0

2.390

11.750

194.525

194.625

187.375

187.375

 

– 

Actieplan Laaggeletterdheid/Tel mee met Taal

22.780

20.000

14.500

16.000

15.450

14.850

14.200

 

– 

Loopbaanorientatie

2.949

2.253

1.275

1.275

1.300

1.300

1.300

 

Vakwedstrijden MBO

0

0

3.200

4.100

4.100

4.100

900

 

– 

ROC Leiden

525

0

0

0

0

0

0

 

– 

Overige subsidies

18.656

17.709

12.322

13.966

12.444

12.400

12.900

Opdrachten

8.573

3.300

4.990

5.118

4.761

4.757

4.206

 

– 

In- en uitbesteding

4.228

3.300

4.990

5.118

4.761

4.757

4.206

 

– 

Caribisch Nederland2

4.345

0

0

0

0

0

0

Bijdrage aan agentschappen

21.108

18.519

19.334

18.774

18.824

18.725

18.769

 

– 

Dienst Uitvoering Onderwijs

18.312

15.519

16.334

15.774

15.824

15.725

15.769

 

– 

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

2.796

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

54.910

56.517

66.399

65.600

65.604

65.604

65.604

 

– 

College voor Toetsen en Examens

0

0

6.893

6.893

6.893

6.893

6.893

 

– 

Wet SLOA

0

1.706

3.273

3.273

3.273

3.273

3.273

 

– 

SBB

54.910

54.811

56.233

55.434

55.438

55.438

55.438

Bijdrage aan medeoverheden

119.773

125.758

114.865

114.865

114.865

114.865

114.865

 

RMC's

35.309

35.309

35.309

35.309

35.309

35.309

35.309

 

– 

Educatie

60.391

60.356

60.356

60.356

60.356

60.356

60.356

 

– 

Regionaal Programma

22.593

18.458

19.200

19.200

19.200

19.200

19.200

 

– 

Caribisch Nederland2

1.480

11.635

0

0

0

0

0

Ontvangsten

6.742

4.000

4.000

3.000

3.000

3.000

3.000

1

Vanaf 2018 inclusief de bekostiging van het groen mbo-onderwijs.

2

Dit is inclusief verbetermiddelen Caribisch Nederland.

Vanaf 2020 worden deze middelen overgeheveld naar artikel 1 primair onderwijs.

Budgetflexibiliteit

Van het totale budget voor artikel 4 is in 2020 99,7 procent juridisch verplicht.

Bekostiging

Het beschikbare budget voor 2020 is 100 procent juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de betalingen aan mbo-instellingen (inclusief Caribisch Nederland). In de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB), het Uitvoeringsbesluit WEB (UWEB) en regelingen zijn de bepalingen, bedragen en percentages opgenomen op basis waarvan de rijksbijdrage en aanvullende bekostiging wordt berekend.

Subsidies

Van het beschikbare budget is in 2020 95 procent juridisch verplicht. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de subsidiebijlage.

Opdrachten

Van het beschikbare budget is in 2020 75 procent juridisch verplicht.

Bijdrage aan agentschappen

Het budget voor 2020 is 100 procent juridisch verplicht. Op basis van managementafspraken tussen bestuursdepartement en DUO zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar. In de subsidieregeling praktijkleren is geregeld dat deze regeling door het RVO wordt uitgevoerd.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

Het budget voor 2020 is voor 100 procent juridisch verplicht. Deze middelen zijn bestemd voor de uitvoering van de wettelijke taken van de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) en (de ontwikkeling van) centrale examens Nederlandse taal, rekenen en Engels door het Centraal Instituut voor Toets Ontwikkeling (CITO) en het College voor Toetsen en Examens (CvTE).

Bijdrage aan medeoverheden

Van het beschikbare budget is in 2020 99 procent juridisch verplicht.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Bekostiging

Hoofdbekostiging

Bekostiging mbo-instellingen

De rijksbijdrage die de mbo-instellingen ontvangen, is gebaseerd op de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) en de nadere uitwerking in het Uitvoeringsbesluit WEB.

Het landelijk budget dat beschikbaar is voor het beroepsonderwijs wordt verdeeld in een budget voor entreeopleidingen en een budget voor de niveaus 2 tot en met 4. Het budget voor de entreeopleidingen wordt verdeeld over de mbo-instellingen naar rato van het aantal ingeschreven studenten. Het budget voor de niveaus 2 tot en met 4 wordt verdeeld naar rato van het aantal ingeschreven studenten en het aantal afgegeven diploma’s van elke instelling. De mate waarop een student meetelt, is afhankelijk van de leerweg (bol of bbl) en de opleiding (in dit geval de prijsfactor van de opleiding). Per 1 januari 2019 is de cascadebekostiging afgeschaft, dat betekent dat de verblijfsduur van een student niet meer meetelt bij de verdeling van het budget hetgeen de kansengelijkheid bevordert. Door het afschaffen van de cascadebekostiging vindt een herverdeling plaats van de rijksbijdrage. Om instellingen de gelegenheid te geven toe te groeien naar de nieuwe situatie is voorzien in een overgangsbekostiging van drie jaar. Vanaf 2022 zal er dus geen overgangsbekostiging meer zijn.

De regeling tegemoetkoming studiekosten loopt tot en met het studiejaar 2019–2020. De beschikbare middelen zullen vanaf 2020 worden toegevoegd aan de lumpsum bekostiging van de instellingen voor het inrichten van een mbo-studentenfonds. Een wetsvoorstel waarin dit fonds wettelijk wordt verankerd, is in de zomer van 2019 ingediend en beoogd wordt dat dit wetsvoorstel per 1-8-2020 in werking treedt.

Bekostiging Caribisch Nederland

In Caribisch Nederland wordt op alle drie de eilanden, Bonaire, St. Eustatius en Saba (BES eilanden) middelbaar beroepsonderwijs aangeboden. Op de twee bovenwinds gelegen eilanden (St. Eustatius en Saba) wordt alleen een beperkt aantal entreeopleidingen en opleidingen op niveau 2 aangeboden. Op het benedenwinds gelegen eiland Bonaire worden op alle mbo-niveaus opleidingen aangeboden. De beschikbare middelen zijn bedoeld om de instellingen in Caribisch Nederland via lumpsumbekostiging te financieren voor de studenten die middelbaar beroepsonderwijs volgen.

Bekostiging voortgezet algemeen volwassenonderwijs (vavo)

Voor de verdeling van de beschikbare middelen (Stb 2014, 148) voor het vavo wordt gebruik gemaakt van drie maatstaven, namelijk: het aantal ingeschreven studenten, het aantal vakken dat door studenten met een voldoende is afgesloten en het aantal afgegeven diploma’s.

Kwaliteitsafspraken

Investeringsbudget

De mbo-instellingen hebben over de periode 2019–2022 afspraken gemaakt met de Minister van OCW om de onderwijskwaliteit van de instelling te verhogen. Deze afspraken zijn vastgelegd in de kwaliteitsagenda van de mbo-instelling. Mbo-instellingen hebben daarbij veel ruimte om eigen doelen te bepalen en daarbij concreet aan de slag te gaan met hun eigen specifieke regionale situatie. Daarnaast zijn er drie landelijke speerpunten: jongeren in kwetsbare positie, gelijke kansen en opleiden voor de arbeidsmarkt van de toekomst. De onafhankelijke commissie kwaliteitsafspraken mbo heeft de kwaliteitsafspraken beoordeeld en alle agenda’s goedgekeurd. Alle instellingen ontvangen daardoor geld uit het investeringsdeel van het budget voor de kwaliteitsafspraken voor de financiering van de maatregelen uit de kwaliteitsagenda’s.

Resultaatafhankelijk budget

Het resultaatafhankelijke deel van het budget voor de kwaliteitsafspraken wordt verdeeld onder de instellingen die de gestelde doelen in de kwaliteitsagenda in voldoende mate hebben gehaald. In 2021 vindt een tussentijdse beoordeling plaats van de voortgang in de jaren 2019 en 2020. In de 2023 vindt een eindbeoordeling plaats over de gehele periode 2019–2022.

Aanvullende bekostiging

Regionaal investeringsfonds

Met het Regionaal investeringsfonds mbo worden sinds 2014 middelen beschikbaar gesteld voor duurzame publiek-private samenwerking (pps) in het beroepsonderwijs. Mbo-instellingen, bedrijfsleven en bijvoorbeeld regionale overheden kunnen samen een aanvraag indienen. Die aanvraag moet bijdragen aan een betere aansluiting van beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt. Bovendien moeten bedrijfsleven en regionale overheden in de desbetreffende regio de subsidie aanvullen met een financiële bijdrage. Voor de periode 2019–2022 wordt het fonds voortgezet zodat aangesloten wordt bij de actuele uitdagingen van het mbo. Voor de nieuwe regeling Regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022 wordt in totaal € 100 miljoen beschikbaar gesteld, waarvan € 25 miljoen in 2020.

Salarismix

In het Actieplan Leerkracht van Nederland zijn afspraken vastgelegd over de ambities op het gebied van professionalisering en de versterking van de salarismix in de zogenaamde Randstadregio’s. In deze regio’s kennen scholen een grotere beloningsachterstand ten opzichte van de marktsector, een grotere arbeidsmarktproblematiek en (een optelsom van) grootstedelijke problemen. Daarom zijn aanvullend op de lumpsum, middelen beschikbaar gesteld om tot een versterking van de salarismix te komen. Aan de hand van behaalde competenties zijn docenten daardoor benoemd in een hogere schaal.

Regionaal Programma

De urgentie om schooluitval aan te pakken blijft onverminderd hoog. Daarom heeft de aanpak van vsv in 2016 een krachtig vervolg gekregen, met een doelstelling van maximaal 20.000 nieuwe vsv’ers per jaar in 2021 (gemeten over schooljaar 2019/2020). In elk van de 39 RMC-regio’s (RMC staat voor Regionale Meld- en Coördinatiefunctie) voeren scholen en gemeenten samen hun huidig vierjarig regionaal programma uit met maatregelen voor de aanpak van vsv en voor jongeren in een kwetsbare positie.

Voor de uitvoering van de maatregelen zijn de regionale programmagelden beschikbaar, in 2020 een bedrag van € 49,6 miljoen. Deze middelen komen deels via de contactschool naar de regio (€ 30,4 miljoen) en deels via de contactgemeente (€ 19,2 miljoen, zie instrument bijdrage aan medeoverheden). In elke regio moet minimaal één plusvoorziening zijn voor overbelaste jongeren.

Subsidies

Subsidieregeling praktijkleren

De subsidieregeling praktijkleren is bedoeld om werkgevers te stimuleren praktijk- en werkleerplaatsen aan te bieden. Dankzij de regeling kunnen leerlingen, studenten of werknemers die een (beroeps)opleiding volgen, zich beter voorbereiden op de arbeidsmarkt en kunnen werkgevers beschikken over beter opgeleid personeel. De subsidie is een tegemoetkoming in de kosten die een werkgever maakt voor begeleiding. De subsidieregeling praktijkleren is in 2019 tot 2023 verlengd. Aan de subsidieregeling is voor de komende vijf jaar € 10,6 miljoen per jaar toegevoegd om de sectoren landbouw, horeca en recreatie tegemoet te komen met een extra investering in de scholing van werknemers (motie Heerma). Deze stimulering vindt plaats via een tegemoetkoming in de begeleidingskosten voor bbl-stageplekken.

Leven lang ontwikkelen

OCW werkt met andere departementen, sociale partners, onderwijsinstellingen en andere stakeholders aan het realiseren van een doorbraak op leven lang ontwikkelen. De scholingsaftrek wordt met één jaar verlengd en is voor 2020 nog van kracht. Het kabinet is voornemens om de huidige fiscale aftrek van scholingsuitgaven om te vormen tot een gerichte uitgavenregeling, het STAP-budget (Stimulering Arbeidsmarktpositie). In 2020 is in de OCW-begroting € 11,75 miljoen beschikbaar voor het verbeteren van de randvoorwaarden voor leven lang ontwikkelen. OCW zorgt daarbij voor flexibilisering van het mbo en het verkennen van een digitaal overzicht van scholingsmogelijkheden en (op termijn) financiële rechten.

Tel mee met taal

Ter ondersteuning van de aanpak van laaggeletterdheid worden in 2020 middelen beschikbaar gesteld als bijdrage aan het landelijke programma «Tel mee met Taal» dat door de ministeries van OCW, SZW, VWS en BZK wordt uitgevoerd en gefinancierd. Op 18 maart 2019 heeft de Tweede Kamer een brief ontvangen waarin het kabinet maatregelen aankondigt om de aanpak van laaggeletterdheid in de periode 2020–2024 een extra impuls te geven. Het totaal beschikbare bedrag voor dit programma is verhoogd, mede dankzij een intensivering van € 5 miljoen in het Regeerakkoord van het kabinet. Met het programma «Tel mee met Taal» worden onder andere gemeenten, aanbieders van cursussen, werkgevers, bibliotheken en maatschappelijke organisaties ondersteund om laaggeletterden te herkennen, door te verwijzen en te scholen. De activiteiten worden door verschillende partijen uitgevoerd.

Loopbaanoriëntatie (LOB)

De LOB-middelen worden ingezet om de studiekeuze- en arbeidsmarktvoorlichting van (aankomende) mbo-studenten te verbeteren met onder meer de portal «Kies MBO» door SBB. Ook wordt geïnvesteerd in verbetering van de loopbaanbegeleiding in de mbo-instellingen. Deze middelen zullen ook ingezet kunnen worden voor activiteiten ten behoeve van doorstroom van mbo naar hbo.

Vakwedstrijden mbo

Voor het organiseren van vakwedstrijden is de subsidieregeling vakwedstrijden vmbo en mbo opgesteld. De regeling is in de zomer van 2019 gepubliceerd. Organisaties die in de periode 2020–2023 jaarlijks de nationale vakwedstrijden in het vmbo, de nationale vakwedstrijden in het mbo en/of de internationale vakwedstrijden in het mbo willen organiseren, kunnen hiervoor een subsidie aanvragen.

Overige subsidies

Hieronder vallen posten zoals technieknetwerken, het netwerk burgerschap en het kennispunt onderwijs en examinering.

Opdrachten

In- en uitbesteding

Dit betreft middelen voor diverse beleidsgerichte activiteiten en onderzoeken en uitvoeringskosten Dienst Uitvoering Subsidies Instellingen (DUS-I).

Bijdrage aan agentschappen

Dienst Uitvoering Onderwijs

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) worden middelen verstrekt voor het uitvoeren van de subsidieregeling praktijkleren.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

College voor Toetsen en Examens

Het College voor Toetsen en Examens (CvTE) is een ZBO dat verantwoordelijk is voor de centrale examens Nederlandse taal, rekenen en Engels in het mbo en de staatsexamens Nederlands als tweede taal.

Wet SLOA

Op basis van de Wet SLOA worden middelen toegekend aan Stichting CITO, voor het ontwikkelen van de centrale examens Nederlandse taal, rekenen en Engels in het mbo.

SBB

De Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) ontvangt middelen om de wettelijke taken uit te voeren, waarmee wordt bijgedragen aan het primaire proces van het beroepsonderwijs. Hiertoe behoort het ontwikkelen en onderhouden van de kwalificatiestructuur. Tevens werft en accrediteert de SBB leerbedrijven, zorgt zij voor voldoende leerwerkplekken en bevordert zij de kwaliteit van deze plaatsen. De samenwerking van onderwijs en bedrijfsleven binnen één organisatie draagt bij aan kwalitatief goed beroepsonderwijs met opleidingen die up-to-date zijn en voldoende, goede stageplaatsen.

Bijdrage aan medeoverheden

RMC’s

Dit betreft de bekostiging van de uitvoering van de taken van de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie (RMC) van 39 RMC-regio’s. Daarvoor is in 2020 € 35,3 miljoen beschikbaar. De RMC heeft als taak om van jongeren tot 23 jaar die niet meer kwalificatieplichtig zijn en die geen startkwalificatie hebben, de deelname aan onderwijs en arbeidsmarkt te volgen. En vervolgens ervoor te zorgen, samen met andere betrokken partijen in de regio, dat deze jongeren worden begeleid naar school, zorg, werk of een combinatie daarvan. De financiering voor de uitvoering van de RMC-taak vindt plaats middels een specifieke uitkering. De verdeling en uitbetaling van de middelen voor 2020 is geregeld in het Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten.

Educatie

Gemeenten ontvangen budget om cursussen taal, rekenen en digitale vaardigheden aan te bieden aan hun laaggeletterde volwassen inwoners. De doelgroep betreft zowel volwassenen die Nederlands als eerste taal en als tweede taal hebben, maar niet inburgeringsplichtig zijn. Sinds 1 januari 2015 wordt het educatiebudget per specifieke uitkering verstrekt aan samenwerkende gemeenten binnen een arbeidsmarktregio (via de contactgemeente). Gemeenten hebben voor de besteding van dit budget «inkoopvrijheid». Zij kiezen zelf aanbieders op basis van de vraag en behoefte van hun doelgroepen.

Regionaal Programma

Deze middelen komen deels via de contactschool naar de regio (€ 30,4 miljoen, zie instrument bekostiging) en deels via de 39 RMC-contactgemeenten (€ 19,2 miljoen) in de vorm van een specifieke uitkering. De verdeling en uitbetaling van de middelen voor 2020 is geregeld in de Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten 2017.

Caribisch Nederland

Op artikel 4 BVE zijn tot en met 2019 middelen gereserveerd voor het verder verbeteren van de kwaliteit van het gehele onderwijs in Caribisch Nederland tot een naar Nederlandse maatstaven aanvaardbaar niveau. Een groot gedeelte van het budget is bestemd voor de verbetering van de onderwijshuisvesting. Daarnaast is er voor samenwerking met Curaçao, Sint Maarten en Aruba structureel een beperkt budget beschikbaar, bestemd voor het bevorderen van voorzieningen in de regio, mede ten behoeve van de inwoners van Caribisch Nederland. Deze verbetermiddelen voor Caribisch Nederland en de middelen voor de samenwerking met Curaçao, Sint Maarten en Aruba zijn met ingang van 2020 overgeboekt naar artikel 1 Primair onderwijs in verband met het overdragen van de budgetverantwoordelijkheid. Hierbij gaat het om een bedrag van € 16,1 miljoen voor 2020 aflopend naar € 12 miljoen in 2024.

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Staatssecretaris van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage «Fiscale regelingen» in de Miljoenennota. De fiscale regelingen die niet in onderstaande tabel zijn opgenomen, maar wel op dit beleidsartikel betrekking hebben, zijn:

  • Vrijstelling voorwerpen van kunst en wetenschap box 3

  • BTW Vrijstelling componisten, schrijvers en journalisten

Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en een programmering van evaluaties voor toekomstige jaren wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota «Toelichting op de fiscale regelingen».

Tabel 4.4 Fiscale regelingen 2018–20120 budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)1
 

2018

2019

2020

Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten)

240

237

238

1

[–] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

Overzicht specifieke uitkeringen

Tabel 4.5 Overzicht specifieke uitkeringen (bedragen in miljoenen euro’s)
 

2019

2020

2021

2022

2023

2024

1.

Ontvangende partij(en)

35,3

35,3

35,3

35,3

35,3

35,3

 

Gemeenten

           
 

Korte omschrijving uitkering

           
 

Dit betreft de bekostiging van de uitvoering van de taken van de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie (RMC) van 39 RMC-regio’s. De verdeelsleutel ligt vast in een ministerieel besluit.

           
 

Vindplaats regelgeving

           
 

Artikel 8.3.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs

           

2.

Ontvangende partij(en)

60,4

60,4

60,4

60,4

60,4

60,4

 

Gemeenten

           
 

Korte omschrijving uitkering

           
 

Sinds 1 januari 2015 wordt het educatiebudget per specifieke uitkering verstrekt aan samenwerkende gemeenten binnen een arbeidsmarktregio (via de contactgemeente).

           
 

Vindplaats regelgeving

           
 

Wijzigingswet Wet participatiebudget, enz. (invoeren specifieke uitkering educatie en vervallen verplichte besteding educatiemiddelen bij regionale opleidingencentra)

           

3.

Ontvangende partij(en)

18,5

19,2

19,2

19,2

19,2

19,2

 

Gemeenten

           
 

Korte omschrijving uitkering

           
 

De middelen voor de uitvoering van de maatregelen uit het Regionaal Programma worden deels aan de RMC-contactgemeenten verstrekt.

           
 

Vindplaats regelgeving

           
 

Artikel 8.3.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs

           
Licence